Wijzigingen Subsidiegids Platteland
Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 12 oktober 2015, kenmerk 3.7/2015004142, team Plattelandsontwikkeling, tot bekendmaking van hun besluit tot wijziging van de Subsidiegids Platteland
 
 
 
Gedeputeerde Staten van Drenthe;
 
 
BESLUITEN:
 
 
in te stemmen met de wijzigingen in de Subsidiegids Platteland, zoals vastgesteld bij hun besluit van 10 december 2013, kenmerk 3.7/2013008983, Provinciaal Blad nummer 60 van 2013.
 
 
Gedeputeerde Staten voornoemd,
 
dr.h.c. J. Tichelaar, voorzitter
mevrouw mr. A.M. van Schreven, secretaris
 
 
Uitgegeven 23 oktober 2015
 
 
SUBSIDIEGIDS NATUURLIJK PLATTELAND
 
1. Subsidies algemeen
1.1. Subsidiekader
1.2. Algemene criteria
1.3. Europa
 
2. Subsidies voor natuur
2.1. Realisatie natuur
2.1.a. Subsidieregeling grondaankoop EHS
2.1.b. Verplaatsingsregeling grondgebonden agrarische bedrijven
2.1.c. Verplaatsingsregeling Drentse bedrijven
2.1.d. Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap
2.1.e. Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)
 
2.2. Biodiversiteit
2.3. Behoud, beheer en ontwikkeling van nationale parken
2.4. Milieukwaliteit NNN, VHR en Natuurbeschermingsgebieden
2.4.a. Verbetering van de waterkwaliteit in watergangen
2.4.b. Herstel en behoud van bodemkwaliteit met betrekking tot verzuring en vermesting
2.4.c. Herstel verdroogd gebied
2.5. Instandhouding schaapskuddes
 
3. Subsidies voor landbouw
3.1. Grondgebonden landbouw
3.1.a. Landinrichtingsafspraken
3.1.b. Kavelruilfaciliteiten
 
4. Subsidies voor landschap
4.1. Nationaal Landschap
4.1.a. Realisatie uitvoeringsprogramma Drentsche AA
 
5. Subsidies voor water
5.1. Water bergen en vasthouden
5.2. Synergieprojecten (KRW en WB21)
5.3. Grondwater
5.4. Zoetwatervoorziening
 
6. Subsidies voor recreatie en toerisme en duurzaam ondernemen
6.1. Landelijke routenetwerken en toeristische infrastructuur
6.2. Versterken toeristische voorzieningen
6.3. Innovatie en samenwerking landbouw
 
7. Bijlagen
7.1. Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap
 
 
1. SUBSIDIES ALGEMEEN
1.1. Subsidiekader
Het subsidiekader van het in ontwikkeling zijnde Programma Natuurlijk Platteland wordt gevormd door:
- de Algemene Subsidieverordening Drenthe 2012 (ASV) ; dit is het juridische kader op grond waarvan de subsidie kan worden verleend;
- voorliggende subsidiegids waarin per thema staat aangeven:
- welke maatregelen en activiteiten subsidiabel zijn;
- wie eindbegunstigden kunnen zijn;
- welke specifieke subsidievoorwaarden van toepassing zijn;
- welk subsidiebedrag of subsidiepercentage maximaal kan worden verleend.
 
1.2. Algemene criteria
Een aanvraag past binnen dit subsidiekader als de activiteit qua aard en doel aansluit bij de in het Programma Natuurlijk Platteland (hierna te noemen: Programma) benoemde maatregelen, activiteiten en prioriteiten. Aanvragen dienen te voldoen aan de juridische eisen, zoals een tijdige indiening.
Aanvragen worden altijd afzonderlijk beoordeeld en soms ook in verhouding tot andere (mogelijke) aanvragen. Een onderdeel daarvan is de kwalitatieve beoordeling, waarbij wordt gekeken naar de mate waarin de te subsidiëren activiteit bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen.
Voorrang wordt gegeven aan aanvragen die sterker scoren op de volgende criteria.
- Doelgerichtheid: de omvang van de verwachte effecten van het project in relatie tot de doelstellingen.
- Gerichtheid op integraal werken: de mate waarin het project verband houdt met andere activiteiten waaraan wordt bijgedragen. De gedachte hierachter is dat het koppelen van maatregelen tot integrale projecten mogelijkheden biedt om voor bepaalde sectoren of gebieden méér te doen dan wat bij afzonderlijke activiteiten haalbaar is.
- Kosteneffectiviteit: de mate waarin sprake is van een gunstige verhouding tussen kosten en effecten.
- Samenwerking en marktgerichtheid: de mate waarin activiteiten daadwerkelijk van start tot afsluiting van het project gezamenlijk door (bijvoorbeeld) overheden, instellingen en bedrijven worden uitgevoerd, en de mate waarin het project aansluit bij potentiële ontwikkelingen in de markt (wat onder meer tot uiting kan komen in uitgelokte particuliere investeringen).
- Behoefte: de noodzaak van het project zoals deze door de aanvragers wordt onderbouwd.
- Haalbaarheid: de technische en financiële haalbaarheid van het project.
- Vernieuwing: de meerwaarde van het project ten opzichte van bestaande projecten.
- Omvang eigen bijdrage: de mate waarin belanghebbenden door eigen financiële bijdragen laten blijken dat ze zelf gewicht hechten aan het project.
 
Verdelingsmaatstaf
GS kunnen op grond van de ASV aangeven hoe de verdeling van de subsidies zal plaatsvinden. Daarbij is gekozen voor een "wie het eerst komt, het eerst maalt" principe.
 
Indien activiteiten mede worden gefinancierd met subsidies van de Europese Commissie (vanuit het POP3), gelden met betrekking tot de indiening EU-verordeningen en de regels van het POP3.
 
Subsidiepercentages
Hierna zijn voor de verschillende onderdelen, waarvoor subsidie kan worden verleend, maximum subsidiepercentages aangegeven. De middelen voor de subsidie kunnen afkomstig zijn van Europa en/of provincie. GS kunnen, indien daartoe aanleiding bestaat, van de maxima afwijken, bijvoorbeeld als aan meer projecten een bijdrage kan worden verleend.
Wanneer (een deel van) de subsidie afkomstig is uit het Europese plattelandsontwikkelingsprogramma (POP3) zijn de percentages die het POP3 daarvoor aangeeft leidend.
Cofinanciering (bijvoorbeeld door gebiedspartners of particulieren) is niet in de hier vermelde subsidiepercentages opgenomen.
In de beschikking waarmee de subsidie wordt verleend, wordt zoveel mogelijk zichtbaar gemaakt welke financiële stromen ten grondslag liggen aan de subsidieverlening en welke specifieke verplichtingen en voorwaarden op grond daarvan op de subsidieverlening van toepassing zijn.
 
Subsidieplafonds
GS stellen jaarlijks subsidieplafonds vast en maken deze bekend. Daarmee wordt aangegeven welk bedrag gedurende een jaar beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies op grond van onder meer deze subsidiegids. Als door verstrekking van de subsidie het plafond zou worden overschreden, is dat een reden om de subsidie te weigeren. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling van de subsidies vermeld.
 
Niet-subsidiabele kosten
Er wordt geen subsidie verstrekt voor:
a. kosten die uit anderen hoofde zijn of worden gesubsidieerd;
b. kosten die zíjn gemaakt voorafgaand aan de ontvangstbevestiging van de aanvraag, tenzij het betreft kosten van voorbereiding, planvorming, onderzoek of voorlichting;
c. verrekenbare of compensabele belastingen, heffingen of lasten;
d. kosten van bodemsanering voor zover verhaal op de vervuiler of een beroep op fondsen mogelijk is;
e. kosten van rente, bankdiensten, financieringen, gerechtelijke procedures, boetes of sancties;
f. kosten van activiteiten die redelijkerwijs kunnen worden gedekt uit de inkomsten die met deze activiteiten verband houden;
g. kosten om te voldoen aan wettelijke verplichtingen of aan gangbare minimumkwaliteitseisen;
h. kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, onderhoud of herstelwerkzaamheden;
i. exploitatiekosten die niet verband houden met de aanloopfase van een activiteit.
GS kunnen hiervan afwijken.
 
Opdrachten aan derden
1. Indien de subsidieontvanger een aanbestedende dienst is, geldt de volgende verplichting.
a. Als de aanbestedende dienst een publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze voor de uitvoering van de activiteiten het eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen of, bij afwezigheid daarvan, het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden.
b. Als de aanbestedende dienst geen publiekrechtelijke rechtspersoon is, dient deze het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen. Hiervan kan door GS ontheffing worden verleend, indien de aanbestedende dienst aantoont dat zijn eigen beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden naar Europese normen voldoende transparant, objectief en niet discriminatoir is.
2. Indien de activiteiten voor meer dan 50% door een aanbestedende dienst worden gesubsidieerd, dient de subsidieontvanger het provinciale beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden toe te passen. Hiervan kan door GS ontheffing worden verleend indien op het project het beleid voor het verstrekken van opdrachten aan derden van een andere overheid van toepassing is.
 
Instandhouding
De subsidieontvanger houdt minstens 5 jaar na subsidievaststelling, of zolang als in de beschikking vermeld, de activiteiten of de resultaten van de activiteiten in stand. GS kunnen hiervan op verzoek ontheffing verlenen.
 
1.3. Europa
Steunmaatregelen volgens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)
Bij het verlenen van subsidies door (decentrale) overheden moeten de aanvrager en de subsidiegever rekening houden met de voorschriften, die de Europese Commissie verbindt aan het verlenen van financiële steun. Dit betekent dat steeds moet worden nagegaan of er sprake is van een steunmaatregel, en zo ja, of die steunmaatregel aan de Europese Commissie moet worden gemeld.
 
Bepaalde maatregelen waarmee staatssteun verleend wordt, mogen zonder melding aan of toestemming van de Europese Commissie worden uitgevoerd, onder andere op basis van de de-minimisregeling. Er geldt een maximale vrijgestelde steun van € 200.000,--, binnen een periode van 3 jaar voor een onderneming respectievelijk € 15.000,-- per periode van 3 jaar voor de landbouwproducent. De subsidiegever en de subsidieontvanger moeten bijhouden of het totaal aan verleende steun over een bepaalde periode niet boven het de-minimusbedrag uitkomt.
 
Daarnaast geldt een algemene groepsvrijstellingsverordening en gelden er aparte steunmaatregelen voor midden en kleine bedrijven in de landbouw van de Europese Commissie.
 
Het begrip ‘staatssteun’ dient breed te worden opgevat. Van staatssteun is niet alleen sprake bij het verstrekken van directe overheidssubsidies aan ondernemingen; een steunmaatregel kan ook indirect zijn. Zo kunnen onder meer als staatssteun worden aangemerkt: garanties of middelen die tegen niet-marktconforme voorwaarden worden verstrekt, verkoop van grond of gebouwen voor lagere prijzen dan de marktprijs, verlichting van financiële lasten voor specifieke bedrijven en door decentrale overheden uitgevoerde werkzaamheden (bijvoorbeeld de aanleg van infrastructurele voorzieningen) waarvan het directe openbare belang discutabel is en die een voordeel opleveren voor bepaalde bedrijven. De vorm, de reden en het doel van de toegekende steun zijn niet van belang; alleen de uitwerking ervan op de concurrentie telt mee.
 
Overeenkomstig artikel 107, lid 1 VWEU is er sprake van staatssteun als er aan de volgende criteria is voldaan.
- De steun wordt door de overheid verleend of met de overheidsmiddelen bekostigd.
- De steun verschaft een economisch voordeel aan onderneming(en) die zij niet langs de normale commerciële weg zouden hebben verkregen.
- Dit voordeel is selectief, wat inhoudt dat het ten goede komt van bepaalde onderneming(en).
Het voordeel moet de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen en een (potentiële) invloed op de tussenstaatse handel hebben.
 
Het begrip ‘onderneming’ wordt door het Europese Hof van Justitie uitgelegd als "elke eenheid die een economische activiteit uitoefent ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd". Dit betekent dat ook stichtingen en verenigingen als onderneming kunnen worden gezien als hun activiteiten ook op een markt (kunnen) worden aangeboden.
 
Concurrentievervalsing en beïnvloeding van het handelsverkeer zijn moeilijk vast te stellen. De Europese Commissie oordeelt vaak al snel dat hiervan sprake is. Bij het voldoen aan de eerste 3 criteria moet er daarom in principe al overgegaan worden tot melding, tenzij er evident sprake is van een activiteit met slechts een lokaal bereik.
 
Bij subsidies kan sprake zijn van staatssteun. Dit wil nog niet zeggen dat geen subsidie kan worden verleend. Als de aanvraag past binnen een van de zogenaamde vrijstellingsverordeningen van de Europese Commissie kunnen GS positief beslissen over een aanvraag.
Los van de vrijstellingsverordeningen kan de Europese Commissie goedkeuring verlenen voor steunmaatregelen die "verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt" (artikel 97, derde lid, van het EG verdrag). Door de provincies is samen met het ministerie van EZ goedkeuring gevraagd voor subsidiemogelijkheden in een zogeheten Catalogus Groenblauwe Diensten. Deze heeft dezelfde werking als een vrijstellingsverordening: de steun is toelaatbaar mits de aanvullende criteria en voorschriften in acht worden genomen. Mogelijk worden in de toekomst nog andere steun-modules gezamenlijk ontwikkeld.
 
Europese middelen
Bij subsidies waarbij Europese middelen zijn betrokken, gelden aanvullende Europese voorwaarden. Binnen dit subsidiekader gaat het om middelen uit het bij verordening (EG), nummer 1290/2005, opgerichte Europees LandbouwFonds voor PlattelandsOntwikkeling (ELFPO). Gedeputeerde Staten (GS) zijn aangewezen als beschikkend bestuursorgaan voor deze "POP subsidies". Betaalorgaan is sinds medio 2015 de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) van het ministerie van EZ. Indien voor een activiteit cofinanciering mogelijk is met POP3 middelen, staat meteen vast dat de subsidie voldoet aan de eisen van staatssteun.
 
POP3
Via het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (POP3) kunnen activiteiten op het gebied van plattelandsontwikkeling gesubsidieerd worden. Het opstellen van een POP is een voorwaarde om subsidie uit het ELFPO te kunnen verstrekken. Financiële middelen die door middel van het POP3 als subsidie worden verstrekt zijn afkomstig vanuit het ELFPO en van nationale overheden (bestaande uit nationale co-financiering naast de ELFPO-middelen en voor het POP3 beschikbaar gestelde aanvullende nationale financiering).
Steun voor plattelandsontwikkeling uit POP3 is vrijgesteld van de staatssteunregels voor zover het subsidies aan de primaire landbouw betreft. Maar voor steun aan niet-primaire landbouwondernemingen zijn de staatssteunregels wel van toepassing. Het POP3 is in februari 2015 goedgekeurd door de Europese Commissie. De uitwerking vindt plaats in een interprovinciaal opgestelde verordening, die medio 2015 wordt vastgesteld door Provinciale Staten (Verordening POP3-subsidies provincie Drenthe).
 
