Provincie Zeeland - Wijziging CAP, de IKAP-regeling Provincies en Levensloopregeling Provincies in verband met invoering IKB per 1 januari 2015.
 
Besluit van gedeputeerde staten van Zeeland d.d. 20-01-2015, kenmerk 15000488, houdende wijziging van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (CAP), vastgesteld bij besluit van 27 oktober 2000 (Provinciaal Blad nr. 47 van 2000), laatstelijk gewijzigd bij besluit d.d. 2 juli 2013 (Provinciaal Blad nr. 16 van 2013), de IKAP-regeling Provincies, vastgesteld bij besluit van 27 mei 2008 (Provinciaal Blad nr. 24 van 2008), laatstelijk gewijzigd bij besluit d.d. 31 augustus 2010 (Provinciaal Blad nr. 30 van 2010) en de Levensloopregeling Provincies, vastgesteld bij besluit van 7 februari 2006 (Provinciaal Blad nr. 5 van 2006) laatstelijk gewijzigd bij besluit d.d. 16 juli 2013 (Provinciaal Blad nr. 16 van 2013).
 
Gedeputeerde staten van Zeeland,
  • gelet op de overeenstemming in december 2013 in het Sectoroverleg Provinciale Arbeidsvoorwaarden (SPA) ter zake van het vervallen van de wettelijke levensloopregeling per 1 januari 2012 en de in dat verband noodzakelijke aanpassing van de Levensloopregeling Provincies;
  • gelet op de overeenstemming in het SPA van december 2014 ter zake van de invoering van het Individueel Keuzebudget (IKB) per 1 januari 2015 en de in dat verband noodzakelijke aanpassing van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (CAP), de IKAP-regeling Provincies en de Levensloopregeling Provincies;
  • gelet op de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
besluiten
tot wijziging van de:
  • 1.
    Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies;
  • 2.
    IKAP-regeling Provincies;
  • 3.
    Levensloopregeling Provincies.
Artikel I
De Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies wordt gewijzigd als volgt:
A
Aan artikel A.1, eerste lid, wordt, onder wijziging van de punt aan het einde van onderdeel t in een puntkomma, een nieuw onderdeel u toegevoegd, luidende:
 
u: IKB: Individueel Keuzebudget, een budget in geld, opgebouwd overeenkomstig artikel C.17.
B
Artikel B.15, tweede lid, komt als volgt te luiden:
  • 2.
    Aan de nagelaten betrekkingen van de ambtenaar wordt over de periode vanaf de dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de derde maand na die waarin het overlijden plaatsvond een bedrag uitgekeerd, gelijk aan de laatstgenoten bezoldiging, vermeerderd met het bedrag dat in die periode aan IKB is opgebouwd.
C
Artikel C.2, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt:
  • 1.
    In onderdeel a wordt de zinsnede “in artikel C.20” vervangen door: in artikel C.23.
  • 2.
    In onderdeel c vervalt de zinsnede “de werkgeversbijdrage in de levensloopregeling, bedoeld in artikel D.10”, alsmede de komma direct na die zinsnede.
D
De huidige titel van paragraaf 6 van hoofdstuk C wordt gewijzigd in: Paragraaf 7 Vergoedingen voor extra diensten. De huidige artikelen C.20 en C.21 worden vernummerd tot de nieuwe artikelen C.23 en C.24 en ondergebracht in de nieuwe paragraaf 7 van hoofdstuk C.
E
De huidige artikelen C.18 en C.19 worden vernummerd tot de nieuwe artikelen C.21 en C.22 en ondergebracht in de nieuwe Paragraaf 6 Uitkering en gratificatie van hoofdstuk C.
F
Paragraaf 5 komt als volgt te luiden:
Paragraaf 5 Individueel Keuzebudget (IKB)
Artikel C.16 IKB algemeen
  • 1.
    Voor de ambtenaar is er een IKB. Gedeputeerde staten zijn beheerder van het IKB.
  • 2.
    Het IKB omvat een in geldwaarde uitgedrukt budget dat de ambtenaar naar keuze kan aanwenden voor de doelen, genoemd in artikel C.18, een en ander op de wijze en onder de voorwaarden als bepaald in deze paragraaf.
Artikel C.17 Opbouw IKB
  • 1.
    Het pensioengevend deel van het IKB wordt per kalendermaand als volgt opgebouwd:
    • a.
      met 8% van de door de ambtenaar in die maand genoten bezoldiging, met dien verstande dat dit bedrag niet lager kan zijn dan de minimum vakantie-uitkering per maand, genoemd in de in artikel C.4, eerste lid, bedoelde bijlage 2, onderscheidenlijk dan een bedrag naar rato hiervan bij een niet volledige arbeidsduur of bij genot van slechts een deel van de bezoldiging;
    • b.
      met 8,3% van het door de ambtenaar in die maand genoten salaris; en
    • c.
      met 3,4% van het in die maand genoten salaris voor de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt die lager is dan schaal 14 en met 2,85% voor de ambtenaar voor wie een salarisschaal geldt die gelijk is aan of hoger is dan schaal 14.
