Opheffing waterschappen Reest en Wieden en Groot Salland en instelling waterschap Drents Overijsselse Delta
Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe 8 september 2015, kenmerk NW/2015003905, team Natuur en Water, tot bekendmaking van het besluit van Provinciale Staten van Drenthe en van Overijssel inzake opheffing van de waterschappen Reest en Wieden en Groot Salland en instelling van het waterschap Drents Overijsselse Delta
 
Gedeputeerde Staten van Drenthe maken bekend dat door Provinciale Staten van Drenthe en van Overijssel in hun vergaderingen van resp. 26 augustus 2015 en 1 juli 2015 is vastgesteld hetgeen volgt.
 
 
Besluit G-1
 
 
Provinciale Staten van Drenthe en Overijssel;
 
gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Drenthe d.d. 12 mei 2015, kenmerk 20/3.3/2015002306;
 
gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Overijssel d.d. 12 mei 2015, kenmerk 2015/0109711;
 
gelet op de artikelen 2 en 6 van de Waterschapswet;
 
 
BESLUITEN, voor zover bevoegd:
 
 
I OPHEFFEN
 
  • A.
    Per 1 januari 2016 de waterschappen Reest en Wieden en Groot Salland op te heffen;
 
  • B.
    Per 1 januari 2016 het Reglement voor het waterschap Reest en Wieden 2008 en het Reglement voor het waterschap Groot Salland 2008 in te trekken;
 
 
II INSTELLEN
 
C. Per 1 januari 2016 in te stellen het waterschap Drents Overijsselse Delta;
 
D. Het Reglement voor het waterschap Drents Overijsselse Delta, zoals opgenomen in bijlage I van dit besluit, vast te stellen;
 
 
III OVERGANGSBEPALINGEN
 
De overgangsbepalingen, zoals opgenomen in bijlage I van dit besluit, vast te stellen.
 
 
IV SLOTBEPALINGEN
 
  • 1.
    Het Reglement voor het waterschap Drents Overijsselse Delta treedt in werking op 1 januari 2016.
  • 2.
    De overgangsbepalingen zoals deze zijn opgenomen in bijlage I van dit besluit, treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het laatst uitgegeven Provinciaal Blad waarin deze regeling wordt geplaatst.
  • 3.
    Indien het laatst uitgegeven Provinciaal Blad, waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 10 juli 2015, werken de artikelen 9 tot en met 16 van bijlage I terug tot 10 juli 2015.
 
 
Assen, 26 augustus 2015
 
Provinciale Staten van Drenthe,
 
mevrouw H.R. Siertsema, plv. voorzitter
mevrouw mr. drs. G.V. Buissink, griffier
 
 
Zwolle, 1 juli 2015
 
Provinciale Staten van Overijssel,
 
mevrouw drs. A.Th.B. Bijleveld-Schouten, voorzitter
mevrouw drs. R. Wiggers, griffier
 
 
Gedeputeerde Staten voornoemd,
namens dezen,
 
Ch. Hussels,
teamleider Natuur en Water
 
 
 
Uitgegeven 10 september 2015
 
 
Bijlage I
 
 
HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Dit reglement verstaat onder:
  • a.
    categorie bedrijven: categorie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder d, van de wet;
  • b.
    categorie ingezetenen: categorie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder a, van de wet;
  • c.
    categorie natuurterreinen: categorie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder c, van de wet;
  • d.
    categorie ongebouwd: categorie als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onder b, van de wet;
  • e.
    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van Overijssel en van Drenthe, tenzij in het reglement anders is bepaald;
  • f.
    watersysteem: samenhangend geheel van een of meer oppervlaktewaterlichamen en grondwaterlichamen, met bijbehorende bergingsgebieden, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken;
  • g.
    wet: Waterschapswet.
 
HOOFDSTUK 2 NAAM, GEBIED, ZETEL EN TAAK VAN HET WATERSCHAP
Artikel 2 Gebied van het waterschap
  • 1.
    Er is een waterschap met de naam Drents Overijsselse Delta, verder aan te duiden als het waterschap.
  • 2.
    Het gebied van het waterschap is aangegeven op de bij dit reglement behorende kaart.
  • 3.
    De grenzen van het in het tweede lid bedoelde gebied worden nader aangegeven op door gedeputeerde staten vast te stellen detailkaarten met een schaal van 1:10.000.
  • 4.
    Van elk van de kaarten, bedoeld in het tweede en derde lid, berust een exemplaar bij het waterschap en bij de provincies Overijssel en Drenthe.
 
Artikel 3 Zetel van het waterschap
Het waterschap is gevestigd in een door het algemeen bestuur te bepalen gemeente.
 
Artikel 4 Taak van het waterschap
  • 1.
    De taak van het waterschap is de waterstaatkundige verzorging van zijn gebied, voor zover deze taak niet aan andere publiekrechtelijke lichamen is opgedragen.
  • 2.
    De taak, bedoeld in het eerste lid, omvat de zorg voor:
    • a.
      het watersysteem, als bedoeld in artikel 1, tweede lid van de wet;
    • b.
      het zuiveren van afvalwater, bedoeld in artikel 1, tweede lid van de wet, alsmede het zuiveren van afvalwater dat op grond van een vergunning of vrijstelling als bedoeld in artikel 6.2, tweede lid Waterwet wordt gebracht op een zuiveringstechnisch werk van het waterschap. Hieronder wordt mede begrepen het zuiveren van stedelijk afvalwater dat afkomstig is vanuit het beheergebied van een aangrenzende waterbeheerder en dat om doelmatigheidsredenen wordt gezuiverd op een zuiveringstechnisch werk dat in beheer is bij het waterschap.
 
HOOFDSTUK 3 DE SAMENSTELLING EN INRICHTING VAN HET WATERSCHAPSBESTUUR
Artikel 5 Benaming bestuursorgaan
De voorzitter kan worden aangeduid als dijkgraaf.
 