2. SUBSIDIES VOOR NATUUR
2.1. Realisatie natuur
2.1.a. Subsidieregeling grondaankoop EHS
 
Subsidieregeling voor grondverwerving ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur
 
Paragraaf 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 (definities)
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. BBL: Bureau beheer landbouwgronden, genoemd in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;
b. EHS: ecologische hoofdstructuur, zoals die globaal is aangegeven op kaart 5 van de planologische kernbeslissing van de Nota Ruimte (Kamerstukken II 2004/05, 29 435, nr. 125) en zoals nader door de provincie concreet is begrensd in de Omgevingsvisie Drenthe, Kaart 2.a., Kernkwaliteit natuur;
c. robuuste verbindingen: robuuste verbindingen, zoals die zijn omschreven in de Nota Ruimte;
d. terreinen: gronden, daaronder begrepen natuurterreinen, wateren, landgoederen, bossen en andere houtopstanden, alsmede de op die gronden gelegen objecten, die van belang of potentieel belang zijn om hun natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege bosbouwkundige waarden;
e. natuurbeheer: beheer van grond met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;
f. natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.1 in de Subsidieverordening natuur- en land-schapsbeheer;
g. natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond waarop natuurbeheer wordt uitgeoefend;
h. Natuurgebied: begrensd natuurgebied als bedoeld in de index van het Subsidiestelsel Natuur- en landschapsbeheer N00.01 (nog om te vormen naar natuur);
i. PNB-subsidie: subsidie voor de verwerving van grond, verstrekt op grond van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, zoals die gold tot 1 januari 2008 of op grond van deel III van het provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied, zoals die gold tot 1 januari 2012;
j. reële marktwaarde: de waarde zoals die door een onafhankelijke taxateur is vastgesteld;
k. verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of het recht van erfpacht.
 
Artikel 2 (subsidie)
1. GS kunnen subsidie verstrekken met betrekking tot terreinen voor:
a. de kosten van verwerving, en
b. de kosten voor beëindiging van pachtovereenkomsten;
2. De in het eerste lid bedoelde subsidie wordt verstrekt met betrekking tot terreinen:
a. die door de provincie zijn begrensd als natuurgebied, onderdeel uitmakend van de EHS;
b. die worden ingezet als ruilgrond voor realisatie EHS; waarbij GS nadere bepalingen opnemen in de beschikking over de termijn waarop de gronden moeten zijn ingezet voor realisatie van de EHS;
c. die zijn gelegen in een door GS als zodanig aangemerkt gebied met hoge actuele natuurwetenschappelijke-, landschappelijke-, cultuurhistorische- of bosbouwkundige waarden;
d. Of voor verwerving van bos- en landschapselementen als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onderdeel b, van de Landinrichtingswet, die zijn aangelegd in het kader van landinrichtingsprojecten.
3. De in het tweede lid, onderdeel c en d bedoelde terreinen kunnen alleen voor subsidie in aanmerking worden gebracht als dit naar het oordeel van GS noodzakelijk is, in het bijzonder als bescherming van het behoud van de natuurbestemming van het terrein op een andere wijze niet toereikend of mogelijk is.
 
Artikel 3 (begunstigden)
Een subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, kan worden verleend aan een ieder die:
a. duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan, en;
b. eventuele opbrengsten van de met subsidie te verwerven terreinen uitsluitend besteedt ten behoeve van het in onderdeel a beschreven doel.
 
Artikel 4 (Subsidieplafond en openstelling)
1. Op grond van deze regeling kan uitsluitend subsidie worden verstrekt als GS de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag tot subsidieverlening heeft opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en van een periode voor indiening van de aanvraag.
2. GS maken uiterlijk 6 weken voor aanvang van de openstellingsperiode een besluit als bedoeld in het eerste lid bekend in het Provinciaal Blad.
 
Artikel 5 (rangschikking: volgorde van ontvangst)
1. GS rangschikken aanvragen tot subsidieverlening die in eenzelfde openstellingsperiode zijn ingediend per subsidieplafond in volgorde van ontvangst, waarbij aanvragen met dezelfde ontvangstdatum worden gerangschikt door loting, voor zover op die datum het subsidieplafond wordt overschreden.
2. Volgens de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.
3. Als een aanvraag naar het oordeel van GS onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum die wordt bepaald door de datum waarop de onvolledige aanvraag is ingediend te vermeerderen met de periode gelegen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop GS de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.
 
Artikel 6 (niet voor subsidie in aanmerking komende kosten)
1. Verschuldigde BTW komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking ingeval de subsidieaanvrager de BTW niet kan verrekenen met de door hem af te dragen omzetbelasting.
2. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten die zijn aangevangen op of na de subsidieverlening.
 
Artikel 7 (voorschot)
1. GS kunnen op aanvraag een voorschot verlenen aan de subsidieontvanger.
2. In totaal is het bedrag aan voorschotten niet groter dan 95% van het ten hoogste te verstrekken subsidiebedrag.
 
Artikel 8 (beslistermijn)
GS beslissen binnen 13 weken op een aanvraag. De beslissing kan eenmaal met ten hoogste 13 weken worden verdaagd.
 
Artikel 9 (bewaren subsidiedocumenten)
Een subsidieontvanger bewaart de administratie en alle documenten inzake een door hem op grond van deze regeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste 20 jaar nadat de desbetreffende subsidie is verleend.
 
Artikel 10 (begroting)
Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
 
Artikel 11 (wettelijke rente)
Als toepassing wordt gegeven aan artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht, worden terug te vorderen bedragen vermeerderd met de wettelijke rente die wordt berekend over de periode die verstrijkt tussen de kennisgeving van de terugvorderingsverplichting aan de subsidieontvanger en de terugbetaling door de subsidieontvanger.
 
Artikel 12 (anticumulatie)
Voor zover voor de verwerving of het pachtvrij maken van grond, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, subsidie is verstrekt door GS op grond van een andere regeling of door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie meer bedraagt dan de werkelijke kosten wordt de subsidie zoveel lager verleend als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of maximale vergoeding op grond van Europese voorschriften of deze regeling, te voorkomen.
 
Artikel 13 (vervallen)
 
Paragraaf 2. Subsidie voor verwerving
 
Artikel 14 (aanvraag subsidieverlening)
1. Een aanvraag tot verlening van een subsidie voor de kosten van verwerving als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt met gebruikmaking van een daartoe door GS vastgesteld formulier uiterlijk op de dag voor het passeren van de koopakte ingediend bij GS.
2. Een formulier als bedoeld in het eerste lid vereist in ieder geval:
a. een overzicht van de subsidiabele kosten waar de aanvraag betrekking op heeft;
b. een begroting van de subsidiabele kosten;
c. in voorkomend geval een mededeling van andere subsidies, zoals bedoeld in artikel 12;
d. een door een onafhankelijk taxateur uitgevoerde taxatie van het te verwerven terrein;
e. een kadastrale omschrijving van het terrein ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd;
f. voor zover subsidie wordt verleend ten behoeve van verkrijging van het erfpachtrecht op grond, een ondertekende schriftelijke toezegging van de eigenaar van het desbetreffende terrein, dat binnen een jaar na subsidieverlening de eigenaar met GS een overeenkomst als bedoeld in artikel 17 van deze regeling sluit.
3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat in elk geval vergezeld van een kaart met topografische ondergrond met daarop de ligging van de te verwerven grond.
4. In het overzicht, bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt in voorkomend geval in elk geval aangegeven of de kosten voor verwerving tevens kosten omvatten die verbonden zijn aan het vrijmaken van het te verwerven terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of, voor zover het een aanvraag tot verlening van subsidie voor de verkrijging van eigendom van een terrein betreft, erfpacht.
5. In de begroting, bedoeld in het tweede lid, onder b, wordt in voorkomend geval in elk geval aangegeven de hoogte van de kosten die verbonden zijn aan het vrijmaken van de te verwerven terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of, voor zover het een aanvraag tot verlening van subsidie voor de verkrijging van eigendom van een terrein betreft, erfpacht.
 
Artikel 15 (subsidiabele kosten)
1. Als subsidiabele kosten worden aangemerkt:
a. de kosten voor de verwerving van het in artikel 2 bedoelde terrein, voor zover deze kosten niet meer bedragen dan de reële marktwaarde;
b. de kosten die verbonden zijn aan het vrijmaken van het terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of erfpacht;
c. de kosten voor het kadastraal recht en het registratierecht;
d. veilingkosten;
e. notariskosten, waaronder mede wordt verstaan de kosten van het opmaken van de notariële akte, bedoeld in artikel 17, eerste lid;
f. de kosten van inschrijving in de openbare registers, bedoeld in artikel 17, eerste lid;
g. overdrachtsbelasting voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;
h. schenkingsrecht, voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;
i. het afkoopbedrag van de landinrichtingsrente voor zover die rust op het verworven terrein;
j. kosten van hervestiging, beëindiging of onteigening, voor zover deze kosten bij verkoop van gronden door BBL dan wel de provincie aan de betrokken subsidieontvanger in het aankoopbedrag van een terrein worden doorberekend;
k. kosten voor bodemonderzoek.
2. GS kunnen bij de beschikking tot subsidieverlening besluiten dat tot een door hen vast te stellen maximumbedrag tevens als subsidiabele kosten worden aangemerkt:
a. kosten van het wegwerken van het ten tijde van de verwerving aanwezige achterstallig onderhoud om de gronden te kunnen beheren;
b. kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen;
c. taxatie- en bemiddelingskosten.
 
Artikel 16 (afroming vermogenswinst)
1. In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, a, c, d en e, Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan GS.
2. De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt door GS vastgesteld op de gerealiseerde vermogenstoename en bepaald aan de hand van de waarde van het met subsidie verworven terrein op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.
 
Artikel 17 (kwalitatieve verplichting)
1. Binnen 2 weken na subsidieverlening sluiten de subsidieontvanger en GS een overeenkomst, waarin is opgenomen:
a. de verplichting, inhoudende dat degene aan wie het terrein toebehoort, het desbetreffende terrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort;
b. dat de verplichtingen, bedoeld onder a. zullen overgaan op degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn degene die van de rechthebbende een recht op gebruik van het goed zullen krijgen.
2. De overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt bij overdracht van het terrein ingeschreven in de openbare registers.
3. Voor zover aan de subsidieontvanger subsidie is verleend voor de verkrijging van het recht van erfpacht wordt de in het eerste lid bedoelde overeenkomst afgesloten tussen GS en de eigenaar van het terrein.
 
Artikel 18 (verplichtingen subsidieontvanger)
1. Een subsidieontvanger:
a. verwerft het terrein waarvoor hij subsidie ontvangt binnen een tijdvak van 12 weken na de subsidieverlening;
b. beheert het verworven terrein direct na verwerving als natuur en binnen 2 jaar na verwerving overeenkomstig het natuurbeheertype, dat ingevolge het natuurbeheerplan op dit terrein in stand moet worden gehouden;
c. overlegt en werkt samen met de beheerders van de omliggende natuurterreinen om tot een samenhangend beheer te komen;
d. is het niet toegestaan om de verworven terreinen te vervreemden, in erfpacht uit te geven, of daarop zakelijke rechten te vestigen, behoudens toestemming door GS;
e. sloopt de gebouwen waarvoor een subsidie overeenkomstig artikel 15, tweede lid, onderdeel b voor het verlies bij sloop van gebouwen is verleend, binnen een jaar na subsidieverlening, tenzij door GS een andere termijn wordt bepaald;
f. draagt ervoor zorg dat het verworven terrein ten minste 358 dagen per jaar kosteloos wordt opengesteld en toegankelijk blijft, tenzij daarvan door GS ontheffing is verleend op grond van zwaarwegende natuurwetenschappelijke belangen, bescherming van de persoonlijke levenssfeer, of de aard van het terrein;
g. besteedt eventuele opbrengsten van het verworven terrein uitsluitend ten behoeve van het in artikel 3, onderdeel a beschreven doel.
2. Indien het niet mogelijk is om het verworven terrein binnen de in het eerste lid, onderdeel b gestelde termijn overeenkomstig het daar gestelde te beheren, kunnen GS besluiten tot een andere termijn.
3. De subsidieontvanger is verplicht om GS 2 maanden voorafgaand aan een voorgenomen vervreemding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, hiervan schriftelijk in kennis te stellen en haar te informeren over de datum van verkoop en levering en de hoogte van de verkoopprijs van het terrein.
4. De subsidieontvanger is bij vervreemding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, met uitzondering van het geval waarin GS daarvoor toestemming hebben gegeven en deze toestemming daarin niet voorziet, verplicht de ingevolge deze regeling verleende subsidie binnen een termijn van 6 maanden terug te betalen aan GS.
 
Artikel 19 (aanvraag subsidievaststelling)
1. Een subsidieontvanger dient binnen 12 weken na verwerving van het terrein een aanvraag tot subsidievaststelling in.
2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat in elk geval vergezeld van:
a. een afschrift van de notariële akte van de aankoop van het betrokken terrein of een afschrift van de akte van vestiging van het erfpachtrecht op het betrokken terrein;
b. een overzicht van alle uitgaven met daarbij aangegeven met welke subsidie de uitgaven zijn gefinancierd;
c. de onderliggende bewijsstukken bij het overzicht van alle uitgaven;
d. in voorkomend geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek.
 
Paragraaf 3 Subsidie voor pachtvrij maken van grond
 
Artikel 20 (aanvraag subsidieverlening)
1. Een aanvraag tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt met gebruikmaking van een daartoe door GS vastgesteld formulier uiterlijk op de dag voor de beëindiging van de pachtovereenkomst ingediend bij GS.
2. Een formulier als bedoeld in het eerste lid vereist in ieder geval van de aanvrager:
a. een overzicht van de subsidiabele kosten waar de aanvraag betrekking op heeft;
b. een begroting van de subsidiabele kosten,;
c. in voorkomend geval een mededeling van andere subsidies, zoals bedoeld in artikel 12;
d. een door een onafhankelijke taxateur uitgevoerde taxatie van de met de beëindiging van de pachtovereenkomst gemoeide kosten;
e. een kadastrale omschrijving van het terrein ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd.
3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat in elk geval vergezeld van een kaart met topografische ondergrond met daarop de ligging van het terrein waarop het recht op pacht is gevestigd.
4. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.
 
Artikel 21 (voorwaarden subsidieverlening)
Subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt slechts verleend voor zover:
een subsidieontvanger eigenaar of erfpachter is van een terrein waarop reeds vóór het tijdstip dat het terrein door de subsidieontvanger is verworven, pachtrechten zijn gevestigd, en waarvoor naar het oordeel van GS beëindiging van de op het terrein gevestigde pachtovereenkomst gewenst is vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuurhistorische of bosbouwkundige waarden, of natuurontwikkeling alsmede de hoogte van de vergoeding niet meer bedraagt dan de gebruikelijk betaalde vergoedingen ter compensatie van het nadeel bij vroegtijdige beëindiging van pachtovereenkomsten
 
Artikel 22 (verplichtingen subsidieontvanger)
1. Een subsidieontvanger maakt het terrein pachtvrij binnen een tijdvak van 12 weken na de subsidieverlening, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b.
2. Op verzoek van de subsidieontvanger kunnen GS de in het eerste lid genoemde termijn verlengen.
 
Artikel 23 (aanvraag subsidievaststelling)
1. Een subsidieontvanger dient binnen 12 weken nadat het terrein pachtvrij is gemaakt een aanvraag tot subsidievaststelling in.
2. Een aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van:
a. een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek;
b. een overzicht van alle uitgaven met daarbij aangegeven met welke subsidie de uitgaven zijn gefinancierd;
c. de onderliggende bewijsstukken bij het overzicht van alle uitgaven.
 
