GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
Maken bekend dat zij bij vergadering van 3 februari 2015 het volgende hebben besloten:
GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND
Gelet op de goedkeuring van deze beleidsregel door het Comité van Toezicht op grond van artikel 110, tweede lid, aanhef en onder a, van de Verordening (EU) Nr. 1303/2013 van het Europese Parlement en de Raad, van 17 december 2013, houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU L 347/320);
Gelet op de goedkeuring van deze beleidsregel door het college van Gedeputeerde Staten van Overijssel;
Gelet op het Operationeel Programma EFRO 2014-2020 Oost-Nederland;
Gelet op de Uitvoeringswet EFRO;
Gelet op de Uitvoeringsregeling EFRO programmaperiode 2014-2020;
Gelet op artikel 1.2, eerste lid, juncto titel 6.1a van de Subsidieverordening vitaal Gelderland 2011;
Gelet op artikel 1:3, vierde lid, juncto titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
De volgende beleidsregel vast te stellen:
Beleidsregel Operationeel Programma EFRO 2014-2020 Oost-Nederland
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Paragraaf 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
- a.
algemene innovatie: innovatie als bedoeld in artikel 5, onderdeel 1, aanhef en onder b, van de verordening 1301/2013;
- b.
experimentele ontwikkeling: fase van onderzoek en ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onderdeel 86, van de verordening 651/2014;
- c.
haalbaarheidsstudie: studie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 87, van de verordening 651/2014;
- d.
industrieel onderzoek: fase van onderzoek en ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onderdeel 85, van de verordening 651/2014;
- e.
kennispartner: de stichting Bio-energiecluster Oost-Nederland, de stichting Food Valley, de stichting Health Valley, de stichting Kennispark Twente, de stichting Kennispoort regio Zwolle, de stichting kiEMT, Regionale Centra voor Technologie en de stichting Stedendriehoek Innoveert;
- f.
koolstofarme innovatie: innovatie als bedoeld in artikel 5, onderdeel 4, aanhef en onder f, van de verordening 1301/2013;
- g.
mkb-onderneming: een onderneming die behoort tot het midden- en kleinbedrijf, als bedoeld in artikel 2, onderdeel 28, van de verordening 1303/2013;
- h.
ondersteunende sectoren: de sectoren ICT, water, creatieve industrie, chemie en maakindustrie;
- i.
Oost-Nederland: de provincies Gelderland en Overijssel;
- j.
organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding: een organisatie als bedoeld in artikel 2, onderdeel 83, van de verordening 651/2014;
- k.
Regionale Centra voor Technologie: de stichting Achterhoeks Centrum voor Technologie, de stichting Platform Creatieve Technologie Midden-Gelderland, de stichting RCT De Vallei, de stichting RCT Rivierenland, de stichting Regionaal Nijmeegs Centrum voor Technologie en de stichting Veluws Centrum voor Technologie;
- l.
S3-sectoren: de sectoren Agro & Food, Health, High Tech Systemen & Materialen en Energie en Milieutechnologie;
- m.
verordening 1301/2013: Verordening (EU) Nr. 1301/2013 van het Europese Parlement en de Raad, van 17 december 2013, betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en specifieke bepalingen met betrekking tot de doelstelling “Investeren in groei en werkgelegenheid”, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1080/2006;
- n.
verordening 1303/2013: Verordening (EU) Nr. 1303/2013 van het Europese Parlement en de Raad, van 17 december 2013, houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad;
- o.
verordening 1407/2013: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun;
- p.
verordening 651/2014: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie, van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard.
Paragraaf 1.2 Subsidie bepalingen
- 1.
Voorschotten worden slechts verleend naar aanleiding van een voortgangsrapportage en ten behoeve van gemaakte en betaalde kosten.
- 2.
In afwijking van het eerste lid kan eenmalig een voorschot worden verleend voorafgaand aan de eerste voortgangsrapportage indien de subsidieontvanger door middel van een liquiditeitsprognose heeft aangetoond niet te beschikken over de benodigde financiering.
- 1.
Subsidie wordt geweigerd indien:
- a.
de subsidiabele activiteit geen bijdrage levert aan artikel 8 van de Verordening 1303/2013, of
- b.
de subsidiabele activiteit gelijke kansen tussen mannen en vrouwen niet bevordert dan wel discrimineren op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.
- 2.
Er wordt geen subsidie verstrekt voor kosten die gemaakt zijn voorafgaand aan de ontvangstdatum van de aanvraag.
In de beschikking tot subsidieverlening wordt aan de subsidieontvanger in ieder geval de verplichting opgelegd om:
- a.
de activiteit uiterlijk voor een bepaalde datum na inwerkingtreding van de subsidieverlening aan te vangen, en
- b.
de activiteit uiterlijk voor een bepaalde datum te hebben voltooid.