Paragraaf 1 Het algemeen bestuur
 
Artikel 6 Omvang algemeen bestuur
Het algemeen bestuur bestaat uit 29 leden. Hiervan vertegenwoordigen:
  • a.
    eenentwintig leden de categorie ingezetenen;
  • b.
    vier leden de categorie ongebouwd;
  • c.
    één lid de categorie natuurterreinen;
  • d.
    drie leden de categorie bedrijven.
 
Artikel 7 Benoeming vertegenwoordigers geborgde zetels
  • 1.
    Voor de categorie ongebouwd worden door LTO Noord vier vertegenwoordigers benoemd.
  • 2.
    Voor de categorie natuurterreinen wordt door de Vereniging voor Bos- en Natuureigenaren één vertegenwoordiger benoemd.
  • 3.
    Voor de categorie bedrijven worden drie vertegenwoordigers benoemd door de Kamer van Koophandel, op gezamenlijke voordracht van de regionale raad van de regio Noord en de regio Oost.
 
Artikel 8 Reglement van orde
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.
  • 2.
    In het reglement van orde worden in ieder geval regels gesteld ten aanzien van de wijze van oproeping tot vergadering, de openbaarheid van de vergaderingen, het vergader- en het besluitquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden.
 
Paragraaf 2 Het dagelijks bestuur
 
Artikel 9 Omvang dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en een door het algemeen bestuur te bepalen aantal andere leden dat ten minste drie en ten hoogste vijf bedraagt.
 
Artikel 10 Benoeming leden dagelijks bestuur
  • 1.
    Gedeputeerde staten kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in artikel 41, tweede lid, van de wet.
  • 2.
    De tot lid van het dagelijks bestuur benoemde wordt geacht de benoeming niet aan te nemen indien de dijkgraaf op de tiende dag na de schriftelijke kennisgeving van de benoeming nog geen schriftelijke mededeling van hem heeft ontvangen dat hij de benoeming aanvaardt.
  • 3.
    Wanneer de benoeming niet is aangenomen, geschiedt zo spoedig mogelijk een nieuwe benoeming.
  • 4.
    De benoeming ter vervulling van een plaats die tussentijds openvalt geschiedt zo spoedig mogelijk nadat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is vervuld, tenzij het algemeen bestuur besluit het aantal leden van het dagelijks bestuur te verminderen, dan wel indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid.
 
Artikel 11 Ontslag op eigen initiatief
  • 1.
    Een lid van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur.
  • 2.
    Het ontslag gaat in met ingang van de dag, gelegen een maand na de dag waarop hij zijn ontslag heeft genomen of zoveel eerder als zijn opvolger de benoeming heeft aangenomen.
 
Artikel 12 Vervanging leden dagelijks bestuur
  • 1.
    Bij langdurige afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur of indien een lid van het dagelijks bestuur met de waarneming van het ambt van dijkgraaf is belast, kan hij worden vervangen door een lid van het algemeen bestuur, aan te wijzen door het algemeen bestuur.
  • 2.
    Degene die gedurende meer dan dertig dagen onafgebroken voor een lid van het dagelijks bestuur heeft waargenomen, geniet een vergoeding ten bedrage van de voor dat lid vastgestelde bezoldiging. De vergoeding wordt verminderd met hetgeen als lid van het algemeen bestuur als vergoeding wordt ontvangen.
 
Artikel 13 Reglement van orde
  • 1.
    Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast, dat aan het algemeen bestuur wordt toegezonden.
  • 2.
    In het reglement van orde worden voor de vergaderingen in ieder geval regels gesteld ten aanzien van de wijze van oproeping tot vergadering, het vergaderquorum, het besluitquorum, de handhaving van de orde tijdens de vergaderingen en de wijze waarop de stemmingen plaatsvinden.
 
Artikel 14 Intrekking beroepen of bezwaren
Ingestelde beroepen of gemaakte bezwaren als bedoeld in artikel 86, derde lid van de wet worden ingetrokken als het algemeen bestuur daartoe beslist.
 
Paragraaf 3 De voorzitter
 
Artikel 15 Benoeming voorzitter
  • 1.
    Alvorens een aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter als bedoeld in artikel 46, derde lid, van de wet wordt opgemaakt wordt, behalve in het geval van herbenoeming, een open sollicitatieprocedure gevolgd.
  • 2.
    Indien de aanbeveling uit meer dan één persoon bestaat, wordt over iedere plaats op de aanbeveling afzonderlijk gestemd.
  • 3.
    Samen met de aanbeveling wordt een uittreksel uit de notulen van de gehouden stemming aan gedeputeerde staten gezonden.
  • 4.
    De aflegging van de eed (verklaring en belofte), bedoeld in artikel 50 van de wet, vindt plaats in handen van de Commissaris van de Koning.
 
Artikel 16 Woonplaats voorzitter
  • 1.
    De voorzitter heeft zijn werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap.
  • 2.
    Het algemeen bestuur kan ontheffing verlenen van de verplichting om de werkelijke woonplaats in het gebied van het waterschap te hebben.
 
Artikel 17 Ontslag voorzitter
  • 1.
    De voorzitter die zijn ontslag vraagt, blijft zo mogelijk in functie totdat hem ontslag is verleend.
  • 2.
    Hij dient zijn verzoek om ontslag uiterlijk twee maanden vóór de datum, waarop het ontslag wordt gewenst, bij de Kroon in en geeft daarvan tegelijkertijd kennis aan het algemeen bestuur en aan gedeputeerde staten.
 
Paragraaf 4 De secretaris
 
Artikel 18 Benoeming secretaris
De secretaris wordt door het algemeen bestuur benoemd op voordracht van het dagelijks bestuur.
 
Artikel 19 Taken en bevoegdheden
  • 1.
    Het algemeen bestuur stelt in een instructie nadere regels over de taak en de be-voegdheden van de secretaris.
  • 2.
    Artikel 33, eerste en tweede lid, van de wet is van overeenkomstige toepassing.
 