Paragraaf 4 Overgangsrecht
Artikel 24
1. Hoofdstuk 2, paragraaf 2.1.a. verwerving EHS (onderdeel particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties) wordt ingetrokken.
2. Hoofdstuk 2, paragraaf 2.1.a. verwerving EHS (onderdeel particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties) blijft van toepassing op:
- subsidieaanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling, alsmede uit die subsidieaanvraag voortvloeiende rechten, aanspraken en verplichtingen;
- beschikking tot subsidieverlening, voorschotverlening en subsidievaststellingen die zijn gegeven voor de inwerkingtreding van deze regeling, alsmede uit die subsidieverlening, voorschotverlening of subsidievaststelling voortvloeiende rechten, aanspraken en verplichtingen.
 
2.1.b. Verplaatsingsregeling grondgebonden agrarische bedrijven
(Deze regeling wordt medio 2015 geactualiseerd; de geactualiseerde versie wordt tezijnertijd hierin opgenomen.)
 
Beleidsmatige criteria
Het verplaatsen van agrarische grondgebonden bedrijven ter verbetering van de ruimtelijke of agrarische structuur, natuur, landschap, water of milieu.
 
Subsidiabele activiteiten
GS verstrekken op aanvraag van een belanghebbende subsidie voor de verplaatsing van een grondgebonden agrarisch bedrijf waarvan de cultuurgrond:
a. voor ten minste 50% is gelegen in de EHS, of
b. voor ten minste 50% is gelegen in een landinrichtingsgebied, dan wel een gebied ten behoeve van planmatige kavelruil, of
c. gelegen is in een gebied, anders dan een gebied zoals bedoeld onder a en b, dat is opgenomen in een aankoopstrategieplan en waarvoor in dat aankoopstrategieplan is bepaald dat deze subsidieregeling ook op dat gebied van toepassing is. Voor de begrenzing op detailniveau is de informatie in het desbetreffende aankoopstrategieplan bepalend
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
1. De subsidieregeling is uitsluitend van toepassing voor kleine en middelgrote landbouwbedrijven die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten. Een en ander zoals bedoeld in verordening (EU) 702/2014. De subsidieregeling is niet van toepassing op steun voor uitgaven met betrekking tot de verwerking of de afzet van landbouwproducten.
2. De subsidie wordt verstrekt als aan de volgende voorwaarden is voldaan.
a. Het grondgebonden agrarisch bedrijf wordt zodanig verplaatst dat de nieuwe bedrijfskavel en cultuurgrond niet gelegen zijn in de EHS, een natuurgebied, een landinrichtingsgebied of een gebied ten behoeve van planmatige kavelruil; tenzij GS toestemming geven om hier op een uitzondering te maken. Voor het verplaatste grondgebonden agrarisch bedrijf geldt een ondergrens van 50 NGE, te bepalen aan de hand van de landbouwtelling zoals die wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.
b. De aanvrager dient alle tot het bedrijf behorende en te verlaten cultuurgrond en de te verlaten bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties in eigendom, vrij van enig zekerheids, gebruiks of ander beperkend of bezwarend recht, aan BBL of in incidentele gevallen aan een door GS aan te wijzen instantie over te dragen op grond van een overeenkomst van koop, verkoop en eigendomsoverdracht tussen BBL dan wel de door GS aan te wijzen instanties en de aanvrager.
De overdracht zal plaatsvinden tegen vergoeding van de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de cultuurgrond en de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende gebouwen en installaties, welke waarde wordt vastgesteld op basis van een door GS goedgekeurde zakelijke taxatie.
3. De hierboven onder 2b genoemde voorwaarde geldt niet voor die cultuurgrond waarvoor de aanvrager een overeenkomst ingevolge de SN Drenthe heeft afgesloten.
4. GS kunnen in afwijking van het bepaalde onder 2b bepalen dat de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties en circa 1 ha cultuurgrond (hiervoor zijn de topografische grenzen bepalend) niet in eigendom hoeven te worden overdragen aan BBL of een door GS aan te wijzen instanties mits:
a. de bedrijfskavel niet is gelegen in de EHS en handhaving van de eventuele bedrijfswoning passend is in de doelstellingen, zoals verwoord in het gebiedsplan dat op het desbetreffende gebied van toepassing is, en
b. de bedrijfskavel een naar het oordeel van GS passende niet-agrarische bestemming krijgt, en
c. de zich op de bedrijfskavel bevindende bedrijfsgebouwen en installaties worden gesloopt;
d. de onder 4c genoemde voorwaarde geldt niet voor de bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties waarvan het gemeentebestuur heeft verklaard dat sloop daarvan niet zal worden toegestaan.
5. In het geval de cultuurgrond is gelegen in een landinrichtingsgebied kunnen GS, in afwijking van het gestelde onder 1b, bepalen dat de cultuurgrond en de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties niet in eigendom hoeven te worden overgedragen aan BBL of een door GS aan te wijzen instantie, als met de inbreng en toedeling van de cultuurgrond en de bedrijfskavel natuurdoel(en), dan wel de provinciale beleidsdoelen worden gerealiseerd.
6. In afwijking van het bepaalde onder 4c kunnen GS toestaan dat bedrijfsgebouwen tot een oppervlakte van circa 200 m2, passend binnen de geldende bebouwingsomvang en landschappelijke omgeving worden behouden, mits er een bedrijfswoning aanwezig is op of bij de betrokken bedrijfskavel en de afstand van de te handhaven bedrijfsgebouwen tot deze woning niet meer dan 25 m bedraagt. Voorts kunnen GS in afwijking van het bepaalde onder 4c, het behoud van (voormalige) bedrijfsgebouwen toestaan die onlosmakelijk zijn verbonden met de bedrijfswoning en daarmee architectonisch een geheel vormen.
7. In bijzondere gevallen kunnen GS afwijken van de in onderdeel 2b omschreven verplichting dat alle bij het bedrijf van aanvrager behorende grond of een overeenkomstige oppervlakte, aan BBL dient te worden overgedragen.
8. De subsidieontvanger zorgt ervoor dat uiterlijk binnen 24 maanden na de verlening van de subsidie wordt voldaan aan de verplichtingen wordt voldaan. GS kunnen deze termijn éénmalig verlengen indien aanvrager de verplaatsing niet binnen die termijn kan afronden als gevolg van het niet tijdig kunnen beschikken over de voor verplaatsing benodigde vergunningen, vrijstellingen, ontheffingen en andere publiekrechtelijke instemmingen en zulks niet is te wijten aan aanvrager.
9. Geen subsidie wordt verstrekt indien:
a. de cultuurgrond en de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties op de datum waarop de aanvraag tot subsidieverlening is ingediend in eigendom is overgedragen aan een BBL dan wel een door GS aan te wijzen instantie;
b. op de bedrijfskavel of (delen van) de cultuurgrond woningbouw is toegestaan volgens een geldend bestemmingsplan als bedoeld in de wetgeving Ruimtelijke Ordening.
c. het grondgebonden agrarisch bedrijf is ingebracht bij een verzoek om provinciale planologische medewerking aan:
i. de realisatie van één of meer ruimte voor ruimte woningen,
ii. de ontwikkeling van een nieuw landgoed of een nieuwe buitenplaats.
 
Als in het kader van de verplaatsing van het grondgebonden agrarisch bedrijf een vergoeding wordt verstrekt door één of meer andere overheidslichamen, wordt op grond van deze regeling slechts een zodanig bedrag aan subsidie verleend dat de som van de door het andere overheidslichaam of overheidslichamen verstrekte of te verstrekken vergoeding(en) en de op grond van deze regeling te verstrekken subsidie niet meer bedraagt dan de maximale subsidiebijdrage voortvloeiende uit deze regeling.
 
Begunstigden
De eigenaar(s) dan wel de eigenaar(s) en de gebruiksgerechtigde(n) gezamenlijk van een grondgebonden agrarisch bedrijf en de cultuurgrond, die schriftelijk te kennen hebben gegeven in aanmerking te willen komen voor subsidie uit de onderhavige subsidieregeling.
 
Maximale subsidiebijdrage
Binnen het kader zoals verwoord in Artikel 16 verordening (EU) 702/2014 voor grondgebonden agrarische bedrijven van de commissie wordt steun verleend in de vorm van:
a. 100% van de daadwerkelijke gemaakte verplaatsingskosten als bedoeld in artikel 16, derde lid van de verordening (EU) 702/2014 met een maximum van € 100.000,--;
b. maximaal 40% van de waardestijging van de betrokken installaties zoals bedoeld in artikel 6, lid 3, van verordening 702/2014 EG, met een maximum van € 300.000,--, wanneer de verplaatsing de aanvrager modernere installaties oplevert, met de voorwaarde dat de eigen bijdrage van de landbouwer overeenkomt met ten minste 60% van de waardestijging;
c. maximaal 40% van de uitgaven die gepaard gaan met verhoging van de productiecapaciteit, zoals bedoeld in artikel 6, lid 4, van verordening 702/2014 EU, met een maximum van € 300.000,--, indien de verplaatsing leidt tot een verhoging van de productiecapaciteit, met de voorwaarde dat de eigen bijdrage van de landbouwer overeenkomt met ten minste 60% van de waardestijging.
 
De compensatie onder b en c wordt berekend aan de hand van de representatieve marktwaarde. De steun bedraagt 40% van het eventuele positieve verschillen tussen enerzijds de representatieve marktwaarde van de te verlaten bedrijfslocatie en gebouwen en anderzijds het totaal van de volgende kosten:
- de representatieve marktwaarde van een vervangende bedrijfslocatie en gebouwen;
- de eventuele investeringen in oprichting, modernisering, vervanging en/of uitbreiding van de vervangende bedrijfsgebouwen.
 
Als verplaatsingskosten (onder a) worden aangemerkt:
- de advieskosten in verband met verplaatsing (zoals bijvoorbeeld kosten van makelaar en accountant);
- feitelijke verplaatsingskosten (zoals kosten van verhuizen van bedrijfsmiddelen en dieren naar de hervestigingslocatie);
- notaris- en kadasterkosten;
- overdrachtsbelasting die in verband met hervestiging is verschuldigd;
- fiscale afrekening in verband met bedrijfsverplaatsing. Zie Bijlage 1 voor een toelichting van de wet Inkomstenbelasting.
 
Investeringskosten op de hervestigingslocatie (onder b) betreffen:
- investeringskosten van bedrijfsgebouwen en installaties op de hervestigingslocatie;
- algemene (advies)kosten, zoals kosten voor architecten, ingenieurs en adviseurs, haalbaarheidsstudies die verband houden met de hervestiging op de nieuwe locatie. De kosten voor leges (van vergunningen, wijziging bestemmingsplan, artikel 19-procedure, schone grondverklaringen, en dergelijke) vallen hier niet onder.
 
De waarde van gebouwen en installaties op de te verlaten locatie betreft de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de cultuurgrond en het bouwblok met de daarop bevindende gebouwen en installaties.
- Kosten van het saneren van de bodem en fiscale claims worden niet tot de subsidiabele kosten gerekend.
- De subsidie en het aankoopbedrag van het te verplaatsen bedrijf gezamenlijk bedraagt niet meer dan de hoogte van een volledige schadeloosstelling.
- De waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de te verlaten bedrijfskavel met de zich daarop bevindende gebouwen en installaties wordt vastgesteld op basis van een door GS goedgekeurde zakelijke taxatie.
- De subsidie bedraagt nooit meer dan 25% van het bedrag van de koopsom die BBL of een door GS aan te wijzen instantie op grond van de overeenkomst als bedoeld onder 1b is verschuldigd aan de aanvrager, eventueel vermeerderd met de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de cultuurgrond en bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties die bij toepassing van het bepaalde onder 2, 3 of 4 aan BBL respectievelijk een door GS aan te wijzen instantie in eigendom zijn overgedragen. Het bepaalde onder 2 is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de desbetreffende cultuurgrond en bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties.
 
Aanvragen indien vóór
Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).
 
EU bepalingen/communautair toetsingskader
In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.
1. Indien aan MKB-ondernemingen in de primaire productie van landbouwproducten subsidie wordt verstrekt voor de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen in het algemeen belang geschiedt dit met inachtneming van verordening (EU) 702/2014 waarbij de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed tot 100%.
2. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde MKB-ondernemingen in de primaire productie van landbouwproducten geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1407/2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.
 
Bijlage 1: Wet inkomstenbelasting 2001
 
Wet van 11 mei 2000 tot vaststelling van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Belastingherziening 2001).
 
Artikel 3.54, Herinvesteringsreserve
1. Indien bij vervreemding van een bedrijfsmiddel de opbrengst de boekwaarde van het bedrijfsmiddel overtreft, kan bij het bepalen van de in het kalenderjaar genoten winst het verschil gereserveerd worden en blijven tot vermindering van de in aanmerking te nemen aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen die in het jaar van vervreemding of in de daarop volgende 3 jaren worden aangeschaft of voortgebracht, indien en zolang het voornemen tot herinvestering van de opbrengst bestaat (herinvesteringsreserve).
 
2. Afboeking van de herinvesteringsreserve op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van het bedrijfsmiddel of de bedrijfsmiddelen waarin wordt geherinvesteerd, vindt plaats voor zover het gezamenlijke bedrag van de boekwaarden van die bedrijfsmiddelen door die afboeking niet daalt beneden het bedrag van de boekwaarde onmiddellijk voorafgaande aan de vervreemding van het bedrijfsmiddel ter zake waarvan de herinvesteringsreserve is gevormd.
 
3. Afboeking van een herinvesteringsreserve die is ontstaan als gevolg van de vervreemding van een bedrijfsmiddel waarop niet pleegt te worden afgeschreven of waarop in meer dan 10 jaren pleegt te worden afgeschreven, behoeft slechts plaats te vinden op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen met eenzelfde economische functie als de vervreemde bedrijfsmiddelen.
 
4. Met betrekking tot bedrijfsmiddelen waarop niet pleegt te worden afgeschreven en bedrijfsmiddelen waarop in meer dan 10 jaren pleegt te worden afgeschreven, vindt afboeking van een herinvesteringsreserve slechts plaats voor zover de herinvesteringsreserve is gevormd ter zake van de vervreemding van bedrijfsmiddelen met eenzelfde economische functie in de onderneming als de aangeschafte of voortgebrachte bedrijfsmiddelen.
 
5. Een herinvesteringsreserve wordt uiterlijk in het derde jaar na het jaar waarin de reserve is ontstaan, in de winst opgenomen, behalve voor zover:
a. in verband met de aard van de aan te schaffen of voort te brengen bedrijfsmiddelen een langer tijdvak is vereist, of
b. de aanschaffing of voortbrenging, mits daaraan een begin van uitvoering is gegeven, door bijzondere omstandigheden is vertraagd.
 
6. Voor de toepassing van dit artikel wordt met vervreemding gelijkgesteld verlies of beschadiging van een bedrijfsmiddel. De vergoeding wegens verlies of beschadiging wordt daarbij aangemerkt als opbrengst.
 
7. Voor de toepassing van dit artikel behoren niet tot de bedrijfsmiddelen:
a. vermogensrechten die ter belegging worden gehouden, en
b. voorwerpen van geringe waarde als bedoeld in artikel 3.30, vierde lid.
 
8. Indien op het vervreemde bedrijfsmiddel willekeurig is afgeschreven, wordt voor de toepassing van het eerste lid als boekwaarde van dat bedrijfsmiddel in aanmerking genomen, de boekwaarde die zonder willekeurige afschrijving zou hebben gegolden.
 