De subsidie wordt slechts overeenkomstig de verlening vastgesteld indien de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten beoordeling subsidieaanvragen
Paragraaf 2.1 Beoordelingscriteria
Hoofdstuk 3 Programma specifieke uitgangspunten
Paragraaf 3.1 Innovatievouchers
- 1.
Subsidie kan worden verstrekt voor:
- a.
het verrichten van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een haalbaarheidsstudie, of
- b.
de ontwikkeling van een business case ten behoeve van het resultaat van industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling of een haalbaarheidsstudie.
- 2.
De in het eerste lid genoemde activiteiten zijn gericht op:
Subsidie wordt slechts verstrekt indien de activiteiten, genoemd in artikel 3.1.1:
- a.
door een derde worden uitgevoerd, die ten opzichte van de mkb-onderneming als bedoeld in artikel 3.1.3 een zelfstandige onderneming is als bedoeld in bijlage 1 van de verordening 651/2014 of een organisatie voor onderzoek en kennisverspreiding is, en
- b.
zijn gericht op een S3-sector of een S3-sector in combinatie met een:
- i.
- ii.
Subsidie wordt slechts verstrekt aan een mkb-onderneming met een vestiging in Oost-Nederland.
Een aanvraag wordt slechts in behandeling genomen indien deze een positief advies bevat die:
- a.
is afgegeven door een kennispartner die beschikt over de benodigde deskundigheid de desbetreffende activiteit te beoordelen en niet zelf betrokken is bij de uitvoering van de activiteit,
- b.
voldoet aan het bepaalde in artikel 3.2.2, aanhef en onder a, en
- c.
betrekking heeft op de begroting.
- 1.
De subsidie ten behoeve van activiteiten, genoemd in artikel 3.1.1, eerste lid, aanhef en onder a, bedraagt ten hoogte 50% van de subsidiabele kosten en maximaal € 50.000.
- 2.
De subsidie ten behoeve van activiteiten, genoemd in artikel 3.1.1, eerste lid, aanhef en onder b, bedraagt ten hoogte 50% van de subsidiabele kosten en maximaal € 10.000.
- 3.
Een mkb-onderneming wordt op grond van deze paragraaf niet meer dan drie subsidies verstrekt, die gezamenlijk maximaal € 100.000 bedragen.
Onverminderd artikel 1.2.2, eerste lid, wordt de subsidie geweigerd indien de te verstrekken subsidie minder dan € 2.500 bedraagt.
Onverminderd artikel 1.2.3 wordt in de beschikking tot subsidieverlening aan de subsidieontvanger in ieder geval de verplichting opgelegd om indien de aanvraag tot vaststelling niet binnen negen maanden na de inwerkingtreding van de subsidieverlening is ontvangen, één keer per jaar te rapporteren over de voortgang van de activiteit.
Subsidie wordt slechts verstrekt met toepassing van de verordening 1407/2013.
Paragraaf 3.2 Subsidie kennispartners
Subsidie kan worden verstrekt voor het geven van een advies als bedoeld in artikel 3.1.4.
Subsidie wordt slechts verstrekt indien:
- a.
van het vastgestelde adviesformulier gebruik wordt gemaakt;
- b.
de begroting in het advies wordt betrokken;
- c.
de kennispartner als bedoeld in artikel 3.2.3 voldoende deskundig is om over de activiteit te adviseren;
- d.
de kennispartner als bedoeld in artikel 3.2.3 niet zelf betrokken is bij de uitvoering van de activiteit waarover zij advies geeft, en
- e.
een kennispartner niet eerder met betrekking tot dezelfde activiteit heeft geadviseerd.
Subsidie wordt slechts verstrekt aan een kennispartner.
- 1.
De subsidie bedraagt € 300 per advies.
- 2.
De subsidie bedraagt per aanvraag maximaal € 9.000.
- 3.
De subsidie, genoemd in het eerste lid, wordt verleend in de vorm van een forfaitaire financiering, als bedoeld in artikel 67, eerste lid, aanhef en onder c, van de verordening 1303/2013.
Onverminderd artikel 1.2.3 wordt in de beschikking tot subsidieverlening aan de subsidieontvanger in ieder geval de verplichting opgelegd om gezamenlijk met de andere kennispartners een registratie bij te houden van alle adviezen als bedoeld in artikel 3.1.4, waarbij in ieder geval de geadviseerde mkb-onderneming en de activiteit ten behoeve waarvan het advies is afgegeven in de registratie worden opgenomen.
Subsidie wordt slechts verstrekt met toepassing van de verordening 1407/2013.
Paragraaf 4.1 Slotbepalingen
- 1.
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel Operationeel Programma EFRO 2014-2020 Oost-Nederland.
- 2.
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van paragraaf 3.1 die op 16 februari 2015 in werking treedt.
Gedeputeerde Staten voornoemd
Gegeven te Arnhem, 3 februari 2015 - zaaknummer 2014-016804
Gedeputeerde Staten van Gelderland
C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koning
drs. P.P.L. van Kalmthout - secretaris