HOOFDSTUK 4 TOEZICHT
Artikel 20 Toezichtbevoegdheid
  • 1.
    Het toezicht op het waterschapsbestuur wordt uitgeoefend door gedeputeerde staten, tenzij anders is bepaald.
  • 2.
    Gedeputeerde staten bepalen in onderling overleg op welke wijze de voorbereiding en de besluitvorming zal plaatsvinden over hetgeen ter zake van het gemeenschappelijk toezicht moet worden beslist.
 
Artikel 21 Meldingen
  • 1.
    Het dagelijks bestuur zendt aan gedeputeerde staten:
    • a.
      besluiten tot oprichting of deelneming in een rechtspersoon, voor zover hierbij een belangrijk onderdeel van de aan het waterschap opgedragen taak betrokken is;
    • b.
      het ontwerp van een besluit en het besluit tot vaststelling of wijziging van een cala-miteitenplan als bedoeld in artikel 5.29, eerste lid, van de Waterwet.
  • 2.
    Het dagelijks bestuur zendt aan gedeputeerde staten van de provincie op wier grondgebied een peilbesluit betrekking heeft het ontwerp van een besluit en het besluit tot vaststelling of wijziging van een peilbesluit als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid, van de Waterwet.
 
HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN
Artikel 22 Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2016.
 
Artikel 23 Citeertitel
Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement voor het Waterschap Drents Overijsselse Delta
 
OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Deze overgangsbepalingen verstaan onder:
  • a.
    op te heffen waterschappen: Waterschap Groot Salland en Waterschap Reest en Wieden
  • b.
    overgaand gebied: gebied van de op te heffen waterschappen dat deel gaat uitmaken van het Waterschap Drents Overijsselse Delta
 
Artikel 2 Rechtskracht voorschriften en uitoefening bevoegdheden
1. De op de dag, voorafgaande aan de datum van instelling van het waterschap, voor een overgaand gebied geldende waterschapsvoorschriften en –besluiten behouden hun rechtskracht voor dat gebied totdat deze door het bevoegde gezag van het waterschap zijn ingetrokken.
2. Met ingang van de datum van instelling en zolang de in het eerste lid bedoelde voorschriften en besluiten gelden, oefenen de bevoegde bestuursorganen en ambtenaren van het ingestelde waterschap de bevoegdheden uit welke bij die voorschriften en besluiten aan overeenkomstige organen en ambtenaren van de opgeheven waterschappen waren toegekend.
 
Artikel 3 Voorschriften van toepassing op algemeen bestuur
1. Voor de vergaderingen van het algemeen bestuur geldt het reglement van orde van het algemeen bestuur van het waterschap Groot Salland totdat dit door een ander reglement is vervangen.
2. Op de leden van de algemene vergadering zijn de regelingen inzake vergoedingen en overige rechten en plichten van het waterschap Groot Salland van toepassing totdat deze door andere regelingen zijn vervangen.
 
Artikel 4 Instructie secretaris
Voor de secretaris van het waterschap geldt de instructie van waterschap Groot Salland totdat zij door een andere is vervangen.
 
Artikel 5 Kostentoedelingsverordening
1. Artikel 2, eerste lid, is niet van toepassing op de kostentoedelingsverordening, bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de wet.
2. Het algemeen bestuur stelt binnen een maand na de datum van instelling een kostentoedelingsverordening als bedoeld in artikel 120, eerste lid, van de wet vast, die met ingang van de datum van instelling zal gelden voor het waterschap.
 
Artikel 6 Belastingverordeningen
1. Artikel 2, eerste lid, is niet van toepassing op de belastingverordeningen, genoemd in artikel 113 van de wet. Ten aanzien van overgaand gebied houden deze verordeningen op te gelden met ingang van 1 januari 2016, doch zij behouden hun rechtskracht voor de belastingjaren welke vóór die datum zijn aangevangen.
2. Indien het algemeen bestuur binnen een maand na de datum van instelling op grond van artikel 110 van de wet besluit tot vaststelling van een belastingverordening wordt daarbij bepaald dat die met ingang van de datum van instelling zal gelden voor het gebied van het waterschap.
 
Artikel 7 Jaarrekening
1. Zo spoedig mogelijk na 1 januari 2016 maakt het dagelijks bestuur de rekening van het laatste dienstjaar van elk van de op te heffen waterschappen in ontwerp op.
2. De in het eerste lid bedoelde rekeningen worden zo spoedig mogelijk door het algemeen bestuur vastgesteld.
3. De controle van de jaarrekening en het daarbij verstrekken van een accountantsverklaring en het uitbrengen van een verslag van bevindingen geschiedt door de accountant die op grond van artikel 109, tweede lid, van de wet is aangewezen door het algemeen bestuur van elk van de op te heffen waterschappen.
 
Artikel 8 Archief
Met ingang van de datum van instelling gaan de archiefbescheiden van de op te heffen waterschappen over naar het waterschap.
 
Artikel 9 Voorbereidingscommissie
1. Tot de datum van instelling vormen de dagelijkse besturen van de op te heffen waterschappen een voorbereidingscommissie die is belast met de voorbereiding van de besluitvorming die nodig is voor het adequaat functioneren van het waterschap vanaf de datum van instelling.
2. Voorzitter van de voorbereidingscommissie is de dijkgraaf van het op te heffen waterschap Reest en Wieden.
3. De voorbereidingscommissie wijst een secretaris aan die de commissie ter zijde staat bij de uitoefening van haar taak.
4. De in het eerste lid bedoelde voorbereiding betreft in ieder geval de begroting, de meerjarenraming, de kostentoedelingsverordening en de belastingverordeningen,
5. De voorbereidingscommissie oefent de bevoegdheden uit die een dagelijks bestuur van een waterschap heeft bij de voorbereiding van de in het vierde lid genoemde aangelegenheden.
6. De voorbereidingscommissie betrekt de algemene besturen van de op te heffen waterschappen in elk geval bij de voorbereiding van de in het vierde lid genoemde aangelegenheden.
 
Artikel 10 Eerste vergadering algemeen bestuur
Het algemeen bestuur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta vergadert voor de eerste maal op een door de interim-voorzitter te bepalen dag in de eerste week van 2016.
 