9. Met betrekking tot bedrijfsmiddelen waarop in meer dan 10 jaar pleegt te worden afgeschreven, is de beperking van het vierde lid niet van toepassing voor zover de herinvesteringsreserve is gevormd ter zake van de vervreemding van bedrijfsmiddelen die een gevolg is van overheidsingrijpen.
 
10. Met betrekking tot bedrijfsmiddelen waarop niet pleegt te worden afgeschreven, is de beperking van het vierde lid niet van toepassing voor zover de herinvesteringsreserve is gevormd ter zake van de vervreemding van zodanige bedrijfsmiddelen die een gevolg is van overheidsingrijpen.
 
11. Met betrekking tot bedrijfsmiddelen waarop niet pleegt te worden afgeschreven en bedrijfsmiddelen waarop in meer dan 10 jaren pleegt te worden afgeschreven, zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing indien aan het voornemen tot herinvestering in een dergelijk bedrijfsmiddel reeds vóór de vervreemding gevolg is gegeven.
 
12. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder overheidsingrijpen verstaan:
a. onteigening, daaronder begrepen minnelijke onteigening en verkoop ter voorkoming van onteigening;
b. een besluit, daaronder begrepen een regeling, op het gebied van ruimtelijke ordening, natuur of milieu van een publiekrechtelijke rechtspersoon dat de mogelijkheden om de onderneming of een gedeelte daarvan op de huidige locatie in de huidige vorm voort te zetten of uit te breiden in belangrijke mate beperkt;
c. bij algemene maatregel van bestuur aangewezen communautaire of nationale regelgeving die leidt tot herstructurering van een bedrijfstak.
 
13. Indien een besluit of regeling als bedoeld in het twaalfde lid, onderdeel b, de mogelijkheden om de onderneming of een gedeelte daarvan op de huidige locatie in de huidige vorm voort te zetten of uit te breiden in belangrijke mate beperkt, wordt voor de toepassing van het negende en tiende lid een vervreemding van bedrijfsmiddelen van de onderneming respectievelijk het gedeelte daarvan die plaatsvindt binnen 3 jaar nadat een dergelijk besluit of een dergelijke regeling in werking is getreden, geacht een gevolg te zijn van overheidsingrijpen, met dien verstande dat een latere vervreemding ook nog geacht wordt een gevolg te zijn van overheidsingrijpen indien deze vervreemding door bijzondere omstandigheden is vertraagd en daaraan binnen de hiervoor bedoelde periode van 3 jaar reeds een begin van uitvoering is gegeven.
 
2.1.c. Verplaatsingsregeling Drentse bedrijven
Beleidsmatige criteria
Het stimuleren van het verplaatsen van bedrijven die een belangrijke bijdrage leveren in de totstandkoming van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), de landbouwstructuur en andere provinciale doelen.
 
Subsidiabele activiteiten
De benodigde rente tot maximaal 3% van de historische grondprijs.
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
Bedrijven (zowel agrarische als niet-agrarische bedrijven) die door hun verplaatsing een belangrijke bijdrage leveren aan de totstandkoming van het NNN, de landbouwstructuur en andere provinciale doelen, kunnen in aanmerking komen voor een achtergestelde lening. De verplaatser kan een overeenkomst met Prolander aangaan voor het gebruik van de kavel van maximaal 10 ha en voor een termijn van maximaal 10 jaar. In deze overeenkomst worden de volgende zaken contractueel vastgelegd.
- De desbetreffende kavel blijft gedurende de looptijd eigendom van de provincie en wordt in pacht uitgegeven aan de verplaatser.
- De verplaatser verplicht zich na afloop van de termijn de grond over te nemen voor de historische grondprijs. Indien de actuele grondprijs meer gestegen is gedurende de looptijd zodat de waardevermeerdering meer dan 40% is, dan betaalt de verplaatser de historische grondprijs vermeerderd met de waarde die overeenkomt met de stijging van de historische grondprijs boven de 40% (ter voorkoming van staatssteun op grond van verordening (EU) nummer 702/2014).
- De verplaatser betaalt pacht, zijnde 2% van de historische grondprijs. Indien het rentepercentage van de door het Nationaal Groenfonds in dit kader te verstrekken leningen hoger is dan 5%, wordt de pacht verhoogd met een percentage dat overeenkomt met de stijging boven de 5%.
 
De aankoop van de grond wordt gefinancierd vanuit een lening bij het Nationaal Groenfonds. De bijdragen in de rentekosten komen ten laste van de rekening Op Drentse Maat bij het Nationaal Groenfonds. GS kunnen in bijzondere omstandigheden besluiten af te wijken van het vorenstaande.
 
De bestuurscommissie of bedrijfsverplaatser moet kunnen aantonen dat de bedrijfsverplaatsing een belangrijke bijdrage levert aan de realisatie van het NNN, de landbouwstructuur en andere provinciale doelen. De aanvraag dient vergezeld te gaan van een verklaring van een boekhouder, accountant of bancaire instelling dat de verplaatser zonder deze achtergestelde lening zijn bedrijfsverplaatsing niet bancair kan financieren en dat verwacht mag worden dat hij, na een periode van 10 jaar gebruikgemaakt te hebben van deze faciliteit, wel in staat is deze grond aan te kunnen kopen. Ook dient de aanvraag vergezeld te gaan van een advies van Prolander. Indien de actuele grondprijs meer gestegen is gedurende de looptijd, zodat de waardevermeerdering meer dan 40% is, dient de waardevermeerdering boven de 40% ten goede te komen aan het Fonds Op Drentse Maat, dat ondergebracht is bij het Nationaal Groenfonds.
De subsidieaanvraag dient vergezeld te gaan van een offerte van Het Nationaal Groenfonds over welk bedrag en tegen welke rentevergoeding een lening aangegaan kan worden op grond van Op Drentse Maat.
 
Begunstigden
Bestuurscommissies, op grond van de WILG, waarvoor GS deze regeling van toepassing heeft verklaard door het publiceren van een subsidieplafond en de eigenaren van ver-plaatste bedrijven.
 
Maximale subsidiebijdrage
De benodigde rente tot maximaal 3% van de historische grondprijs.
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).
 
EU bepalingen/communautair toetsingscriteria
De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in 107 en verder van het Verdrag.
 
2.1.d. Kwaliteitsimpuls natuur en landschap
Zie voor de subsidieregeling Hoofdstuk 7.1.
 
2.1.e. Programmatische Aanpak Stikstof (PAS)
Beleidsmatige criteria
Behoud en herstel van stikstofgevoelige habitattypen in de Natura 2000/PAS-gebieden
 
Subsidiabele activiteiten
GS kunnen subsidie verlenen voor het uitvoeren van herstelmaatregelen die gericht zijn op de instandhoudingsdoelstellingen Natura 2000-gebieden. De herstelmaatregelen beogen het tegengaan van achteruitgang en het herstel van alle stikstofgevoelige aangewezen habitattypen. De herstelmaatregelen moeten zijn benoemd in de PAS-gebiedsanalyses of in de beheerplannen Natura 2000.
Bij uitzondering kunnen onderzoeken of herstelmaatregelen worden gesubsidieerd die niet zijn opgenomen in genoemde documenten, mits deze aantoonbaar hetzelfde effect bereiken op het desbetreffende habitattype tegen vergelijkbare kosten als de wel opgenomen onderzoeken/herstelmaatregelen.
 
Subsidiabel zijn:
Effectgerichte herstelmaatregelen en systeemgerichte herstelmaatregelen, zoals inrichtingsmaatregelen, alsmede onderzoeken.
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
- Onderzoeken/herstelmaatregelen worden uitgevoerd ter realisering van de natuurdoelen zoals opgenomen in de PAS-gebiedsanalyses/het Natura 2000-beheerplan.
- Prioriteit wordt gegeven aan de maatregelen die geprogrammeerd staan voor de eerste periode (2015-2020).
- Subsidie voor noodzakelijke herstelmaatregelen dienen te worden aangevraagd op basis van een reële kostenraming.
- Subsidieaanvragen dienen obstakelvrij te zijn.
 
Niet subsidiabel zijn:
- exploitatiekosten, waaronder begrepen de kosten van regulier beheer en onderhoud;
- kosten, verbonden aan het verwerven van gronden of gebouwen, tenzij deze gronden niet op een andere manier gefinancierd kunnen worden en deze gronden noodzakelijk zijn voor realisering van herstelmaatregelen en de kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;
- kosten, verbonden aan het compenseren van waardeverlies van grond of gebouwen en andere kosten als gevolg van kapitaalsverliezen of inkomensverliezen, tenzij de kosten zijn verbonden aan de realisatie van niet-agrarische doeleinden en deze kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;
- kosten van werkzaamheden die tot de reguliere taken van andere overheden of van andere rechtspersonen behoren, gemaakt ter uitvoering van activiteiten.
- kosten van werkzaamheden die door de aanvragende partij in eigen beheer worden uitgevoerd, zoals de kosten voor de begeleiding van het project door de aanvrager.
o Uitzonderingen hierop zijn: uitvoering van onderzoeken in het kader van PAS en werkzaamheden die rechtstreeks uitvoering geven aan PAS beheersmaatregelen;
- kosten die naar het oordeel van GS niet noodzakelijk zijn voor de rechtstreekse uitvoering van het project of bovenmatig zijn;
- verrekenbare of compensabele BTW.
 
Begunstigden
Bestuurscommissies, waterschappen, terreinbeherende organisaties, particuliere terreineigenaren.
De provincie kan ook zelf door middel van opdrachtverlening inhoud geven aan deze maatregel.
 
Maximale subsidiebijdrage
Maximaal 100%. GS kunnen hiervan afwijken.
 
Aanvragen indienen voor
Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).
 
EU‑bepalingen/communautair toetsingskader:
De financiering van de PAS-maatregelen vormt geen steun in de zin van artikel 107, lid 1 VWEU, mits de natuurbeheerders die in dit kader subsidies ontvangen een boekhoudkundige scheiding aanhouden tussen de niet-economische activiteiten (uitvoering van de PAS-maatregelen) en al hun eventuele economische activiteiten.
Tevens moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- de subsidies mogen door de begunstigde uitsluitend worden aangewend voor de uitvoering van specifieke PAS-maatregelen (dus niet-economische activiteiten);
- de begunstigde moet een boekhoudkundige scheiding aanhouden tussen niet-economische activiteiten (uitvoering van PAS-maatregelen) en alle (zowel met het PAS op enigerlei wijze verband houdende, als volstrekt daarvan losstaande) economische activiteiten;
- het principe van integrale kostenberekening geldt;
- eventuele kosten die (indirect) verband houden met de economische activiteit, aan die activiteit worden toegerekend en dus in mindering worden gebracht op de subsidiabele kosten;
- eventuele voordelen die de begunstigde zou ontvangen in het kader van de uitvoering van de PAS-maatregelen mogen niet ten gunste strekken van hun economische activiteiten;
- eventuele inkomsten die de begunstigde zou ontvangen in het kader van het verrichten van economische activiteiten moet toekomen aan de begunstigde;
- de begunstigde met enige regelmaat moet aantonen dat aan bovenstaande punten wordt voldaan.
 
Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.
Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.
 
Toelichting bij de toedeling van PAS-middelen
 
Uitgangspunt is te streven naar zo kostenefficiënt mogelijk te werken door onder andere de verschillende maatregelen zoals PAS, NN, KRW in de uitvoering te combineren (werk-met-werk maken).
De in het Programma Natuurlijk Platteland (hierna te noemen Programma) genoemde PAS-middelen zijn in principe een maximum en geven richting aan de werkelijke kosten.
De PAS-middelen die voor een maatregel zijn gereserveerd zijn bestemd om het beoogde doel/effect te behalen.
De in het Programma genoemde PAS-middelen zijn volledig beschikbaar voor een desbetreffende maatregel indien de maatregel deze middelen ook daadwerkelijk nodig heeft. Indien na het realiseren van de desbetreffende maatregel, en het beoogde effect is gehaald, er middelen overblijven binnen het Programma komen deze wederom ten goede van andere PAS maatregelen.
De PAS-middelen worden niet toegekend als zijnde een prestatiebeloning, maar als een middel om de prestatie te behalen.
Indien een project een gedeelte van het beoogd effect realiseert, kan ook enkel aanspraak gemaakt worden op een evenredig gedeelte van de voor de maatregel gereserveerde middelen die in het Programma staan genoemd.
Het behalen van het einddoel is of vooraf bepaald door de provincie, ofwel gaat uit van het realiseren van een optimale situatie. Indien voor een suboptimale situatie (voor natuur) wordt gekozen, zullen de in het Programma gereserveerde middelen voor de desbetreffende maatregel naar evenredigheid worden ingezet.
Er is sprake van maatwerk bij het toekennen van middelen voor bepaalde maatregelen. Per geval weegt de provincie af wat redelijk en billijk is.
De provincie kan Prolander inzetten bij de ondersteuning van de uitvoering. Dit doet de provincie via de prestatieovereenkomst met Prolander. Mocht er op een bepaald moment geen geschikte capaciteit vanuit Prolander beschikbaar zijn voor een opgave kan de provincie procescapaciteit (bijvoorbeeld in de vorm van een projectleider) subsidiabel stellen. Het zal in voorkomende gevallen altijd gaan om maatwerk.
De PAS-maatregelen worden in principe voor 100% gefinancierd, tenzij:
In zijn algemeenheid dragen de partijen bij aan de uitvoering van het werk indien de uitvoering van de PAS-maatregelen gepaard gaan met andere werkzaamheden naar gelang het belang dat zij hebben bij de uitvoering van de aanvullende werkzaamheden.
Wanneer maatregelen in samenhang met andere doelstellingen of financieringsbronnen worden uitgevoerd dan kan de bijdrage van de verschillende subsidienten in het geheel naar evenredigheid lager zijn.
 
2.2. Biodiversiteit
Beleidsmatige criteria
De maatregelen moeten bijdragen aan het behoud van dier- en plantensoorten waarvoor Drenthe van landelijke en internationale betekenis is. Dit is ook vastgelegd in de beleidsnotitie "Natuur verdient beter". Projectplannen worden per jaar vastgesteld. Op voorhand kunnen in enig jaar geen meerjarige projecten worden gehonoreerd.
 
Subsidiabele activiteiten
Actieve maatregelen die van belang zijn voor het behoud van bedreigde dier- en plantensoorten. Daarbij is het voorkomen van soorten op de Rode Lijsten leidend.
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
Bij het subsidiëren gaat het vooral om:
- concrete beheersmaatregelen (inrichtingswerkzaamheden, kappen, plaggen, graven van poelen etc.);
- onderzoek naar beschermingsmogelijkheden;
- communicatie over de Drentse biodiversiteit en de maatregelen die nodig zijn om deze te beschermen.
 
Projecten moeten bijdragen aan:
1. het opheffen van kennislacunes over biodiversiteit (verspreiding en gedrag, knelpunten en mogelijkheden: mate en aard van bedreigingen, mogelijkheden om bedreigingen op te heffen, en dergelijke), binnen en buiten het Natuurnetwerk (in het bijzonder gericht op het voorkomen van Habitatrichtlijnsoorten (Natura 2000);
2. het behoud van bedreigde soorten (soorten waarvoor Drenthe een grote verantwoordelijkheid heeft zoals soorten die van oudsher vooral in Drenthe voorkomen of waarvan tegenwoordig de voornaamste populaties in Drenthe voorkomen, genetisch verschillen, endemisch zijn en dergelijke);
3. het vergroten van draagvlak voor het behoud van de Drentse biodiversiteit (motiveren, enthousiasmeren, communiceren) en bijdragen aan actieve bescherming van onze biodiversiteit.
 
