Het POP3 bestaat voornamelijk uit maatregelen die door de provincies zullen worden uitgevoerd. De volgende voor onderhavige verordening relevante provinciale maatregelen en submaatregelen zijn in het programmadocument van Nederland opgenomen .
1. Maatregel inzake Kennisoverdracht en voorlichting
(artikel 14 Verordening (EU) nummer 1305/2013)
Het is nodig om voorlichting en andere kennisoverdrachtacties te ondersteunen omdat reeds ontwikkelde (veelal technische) innovaties vaak moeilijk voorbij de eindfase van de innovatiecyclus komen. Zonder deze maatregel blijft grootschalige toepassing van noodzakelijke innovaties uit of wordt deze vertraagd. Dit geldt in het bijzonder wanneer de toepassing van een innovatie niet vanzelfsprekend zelfstandig door het bedrijfsleven en de markt worden opgepakt. Daarnaast dient de maatregel bij te dragen aan kennisuitwisseling tussen onderzoek en praktijk. Enerzijds voor toepassing van nieuwe wetenschappelijke kennis in de praktijk en anderzijds voor onderzoek dat gestuurd wordt door vragen vanuit de praktijk.
2. Maatregel inzake investeringen
(artikelen 17, eerste lid (a, c en d), Verordening (EU) nummer 1305/2013)
Deze maatregel bestaat uit een vijftal submaatregelen:
a. fysieke investeringen nodig voor het ontwikkelen, beproeven en demonstreren van innovaties en voor de brede uitrol van innovaties;
b. fysieke investeringen in verduurzaming van agrarische ondernemingen van jonge landbouwers;
c. investeringen in infrastructuur;
d. niet-productieve investeringen voor biodiversiteit, natuur, landschap en hydrologische maatregelen PAS (Programmatische Aanpak Stikstof); en
e. niet-productieve investeringen voor water.
Deze maatregelen dragen bij het versterken van de levensvatbaarheid van landbouwbedrijven en het concurrentievermogen van de landbouw en het bevorderd het gebruik van van innovatieve landbouwtechnologieën. Er wordt een link gelegd met duurzaamheid en innovatie door in te spelen op onderwerpen als milieu, klimaat, water, bodembeheer, energie, dier- en plantgezondheid en dierenwelzijn, biodiversiteit en landschap.
3. Maatregel inzake samenwerking
(artikel 35 van Verordening (EU) nummer 1305/2013)
Deze maatregel richt zich op het ontwikkelen en valideren van praktische kennis en technologie met een groep van koplopers, die met name resulteert in technische innovatie, productinnovatie, procesinnovatie, organisatie-innovatie, innovatie in business-concepten en/of uiteindelijk in systeeminnovatie. Deze maatregel is op samenwerkingsvormen en bestaat uit de volgende submaatregelen:
1) samenwerking met betrekking tot proefprojecten en de ontwikkeling van nieuwe producten, praktijken, processen en technieken in de landbouw- en de voedingsmiddelensector; en
2) de oprichting en werking van operationele groepen in het kader van het EIP voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw.
4. Maatregel inzake LEADER –lokale ontwikkeling
(artikelen 32 tot en met 35 van Verordening (EU) nummer 1303/2013 en artikelen 42 tot en met 44 van Verordening (EU) nummer 1305/2013
LEADER beoogt bij te dragen aan de plaatselijke ontwikkeling van plattelandsgebieden. De interactie tussen landbouw en samenleving wordt steeds belangrijker. Er ligt een opgave om samen te werken aan de sociaaleconomische ontwikkeling van het platteland en aan een duurzaam beheer van de ruimte. De agrarische sector zal zich in moeten zetten voor maatschappelijk draagvlak. De sector moet daarbij invulling geven aan haar "license to produce". Dat kan bijvoorbeeld door de relatie tussen het platteland en de stad en tussen de boer en de burger te verstevigen. LEADER kan hier een bijdrage aan leveren, want:
o LEADER heeft een toegevoegde waarde bij projecten waarvoor draagvlak en samenwerking tussen private en publieke partijen een voorwaarde voor succes zijn;
o LEADER-projecten komen ten goede aan de economische ontwikkeling en werkgelegenheid op het platteland, innovaties op agrarische bedrijven, de leefomgeving van de agrarische sector, jonge boeren en hun gezinnen;
o LEADER kan ondersteunen in 'krimp'gebieden waar alle actoren de opgave hebben om samen te werken aan een sociaal en economisch vitaal platteland;
o LEADER is een krachtige aanpak voor de opgaven voor integrale plattelandsontwikkeling waarbij verschillende belanghebbenden zijn betrokken en de landbouwsector een belangrijke speler is;
o LEADER sluit goed aan bij de huidige tijdsgeest die vraagt om een actievere inzet van burgers en bedrijven.
Het resterende deel van de maatregelen genoemd in het POP3-programma betreft de agromilieu- en klimaatmaatregelen, waarvoor een separate provinciale verordening ontwikkeld is, òf zal door de Minister van Economische Zaken worden uitgevoerd. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de maatregelen inzake risicobeheer (artikelen 36 en 37 van de POP-verordening).