Artikel 11 Interim-voorzitter
Tot aan het tijdstip waarop de benoeming van de voorzitter, bedoeld in artikel 46 van de wet, heeft plaatsgevonden, treedt een interim-voorzitter op. Deze interim-voorzitter wordt door gedeputeerde staten uiterlijk vier weken voor de datum van instelling benoemd op voordracht van de voorbereidingscommissie, bedoeld in artikel 9.
 
Artikel 12 Benoeming eerste voorzitter
De aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter, bedoeld in artikel 46, derde lid, van de wet wordt de eerste maal opgemaakt door het algemeen bestuur van het Waterschap Drents Overijsselse Delta. Het algemeen bestuur heeft de bevoegdheid af te wijken van artikel 15, eerste lid van het reglement.
 
Artikel 13 Interim-secretaris
1. Tot het tijdstip waarop de benoeming van de secretaris, bedoeld in artikel 53 van de wet, ingaat, treedt de secretaris van de voorbereidingscommissie, bedoeld in artikel 9, op als interim-secretaris.
2. De voorbereidingscommissie kan door de zittende algemene besturen belast worden met de voorbereiding van de voordracht als bedoeld in artikel 18 van het reglement.
 
Artikel 14 Rechtspositieregeling van de ambtenaren
1. Voor 1 januari 2016 stellen de dagelijkse besturen van de op te heffen waterschappen, na georganiseerd overleg met vertegenwoordigers van de ambtenarenorganisaties, een sociaal statuut vast.
2. Met ingang van 1 januari 2016 zijn de secretarissen van de op te heffen waterschappen als zodanig van rechtswege eervol uit het ambt ontslagen.
3. Met ingang van 1 januari 2016 gaan de ambtenaren en het overige personeel met een aanstelling voor onbepaalde tijd dan wel langer dan 1 januari 2016 van de op te heffen waterschappen over in dienst van het waterschap.
4. De plaatsing in functie, met uitzondering van de directieleden geschiedt overeenkomstig de bepalingen van het sociaal statuut. Voorzieningen, de verdere voorbereiding van de overgang van de ambtenaren en overig personeel betreffende zijn onderwerp van het in lid 1 bedoelde georganiseerd overleg en van overleg met de ondernemingsraden van de op te heffen waterschappen.
 
 
TOELICHTING
Algemeen
 
Artikel 2 van de Waterschapswet bepaalt dat de bevoegdheid tot het opheffen en het instellen van waterschappen, tot regeling van hun taken en inrichting en van de samenstelling van hun besturen en tot de verdere reglementering van waterschappen aan Provinciale Staten behoort en dat de uitoefening van deze bevoegdheid geschiedt bij provinciale verordening. Omdat hier sprake is van een interprovinciaal waterschap, worden de bevoegdheden, op grond van artikel 6 van de Waterschapswet, gemeenschappelijk door Provinciale Staten van Overijssel en Drenthe uitgeoefend.
De waterschapsreglementen zijn interprovinciaal geüniformeerd en gemoderniseerd. Bij het opstellen van het onderhavige reglement is dan ook gebruik gemaakt van een modelreglement dat door het IPO, in overleg met de Unie van Waterschappen, is opgesteld.
Het onderhavige reglement schept in aansluiting op de Waterschapswet het kader voor het nieuwe waterschap. Het beperkt zich tot de essentiële aspecten betreffende de inrichting en het functioneren van het waterschap. De belangrijkste onderwerpen die worden geregeld, zijn het gebied, de taak, het bestuur, de verdeling van de geborgde zetels over de specifieke belangencategorieën, het aanwijzen van de organisaties die de vertegenwoordigers voor de categorieën bedrijven en ongebouwd mogen benoemen en het toezicht.
 
Artikelsgewijs
 
HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Op grond van artikel 1, tweede lid van de Waterschapswet kunnen als hoofdtaken aan het waterschap de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater op grond van artikel 3.4 van de Waterwet worden opgedragen.
 
HOOFDSTUK 2 NAAM, GEBIED, ZETEL EN TAAK VAN HET WATERSCHAP
Artikel 2 Gebied van het waterschap
Het gebied van het waterschap wordt aangegeven op een kaart die deel uitmaakt van het reglement. Op de kaart zijn de grenzen van het waterschapsgebied zo eenduidig mogelijk vastgelegd. Er kunnen gebiedsspecifieke situaties zijn waarbij het noodzakelijk is de grens van het waterschapsgebied nauwkeuriger vast te stellen (bijvoorbeeld daar waar de grens door bebouwd gebied loopt). In het reglement is de mogelijkheid opgenomen voor de precieze aanduiding van de grenzen van het waterschapsgebied detailkaarten vast te stellen. Deze detailkaarten hebben in geval van onduidelijkheid voorrang op de kaart genoemd in lid 2. Het vaststellen van de detailkaarten is opgedragen aan gedeputeerde staten.
 
Artikel 3 Zetel van het waterschap
Het waterschap heeft als (publieke) rechtspersoon een statutaire zetel nodig.
 
Artikel 4 Taak van het waterschap
In artikel 1, eerste lid van de Waterschapswet is het functionele karakter van de water-schappen vastgelegd: hun taak is de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied. Deze taak wordt vervolgens in het tweede lid nader gespecificeerd in de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater op de voet van artikel 3.4 van de Waterwet. In de Waterschapswet worden de zorg voor de waterkering en de zorg voor de waterhuishouding dus niet meer als aparte taken onderscheiden. Dit sluit beter aan bij het integraal waterbeheer dat in de waterschapspraktijk is ontstaan.
 