Begunstigden
Privaatrechtelijke rechtspersonen, terreinbeherende organisaties, gemeenten, waterschappen, onderzoeksinstituten.
 
Maximale subsidiebijdrage
Maximaal 100%. Hierbij geldt een maximum van € 40.000,-- per jaar, per soort of soortgroep.
 
EU-bepalingen/communautair toetsingskader
In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.
1. Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.
2. Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.
3. Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1408/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.
4. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de kleine en middelgrote ondernemingen.
5. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1407/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).
 
2.3. Behoud, beheer en ontwikkeling van nationale parken
 
Beleidsmatige criteria
Het door GS vastgestelde Beheer-en inrichtingsplan (BIP) Dwingelderveld en Drents-Friese Wold en het Beheer-, Inrichtings- en Ontwikkelingsplan (BIO) Drentsche Aa.
 
Subsidiabele activiteiten
Subsidies kunnen worden verleend ten behoeve van projecten en activiteiten gericht op beheer, inrichting, educatie, voorlichting en onderzoek van de Drentse nationale parken en is gekoppeld aan de begrenzing van de parken.
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
- Voor subsidieverlening komen slechts in aanmerking projecten die passen in de door GS vastgestelde bestedingenplannen. (Bestedingenplan: door het bestuurlijk platform van een nationaal park jaarlijks op basis van het BIP en BIO-plan opgesteld overzicht van geplande bestedingen in het eerstvolgende kalenderjaar).
- Indien er meer aanvragen zijn dan dat er middelen beschikbaar zijn, worden de aanvragen overeenkomstig de in de meerjarenprogramma's aangegeven prioriteistelling gehonoreerd. Daarbij wordt ambtelijk getoetst op (in volgorde van belangrijkheid):
- de doelmatigheid en maatschappelijk belang van het project;
- zekerheid over bestendigheid van het project;
- uitvoeringsgerichtheid van het project, projecten die gericht zijn op uitvoering genieten de voorkeur boven projecten die gericht zijn op planvorming;
- de hoogte van de eigen bijdrage.
- Voor subsidie komen in aanmerking de kosten die specifiek zijn toe te rekenen aan het project.
- In externe communicatie omtrent de gesubsidieerde activiteiten/producten moet vermeld worden dat de activiteiten/producten mede mogelijk gemaakt zijn door subsidie van het Nationaal Park. Voorzover van toepassing maakt u gebruik van de huisstijl Nationale Parken en het logo van het Nationaal Park wordt minimaal even groot vermeld als uw eigen logo.
- Na afloop van het project/de activiteiten stuurt u een beknopt verslag van uitgevoerde werkzaamheden/activiteiten en een financieel verslag op hoofdlijnen toe aan het secretariaat van het Nationaal Park.
 
Begunstigden
Een ieder die een bijdrage levert aan de doelstellingen van de nationale parken conform de door GS vastgestelde bestedingenplannen. Aanvragen van derden behoeven de goedkeuring van het desbetreffende bestuurlijk platform voor het Nationaal Park.
 
Maximale subsidiebijdrage
100%.
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing.
 
EU-bepalingen/communautair toetsingskader
In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.
1. Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.
2. Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.
3. Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1408/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.
4. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de kleine en middelgrote ondernemingen.
5. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1407/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.
 
 
2.4. Milieukwaliteit NNN, VHR en NB-gebieden
Het doel van dit onderdeel is om activiteiten en projecten te realiseren die zijn gericht op het herstellen of verbeteren van de milieukwaliteit van de Natuurnetwerk gebieden binnen de provincie Drenthe, waaronder de Natura 2000 (= Vogel en Habitatrichtlijn) gebieden en de Natuurbeschermingswetgebieden. Alleen activiteiten en projecten die niet in het generieke (milieu)-beleid zijn voorzien of aanvullend zijn op dit beleid komen voor subsidie in aanmerking.
 
2.4.a. Verbetering van de waterkwaliteit in watergangen
Beleidsmatige criteria
Hydrologisch herstel in de Natura 2000-gebieden (KRW) hebben een hoge prioriteit.
 
Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor:
a. het aanleggen van natuurlijke oevers en natte verbindingszones;
b. het bestrijden van eutrofiëring in natuurgebieden door de aanleg van dammen en stuwen, het scheiden van waterstromen of het aanleggen van helofytenvijvers op plaatsen waar de problemen zijn ontstaan door diffuse verontreiniging;
c. het uitvoeren van werken die gericht zijn op het laten meanderen van beken en/of het ontdiepen en verbreden van de watergangen;
d. het toepassen van ecologisch bermbeheer, waarbij
- de activiteit wordt uitgevoerd in het agrarische gebied;
- een integraal plan wordt opgesteld;
- uitsluitend eenmalige kosten voor de opstart van en de investering in ecologisch bermbeheer subsidiabel zijn.
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
a. Subsidiabel zijn: maatregelen die zijn opgenomen in de KRW factsheets.
b. Niet subsidiabel zijn:
- exploitatiekosten, waaronder begrepen de kosten van regulier beheer en onderhoud;
- kosten, verbonden aan het verwerven van grond of gebouwen, tenzij de kosten noodzakelijk zijn voor het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van de uitvoering van de activiteit en de kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;
- kosten, verbonden aan het compenseren van waardeverlies van grond of gebouwen en andere kosten als gevolg van kapitaalsverliezen of inkomensverliezen, tenzij de kosten zijn verbonden aan de realisatie van niet-agrarische doeleinden en deze kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;
- kosten van werkzaamheden die tot de reguliere taken van andere overheden of van andere rechtspersonen behoren, gemaakt ter uitvoering van activiteiten.
 
Begunstigden
Gemeenten, waterschappen, drinkwaterleidingbedrijven, terreinbeherende instanties, agrariërs en particulieren.
De provincie kan ook zelf door middel van opdrachtverlening inhoud geven aan deze maatregel.
 
Maximale subsidiebijdrage
50%
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).
 
EU-bepalingen/communautair toetsingskader
In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.
1. Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.
2. Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.
3. Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1408/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.
4. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de kleine en middelgrote ondernemingen.
5. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1407/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.
 
Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.
Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.
 
2.4.b. Herstel en behoud van bodemkwaliteit met betrekking tot verzuring en vermesting
Beleidsmatige criteria
Hydrologisch herstel in de Natura 2000-gebieden (PAS) hebben een hoge prioriteit.
 
Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die de effecten en oorzaken van de milieubelasting bestrijden, zodat de gewenste milieukwaliteit wordt bereikt. De volgende activiteiten zijn subsidiabel.
a. Het afgraven van de fosfaatverzadigde laag.
b. Afplaggen
c. Investeringen in emissiearme bemestingstechnieken.
d. Het uitvoeren van demonstratieprojecten gericht op het verminderen van ammoniak-emissies en ammoniakdeposities.
e. Advisering, voorlichting, kennisuitwisseling, ontwikkeling van plannen en het toepassen van bedrijfsinterne milieuzorg gericht op de omschakeling van landbouwbedrijven naar duurzame productiesystemen.
f. Het uitvoeren van demonstratieprojecten van bodembewerkings- en bemestingsmethoden en technieken gericht op de verbetering van de kwaliteit en de vergroting van de variatie van het bodemleven.
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
a. Projecten kunnen alleen in, of ten behoeve van de (milieu)kwaliteit van, het Natuurnetwerk worden uitgevoerd.
b. Niet subsidiabel zijn:
- exploitatiekosten, waaronder begrepen de kosten van regulier beheer en onderhoud;
- kosten, verbonden aan het verwerven van grond of gebouwen, tenzij de kosten noodzakelijk zijn voor het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van de uitvoering van de activiteit en de kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;
- kosten, verbonden aan het compenseren van waardeverlies van grond of gebouwen en andere kosten als gevolg van kapitaalsverliezen of inkomensverliezen, tenzij de kosten zijn verbonden aan de realisatie van niet-agrarische doeleinden en deze kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;
- kosten van werkzaamheden die tot de reguliere taken van andere overheden of van andere rechtspersonen behoren, gemaakt ter uitvoering van activiteiten.
c. Bij het afgraven van fosfaatverzadigde bovengrond geldt bovendien:
- de activiteit betreft het eenmalig afgraven van bovenste bodemlaag van gronden in agrarisch gebruik die worden omgevormd tot natuurgebied;
- de betrokken gronden zijn op het moment van afgraven niet meer in gebruik als landbouwgrond en niet meer in bezit van een agrariër;
- de kosten van het afgraven zijn niet te verhalen op de veroorzaker, omdat de desbetreffende agrariër voldaan heeft aan de geldende regelgeving;
- het hergebruik van de afgegraven grond dient plaats te vinden binnen de bestaande wettelijke kaders.
 
Begunstigden
Gemeenten, waterschappen, drinkwaterleidingbedrijven, terreinbeherende instanties, agrariërs en particulieren.
De provincie kan ook zelf door middel van opdrachtverlening inhoud geven aan deze maatregel.
 
Maximale subsidiebijdrage
50%
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).
 
EU-bepalingen/communautair toetsingskader
In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.
1. Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.
2. Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.
3. Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1408/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.
4. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de kleine en middelgrote ondernemingen.
5. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1407/2013, betreffende de toepas-sing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.
 
Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.
Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.
 
2.4.c. Herstel verdroogd gebied
Beleidsmatige criteria
Hydrologisch herstel in de Natura 2000-gebieden (PAS) of de topgebieden verdroging (Omgevingsvisie Drenthe, 2014).
 
Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die tot doel hebben om hydrologische systemen te herstellen met het oog op behoud, herstel of ontwikkeling van natuur.
 
Subsidiabele activiteiten
a. inrichtingsactiviteiten ter bestrijding van verdroging;
b. compenserende maatregelen in de vorm van bijdragen aan functieverandering en betaling van natschade;
c. vasthouden van gebiedseigen water door het plaatsen van stuwen of cascades, of door het uitvoeren van werken die gericht zijn op het laten meanderen van beken en/of het ontdiepen en verbreden van de watergangen.
 
Niet subsidiabel op grond van deze regeling zijn:
- exploitatiekosten, waaronder begrepen de kosten van regulier beheer en onderhoud.
- kosten, verbonden aan het compenseren van waardeverlies van grond of gebouwen en andere kosten als gevolg van kapitaalsverliezen of inkomensverliezen, tenzij de kosten zijn verbonden aan de realisatie van niet-agrarische doeleinden en deze kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
Activiteiten kunnen in beginsel alleen in gebieden worden uitgevoerd indien onderdeel van de herstelstrategie PAS of in de omgeving van Top-gebieden verdroging.
 
Begunstigden
Gemeenten, bestuurscommissies, waterschappen, natuurbeschermingsorganisaties, waterleidingbedrijven en particuliere terreineigenaren (niet zijnde ondernemers).
Ten aanzien van subsidiabele activiteit b: voor deze activiteit kunnen ook agrariërs subsidie aanvragen.
 
Maximale subsidiebijdrage
50%
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).
 
EU bepalingen/communautair toetsingskader
De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in 107 en verder van het Verdrag .
 
Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.
Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.
 
2.5. Instandhouding schaapskuddes
(Deze regeling wordt medio 2015 aangepast)
Beleidsmatige criteria
Instandhouding schaapskuddes.
 
Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor projecten die een bijdrage leveren aan een doelmatig
beheer door middel van gehoede schaapskuddes in natuurterreinen.
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
1. Voor subsidieverlening komen uitsluitend in aanmerking projecten die een bijdrage aan een doelmatig beheer leveren en die voldoen aan de volgende voorwaarden.
a. de kuddes welke reeds in 2006 subsidie ontvingen uit de regeling Besluit natuurbeheer schaapskuddes, zoals deze door het Ministerie van LNV is ingesteld;
b. de kudde wordt ten minste gedurende de periode van 15 april tot 15 september gehoed door een herder, met gebruik van een of meer honden, gedurende ten minste 5 uren per dag, met uitzondering van perioden met extreme omstandigheden;
c. de kudde bestaat uit ten minste 100 ooien (ooi: vrouwelijk schaap dat ten minste één keer heeft gelammerd of ten minste één jaar oud is);
d. de kudde wordt gehoed in natuurterreinen.
2. Een aanvraag tot verlening van subsidie gaat vergezeld van:
a. een afschrift van het begrazingsplan, bedoeld wordt het aantal en het soort schapen waarmee, en de perioden waarin, begrazing plaatsvindt;
b. bescheiden, waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden, genoemd onder 1 onderdelen a tot en met c;
c. een verklaring van de eigenaar of beheerder van het terrein of de terreinen, waaruit blijkt dat hij instemt met de begrazing.
 
Het begrazingsplan, zoals genoemd onder 2.a omvat ten minste:
- een aanduiding van de eigenaar of beheerder van het terrein of de terreinen die begraasd worden;
- de doelstellingen ten aanzien van het natuurbeheer;
- een topografische kaart met schaal 1 : 10.000 waarop het te begrazen gebied en de daar voorkomende vegetatietypen zijn aangegeven;
- het aantal en het soort schapen waarmee en de perioden waarin begrazing plaatsvindt.
 
Begunstigden
a. Een stichting die ingevolge haar statutaire doelstelling activiteiten verricht ten behoeve van de instandhouding van schaapskuddes.
b. Een eigenaar van overige particuliere kuddes die aan de voorwaarden van 1 en 2 voldoen.
 
Maximale subsidiebijdrage
De subsidie bedraagt per schaapskudde per jaar:
- voor kuddes tot 250 ooien: € 16.000,--;
- voor kuddes vanaf 250 ooien: € 28.000,--.
 
De volgende schaapskuddes komen in aanmerking voor een provinciale waarderingssubsidie toerisme:
- Balloërveld (Stichting schaapskooi Balloërveld);
- Hijkerveld (Stichting "Het Drentse Landschap");
- Exloo (gemeente Borger-Odoorn);
- Holtinge (Stichting Holtinger Schaapskudde);
- Orvelte (Stichting schaapskudde Westerbork);
- Ruinen (Stichting het Drentse heideschaap).
 
De subsidie hiervoor bedraagt € 7.640,-- per jaar (2015), dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.
 
De herders van de volgende kuddes komen in aanmerking voor een subsidie:
- Dwingelderveld (Natuurmonumenten);
- Doldersum (Stichting "Het Drentse Landschap").
De subsidie hiervoor bedraagt voor 2015 € 24.000,-- per kudde.
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).
 
3. SUBSIDIES VOOR LANDBOUW
3.1. Grondgebonden landbouw
3.1.a. Landinrichtingsafspraken
Beleidsmatige criteria
Daar waar beleidsdoelstellingen zoals realisatie Natuurnetwerk Nederland, structuurverbetering landbouw, waterberging, infrastructuur, etc. aan de orde zijn, kan het instrument landinrichting ingezet worden om deze doelstellingen te realiseren.
 
Subsidiabele activiteiten
a. Wettelijke herverkaveling
b. Planmatige (vrijwillige) kavelruil
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
Conform de criteria zoals genoemd in de WILG, artikel 85, en, waar mogelijk, conform de POP3 voorwaarden.
 
Begunstigden
Door GS op basis van de WILG ingestelde bestuurs- en adviescommissies.
De provincie kan ook zelf, door middel van opdrachtverlening, inhoud geven aan deze maatregel.
 
Maximale subsidiebijdrage
100%.
 