  • 2.
    Het niet pensioengevend deel van het IKB wordt per kalendermaand opgebouwd met 1,92% van het door de ambtenaar in die maand genoten salaris.
  • 3.
    De vergoeding voor meer uren werken als bedoeld in artikel 5 van de IKAP-regeling Provincies, wordt maandelijks opgenomen in het pensioengevend deel van het IKB op basis van het gemiddelde aantal meer te werken uren per maand gedurende de periode dat de ambtenaar meer uren werkt.
  • 4.
    Op aanvraag van de ambtenaar kunnen gedeputeerde staten vaste maandelijkse toelagen opnemen in het pensioengevend deel van het IKB.
Artikel C.18 Aanwending IKB
  • 1.
    De ambtenaar kan het IKB aanwenden voor een of meer van de volgende doelen:
    • a.
      voor de bestemmingen, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de IKAP-regeling Provincies, overeenkomstig het bepaalde in die regeling;
    • b.
      voor bruto inkomen in de maand zelf en/of in de daarop volgende maand of maanden;
    • c.
      voor extra verlof overeenkomstig het bepaalde in de IKAP-regeling Provincies;
    • d.
      voor het sparen in het kader van de Levensloopregeling Provincies, met inachtneming van het bepaalde in die regeling.
  • 2.
    Keuzes, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en d, kan de ambtenaar maken tot de maandelijkse sluitingsdatum van de salarisverwerking. Hij heeft voor deze keuzes geen toestemming nodig.
  • 3.
    Keuzes kunnen alleen worden gemaakt voor zover het IKB toereikend is.
  • 4.
    Keuzes mogen uitsluitend betrekking hebben op hetzelfde kalenderjaar. Er mag geen budget uit het IKB worden overgeheveld naar het volgende kalenderjaar. Het bedrag dat in december van het kalenderjaar nog in het IKB zit wordt in die maand uitbetaald.
  • 5.
    Het extra verlof, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, hoeft niet in hetzelfde kalenderjaar worden opgenomen.
  • 6.
    Maakt de ambtenaar vóór de sluitingsdatum van de salarisverwerking geen keuze dan wordt het niet aangewende deel van het IKB dezelfde kalendermaand automatisch uitbetaald.
  • 7.
    Bedragen die uit het IKB zijn opgenomen kunnen niet meer worden teruggestort in het IKB.
Artikel C.19 Uitbetaling IKB bij einde dienstverband
  • 1.
    Wanneer het dienstverband eindigt wordt het nog beschikbare budget uit het IKB bij de laatste salarisverwerking aan de ambtenaar uitbetaald.
  • 2.
    Bij het overlijden van de ambtenaar:
    • a.
      wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel B.15, tweede lid, het budget uit het IKB waarover nog niet is beschikt, uitbetaald aan de nagelaten betrekkingen.
    • b.
      vindt geen verrekening plaats voor zover IKB is ingezet voor de in artikel C.18, eerste lid, onderdeel a, bedoelde bestemmingen.
Artikel C.20 Fiscale en andere wet- en regelgeving
  • 1.
    De provincie draagt zorg voor informatie over gevolgen van keuzes voor in ieder geval de loonheffingen, het pensioen en de sociale verzekeringen.
  • 2.
    De gevolgen van gemaakte keuzes zijn voor rekening van de ambtenaar.
  • 3.
    Indien achteraf blijkt dat door onjuiste of door onvolledige informatie vanwege de ambtenaar ten onrechte bij de ambtenaar geen heffing van loonbelasting en premies volksverzekering heeft plaatsgevonden, wordt deze verschuldigde heffing, vermeerderd met eventuele boetes, op de ambtenaar of de gewezen ambtenaar verhaald.
  • 4.
    Indien wijziging van de fiscale wet- en regelgeving van invloed is op de inhoud of de werking van de regeling van het IKB, zullen vervallen netto voordelen voor ambtenaren niet worden gecompenseerd.
G
Artikel D.1, vijfde lid, komt als volgt te luiden:
  • 5.
    Tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten, wordt de arbeidsduur van de ambtenaar op aanvraag bepaald op meer dan die in een volledige functie als bedoeld in het tweede lid. De arbeidsduur bedraagt ten hoogste 40 uur per week. De aanspraken bij of krachtens deze regeling die zijn gerelateerd aan de arbeidsduur, worden bepaald naar evenredigheid ten opzichte van de arbeidsduur in een volledige functie als bedoeld in het tweede lid.
H
Artikel D.5 wordt gewijzigd als volgt:
  • 1.