In artikel 4 van het reglement is aangesloten bij de wet en de huidige situatie door aan het waterschap de zorg voor het watersysteem en de zorg voor het zuiveren van afvalwater op te dragen. De zorg voor het watersysteem omvat de zorg voor de waterkering en de zorg voor de waterhuishouding, waaronder ook de zorg voor de waterkwaliteit. Onder de zorg voor de waterhuishouding moet ook het regelen van de grondwaterstanden via het peilbeheer van het oppervlaktewater worden gerekend. Het gebruik van de term “zorg voor het watersysteem” benadrukt dat de tot op heden afzonderlijk benoemde taken een nauwe onderlinge samenhang kennen en als één integrale taak moeten worden uitgevoerd. De toekenning van “de zorg voor het watersysteem” aan het waterschap impliceert overigens niet dat alle zorg voor het watersysteem of de watersystemen in het waterschapgebied aan het waterschap wordt toegekend. Ook andere overheden oefenen taken ter zake uit. In het eerste lid van artikel 4 is daarom aangegeven dat het waterschap verantwoordelijk is voor de waterstaatkundige verzor-ging van zijn gebied, voor zover deze taak niet bij andere publiekrechtelijke lichamen berust.
 
Artikel 4, eerste lid kent een duidelijke relatie met artikel 3:4, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In artikel 3:4, eerste lid Awb is namelijk geregeld dat het bestuursorgaan de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afweegt, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit. Wanneer een bestuursorgaan van het waterschap derhalve een besluit of handeling overweegt, dient het over te gaan tot een afweging van alle bij de concrete beslissing of handeling betrokken belangen. Met artikel 4, eerste lid wordt aangegeven dat het waterschap zich bij de belangenafweging primair moet laten leiden door de waterhuishoudkundige belangen. Het zijn deze belangen die de doorslag moeten geven bij de besluitvorming.
 
In artikel 4, tweede lid is ook de zuivering van afvalwater aan het waterschap opgedragen. Sinds 2002 ligt de zorgplicht voor de zuivering van afvalwater al wettelijk bij het waterschap. Dit is nu in artikel 3.4 van de Waterwet nader geregeld. Dit artikel bepaalt onder meer ‘Zuivering van stedelijk afvalwater gebracht in een openbaar vuilwaterriool geschiedt in een daartoe bestemde inrichting onder de zorg van een waterschap.’ Uit artikel 6.2, tweede lid van de Waterwet volgt dat ook op grond van een vergunning van het waterschap of vrijstelling, verleend bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, met behulp van een werk, niet zijnde een openbaar vuilwaterriool, afvalwater op een zuiveringtechnisch werk van het waterschap kan worden gebracht. De afvoer van afvalwater per as naar een rwzi valt niet onder artikel 6.2, tweede lid van de Waterwet, omdat bij bijvoorbeeld een tankauto geen sprake is van ‘met behulp van een werk’. Dat neemt niet weg dat het voorkomt dat, afhankelijk van bijvoorbeeld de samenstelling van het afvalwater, het waterschap bereid is tot zuivering van per as aangevoerd afvalwater.
 
Vaarwegbeheer is onderdeel van de zorg voor het watersysteem en hoeft daarom niet apart in het reglement aan het waterschap opgedragen te worden als taak. Daarmee rust ook vaarwegbeheer bij het waterschap, tenzij de provincie andere lichamen belast met dat beheer. Uit de Omgevingsverordeningen blijkt dat de provincie in bepaalde gevallen het vaarwegbeheer aan anderen dan het waterschap heeft opgedragen, namelijk gemeente of provincie.
 
HOOFDSTUK 3 DE SAMENSTELLING EN INRICHTING VAN HET WATERSCHAPSBESTUUR
 
Dit hoofdstuk geeft een aanvulling op de bepalingen in de Waterschapswet en het Wa-terschapsbesluit. De wet regelt onder meer de vereisten voor het lidmaatschap van het bestuur, de verkiezingen, nevenfuncties, onverenigbare betrekkingen en het afleggen van de eed (dan wel verklaring en belofte). Voorts bevat de wet bepalingen over de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. Het Waterschapsbesluit bevat onder meer regels over rechtspositionele aangelegenheden aangaande de voorzitter, zoals benoeming, schorsing, tijdelijk niet uitoefenen van zijn functie, ontslag, uitkering bij ontslag en aanspraken ingeval van ziekte.
 
Artikel 6 Omvang algemeen bestuur
In de Waterschapswet is, uit oogpunt van uniformering, maar ook vanwege doelmatigheid en slagvaardigheid, de minimale en maximale omvang van het algemeen bestuur vastgelegd. Het waterschapsbestuur kan bestaan uit minimaal achttien en maximaal dertig leden. Om te garanderen dat daadwerkelijk alle belangencategorieën vertegenwoordigd zijn, dient niet alleen de omvang van het bestuur te worden vastgesteld, maar ook het aantal zetels dat daarbinnen toegekend wordt aan ieder van de specifieke categorieën: bedrijfsgebouwd, natuurterreinen en ongebouwd. Op een totale bestuursomvang van minimaal achttien en maximaal dertig zetels zijn minimaal zeven tot maximaal negen zetels gereserveerd voor de specifieke categorieën gezamenlijk, waarbij iedere categorie minimaal één zetel toegewezen krijgt om vertegenwoordiging zeker te stellen. De overige zetels zijn voor de categorie ingezetenen. Met dit stelsel wordt verzekerd ("geborgd") dat bij de taakuitoefening door het waterschap met alle onderscheiden taakbelangen, de algemene én de specifieke, rekening wordt gehouden. Deze benadering doet recht aan het functionele karakter van het waterschap, dat zich daarmee onderscheidt van de organen van algemene democratie. Doel van de geborgde zetels is het zeker stellen van de vertegenwoordiging van de onderscheiden belangen in het waterschapsbestuur. Bij de bepaling van de omvang van het bestuur en de aantallen zetels per categorie is rekening gehouden met de mate van het belang van iedere categorie. Daarbij dient te worden opgemerkt dat de omvang van de betaling door een categorie niet meer als zelfstandig criterium wordt gehanteerd omdat dit uit de wet is geschrapt. Daarnaast is de mate van diversiteit van de belangen binnen de categorieën betrokken bij de bepaling van de zetelaantallen.
 