EU bepaling
1. Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.
2. Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt geschiedt dit met inachtneming van verordening (EU), nummer 702/2014, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het VWEU op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.
3. Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1408/2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het VWEU op de-minimissteun.
 
Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.
Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).
 
3.1.b. Kavelruilfaciliteiten
Beleidsmatige criteria
Het stimuleren en faciliteren van kavelruilen en andere vormen van gebiedsontwikkeling ten behoeve van de landbouwstructuur, realisatie Natuurnetwerk Nederland (NNN) en/of andere provinciale doelen.
Bij realisatie NNN kan ook gedacht worden aan het toedelen van particuliere eigenaren naar kavels binnen het NNN die zich verplichten tot het realiseren van een doelstelling van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer (SVNL) of de Subsidieregeling Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap (SKNL). Kavelruilen kunnen beter uitgevoerd worden wanneer het mogelijk is om een strategische grondpot te vormen. Deze strategische grondpot kan gebruikt worden om kavelruilen soepeler te laten verlopen en/of provinciale doelen eerder te bereiken.
 
Subsidiabele activiteiten
De provincie zal vanuit Op Drentse Maat het verschil tussen de verschuldigde rente en de pacht voor haar rekening nemen en het risico van waardevermeerdering of vermindering, zolang de kavel op naam staat van de provincie.
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
Bij kavelruilen is het van groot belang om te kunnen beschikken over een strategische grondpot. De provincie kan in een specifiek gebied een beperkte hoeveelheid grond aankopen om strategische grondposities in te kunnen nemen die bij kunnen dragen aan het kavelruilproces. De aankoop wordt gefinancierd vanuit het Nationaal Groenfonds. De provincie zal het verschil tussen de verschuldigde rente en de pacht voor haar rekening nemen en het risico van waardevermeerdering of vermindering, zolang de kavel op naam staat van de provincie. De bijdragen in de rentekosten komen voor het provinciale deel ten laste van de rekening Op Drentse Maat bij het Nationaal Groenfonds. De waardevermeerdering of vermindering van grondprijs van kavels zal ten goede of ten laste komen aan het Fonds Op Drentse Maat dat ondergebracht is bij het Nationaal Groenfonds.
 
In het algemeen kan gesteld worden dat een grondpot maximaal 5 jaar gevuld is en dat per kavelruil een grondpot gevormd kan worden. De individuele kavels mogen maximaal 2 jaar in bezit gehouden worden. GS zullen per jaar een subsidieplafond publiceren voor welke doelen, gebieden of commissies deze regeling van toepassing is. Het is ook mogelijk dat GS een Bestuurscommissie op grond van de WILG mandateren de subsidie voor kavelruilfaciliteiten uit te voeren.
GS kunnen in bijzondere omstandigheden besluiten af te wijken van het vorenstaande.
De bestuurscommissie moet kunnen aantonen dat de aan te kopen kavels een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan een kavelruil en/of realisatie NNN. Prolander dient aan te geven dat zij dit initiatief ondersteunen. Prolander dient de aan en verkopen marktconform uit te voeren. De aanvrager dient aan te geven op welke wijze de subsidie bij gaat dragen aan de realisatie van het NNN, landbouwdoelen en/of andere provinciale doelen. De subsidieaanvraag dient vergezeld te gaan van een offerte van Het Nationaal Groenfonds over welk bedrag en tegen welke rentevergoeding een lening aangegaan kan worden op grond van Op Drentse Maat.
 
Begunstigden
Bestuurscommissies, op grond van de WILG, waarvoor GS deze regeling van toepassing heeft verklaard door het publiceren van een subsidieplafond.
 
Maximale subsidiebijdrage
De maximale subsidietoezegging is het verschil tussen de verschuldigde rente en de pacht.
De waardevermeerdering of vermindering van de kavel op naam van de provincie, wordt opgevangen vanuit het fonds Op Drentse Maat
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).
 
EU-bepalingen/communautair toetsingscriteria
De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 107 en verder van het VWEU.
 
4. SUBSIDIES VOOR LANDSCHAP
4.1. Nationaal Landschap
 
4.1.a. Nationaal Landschap Drentsche Aa
 
Beleidsmatige criteria
Behoud, beheer en ontwikkeling van het Nationaal Landschap Drentsche Aa met als belangrijkste aandachtspunten de doelen uit het Beheer-, Inrichtings- en Ontwikkelingsplan (BIO) Drentsche Aa.
 
Subsidiabele activiteiten
Realisatie van de doelen uit het Beheer-, Inrichtings- en Ontwikkelingsplan Drentsche Aa, gekoppeld aan de begrenzing van het Nationaal Landschap Drentsche Aa.
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
Voor subsidieverlening komen slechts in aanmerking projecten die passen het BIO-plan Drentsche Aa 2.0. Primair is het budget echter bedoeld voor de instandhouding van het Levend bezoekersnetwerk Drentsche Aa.
 
Begunstigden
Een ieder die een bijdrage levert aan de doelstellingen van het Nationale landschap Drentsche Aa conform het door GS vastgestelde BIO-plan. Aanvragen van derden be-hoeven de goedkeuring van het Overlegorgaan.
 
Maximale subsidiebijdrage
100%
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).
 
EU-bepalingen/communautair toetsingskader
In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.
1. Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.
2. Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.
3. Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1408/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.
4. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de kleine en middelgrote ondernemingen.
5. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1407/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.
 
5. SUBSIDIES VOOR WATER
5.1. Water bergen en vasthouden
Beleidsmatige criteria
Water vasthouden in natuurgebieden, water vasthouden in beekdalen en de inrichting van bergingsgebieden zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe (2014) heeft prioriteit.
 
Subsidiabele activiteiten
- Inrichtingsmaatregelen gericht op het bergen en vasthouden van water.
- Inrichtingsmaatregelen die tot doel hebben hydrologische systemen klimaatbestendig te maken en/of de verdroging te bestrijden.
- Compenserende maatregelen in de vorm van bijdragen aan functieverandering en betaling van natschade.
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
- Er is een uitvoeringsplan beschikbaar en de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten dragen bij aan de bestrijding van regionale wateroverlast, het klimaatbestendig maken van watersystemen en/of de verdrogingsbestrijding.
- De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten geven inzicht in de mate waarin het project bijdraagt aan vasthouden en bergen van water.
- De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn afgestemd met de provincie en de gemeente, dan wel de provincies en de gemeenten op wier grondgebied de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zullen worden uitgevoerd.
- De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn niet strijdig met het vigerend provinciaal ruimtelijk beleid (provinciaal omgevingsbeleid maatgevend).
 
Begunstigden
Waterschappen.
 
Maximale subsidie bijdrage
De maximale subsidiebijdrage is 30%.
Daadwerkelijk toekennen is afhankelijk van de beschikbare financiële ruimte en ter beoordeling van GS.
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing, regeling is hele jaar opengesteld.
 
EU bepalingen
De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 107 en verder van het VWEU.
 
5.2. Synergieprojecten (KRW en WB21)
Beleidsmatige criteria
Er worden bijdragen verleend aan de synergieprojecten zoals opgenomen in bijlage 2 van de afrondingsovereenkomst ILG Rijk-provincie Drenthe van 23 november 2012, kortweg afrondingsovereenkomst ILG. Het betreft de volgende projecten.
- De Hunze natuurlijk.
- Ecologisch herstel Drentsche Aa.
- Beekdal Messchen.
- Waterberging en natuur Peizer- en Eeldermaden.
- Koppeling Matsloot-Eelderdiep.
- Samen over de Reest.
- Vledder Aa.
 
Subsidiabele activiteiten
De subsidiabele activiteiten zijn per project opgenomen in bijlage 2 van de afrondingsovereenkomst ILG.
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
- Er is een uitvoeringsplan beschikbaar en de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten dragen bij aan de bestrijding van regionale wateroverlast, het klimaatbestendig maken van watersystemen en/of de verdrogingsbestrijding.
- De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten geeft inzicht in de mate waarin het project bijdraagt aan de prestaties van de verschillende synergieprojecten.
- De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn afgestemd met de provincie en de gemeente, dan wel de provincies en de gemeenten op wier grondgebied de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zullen worden uitgevoerd.
- De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn niet strijdig met het vigerend provinciaal ruimtelijk beleid (provinciaal omgevingsbeleid maatgevend).
 
Begunstigden
Waterschappen en gemeenten.
 
Maximale subsidie bijdrage
Voor de synergieprojecten zoals opgenomen in de afrondingsovereenkomst ILG.
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing, regeling is hele jaar opengesteld.
 
EU bepalingen
De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 107 en verder van het VWEU.
 
Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.
Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.
 
 
5.3. Grondwater
Beleidsmatige criteria
Projecten gericht op een lagere belasting van het grondwater met ongewenste stoffen waarmee doelen van de Kaderrichtlijn Water worden gerealiseerd.
 
Subsidiabele activiteiten
a. Investeringen in emissiearme bemestingstechnieken.
b. Investeringen in nieuwe technieken gericht op vermindering van verliezen en gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen of toepassing van mechanische onkruidbestrijding.
c. Certificering kringloop landbouw op basis van landelijk geaccepteerde methoden.
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
Projecten van agrariërs zijn alleen subsidiabel als het gaat om een extra vermindering van de emissie bovenop de wettelijke verplichting.
 
Begunstigden
Waterschappen, drinkwaterleidingbedrijven en agrariërs.
De provincie kan zelf ook door middel van opdrachtverlening inhoud geven aan deze maatregel.
 
Maximale subsidiebijdrage
Daadwerkelijk toekennen is afhankelijk van de beschikbare financiële ruimte en ter beoordeling van GS.
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).
 
EU-bepalingen/communautair toetsingskader
In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.
1. Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.
2. Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.
3. Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1408/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.
4. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 702/2014, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de kleine en middelgrote ondernemingen.
5. Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EU), nummer 1407/2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.
 
Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.
Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.
 
5.4. Zoetwatervoorziening
Beleidsmatige criteria
Projecten opgenomen in het uitvoeringsprogramma van het Deltaprogramma zoetwater regio Oost-Nederland en Noord-Nederland (IJsselmeerregio).
Provinciale omgevingsvisie (2014).
 
Subsidiabele activiteiten
- Inrichtingsmaatregelen gericht op het vasthouden van water.
- Investeringen die leiden tot een zuiniger gebruik van water.
- Inrichtingsmaatregelen die tot doel hebben hydrologische systemen klimaatbestendig te maken en/of de verdroging te bestrijden.
- Compenserende maatregelen in de vorm van bijdragen aan functieverandering en betaling van natschade.
- Verbetering bodemstructuur op bedrijfsniveau.
- Certificering kringloop landbouw op basis van landelijk geaccepteerde methoden.
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
- De aanvrager maakt duidelijk in welke mate de maatregelen bijdragen aan een goede zoetwatervoorziening en behoud van de grondwatervoorraad;
- De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn niet strijdig met het vigerend provinciaal ruimtelijk beleid (provinciaal omgevingsbeleid maatgevend).
 
Begunstigden
Grondgebruikers, waterschappen.
 
Maximale subsidiebijdrage
Daadwerkelijk toekennen is afhankelijk van de beschikbare financiële ruimte en ter beoordeling van GS.
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing, regeling is hele jaar opengesteld.
 
EU bepalingen
De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 107 en verder van het VWEU.
 
Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.
Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.
 
6. SUBSIDIES VOOR RECREATIE EN TOERISME EN DUURZAAM ONDERNEMEN
6.1. Landelijke routenetwerken en toeristische infrastructuur
Beleidsmatige criteria
Het beleidskader wordt gevormd door de Realisatiestrategie Platteland.
 
Subsidiabele activiteiten
In aanmerking voor een bijdrage komen activiteiten die de toegankelijkheid van natuur en het landelijk gebied voor recreatief/toeristisch gebruik versterken. Zoals:
1. de instandhouding van de landelijk aaneengesloten routenetwerken voor wandelen en fietsen. Het gaat om activiteiten in het kader van netwerkbeheer; kwaliteitsbewaking; landelijke coördinatie; voorlichting; promotie cq kenniscoördinatie en monitoring;
2. de instandhouding van voorzieningen die bijdragen aan een bepaald nivo van toeristische toegankelijkheid van natuur en landschap.
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
Ad 1. Het door de provincies, in IPO verband, als basis voor de periode 2014-2015 goedgekeurde werkplan voor de "Nationale routestructuur fietsen en wandelen" vormt de basis voor de subsidie.
 
Begunstigden
Stichting Landelijk Fietsplatform en Stichting wandelnet. Gemeenten, weg- en terreinbeheerders. De provincie kan zelf ook door middel van opdrachtverlening inhoud geven aan deze maatregel.
 
Maximale subsidiebijdrage
75%.
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).
 
EU bepalingen/communautair toetsingskader
De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 107 en verder van het VWEU.
 
6.2. Versterken toeristische voorzieningen
Beleidsmatige criteria
Het beleidskader wordt gevormd door het POP II. Prioriteit hebben activiteiten die in Zuidwest- en Zuidoost-Drenthe worden uitgevoerd.
 
Subsidiabele activiteiten
Zie onder EU bepalingen.
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
Zie onder EU bepalingen.
 
Begunstigden
Zie onder EU bepalingen.
 
Maximale subsidiebijdrage
66%.
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).
 
EU bepalingen
Alle staatssteun toegekend in het kader van deze maatregelen aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling, zoals vastgesteld bij verordening (EU) nummer 1407/2013.
 
6.3. Innovatie en samenwerking landbouw
Beleidsmatige criteria
Omgevingsvisie Drenthe 2014, AgroAgenda Noord-Nederland 2013-2020, Innovatieprogramma Veenkolonien en Kader voor economische investeringen (KEI):
Activiteiten hebben tot doel:
- verbetering van de concurrentiepositie van de landbouw;
- verbreding van de economische basis voor ontwikkeling van inkomsten uit activiteiten naast en in samenhang met agrarische bedrijfsvoering;
- bevordering van een maatschappelijk aanvaarde landbouw;
 
Subsidiabele activiteiten
Naast fysieke maatregelen om te komen tot landbouwstructuurversterking (zie onder andere grondgebonden landbouw en landinrichting) gaat het om activiteiten gericht op:
a. het bevorderen van ondernemerschap door kennisontwikkeling, kennisverspreiding en ontwikkeling van ondernemersvaardigheden;
b. het bevorderen van innovaties, zoals het toepassen van nieuwe technieken en het ontwikkelen van nieuwe producten en afzetmogelijkheden;
c. het stimuleren van samenwerkingsverbanden met andere producenten en in de keten, zoals de regionale ketenontwikkeling voor biologische producten;
d. het stimuleren van nieuwe diensten en niet-landbouwkundige producten zoals energiewinning uit biomassa, zorg, recreatieve nevenactiviteiten en het zelf vermarkten van ambachtelijke producten;
e. het ontwikkelen en stimuleren van groen/blauwe diensten;
f. het stimuleren van activiteiten van agrariërs die gericht zijn op behoud en versterking van landschapswaarden en/of milieukwaliteit;
g. het bevorderen van voedselveiligheid en kwaliteit en dierenwelzijn;
 
Beoordelingscriteria/voorwaarden
Projecten moeten vernieuwing(en) teweegbrengen die ten nutte komen van de agrosector in Drenthe. Activiteiten moeten een voor Drenthe innovatief karakter hebben en/of een voorbeeldfunctie vervullen en/of overdraagbaar zijn op andere bedrijven. In het geval van projecten ter bevordering van maatschappelijk aanvaarde landbouw moet het gaan om bovenwettelijke maatregelen.
 