    Het eerste lid komt als volgt te luiden:
    • 1.
      De ambtenaar heeft per kalenderjaar aanspraak op 144 uren vakantieverlof met behoud van de volle bezoldiging. Voor de ambtenaar met een deeltijdfunctie wordt de aanspraak op vakantieverlof bepaald evenredig aan het deeltijdpercentage.
  • 2.
    In het tweede lid vervalt de zinsnede “het basisvakantieverlof en op het aanvullend”.
  • 3.
    In het derde lid vervalt de zinsnede “basisvakantieverlof en aanvullend”.
I
Artikel D.6 wordt gewijzigd als volgt:
  • 1.
    In het eerste lid vervalt tweemaal de zinsnede “basisvakantieverlof en aanvullend”.
  • 2.
    Het derde lid komt te luiden als volgt:
    • 3.
      In afwijking van het bepaalde in het eerste lid heeft de ambtenaar over de uren waarop hij met recht op gehele of gedeeltelijke doorbetaling van bezoldiging wegens ziekte geen arbeid verricht, aanspraak op vakantieverlof overeenkomstig het bepaalde in artikel D.5.
  • 3.
    In het vierde lid wordt "basisvakantieverlof" vervangen door: vakantieverlof.
  • 4.
    Het vijfde lid komt te luiden als volgt:
    • 5.
      De aanspraak op vakantieverlof dat niet ingevolge het vierde lid vervalt, vervalt na verloop van 5 jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan.
J
Artikel D.7, derde lid, komt als volgt te luiden:
  • 3.
    De ambtenaar wordt in de gelegenheid gesteld per kalenderjaar het voor dat jaar geldende vakantieverlof op te nemen.
K
In artikel D.8, tweede lid, wordt tweemaal het woord "basisvakantieverlof" vervangen door: vakantieverlof.
L
Artikel D.10 komt als volgt te luiden:
Artikel D.10 Levensloop
Gedeputeerde staten stellen overeenkomstig de hiervoor in het SPA gemaakte afspraken een levensloopregeling vast, met in achtneming van het bepaalde ter zake bij en krachtens de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet arbeid en zorg en de Wet Inkomstenbelasting 2001.
M
Aan artikel D.16 wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:
  • 7.
    Het bepaalde in het vierde en zesde lid is niet van toepassing op de ambtenaar aan wie onbetaald verlof is verleend, direct voorafgaand aan pensionering met het oog op vervroegde uittreding.
N
Artikel D.17 wordt als volgt gewijzigd:
  • 1.
    Het eerste lid komt als volgt te luiden:
    • 1.
      Over de opgenomen uren van het in artikel D.16 bedoelde onbetaalde verlof heeft geen opbouw van vakantieverlof en van IKB plaats.
  • 2.
    Aan het vierde lid wordt een tweede volzin toegevoegd, luidende:
    Ingeval van onbetaald verlof, direct voorafgaand aan pensionering met het oog op vervroegde uittreding komt de verschuldigde pensioenpremie vanaf het begin van dit verlof volledig voor rekening van de ambtenaar.
  • 3.
    In het vijfde lid wordt "vierde lid" vervangen door: vierde lid, eerste volzin.
O
In artikel G.4, eerste lid, vervalt onderdeel b, onder vernoeming van de onderdelen c, d en e tot achtereenvolgens de nieuwe onderdelen b, c en d.
Artikel II
De IKAP-regeling Provincies wordt gewijzigd als volgt:
A
In artikel 2, tweede lid, wordt de zinsnede "artikelen 5, 6 en 7" vervangen door: artikelen 5 en 6.
B
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
  • 1.
    Het tweede lid komt als volgt te luiden:
    • 2.
      De aanvraag voor meer uren werken en voor extra verlof, bedoeld in de artikelen 5 en 6, wordt ingediend vóór 1 november van het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft. De aanvraag kan ook gedurende het jaar worden ingediend dan wel worden herzien, mits de keuze nog in hetzelfde kalenderjaar is te verwerken. Het extra verlof kan bij herziening niet worden verkocht.
  • 2.
    Het derde en vijfde lid vervallen, onder vernummering van het vierde en zesde lid tot achtereenvolgens een nieuw derde en vierde lid.
  • 3.
    Het tot nieuw derde lid vernummerde vierde lid komt als volgt te luiden:
    • 3.
      De keuze, bedoeld in artikel 8, kan tot de maandelijkse sluitingsdatum van de salarisverwerking worden gemaakt.
  • 4.
    Het tot nieuw vierde lid vernummerde zesde lid komt als volgt te luiden:
    • 4.
      Gedeputeerde staten kennen de aanvraag voor de keuzen als bedoeld in de artikelen 5 en 6 toe, tenzij zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zich daartegen verzetten en beslissen binnen vier weken op de aanvraag.