Artikel 7 Benoeming vertegenwoordigers geborgde zetels
Voor de categorie ongebouwd is het aan de provincie overgelaten de organisaties aan te wijzen die de benoeming doen. Bij de aanwijzing van de organisaties is rekening gehouden met de verschillende te vertegenwoordigen belangen, de organisatiegraad, representativiteit en dekkingsgraad. Uit een oogpunt van transparantie en eenvoud is gekozen voor één organisatie. LTO Noord is de agrarische ondernemersorganisatie in de negen provincies boven de Maas. Hier speelt dat de Land- en Tuinbouw Organisatie Noord het grootste dekkingspercentage kent in het waterschapsgebied. Ook zijn vrijwel alle sectoren hierin vertegenwoordigd. Derhalve is de Land- en Tuinbouw Organisatie Noord aangewezen als benoemende instantie. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de benoemende instantie bij het benoemen andere (kleinere) organisaties met gelijkluidende belangen betrekt. Dit met het oog op een zo goed mogelijke representatieve vertegenwoordiging. De selectie van de vertegenwoordigers is een verantwoordelijkheid van de benoemende organisaties.
 
Voor de categorie natuurterreinen is in gevolge de Waterschapswet per 1 januari 2015 de Vereniging van Bos- en Natuureigenaren (VBNE) bevoegd de kandidaten te benoemen. Voorheen was het Bosschap hier mee belast. De VBNE is in 2013 opgericht door Staatsbosbeheer, Vereniging Natuurmonumenten, de Federatie Particulier Grondbezit, De 12 Landschappen en het Nederlandse Ministerie van Defensie.
 
In de Waterschapswet is bepaald dat de vertegenwoordigers van de categorie van bedrijven worden benoemd door de Kamer van Koophandel op voordracht van de regionale raad van de regio van de Kamer van Koophandel die gelegen is in het gebied van het desbetreffende waterschap. Indien binnen het gebied van een waterschap meer dan één regio gelegen is, wordt bij reglement bepaald op welke wijze de betrokken regionale raden tot een voordracht komen. Waterschap Drents Overijsselse Delta is gelegen in de regio’s Noord en Oost. In het reglement is bepaald dat beide regio’s gezamenlijk tot een voordracht komen. Zo wordt geborgd dat zowel de regio Noord als de regio Oost vertegenwoordigd is in het waterschapsgebied.
 
De Waterschapswet geeft aan dat de organisaties die de vertegenwoordigers mogen benoemen, de procedure die zij hanteren voor de selectie en benoeming tijdig moeten vastleggen. Daarbij zij opgemerkt dat de toenmalige staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat blijkens haar brief aan de Eerste Kamer van 20 april 2007 met de benoemende organisaties heeft afgesproken dat een open kandidaatstelling onderdeel uitmaakt van die procedure. Het waterschap zorgt vervolgens voor publicatie zodat het voor de leden van de belangengroeperingen (maar ook voor andere betrokkenen) duidelijk is op welke wijze de benoeming tot stand komt. Ook kunnen eventuele kandidaten hun interesse op dat moment kenbaar maken. De benoeming is bindend, dat wil zeggen de status van de benoemde kandidaten is gelijk aan die van gekozen kandidaten. Slechts de toetsing door het algemeen bestuur op grond van artikel 24 van de wet kan toelating tot het algemeen bestuur verhinderen.
 
Artikel 8 Reglement van orde
De Waterschapswet geeft in de artikelen 35 tot en met 39 een aantal bepalingen over openbare en besloten vergaderingen en over geheimhouding. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor haar vergaderingen vast. Voor de invulling van dat reglement verdient het aanbeveling zo veel mogelijk aan te sluiten bij de regelingen die de Gemeentewet en de Provinciewet kennen omtrent onderwerpen van vergaderorde. Met name wordt hierbij gedacht aan het vergaderquorum, het besluitquorum, de wijze van uitschrijven van een nieuwe vergadering en het opstellen van de agenda, het stemrecht van de leden, stemprocedures en het bepalen van de stemuitslag.
 
Artikel 9 Omvang dagelijks bestuur
Ten aanzien van de omvang van het dagelijks bestuur kan het reglement alleen bepalen hoeveel leden het dagelijks bestuur ten minste en ten hoogste telt. In verhouding tot de omvang van het algemeen bestuur en ter voorkoming van versnippering van bestuurstaken is gekozen voor minimaal drie en maximaal vijf bestuursleden (exclusief de voorzitter).
 
Artikel 10 Benoeming leden dagelijks bestuur
In artikel 41, tweede lid, van de Waterschapswet is bepaald dat de benoeming van de leden van het dagelijks bestuur plaatsvindt uit het algemeen bestuur. Gedeputeerde staten kunnen hiervan ontheffing verlenen indien het reglement die mogelijkheid biedt. In het tweede lid is deze mogelijkheid aan Gedeputeerde Staten gegeven. Dit maakt het mogelijk om geschikte kandidaten te vinden buiten de kring van het algemeen bestuur. Voor de leden van het dagelijks bestuur die niet tot het algemeen bestuur behoren, gelden op grond van artikel 45 wel de eisen die aan de verkiesbaarheid van leden van het algemeen bestuur worden gesteld alsmede de incompatibiliteiten voor het lidmaatschap van het algemeen bestuur. Ook de verplichting tot het afleggen van de eed of de belofte is op deze leden van toepassing. Daarbij dient expliciet te worden opgemerkt dat de leden van het dagelijks bestuur die via de ontheffing van artikel 41, tweede lid, van de wet in het dagelijks bestuur zijn terecht gekomen alleen lid zijn van het dagelijks bestuur. Zij mogen dus alleen de bevoegdheden uitoefenen die horen bij dit bestuur. Ze zijn geen lid van het algemeen bestuur (dat zou immers leiden tot een wijziging van het aantal zetels van het algemeen bestuur) en kunnen dan ook geen bevoegdheden uitoefenen van het algemeen bestuur.
De invulling van een open gevallen plek in het dagelijks bestuur geschiedt zo spoedig mogelijk. Dit kan anders zijn indien het algemeen bestuur besluit het aantal leden van het dagelijks bestuur te verminderen.
 