Begunstigden
(Samenwerkingsverbanden van) (agrarische) bedrijven, kennisinstellingen, intermediaire organisaties.
 
Maximale subsidiebijdrage
50%.
 
Aanvragen indienen vóór
Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).
 
Alle in het kader van deze maatregel toegekende steun zal in overeenstemming zijn met de de-minimisregeling zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nummer 1407/2013.
 
Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP3.
Medio 2015 wordt de Verordening POP3 subsidies provincie Drenthe vastgesteld. De voorwaarden voor subsidieverstrekking zoals genoemd in deze Verordening zijn dan ook van toepassing.
 
7. BIJLAGEN
7.1. Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 (begripsbepalingen)
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
a. agrarisch beheerpakket: in bijlage 3, onderdeel B, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer beschreven pakket, bestaande uit instapeisen, beheereisen en, voor zover in het betreffende agrarische beheerpakket opgenomen, administratieve of aanvullende verplichtingen;
b. ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 7;
c. beheerpakket landschap: in bijlage 6, onderdeel B, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer beschreven pakket, bestaande uit instap- en beheereisen;
d. beheerplan: plan ex artikel 19a lid 1 of 19b lid 1 van de Natuurbeschermingswet 1998;
e. beheertype: een agrarisch beheerpakket, een beheerpakket landschap, een landschapselement of een natuurbeheertype;
f. DLG: de Dienst Landelijk Gebied van het ministerie van Economische Zaken;
g. functieverandering: het omzetten van landbouwgrond naar natuurterrein;
h. gecertificeerde begunstigde: begunstigde als bedoeld in artikel1.1, onderdeel k, van de Subsidie-verordening natuur- en landschapsbeheer met dien verstande dat voor de toepassing van de in artikel 5, onderdeel a, van de onderhavige regeling opgenomen uitzondering onder gecertificeerde begunstigde mede wordt verstaan Staatsbosbeheer, mits zij beschikt over een geldig certificaat natuurbeheer, afgegeven door of namens GS;
i. habitattype: type, zoals genoemd in bijlage I bij de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;
j. investeringsplan: plan bedoeld in artikel 10, eerste lid;
k. investeringssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 8;
l. landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);
m. landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een landbouwactiviteit uitoefent;
n. landbouwgrond: binnen de provincie gelegen stuk grond waarop een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, niet zijnde gronden als bedoeld in onderdeel r, andere gronden met als hoofdfunctie natuur of gronden als bedoeld in artikel 5a van de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister van Economische Zaken;
o. landschapselement: in bijlage 6, onderdelen A.1 of A.2, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer opgenomen onderdeel van het landschap;
p. minister: de minister van Economische Zaken;
q. natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer;
r. natuurbeheertype: in bijlage 1, tweede kolom, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer opgenomen soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap;
s. natuurkwaliteit: op de ambitiekaart van het natuurbeheerplan aangegeven gewenst kwaliteitsniveau van het beheertype, gebaseerd op de Index Natuur en Landschap;
t. natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur, die ingevolge artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer is begrensd, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 van de onderhavige regeling is verstrekt;
u. plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013: Nederlands plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1698/2005;
v. realisatieplan: plan als bedoeld in artikel 17, vierde lid;
w. subsidie functieverandering: subsidie als bedoeld in artikel 15;
 
Artikel 2 (subsidieplafond en openstelling)
1. GS kunnen een subsidieplafond vaststellen voor de investeringssubsidies, bedoeld in artikel 8, alsmede een subsidieplafond voor de subsidie functieverandering, bedoeld in artikel 15. GS kunnen daarbij uitsluiten:
a. bepaalde gebieden;
b. bepaalde categorieën van aanvragers;
c. bepaalde investeringssubsidies, al dan niet voor bepaalde beheertypen;
d. het verstrekken van een subsidie functieverandering voor zover die subsidie voorafgaat aan:
i. de realisatie van een op grond van onderdeel c uitgesloten natuurbeheertype, ongeacht of die realisatie plaats zou hebben gevonden naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, of een realisatieplan als bedoeld in artikel 17, vierde lid;
ii. de realisatie en bescherming van een op grond van onderdeel c uitgesloten landschapselement, ongeacht of die realisatie en bescherming plaats zou hebben gevonden naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, of een realisatieplan als bedoeld in artikel 17, vierde lid.
2. GS kunnen een openstellingsperiode vaststellen voor het indienen van een aanvraag investeringssubsidie of een subsidie functieverandering. Een dergelijk besluit wordt uiterlijk 6 weken voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.
3. Als op grond van het tweede lid besloten is een openstellingsperiode te hanteren en op grond van het eerste lid tevens een subsidieplafond wordt vastgesteld, wordt het besluit waarin het subsidieplafond wordt vastgesteld uiterlijk 6 weken voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.
 
Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)
1. Aanvragen worden afgehandeld in volgorde van ontvangst.
2. Als GS een subsidieplafond hebben vastgesteld rangschikken zij per subsidieplafond aanvragen tot subsidieverlening met dezelfde ontvangstdatum door loting voor zover op die datum het subsidieplafond wordt overschreden.
3. Volgens de rangschikking, bedoeld in het tweede lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.
4. Als een aanvraag naar het oordeel van GS onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum waarop eerste indiening heeft plaatsgehad plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop GS de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.
5. Indien GS een openstellingsperiode hebben vastgesteld, zijn het eerste tot en met vierde lid van overeenkomstige toepassing voor de afhandeling van aanvragen die in dezelfde openstellingsperiode zijn ontvangen.
 
Artikel 4 (indiening aanvraag)
Als een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door een gemachtigde gaat de aanvraag vergezeld van een bewijs van machtiging.
 
Artikel 4a (beslistermijn)
1. GS beslissen binnen 13 weken op een aanvraag. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste 13 weken worden verdaagd.
2. In afwijking van het eerste lid beslissen GS binnen 26 weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 8, vierde lid. De beslissing kan éénmaal met ten hoogste 26 weken worden verdaagd.
 
Artikel 5 (uitsluitingen begunstigden)
Een investeringssubsidie en een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt aan:
a. publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van Staatsbosbeheer;
b. rechtspersonen die de waterwinning als doelstelling hebben;
c. privaatrechtelijke rechtspersonen die kennelijk zijn opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of gedeeltelijk berust bij de rechtspersonen, bedoeld in de onderdelen a en b;
d. bedrijven in moeilijkheden als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings-en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PbEG C 244)
 
Artikel 6 (anti-cumulatie)
1. Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd subsidie is verstrekt door GS op grond van een andere regeling of door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie voor de desbetreffende activiteit meer bedraagt dan:
a. de werkelijke kosten die de activiteiten met zich meebrengen;
b. de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven, of
c. de maximale vergoeding die op grond van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 mag worden gegeven, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk is om betaling boven de werkelijke kosten dan wel de hiervoor bedoelde maxima te voorkomen.
2. De aanvrager verklaart op het door of namens GS vast te stellen aanvraagformulier óf en zo ja welke andere subsidies als bedoeld in het eerste lid hij voor de desbetreffende activiteit ontvangt en door wie die subsidies worden verstrekt.
 
Artikel 6a (communautaire richtsnoeren voor staatssteun)
1. Subsidies als bedoeld in de artikelen 8 en 15 worden slechts verstrekt voor zover die verstrekking geschiedt in overeenstemming met punt 16, vierde alinea, van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (Pb 2006/C 319/01).
2. Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8, tweede lid, en het derde lid, onderdeel b, kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2013 indien de investering gericht is op een agrarisch beheerpakket, opgenomen in bijlage 3, onderdeel A.2, onderscheidenlijk een beheerpakket landschap, opgenomen in bijlage 6, onderdeel B.2, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer.
3. Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, het derde lid, onderdeel a, en het vierde lid, alsmede artikel 15 kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2017.
 
Artikel 6b (bewaren subsidiedocumenten)
Een ontvanger van een subsidie bewaart alle documenten inzake een aan hem op grond van deze regeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste 5 jaar nadat de desbetreffende subsidie geheel is vastgesteld.
 
Hoofdstuk 2 Ambitiekaart
 
Artikel 7 (ambitiekaart)
Als onderdeel van het natuurbeheerplan stellen GS ten behoeve van de uitvoering van deze regeling een elektronische ambitiekaart met een topografische ondergrond vast, waarop:
a. de begrenzing is vastgelegd van alle bestaande en nog te realiseren natuur waarvoor GS een subsidie als bedoeld in artikel 8 of artikel 15 willen verstrekken;
b. binnen deze begrenzing de natuurkwaliteit van alle bestaande en nog te realiseren natuur is getypeerd conform de Index Natuur en Landschap.
 
Hoofdstuk 3 Investeringssubsidie natuur en landschap
 
Artikel 8 (grondslag subsidie)
1. GS kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen in een natuurterrein die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigen met als doel:
a. de realisatie van een natuurbeheertype op grond die een functieverandering heeft ondergaan;
b. de realisatie en bescherming van een landschapselement op grond die een functieverandering heeft ondergaan;
c. de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande natuurbeheertype;
d. de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande landschapselement;
e. de omzetting van een natuurterrein met een bestaand natuurbeheertype in een natuurterrein met een overeenkomstig de ambitiekaart gewenst natuurbeheertype te realiseren, of;
f. de realisatie of verhoging van de natuurkwaliteit van een habitattype.
2. GS kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen in landbouwgrond die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van de desbetreffende landbouwgrond wijzigen met als doelde realisatie van een agrarisch beheerpakket.
3. GS kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen met als doel:
a. de realisatie en bescherming van een binnen een natuurterrein gelegen landschapselement waarbij geen functieverandering hoeft plaats te vinden, of
b. de realisatie en bescherming van een buiten een natuurterrein gelegen beheerpakket landschap.
4. GS kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor een programma dat is gericht op investeringen in natuurterreinen die één of meerdere van de in het eerste lid, onderdeel a tot en met e, of het derde lid, onderdeel a, bedoelde doelen hebben.
 
Artikel 9 (begunstigden)
1. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, kan worden verstrekt aan:
a. een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap heeft over het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, krachtens:
i. eigendom;
ii. erfpacht;
iii. recht van beklemming;
iv. artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied, of
v. een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet zoals die wet tot 1 januari 2007 gold;
b. rechtspersoonlijkheid bezittende samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in onderdeel a.
2. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, kan worden verstrekt aan een landbouwer die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd beheert krachtens een zakelijk recht of een persoonlijk recht.
3. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, kan worden verstrekt aan de in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde personen en samenwerkingsverbanden.
4. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, kan worden verstrekt aan de in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoelde landbouwers.
5. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, kan worden verstrekt aan een gecertificeerde begunstigde welke in zijn kwaliteitshandboek het onderdeel projecten heeft opgenomen en daarvoor mede is gecertificeerd door GS.
6. Een begunstigde als bedoeld in het vijfde lid, wordt aangemerkt als ware hij gecertificeerd begunstigde, mits hij uiterlijk 15 november 2013 een aanvraag tot certificering voor het onderdeel projecten bij GS heeft ingediend. Het aanmerken van de begunstigde als ware hij gecertificeerd begunstigde eindigt op de datum dat GS hebben besloten op de aanvraag tot certificering, doch uiterlijk op 1 januari 2015.
7. Indien een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v., van het onderhavige artikel bedoelde titel, onderscheidenlijk een in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoeld zakelijk of persoonlijk recht, is belast met of afgeleid van een ander recht, kan slechts een investeringssubsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid de inrichtingsmaatregelen uit te voeren.
 
Artikel 9a (uitsluitingen)
1. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen c en e, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:
a. hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe
b. hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister, of
c. hoofdstuk 3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype door die maatregelen onmogelijk wordt.
2. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, wordt niet verstrekt voor zover op het landschapselement nog verplichtingen rusten op grond van:
a. hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe;
b. hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister, of
c. afdeling 5.1.2 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer ,
tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande landschapselement door die maatregelen onmogelijk wordt.
3. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van:
a. hoofdstuk 5 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Drenthe;
b. hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, of
c. hoofdstuk 4 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer.
4. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:
a. hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe, of
b. hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister.
5. Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, wordt niet verstrekt voor zover op het beheerpakket landschap nog verplichtingen rusten op grond van:
a. hoofdstuk 5 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Drenthe;
b. hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;
c. de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden;
d. de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland, of
e. afdeling 5.1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer.
 
Artikel 9b (prétoets)
1. GS kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend indien die aanvraag vergezeld gaat van een positief préadvies van de DLG omtrent de wenselijkheid, alsmede de efficiëntie en effectiviteit, van de voorgestelde investering.
2. Een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, of het vierde lid van dat artikel ten behoeve van landbouwgrond die op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01, kan pas worden ingediend indien:
a. de begunstigde schriftelijk bij GS aangeeft welk natuurbeheertype hij voornemens is op het desbetreffende natuurterrein te realiseren. De grenzen van het desbetreffende natuurterrein worden op een bijgevoegde kaart aangegeven;
b. GS hebben ingestemd met de realisatie van dat natuurbeheertype op het desbetreffende natuurterrein, én
c. de ambitiekaart door GS is aangepast zodat de realisatie van het natuurbeheertype op dat natuurterrein in overeenstemming is met het natuurbeheerplan.
3. De onderdelen a tot en met c van het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, of het vierde lid van dat artikel wordt ingediend ten behoeve van een natuurterrein dat op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01.
 
Artikel 10 (aanvraag subsidie)
1. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en derde lid gaat vergezeld van een investeringsplan bestaande uit:
a. een beschrijving van de uitgangssituatie;
b. een vermelding welk van de in artikel 8 bedoelde investeringsdoelen het betreft;
c. een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen;
d. de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd;
e. de motivering voor het treffen van de maatregelen;
f. de met de maatregelen beoogde eindsituatie van het terrein, waarbij minimaal het beoogde beheertype en de oppervlakte daarvan wordt aangegeven;
g. een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen, of te verwijderen wegen en paden
h. een tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd
i. een gespecificeerde begroting
j. één of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van het natuurterrein, de landbouwgrond, het landschapselement of het be-heerpakket landschap waarvoor de subsidie wordt aangevraagd is aangegeven;
2. Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen GS de aanvrager om aanvullende informatie vragen.
3. Onverminderd artikel 9, zesde lid, gaat een aanvraag tot verlening van een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van:
a. de eigenaar van het desbetreffende natuurterrein, de landbouwgrond, het landschapselement of het beheerpakket landschap, én, in voorkomend geval,
b. de erfpachter van het desbetreffende natuurterrein, de landbouwgrond, het landschapselement of het beheerpakket landschap,
indien de aanvrager een ander is dan de eigenaar. Onderdeel b is niet van toepassing indien de aanvraag wordt ingediend door de erfpachter, bedoeld in dat onderdeel.
4. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie door een begunstigde als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder v, of een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, waar een hiervoor bedoelde begunstigde deel van uitmaakt, dient voor het betreffende natuurterrein tevens vergezeld te gaan van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie.
5. Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel8, vierde lid gaat vergezeld van:
a. een lijst van de natuurterreinen of landschapselementen ten behoeve waarvan de bedoelde investeringen worden verricht;
b. een vermelding van de natuurbeheertypes of landschapselementen waarop de investeringen betrekking hebben, bij voorkeur per natuurterrein of landschapselement;
c. een vermelding welk van de in artikel 8, eerste lid, bedoelde investeringsdoelen het betreft, bij voorkeur per natuurterrein of landschapselement;
d. een vermelding van de natuurterreinen waarop een investering als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, betrekking heeft;
e. een vermelding per natuurterrein of landschapselement van de oppervlakte waarop de investeringen betrekking hebben;
f. een vermelding per natuurterrein of landschapselement van de hoogte van de investering;
g. een vermelding van de looptijd van het totale programma en per natuurterrein of landschapselement de spreiding van de verschillende investeringen binnen die looptijd;
h. één of meerdere elektronische kaarten met daarop de buitengrenzen van het natuurterrein of het landschapselement waarvoor de investeringssubsidie wordt aangevraagd. GS kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan de in de eerste volzin bedoelde kaarten moeten voldoen.
6. In afwijking van het vijfde lid kan een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid vergezeld gaan van een opgave van de natuurterreinen, landschapselementen of natuurbeheertypes ten behoeve waarvan de gecertificeerde begunstigde binnen zijn areaal binnen het programma investeringen wil uitvoeren, alsmede de looptijd van het programma.
 
