Toelichting op de Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2015.
Artikel 65 van de Flora- en faunawet (hierna: de Ffw) geeft grondgebruikers de mogelijkheid om veelvuldig voorkomende belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of schade aan de fauna, veroorzaakt door beschermde inheemse diersoorten, te voorkomen.
De Ffw maakt hierbij onderscheid tussen soorten die in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanrichten en soorten die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten. De soorten worden bij Algemene maatregel van bestuur aangewezen.
Met het Besluit beheer en schadebestrijding dieren (hierna: Bbsd) zijn de soorten aangewezen die in het gehele land en in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten. In bijlage1 van het Bbsd staan de soorten die in het gehele land veelvuldig belangrijke schade aanrichten (landelijke lijst) en in bijlage 2 van het Bbsd staan de soorten die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten (provinciale lijst).
Provinciale staten kunnen vervolgens op grond van artikel 65, vierde lid, van de Ffw en het Bbsd, een provinciale verordening vaststellen waarin de grondgebruiker toegestaan wordt, in afwijking van de in de Ffw genoemde verboden, beschermde inheemse diersoorten opzettelijk te verontrusten of te doden ter voorkoming van (belangrijke) schade. Deze toestemming wordt in de Ffw een vrijstelling genoemd.
Deze vrijstelling kan alleen worden gegeven als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort en er geen andere bevredigende oplossing bestaat.
Op 17 juni 2014 hebben gedeputeerde staten vormgegeven aan nieuw ganzenbeleid in onze provincie. De essentie van het nieuwe ganzenbeleid is dat de in ons land verblijvende beschermde inheemse ganzen gedurende de maanden januari en februari (de zogenaamde winterrustperiode) van de jaren 2015 en 2016 meer rust wordt geboden en dat ze buiten die periode intensiever zullen worden bestreden. Na deze twee jaren wordt de winterrustperiode uitgebreid naar 4 maanden (1 november tot 1 maart). Wel zal in september 2016 een evaluatie van het tot dan gevoerde beleid aan provinciale staten worden aangeboden. Afhankelijk van die evaluatie kunnen provinciale staten voorstellen doen voor aanpassing van het beleid.
Tevens biedt het nieuwe ganzenbeleid de mogelijkheid tot extra bestrijding van de Brandgans, die in toenemende mate voor schade zorgt binnen onze provincie.
Daarnaast heeft, met toestemming van de agrariërs die hun percelen binnen die gebieden hebben liggen, aanpassing van de begrenzing van ganzenfoerageergebieden plaatsgevonden en zijn zogenaamde soort-specifieke foerageergebieden begrensd. Soort-specifieke foerageergebieden zijn begrensd i.v.m. het langer aanwezig zijn van brand- (en rot-)ganzen alvorens ze vertrekken naar hun broedgebieden. Door enerzijds deze ganzen enkele maanden langer rust en voedsel te bieden binnen soort-specifieke foerageergebieden, kan anderzijds extra bestrijding van brandganzen buiten de (soort-specifieke) foerageergebieden plaatsvinden. Binnen de aangewezen (soort-specifieke) foerageergebieden moet zoveel mogelijk rust heersen en mogen geen trekganzen worden verjaagd en geschoten. Wel blijft de mogelijkheid bestaan om binnen die gebieden schadebestrijding van andere diersoorten en standganzen uit te voeren, echter onder de beperking dat daar aanwezige beschermde trekganzen niet worden verontrust.
In tegenstelling tot het oude ganzenbeleid, waarbij de foerageergebieden van toepassing waren in de periode van 1 oktober tot 1 april, gelden de foerageergebieden onder het nieuwe beleid gedurende de periode van 1 november tot 1 april (soort-specifieke foerageergebieden tot uiterlijk 1 juni). Een andere wijziging is dat gedurende de winterrustperiode de ganzen (buiten de foerageergebieden) niet meer op overjarig grasland mogen worden bestreden met ondersteunend afschot. Daarnaast is de mogelijkheid van ondersteunend afschot van smienten komen te vervallen en is het thans ook toegestaan de Brandgans te bestrijden met ondersteunend afschot (uiteraard buiten foerageergebieden). Voorheen kon de Brandgans worden bestreden tussen 1 juni en 1 oktober; thans gedurende de eerste twee jaren het gehele jaar en na de eerste twee jaren tussen 1 maart en 1 november. Daarentegen is ondersteunend afschot van de Kolgans tussen 1 maart en 1 juni niet meer toegestaan. Kolganzen behoren op dit moment namelijk niet tot de grote schadeveroorzakers en de omvang van de populatie is gestabiliseerd.
Op grond van de onderhavige vrijstelling van het verbod om te doden (art. 9 Ffw) kunnen grondgebruikers, buiten de foerageergebieden, kol-, brand- en grauwe ganzen verjagen met ondersteunend afschot, ter voorkoming van belangrijke schade aan landbouwgewassen. De grondgebruiker mag de met de vrijstelling gegeven bevoegdheden bij schriftelijke toestemming overdragen aan een jachtaktehouder. Hierbij geldt dat uitsluitend het hagelgeweer mag worden gebruikt. M.b.t. de voorwaarden waaronder ondersteunend afschot mag worden gepleegd is zo dicht mogelijk aangesloten bij het G-7 akkoord.
Op 24 september 2014 hebben provinciale staten de ‘Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2014’ vastgesteld. Deze verordening wordt thans vervangen.
Het afgelopen winterseizoen hebben zich uitvoeringsproblemen voorgedaan. Over het begrip invallende ganzen (art. 3, lid 13, van de ‘Verordening schadebestrijding dieren Fryslân 2014’) bestaat namelijk onduidelijkheid bij de jagers. De jagers vinden dat niet duidelijk is beschreven wat het verschil is tussen boven een perceel rondvliegende ganzen en op een perceel invallende ganzen. Dit kan onnodige handhavings- en sanctieconsequenties tot gevolg hebben. Daar door is de inzet van de jagers gedurende de maanden november en december vorig jaar beperkt geweest. Overleg met bij de schadebestrijding betrokken partijen(de terrein beherende organisaties, LTO noord, de KJV en de NOJG) heeft geleid tot het volgende voorstel: “Verjagen met ondersteunend afschot op een met gewas beteeld perceel is toegestaan vanaf zonsopgang tot een uur voor zonsondergang. Op ganzen op slaapplekken, op ganzen die opvliegen vanaf de slaapplekken en op ganzen die hoger vliegen dan 35 m wordt niet geschoten.” Dit voorstel is uitgewerkt in artikel 1, lid 3, en artikel 3, leden 10 en 13, van de huidige verordening.
Tevens wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om de in 2014 gewijzigde naam van het team Landelijk Gebied en Water in team Groene Regelgeving, in de verordening aan te passen (artikel 3, leden 6 en 18). Ook de gegevens van het Vogeltrekstation zijn aangepast (artikel 3, lid 15).
De Vogelrichtlijn verplicht de Europese lidstaten te rapporteren over de toepassing van de artikelen 65 en 68 van de wet. Het is dan ook van belang dat de grondgebruiker het aantal geschoten ganzen rapporteert. Deze - bestuursrechtelijk afdwingbare - verplichting kan hem worden opgelegd op grond van artikel 79 van de wet.