Artikel 11 Ontslag op eigen initiatief
Dit artikel vormt een aanvulling op artikel 41 van de wet, waarin het ontslag van de leden summier wordt geregeld. Leden die hun ontslag nemen, geven hiervan, om bewijsrechtelijke redenen, schriftelijk kennis aan het algemeen bestuur. Deze bepaling komt overeen met de artikelen 42 en 43 van respectievelijk de Provinciewet en de Gemeentewet. De Waterschapswet bevat terzake geen bepalingen. Uit de aard van de rechtshandeling vloeit voort dat opzegging niet met terugwerkende kracht mogelijk is (vergelijk artikel 43 Gemeentewet en 42 Provinciewet)
 
Artikel 12 Vervanging leden dagelijks bestuur
Leden van het dagelijks bestuur kunnen bij langdurige afwezigheid worden vervangen door leden van het algemeen bestuur. De vervanging kan door het algemeen bestuur worden geregeld op verzoek van het dagelijks bestuur, het betreffende lid van dat bestuur, of uit eigen beweging. Bepalend is of de vervanging nodig is voor een goed functioneren van het betreffende bestuursorgaan. Het tweede lid regelt de vergoeding bij vervanging van een lid van het dagelijks bestuur.
 
Artikel 13 Reglement van orde
Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast. Een verschil tussen de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur is, dat de vergaderingen van dit college met gesloten deuren worden gehouden, tenzij dit bestuur anders heeft bepaald. Het reglement van orde voor de vergaderingen kan regels geven over de openbaarheid van de vergaderingen van het dagelijks bestuur, artikel 42 van de wet. Met de toevoeging van de woorden "en andere werkzaamheden" wordt aangesloten bij wat daaromtrent in de praktijk is gegroeid en hetgeen is bepaald in de Provinciewet en de Gemeentewet. In de reglementen van orde worden meer activiteiten geregeld dan alleen de vergaderingen. Andere werkzaamheden kunnen betrekking hebben op de bekendmaking van besluiten, de schriftelijke afdoening van zaken en de procedurele voorbereiding van de in het dagelijks bestuur te bespreken nota's.
 
Artikel 14 Intrekking beroepen of bezwaren
Deze bepaling laat onverlet de bevoegdheid van het dagelijks bestuur ten aanzien van beroepen en bezwaren.
 
Artikel 15 Benoeming voorzitter
Alvorens een aanbeveling voor de benoeming van de voorzitter als bedoeld in artikel 46, derde lid van de wet, wordt opgemaakt, wordt, behalve in het geval van herbenoeming, een open sollicitatieprocedure gevolgd. Een open sollicitatie omvat in elk geval een bekendmaking in de daarvoor geëigende kranten en/of vakbladen.
De aflegging van de eed (verklaring en belofte), bedoeld in artikel 50 van de wet, vindt plaats in handen van de Commissaris van de Koning van de provincie waarin de gemeente is gelegen als bepaald in artikel 3 van dit reglement.
 
Artikel 16 Woonplaats voorzitter
Voor het eerste lid van dit artikel inzake de bepaling van de woonplaats van de voorzitter is aansluiting gezocht bij artikel 71, eerste lid uit de Gemeentewet. Op grond van het tweede lid kan het algemeen bestuur ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid. Het algemeen bestuur kan zelf bepalen of en voor welke periode ontheffing wordt verleend.
 
Artikel 18 Secretaris
De benoeming van de secretaris wordt geregeld door het algemeen bestuur. De secretaris zelf is geen bestuursorgaan. Hij is de eerste adviseur van het algemeen en dagelijks bestuur. In verband met die functie is het verbod tot het verrichten van bepaalde handelingen, dat geldt voor leden van het algemeen bestuur, ook van toepassing verklaard op de secretaris. Het algemeen bestuur stelt nadere regels vast omtrent de taak en de bevoegdheid van de secretaris. Hierbij is aansluiting gezocht bij artikel 103 lid 2 Gemeentewet en artikel 100 lid 2 Provinciewet.
 
HOOFDSTUK 4 TOEZICHT
Artikel 20 Toezichtbevoegdheid
In verband met het interprovinciale karakter van het waterschap moet op grond van artikel 164 van de wet in het reglement een bepaling over toezicht worden opgenomen. In dit artikel is bepaald dat het toezicht gezamenlijk door Gedeputeerde Staten van Overijssel en Drenthe wordt uitgeoefend.
 
Artikel 21 Meldingen
Voor besluiten die niet aan preventief toezicht zijn onderworpen geeft artikel 156 Waterschapswet de mogelijkheid van schording, eventueel gevolgd door vernietiging. Gedeputeerde staten kunnen hiertoe spontaan overgaan, dan wel een ingediend verzoekschrift honoreren. Het spontane vernietigingsrecht strekt zich uit over alle waterschapsbesluiten. De regels die gelden voor de uitoefening van het schorsings- en vernietigingsrecht zijn in de Waterschapswet beschreven. De criteria voor vernietiging zijn strijd met het recht of het algemeen belang. Om spontaan repressief toezicht mogelijk te maken ten aanzien van in ieder geval de wezenlijke besluiten is een meldingsplicht vastgesteld.
Volgens de Waterschapswet moeten in ieder geval aan gedeputeerde staten worden toegezonden:
  • besluiten tot vaststelling of wijziging van de keur (artikel 80 van de Waterschapswet);
  • de begroting en begrotingswijzigingen (artikel 101 van de Waterschapswet);
  • de rekening (artikel 107 van de Waterschapswet);
  • de verordeningen met betrekking tot de organisatie van de administratie, het beheer en de controle van de vermogenswaarden alsmede de verordening met regels over periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het gevoerde bestuur (artikel 109b van de Waterschapswet).
Ook op grond van andere wetten bestaan voor de waterschappen verplichtingen tot toezending van besluiten aan gedeputeerde staten.
Het reglement vult de wettelijke opsomming aan met enkele categorieën die van wezenlijk belang zijn en waarvan derhalve op provinciaal niveau kennis dient te bestaan. Dat betreft besluiten tot oprichting van of deelneming in een rechtspersoon. Daarnaast wordt toezending van het (ontwerp)calamiteitenplan bepaald vanwege het belang van dit plan gelet op de grote gevolgen die situaties van gevaar in de sfeer van de waterstaatszorg kunnen hebben en vanwege het belang van afstemming van dit plan op soortgelijke plannen van andere overheden. Tot de inwerkingtreding van de Waterwet was de toezending geregeld in artikel 69 van de Waterstaatswet 1900.
Toezending van een peilbesluit en het ontwerp ervan wordt van belang geacht vanwege het feit dat bij het nemen van een peilbesluit de in de provinciale Omgevingsvisie aangegeven functie van de desbetreffende oppervlaktewateren leidend is. In het licht van die functie moet een afweging plaatsvinden van alle bij het waterbeheer betrokken belangen. Vanwege die belangenafweging die bij de uitwerking van de functietoekenning aan de orde is en die zeer breed kan zijn, is het wenselijk dat gedeputeerde staten van (ontwerp)peilbesluiten kennis nemen.
 