Artikel 11 (subsidievoorwaarden)
1. Een investeringssubsidie kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de desbetreffende maatregelen in het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma, dragen naar het oordeel van GS bij aan de realisatie van het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel;
b. het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel is in overeenstemming met het natuurbeheerplan of beheerplan zoals dat op de datum van aanvraag van de desbetreffende subsidie gold;
c. de maatregelen die het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma, beschrijft realise-ren deze omzetting, verhoging van de kwaliteit, realisatie of aanleg als vermeld in onderdeel a efficiënt en effectief;
d. er is geen aanvang gemaakt met de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen vóórdat:
i. de taxatie, bedoeld in artikel 20, derde lid, uitgevoerd door een beëdigd taxateur landelijk gebied, indien de aanvraag voor een investeringssubsidie vergezeld gaat van een aanvraag voor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15, dan wel
ii. de ontvangst van de aanvraag voor investeringssubsidie door of namens GS is bevestigd, voor zover het andere gevallen dan onder i. betreft;
e. de inrichtingsmaatregelen als bedoeld in artikel 8, eerste lid onderdeel a tot en e leiden tot:
i. een natuurbeheertype dat voldoet aan de esbetreffende eisen zoals opgenomen in de Index Natuur en Landschap;
ii. een agrarisch beheerpakket, beheerpakket landschap of landschapselement dat voldoet aan de esbetreffende instapeisen zoals opgenomen in de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer.
2. Onverminderd het eerste lid kan een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 slechts worden verleend indien de aanvrager schriftelijk verklaart ten minste 6 jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld in het eerste lid, beheer gericht op de instandhouding van het natuurbeheertype of het landschapselement, dan wel de uitvoering van een agrarisch beheerpakket of beheerpakket landschap, te blijven voeren. Deze verplichting vervalt voor zover hij voor die instandhouding onderscheidenlijk uitvoering een corresponderende subsidie op grond van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer heeft aangevraagd en ontvangt. De subsidieaanvraag op basis van de voornoemde verordening wordt ingediend in de eerstvolgende openstellingsperiode na het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 14c.
3. Indien een subsidieontvanger subsidie ontvangt op grond van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, en de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken omdat de subsidieontvanger toerekenbaar niet voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen, dan is voor de resterende periode de in het tweede lid, eerste volzin, bedoelde instandhoudings- respectievelijk uitvoeringsplicht weer van toepassing tot de termijn van 6 jaar na afronding van de inrichtings-maatregelen is verstreken.
 
Artikel 12 (subsidieverplichtingen)
1. De ontvanger van een investeringssubsidie
a. realiseert de investering conform het goedgekeurde investeringsplan;
b. brengt jaarlijks een schriftelijk verslag uit aan GS over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten, tenzij alle inrichtingsmaatregelen binnen één jaar zijn afgerond.
2. De investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van één maand na bekendmaking van de subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die deel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.
3. Indien een subsidie wordt verstrekt door toepassing van artikel 9, zesde lid, heeft de subsidieontvanger de verplichting voor 1 januari 2015 alsnog voor het onderdeel projecten het certificaat te verkrijgen.
4. Indien een aanvraag is gedaan conform artikel 10, zesde lid, maken GS en de subsidieontvanger in de overeenkomst als bedoeld in het tweede lid afspraken over de wijze waarop gedurende de looptijd van het programma een invulling wordt gegeven aan een specificatie van de onderdelen genoemd in artikel 10, vijfde lid.
 
Artikel 13 (subsidiabele en niet subsidiabele kosten)
1. De volgende kosten komen, inclusief BTW voor zover verrekening niet mogelijk is, in aanmerking voor subsidie:
a. kosten voor het door derden laten opstellen van het investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma van éénmalige investeringen, bedoeld in artikel 8, vierde lid;
b. maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen;
c. maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding;
d. grondverzet;
e. het plaatsen van een raster;
f. afvoer van grond;
g. de verwijdering van opstallen;
h. de verwijdering van begroeiing en beplanting;
i. maatregelen tot wijziging van de feitelijke bereikbaarheid van een natuurterrein, waaronder in ieder geval is begrepen de aanleg of het herstel van wegen en paden;
j. aanloopbeheer;
k. overige maatregelen voorzover noodzakelijk in verband met de desbetreffende investering.
2. De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:
a. kosten voor de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;
b. kosten voor de bouw van opstallen;
c. kosten voor de aanschaf van machines;
d. kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;
e. kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;
f. kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud;
g. kosten voor de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in het eerste lid;
h. kosten verband houdend met de uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak.
 
Artikel 14 (hoogte investeringssubsidie)
1. Alleen de werkelijk gemaakte kosten zijn subsidiabel.
2. De subsidie is maximaal 95% van de subsidiabele kosten.
3. GS kunnen, in afwijking van de voorgaande leden, een maximum bedrag aan subsidiabele kosten per hectare vaststellen.
 
Artikel 14a (beschikking tot subsidieverlening)
Een beschikking tot verlening van een investeringssubsidie vermeldt in elk geval:
a. in hoeverre het investeringsplan in uitvoering kan worden genomen;
b. het bedrag waarop de investeringssubsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, en
c. de tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen in hun geheel gerealiseerd dienen te zijn.
 
Artikel 14b (bevoorschotting)
1. GS kunnen jaarlijks op aanvraag een voorschot verlenen, mits:
a. de goedgekeurde tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd meer dan één jaar bedraagt;
b. de hoogte van het toe te kennen voorschot minimaal € 500,- en maximaal 50% van de totale investeringssubsidie bedraagt;
c. de aanvraag vergezeld gaat van een overzicht van de gemaakte kosten en de betalings-bewijzen daarvan.
2. Indien een aanvraag tot bevoorschotting ertoe zou leiden dat in totaal voor meer dan 95% van de totale investeringssubsidie aan voorschotten zou worden verstrekt, wordt die aanvraag slechts gehonoreerd tot het maximum van 95% van de totale investeringssubsidie bereikt is.
 
Artikel 14c (subsidievaststelling)
1. De subsidieontvanger dient een aanvraag tot subsidievaststelling in binnen 6 maanden na:
a. afronding van de inrichtingsmaatregelen, of
b. afloop van de goedgekeurde looptijd van het programma van éénmalige investeringen, indien het een subsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, betreft.
2. De aanvraag gaat in elk geval vergezeld van een verklaring dat de inrichtingsmaatregelen zijn uitgevoerd conform het goedgekeurde investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma, alsmede van een overzicht van de gemaakte kosten en de betalingsbewijzen daarvan, voor zover dat overzicht en die kosten niet reeds gemaakt onderscheidenlijk verantwoord zijn op grond van een aanvraag als bedoeld in artikel 14b.
3. GS kunnen nadere eisen stellen aan een aanvraag als bedoeld in het eerste lid van het onderhavige artikel.
 
Artikel 14d (overdracht)
1. Indien een ontvanger van een investeringssubsidie gedurende de periode waarvoor die subsidie is verleend het desbetreffende natuurterrein dan wel de betreffende landbouwgrond overdraagt aan een derde, en hij daardoor niet langer in staat is de investeringsmaatregelen te realiseren, kan de desbetreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde, mits:
a. zij hier gezamenlijk binnen 4 weken na de overdracht schriftelijk om verzoeken, én
b. de derde verklaart met ingang van de datum van overdracht te treden in de aan de subsidieverlening verbonden rechten en plichten.
2. Uiterlijk 6 weken ná het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dient de subsidieontvanger een overzicht in van de door hem vóór de overdracht gemaakte subsidiabele kosten, alsmede de betalingsbewijzen daarvan, voor zover deze betrekking hebben op het overgedragen natuurterrein dan wel de overgedragen landbouwgrond.
3. Indien er sprake is van een gedeeltelijke overdracht van het natuurterrein dan wel de landbouwgrond, honoreren GS een verzoek als bedoeld in het eerste lid slechts voor zover de investeringsmaatregelen die op zowel het overgedragen deel als het resterende deel worden uitgevoerd elk afzonderlijk leiden tot de realisatie van een beheertype.
 
Hoofdstuk 4 Subsidie functieverandering
Artikel 15 (grondslag subsidie functieverandering)
GS kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor de waardedaling van grond ten gevolge van:
a. de omzetting van landbouwgrond in natuurterrein;
b. de omzetting van landbouwgrond ten behoeve van de daaropvolgende aanleg van een landschapselement of realisatie van een beheerpakket landschap.
 
Artikel 16 (begunstigden)
Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt aan eigenaren van landbouwgrond, met uitzondering van:
a. eigenaren die subsidie hebben ontvangen voor de verwerving van de desbetreffende landbouwgrond;
b. eigenaren aan wie voor de desbetreffende grond reeds eerder een subsidie functieverandering is verstrekt op grond van de onderhavige verordening, de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe of de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister.
 
Artikel 16a (uitsluitingen)
Een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van de:
a. de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Drenthe;
b. de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;
c. hoofdstuk 4 of afdeling 5.1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer;
d. de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden, of
e. de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland.
 
Artikel 17 (aanvraag subsidie)
1. De aanvraag tot subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van één of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van de landbouwgrond waarvoor de subsidie wordt aangevraagd zijn aangegeven, alsmede de op die landbouwgrond gelegen wegen en paden.
2. Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen GS de aanvrager om aanvullende informatie vragen.
3. Indien op de landbouwgrond waarvoor een subsidie functieverandering is aangevraagd een recht van hypotheek is gevestigd, gaat een aanvraag tot subsidieverlening vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht van hypotheek toekomt.
4. Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt een realisatieplan gevoegd indien die aanvraag niet tevens vergezeld gaat van een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b, voor de desbetreffende landbouwgrond.
5. In het realisatieplan beschrijft de begunstigde in elk geval op welke wijze hij voornemens is het na de functieverandering ontstane natuurterrein, het aan te leggen landschapselement of het te realiseren beheerpakket landschap te ontwikkelen en te beheren. GS kunnen nadere eisen stellen aan het realisatieplan.
 
Artikel 18 (subsidievoorwaarden)
1. Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. de subsidie is bedoeld voor de omzetting van landbouwgrond als bedoeld in artikel 15;
b. de functieverandering dient niet tot uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak;
c. de functieverandering is in overeenstemming met het natuurbeheerplan zoals dat op de datum van aanvraag van de subsidie functieverandering gold;
d. de in het realisatieplan beschreven wijze van ontwikkeling en beheer van het natuurterrein, het landschapselement of het beheerpakket landschap draagt naar het oordeel van GS voldoende bij aan de doelstellingen zoals opgenomen in het natuurbeheerplan.
2. Een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt indien:
a. de aanvraag voor de subsidie functieverandering vergezeld gaat van een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b, of het derde lid, onderdeel b, van dat artikel, én
b. de aanvraag voor die investeringssubsidie wordt afgewezen omdat niet voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 11, doch slechts
c. voor zover die investeringssubsidie betrekking had op de landbouwgrond waarvoor de subsidie functieverandering is aangevraagd.
 
Artikel 19 (Subsidieverplichtingen)
1. De subsidie functieverandering wordt verleend onder de voorwaarde dat:
1. binnen een termijn van één jaar na de datum van verzending of uitreiking van de beschikking tot subsidieverstrekking een overeenkomst tussen de subsidieontvanger en de provincie Drenthe tot stand komt waarin is opgenomen:
a. de verplichting van de eigenaar van de grond de desbetreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling van het te realiseren natuurbeheertype dan wel landschapselement en de daaropvolgende instandhouding daarvan op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;
b. dat de verplichtingen, bedoeld onder a. zullen overgaan op degene die de grond onder algemene of bijzondere titel zullen verkrijgen en eveneens gelden voor degene die van de rechthebbende een recht op het gebruik van de grond verkrijgen;
2. de overeenkomst, bedoeld in onderdeel 1, wordt ingeschreven in de openbare registers;
3. de subsidieontvanger binnen een termijn van één jaar na de subsidieverlening met het Nationaal Groenfonds een overeenkomst tot voorfinanciering afsluit waarin is opgenomen:
a. de verplichting van de subsidieontvanger het bedrag, bedoeld in artikel 20, eerste lid, in zijn geheel voor te laten financieren door het Nationaal Groenfonds;
b. de verplichting van het Nationaal Groenfonds het bedrag bedoeld in artikel 20, eerste lid, in zijn geheel te betalen binnen 8 weken nadat zowel de desbetreffende overeenkomst is getekend als de overeenkomst, bedoeld in onderdeel 1, is ingeschreven in de openbare registers.
2. GS kunnen, na overleg met het Nationaal Groenfonds, in de beschikking tot subsidieverstrekking bepalen dat het eerste lid, onderdeel 3, niet van toepassing is.
3. In een geval als bedoeld in het tweede lid zullen GS het in artikel 20, eerste lid, bedoelde bedrag in zijn geheel betalen binnen 8 weken nadat de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel 1 van het onderhavige artikel, is ingeschreven in de openbare registers.
 
Artikel 20 (vaststelling subsidie functieverandering)
1. De hoogte van de subsidie functieverandering is maximaal 85% van de waarde van de landbouw-grond.
2. GS bepalen het bedrag, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van een taxatie.
3. De waarde van de landbouwgrond als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op basis van een taxatie. Bij deze taxatie wordt uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming en wordt als peildatum gehanteerd de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ontvangen. Indien de aanvraag onvolledig of onjuist is wordt als peildatum aangehouden de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gecompleteerd.
4. De kosten voor de inschrijving in de openbare registers van de overeenkomst, bedoeld in artikel 19, onderdeel 1, alsmede de kosten die voortvloeiend uit de overeenkomst, bedoeld in artikel 19, onderdeel 3, komen voor rekening van de provincie.
 
Hoofdstuk 5 Slotbepalingen
 
Artikel 21 (toepasselijkheid ILG-verordening/geen toepassing hardheidsclausule)
De bepalingen van de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied zijn van overeenkomstige toepassing voor zover in de onderhavige regeling niet anders of afwijkend wordt bepaald.
1. Behoudens het bepaalde in het eerste lid zullen GS bij de toepassing van deze subsidieregeling geen gebruik maken van de bevoegdheid om het gestelde bij of krachtens de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken.
 
Artikel 21a (overgangsrecht gewijzigde definitie)
Op aanvragen die zijn ingediend vóór 1 oktober 2014 blijft artikel 1, onderdeel l, van toepassing zoals dat artikel vóór die datum luidde.
 
Artikel 22 (inwerkingtreding)
Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.
 
Artikel 23 (citeertitel)
Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap
 
 
Naar boven