Artikel 14
- 1.
Deze verordening is vastgesteld op (invullen datum PS-besluit) en treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin deze wordt gepubliceerd.
- 2.
De Wegenverordening Noord-Holland 2012 (Provinciaal Blad , nr. ), wordt, met ingang van het in het eerste lid van dit artikel bedoelde tijdstip van inwerkingtreding, ingetrokken.
Haarlem, 28 september 2015.
Provinciale Staten van Noord-Holland,
J.R. Loggen M.Sc, waarnemend statengriffier.
Uitgegeven op 8 oktober 2015.
In dit artikel worden de definities gegeven die van belang zijn voor toepassing van deze verordening.
Ten aanzien van het begrip weg wordt aangesloten bij de definitie in de wegenverkeerswet.
Tot de provinciale weg behoren de rijbanen, kunstwerken, fiets- en voetpaden, parkeer-, carpool- bus-, en halteplaatsen, vlucht- en andere stroken, bermen, glooiingen, grondkeringen, bermsloten en tot de weg behorende verkeersvoorzieningen.
Op grond van het landelijk “duurzaam veilig” beleid zijn de wegen ingedeeld in drie categorieën; stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen. De grafische verbeelding van deze categorisering is als bijlage I aan deze verordening gehecht.
Voor ieder wegcategorie gelden andere snelheidsbeperkingen en eisen ten aanzien van de inrichting. In het bijzonder van belang in het kader van deze wegenverordening is dat op stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen in principe geen nieuwe uitwegen mogen worden vergund en dat verzwaring van het gebruik van uitwegen op deze wegen niet wordt toegestaan.
De reden daarvoor is dat uitwegen op stroomwegen en gebiedsontsluitingswegen, gezien de hoge snelheden, per definitie een hoog ongevalsrisico met zich meebrengen. Het is de bedoeling dat percelen aan deze wegen worden ontsloten via andere wegen of, als dat niet mogelijk is, door eigenaars en gebruikers van percelen gezamenlijk gebruik wordt gemaakt van uitwegen.
Voor wat het begrip veiligheid van de weg betreft geldt dat dat in het kader van deze verordening betrekking heeft op de taak van gedeputeerde staten: een veilige inrichting van de weg.
Onder dit artikel worden de belangen omschreven die de verordening beschermt.
Het belang van verruiming van de weg betreft toekomstige aanpassingen van de weg. Door opname van dit belang kan daarop bij behandeling van vergunningaanvragen worden geanticipeerd.
Uit artikel 1.b volgt dat het bereik van de verordening, indien de verkeersveiligheid en een doelmatig gebruik daartoe noodzaken, verder strekt dan de beheergrens van de weg. Dat kan het geval zijn bij bijvoorbeeld reclame, gebouwen, gedenktekens of beplantingen die een negatieve invloed hebben op de verkeersveiligheid en/of een doelmatig gebruik.
Voor de in artikel 4 genoemde activiteiten zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd gezag op grond van de Wabo. Burgemeester en Wethouders zijn verplicht gedeputeerde staten om advies te vragen. In het advies passen gedeputeerde staten hun beleid toe.
Voor de activiteiten in dit artikel genoemd zijn gedeputeerde staten bevoegd gezag voor de vergunningverlening en handhaving.
Onder dit artikel zijn uitzonderingen op de vergunningsplicht opgenomen.
In dit artikel is een meldingsplicht opgenomen voor de plaatsing van gedenktekens door of namens nabestaanden. Voor gedenktekens geldt een meldingsplicht.
Voor een melding zijn geen leges verschuldigd. Een besluit van gedeputeerde staten tot goedkeuring van de melding of weigering daarvan zijn vatbaar voor bezwaar en beroep.
Met de nabestaanden zullen gedeputeerde staten nagaan of het gedenkteken kan worden toegestaan, en welke voorwaarden daaraan worden verbonden.
In deze leden zijn beoordelingscriteria voor uitwegen opgenomen om te verzekeren dat slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden vergunning wordt verleend voor nieuwe uitwegen of verzwaring van het gebruik van uitwegen die aan provinciale wegen zijn gelegen.
De provincie wil dat het aantal uitwegen wordt verminderd, bijvoorbeeld door samenvoeging van bestaande uitwegen, het aanleggen van parallelwegen, of ontsluiting via andere wegen.
De kosten voor aanleg en onderhoud van uitwegen, en ook de kosten voor eventuele verkeersmaatregelen, waaronder bijvoorbeeld de aanleg van een linksaf strook, komen voor rekening van de belanghebbende.
In dit lid zijn beoordelingscriteria opgenomen voor reclame en andere uitingen. Een vergunning wordt doorgaans geweigerd omdat deze uitingen als doel hebben de aandacht van de bestuurder te trekken. Dit vormt een bedreiging voor de verkeersveiligheid.
Betreffende de voorgeschreven afstand van13 meter van de beheergrens is aangesloten bij de bevindingen in de SWOV factsheet “Afleiding door reclame en voorlichting langs de weg”, april 2012. Uit in voornoemde factsheet aangehaald wetenschappelijk onderzoek blijkt dat informatie die op ooghoogte wordt aangeboden een extra afleidend effect heeft. Om dat te voorkomen moet de afstand van de weg minimaal 13 meter zijn.
De adviesaanvraag van Burgemeester en Wethouders moet uiteraard zijn voorzien van een deugdelijke motivering. Als Burgemeester en Wethouders afwijken van het advies van gedeputeerde staten moet worden gezorgd voor een verkeerskundige onderbouwing door een onafhankelijk bureau.
De toezichthouders op de naleving van deze verordening worden aangewezen door een besluit van gedeputeerde staten. Dit is reeds geschied bij het Besluit aanwijzing toezichthouders provincie Noord-Holland 2010.
Deze artikelen gaan over toezicht en handhaving. Toezichthouders zijn benoemd.