In het VWNW-contract worden de maatwerkafspraken voor betrokken ambtenaar vastgelegd. Deze maatwerkafspraken hebben betrekking op het VWNW-traject maar kunnen ook gaan over bijvoorbeeld de inzet van flankerende maatregelen bij het accepteren van een functie. Deze instrumenten zijn onderdeel van het sectoraal kader Spelregels en flankerend beleid bij reorganisaties in bijlage 1 van de CAP. De ambtenaar kan zich vanzelfsprekend laten bijstaan door een eigen adviseur.
SMART staat voor: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden.
Als handreiking is een model Van Werk Naar contract opgesteld dat gebruikt kan worden.
Tijdens het traject VWNW ligt de nadruk op activiteiten die bijdragen aan een succesvol traject. Desalniettemin kan de ambtenaar tijdens deze periode werkzaamheden verrichten. Er moet steeds voldoende tijd zijn voor de VWNW-activiteiten. Een goede afweging tussen de individuele en organisatorische belangen moet hierbij plaatsvinden. Omdat weigering van een passende functie leidt tot ontslag is het belangrijk is dat de ambtenaar en leidinggevende duidelijk een beeld hebben wat voor deze medewerker passende functies zijn gezien zijn persoonlijkheid, omstandigheden, vooruitzichten, mogelijkheden tot om-, bij- en herscholing. In principe gelden voor een passende functie buiten de organisatie dezelfde criteria als bij een passende functie binnen de organisatie. Wat passende functies zijn, zal gezien de criteria uiteindelijk altijd maatwerk zijn. Als handreiking is een lijst criteria opgesteld aan de hand waarvan de passendheid van een functie beoordeeld kan worden.
De kosten van het traject VNWW worden door de provincie betaald. De verwachting is dat er gemiddeld 7.500 euro nodig zal zijn per traject VWNW.
Niet alles is te voorzien bij de totstandkoming van het VWNW-contract. Van zowel de ambtenaar als zijn leidinggevende wordt verwacht dat zij bereid zijn om waar nodig het VWNW-contract aan te passen. Dat kan nodig zijn wanneer uit de monitoring en evaluaties naar voren komt dat de afspraken niet succesvol of goed uitvoerbaar zijn. Er
kunnen zich ook veranderende omstandigheden voordoen. Een nieuwe situatie ontstaat bijvoorbeeld als de ambtenaar gedurende de VWNW-periode langdurig ziek wordt.
De leidinggevende en de ambtenaar zullen in dat geval afspraken maken over re-integratie- activiteiten, gericht op herstel van de zieke ambtenaar en over de gevolgen van de langdurige ziekte voor het VWNW-traject. Het kan leiden tot aangepaste VWNW-activiteiten. Een ander voorbeeld van zo’n uitzonderlijke situatie is een periode van zwangerschaps- en bevallingsverlof. Ook kan het voorkomen dat een ambtenaar in de VWNW-periode de gelegenheid krijgt om tijdelijk elders buiten de provinciale organisatie werkzaamheden te gaan verrichten. Dat kan de kansen op structureel ander werk vergroten. Zo’n kans zal de ambtenaar dus moeten aangrijpen en zijn leidinggevende zal dit moeten stimuleren. Daartoe zullen zij samen moeten bezien tot welke veranderingen dit eventueel leidt in het VWNW-contract.
In het eerste lid is een hardheidsclausule opgenomen die het mogelijk maakt om ingeval van ernstige persoonlijke omstandigheden de duur van het VWNW-traject te verlengen. Dat kan bijvoorbeeld spelen bij langdurige ziektes of bij zwangerschaps- en bevallings- verlof.
Tot verlenging van het VWNW-traject wordt ook besloten bij wijze van sanctie als de leidinggevende zich niet houdt aan de regeling of aan de afspraken in het VWNW-traject als dit consequenties heeft voor het verloop van het VWNW en de ambtenaar dus benadeeld is. Dat is geregeld in het tweede lid.
De beslissingsbevoegdheid ligt bij Gedeputeerde Staten.
De bevoegdheden van een bestaande paritaire commissie, die nu al bijvoorbeeld toeziet op de naleving van het sociaal plan, kunnen uitgebreid worden met de bevoegdheden uit deze regeling. Ook kunnen meerdere provincies gezamenlijk een paritaire commissie in richten.
De paritaire commissie is er voor beide partijen. In de praktijk is er echter niet altijd sprake van een gelijkwaardige verhouding tussen de ambtenaar en zijn leidinggevende. De commissie zal in dat geval bij zijn bemiddeling en advisering eraan kunnen bijdragen die verhouding meer in balans te brengen.
Gezien de belangen van beide partijen zal de paritaire commissie in staat moeten zijn om op korte termijn te bemiddelen en/of te adviseren.
(aanpassen artikel re-organisatieontslag)
Artikel B.13 lid 1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies komt te luiden:
1.De ambtenaar kan in het kader van een reorganisatie ontslag worden verleend met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, van de Regeling begeleiding van werk naar werk bij reorganisaties.
Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal blad waarin het is geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015. Dit besluit vervalt op 1 januari 2017.
REGELING VAN WERK NAAR WERK TIJDELIJK PERSONEEL
Aan artikel B.2 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:
7.De leidinggevende maakt met de ambtenaar op diens verzoek afspraken over begeleiding van werk naar werk indien de aanstelling voor bepaalde tijd na ten minste twee jaar van rechtswege eindigt. De afspraken worden schriftelijk vastgelegd. De begeleiding vindt plaats gedurende ten minste de laatste zes maanden vóór de afloop van het dienstverband. De noodzakelijke kosten van de begeleiding komen ten laste van de provincie. Het bepaalde in dit lid geldt niet voor ambtenaren die zijn aangesteld voor bepaalde tijd op proef.
Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad waarin het is geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015. Het besluit vervalt op 1 januari 2017.
In de cao provincies 2012/2015 zijn onder meer afspraken gemaakt over begeleiding van werk naar werk van ambtenaren die langere tijd in tijdelijke dienst zijn (minimaal 2 jaar) en voor wie het niet mogelijk is de aanstelling voor bepaalde tijd op het moment dat die van rechtswege eindigt om te zetten in een aanstelling voor onbepaalde tijd.
De begeleiding geschiedt op verzoek van de ambtenaar en start uiterlijk zes maanden vóór de afloop van de tijdelijke aanstelling. Om tijdig afspraken te kunnen maken over begeleiding van werk naar werk zal de leidinggevende ook tijdig aan de ambtenaar helderheid moeten geven over eventuele voortzetting van het dienstverband na afloop van de afgesproken aanstellingsduur. Die verplichting is er overigens ook in de Wet Werk en Zekerheid. Als voortzetting niet aan de orde is zal de leidinggevende de ambtenaar moeten attenderen op de mogelijkheden tot begeleiding van werk naar werk.
De begeleiding van werk naar werk loopt af op het moment dat het tijdelijk dienstverband eindigt. Op grond van artikel 72a van de Werkloosheidswet heeft de voormalig werkgever nog een re-integratieverplichting voor zijn gewezen werkloze tijdelijke ambtenaren. Als er minder aan begeleiding van werk naar werk is uitgegeven dan is begroot, dan wordt afgesproken het resterende bedrag van de re-integratie-activiteiten te gebruiken voor re-integratieactiviteiten na de datum van ontslag, op grond van artikel 72a van de Werkloosheidswet.
Over de begeleiding maken de ambtenaar en zijn leidinggevende maatwerkafspraken. Gedacht kan worden aan afspraken over begeleiding en ondersteuning bij sollicitaties, zoals sollicitatiecursus, beroepskeuzetest en voorlichting over vacatures, en over verlof voor sollicitaties. Ook kan worden gekeken naar instrumenten die worden ingezet in de begeleiding van werk naar werk voor ambtenaren die bij een reorganisatie boventallig zijn verklaard (zie de Regeling begeleiding van werk naar werk). De kosten komen voor rekening van de provincie. Cao-partijen verwachten dat voor de begeleiding per individu gemiddeld € 5.000 nodig zal zijn.
Als over de uitvoering of interpretatie van de afspraken geschillen mochten ontstaan dan bestaat voor de ambtenaar en/of zijn leidinggevende voor bemiddeling of advies de mogelijkheid naar de paritaire commissie, bedoeld in de Regeling begeleiding van werk naar werk bij reorganisaties, te gaan
Ambtenaren met een aanstelling voor bepaalde tijd op proef vallen onder de Regeling begeleiding van werk naar werk bij reorganisaties. Voor hen geldt de voorziening, bedoeld in artikel B.2, zevende lid, van de CAP dus niet.
De cao-afspraken over begeleiding van werk naar werk gelden vooralsnog van 1 januari 2015 tot 1 januari 2017. De ervaringen worden meegenomen in de bredere evaluatie van de Regeling Van Werk Naar Werk voor herplaatsbaar verklaarde ambtenaren die medio 2016 zal plaatsvinden. De intentie van cao-partijen is om deze regeling vanaf 1 januari 2017 om te zetten in een regeling voor onbepaalde tijd.
Bijlage: huidige tekst van artikel B.2 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies
Artikel B.2 Aanstelling voor bepaalde tijd
- 1.
Een aanstelling voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege zodra die tijd is verstreken.
- 2.
Indien de aanstelling voor bepaalde tijd na het verstrijken van die tijd voortduurt wordt de ambtenaar geacht voor dezelfde tijd, doch ten hoogste voor een jaar, op dezelfde voorwaarden als daarvoor te zijn aangesteld.
- 3.
- a.
aanstellingen voor bepaalde tijd elkaar met tussenpozen van niet meer dan drie maanden hebben opgevolgd en een periode van 36 maanden, deze tussenpozen inbegrepen, hebben overschreden, geldt met ingang van die dag de laatste aanstelling als een aanstelling voor onbepaalde tijd;
- b.
meer dan drie aanstellingen voor bepaalde tijd elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden geldt de laatste aanstelling als een aanstelling voor onbepaalde tijd.
- 4.
Het bepaalde in het derde lid, onderdeel a, is niet van toepassing op een aanstelling voor bepaalde tijd, aangegaan voor niet meer dan drie maanden, die onmiddellijk volgt op een aanstelling voor 36 maanden of langer.
- 5.
Voor de toepassing van het derde lid worden mede in aanmerking genomen dienstverbanden bij een werkgever waarvan de provincie ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moet worden de opvolger te zijn.
- 6.
Een aanstelling voor bepaalde tijd op proef wordt verleend voor ten hoogste een jaar, zo nodig met ten hoogste een jaar te verlengen. Zodra de omstandigheid, die leidde tot de aanstelling voor bepaalde tijd op proef, zich niet meer voordoet wordt een aanstelling voor onbepaalde tijd verleend, tenzij daartegen op andere gronden bezwaar bestaat.