TOELICHTING OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 2 Rechtskracht van voorschriften en uitoefening van bevoegdheden
Het eerste lid van dit artikel beoogt een soepele overgang mogelijk te maken van de oude naar de nieuwe situatie door de besluiten van de op te heffen waterschappen van kracht te laten blijven. Hierbij wordt gedoeld op algemeen verbinden voorschriften en besluiten van algemene strekking, zoals peilbesluiten. Zo spreekt het als vanzelf dat bijvoorbeeld besluiten tot het verlenen van een vergunning door de fusie niet worden aangetast.
Het tweede lid bepaalt wie bevoegd gezag is ten aanzien van de uitoefening van bevoegdheden zoals genoemd in het eerste lid. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de overgang van rechten en verplichtingen van de op te heffen waterschappen naar het nieuw te vormen waterschap is geregeld in artikel 5b van de wet.
 
Artikel 3 Reglementen van orde
Het is wenselijk dat de bestuursorganen van het waterschap en de secretaris die de organen bij de uitoefening van hun taak terzijde staat, vanaf het moment van instelling naar behoren functioneren. Met het oog daarop is in artikel 3 een tijdelijke voorziening getroffen voor de reglementen van orde van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en voor de vergoedingsregelingen van de leden van het algemeen bestuur. Artikel 4 bevat een gelijke regeling voor de secretaris.
 
Artikel 5 Kostentoedelingsverordening
Het eerste lid van artikel 2 is niet van toepassing op de kostentoedelingsverordening en de belastingverordeningen. Omdat het belastingjaar ingaat op 1 januari is het noodzakelijk dat het nieuwe algemeen bestuur deze verordeningen zo spoedig mogelijk na 1 januari 2016 in zijn eerste vergadering vaststelt en de terugwerkende kracht zo veel mogelijk wordt beperkt.
 
Artikel 6 Belastingverordeningen
Het eerste lid van artikel 2 is niet van toepassing op de kostentoedelingsverordening en de belastingverordeningen. Omdat het belastingjaar ingaat op 1 januari is het noodzakelijk dat het nieuwe algemeen bestuur deze verordeningen zo spoedig mogelijk na 1 januari 2016 in zijn eerste vergadering vaststelt en de terugwerkende kracht zo veel mogelijk wordt beperkt.
 
Artikel 9 Voorbereidingscommissie
Het instellen van een nieuw waterschap vergt een grondige voorbereiding. Hiertoe is het onder meer noodzakelijk dat reglementair wordt voorzien in het instellen van een voorbereidingscommissie die de besluiten voorbereidt die nodig zijn voor het volledig functioneren van het nieuwe waterschap per 1 januari 2016. In het tweede lid is de voorzitter van de voorbereidingscommissie aangewezen. Bij afwezigheid kan de voorzitter worden vervangen door een ander lid van de voorbereidingscommissie.
Het vierde lid regelt waarvoor de besluitvorming in ieder geval moet worden voorbereid. Om optimale afstemming met de zittende bestuursorganen te garanderen bepaalt het reglement dat de voorbereidingscommissie zal bestaan uit de dagelijkse besturen van de op te heffen waterschappen. Daarnaast regelt dit artikel dat de algemene besturen van de op te heffen waterschappen bij de voorbereiding van de in het vierde lid genoemde besluiten worden betrokken.
 
Artikel 11 Interim-voorzitter
De artikelen 3.24 tot en met 3.41 van het Waterschapsbesluit en de vijfde afdeling van de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers zijn van overeenkomstige toepassing op de interim-voorzitter.
 
Artikel 12 Benoeming eerste voorzitter
Het algemeen bestuur heeft de bevoegdheid om, in het geval van benoeming van de eerste voorzitter, geen openbare sollicitatieprocedure te volgen. De aanbeveling voor de benoeming wordt door de voorbereidingscommissie voorbereid met als oogmerk op zo kort mogelijke termijn na instelling van het waterschap de voorzitter benoemd te hebben. Bij de voorbereiding worden de algemene besturen van de op te heffen waterschappen betrokken.
 
Artikel 14 Rechtspositieregeling van de ambtenaren
Bij reorganisaties zoals deze is het gebruikelijk dat de wijze waarop het personeel overgaat en de overige rechtspositionele gevolgen worden vastgelegd in een sociaal statuut. Het is wenselijk dat dit sociaal statuut in een zo vroeg mogelijk stadium wordt vastgesteld, zodat althans een voorlopige inpassing van het personeel op basis van het sociaal statuut heeft plaatsgevonden op het moment dat het nieuwe waterschap gaat functioneren. Het sociaal statuut is op basis van artikel 2 ook van toepassing op het nieuwe waterschap.
 
 
 
 
 
 
 
Naar boven