C
Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:
  • 1.
    In het derde lid, onderdeel a, wordt de zinsnede "voor minder uren werken" vervangen door: voor extra verlof.
  • 2.
    In het derde lid vervalt onderdeel b, onder vernoeming van de onderdelen c en d tot achtereenvolgens de nieuwe onderdelen b en c.
  • 3.
    In het nieuwe onderdeel b van het derde lid vervallen de zinsnede "en/of vermindering van algemeen verlof, bedoeld in artikel 7" en de komma direct na die zinsnede.
  • 4.
    In het nieuwe onderdeel c van het derde lid wordt de zinsnede "voor minder werken" vervangen door: voor extra verlof.
  • 5.
    De eerste volzin van het vierde lid komt als volgt te luiden:
De vergoeding voor meer uren werk als bedoeld in artikel 5 en de waarde van extra verlof als bedoeld in artikel 6, worden berekend op basis van het salaris per uur op 1 januari van het betreffende kalenderjaar, onderscheidenlijk op basis van het salaris per uur op de eerste dag van indiensttreding, indien de ambtenaar in de loop van het betreffende kalenderjaar in dienst treedt.
D
Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:
  • 1.
    In de eerste volzin van het tweede lid wordt na de zinsnede "per kalenderjaar" een punt gezet en vervalt de rest van de zin.
  • 2.
    De tweede volzin van het vierde lid vervalt.
E
Artikel 6 met opschrift komt te luiden als volgt:
Artikel 6 Extra verlof
  • 1.
    De ambtenaar kan uit zijn IKB per kalenderjaar maximaal 144 uren aanwenden voor extra verlof. Bij een niet volledige arbeidsduur en bij indiensttreding in de loop van het betreffende kalenderjaar wordt het maximum aantal uren naar evenredigheid verlaagd.
  • 2.
    Het extra verlof wordt aangemerkt als vakantieverlof. De artikelen D.5 tot en met D.9 van de CAP zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het extra verlof pas vervalt na verloop van 5 jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak op dit verlof is ontstaan.
F
Artikel 7 vervalt.
G
Artikel 8 wordt gewijzigd als volgt:
  • 1.
    Het eerste lid komt te luiden als volgt:
    • 1.
      De ambtenaar kan een aanvraag indienen om in ruil voor een belastingvrije vergoeding voor of verstrekking van een of meer in het tweede lid genoemde bestemmingsmogelijkheden geheel of gedeeltelijk af te zien van maximaal 10% van het jaarsalaris.
  • 2.
    Het tweede lid, aanhef, komt als volgt te luiden:
    Binnen de fiscale voorwaarden zoals die golden direct vóór invoering van de Werkkostenregeling zijn de belastingvrije bestemmingsmogelijkheden:
  • 3.
    In het zesde lid wordt de zinsnede "een of meer van de in het eerste lid genoemde aanspraken" vervangen door: salaris.
H
In artikel 9, derde lid, vervallen tweemaal de zinsnede "of minder", alsmede de zinsnede "of de inhouding".
Artikel III
De Levensloopregeling Provincies wordt gewijzigd als volgt:
A
Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:
  • 1.
    In onderdeel b wordt na “1964 een komma geplaatst en toegevoegd: zoals dit artikellid op 31 december 2011 luidde;,
  • 2.
    In onderdeel d wordt na “rendementen” de komma vervangen door een puntkomma en komt de rest van de zin te vervallen.
  • 3.
    In onderdeel f wordt na “1964” een komma geplaatst en toegevoegd: zoals dit onderdeel op 31 december 2011 luidde;.
  • 4.
    De onderdelen a (berekeningsgrondslag), h (pensioenreglement) en i (werkgeversbijdrage) komen te vervallen, onder vernoeming van de onderdelen b tot en met g tot achtereenvolgens de onderdelen a tot en met f. Aan het einde van het nieuwe onderdeel f wordt de puntkomma vervangen door een punt.
B
Het opschrift van hoofdstuk 2 komt als volgt te luiden:
Hoofdstuk 2 Sparen
C
Artikel 2 komt als volgt te luiden:
Artikel 2 Deelname
De ambtenaar heeft onder bij en krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 gestelde voorwaarden elk kalenderjaar recht deel te nemen aan deze regeling. De ambtenaar kan daartoe eenmaal per jaar bij gedeputeerde staten een aanvraag indienen. De aanvraag wordt minimaal twee maanden voor de gewenste ingangsdatum ingediend.
D
In artikel 3 vervallen de onderdelen d en e en komt onderdeel c als volgt te luiden:
a.het budget uit het IKB.
E
Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:
  • 1.
    In het eerste lid, onderdeel f, vervalt het vierde bolletje en wordt in het voorlaatste bolletje “artikel 19” vervangen door: artikel 12.
  • 2.
    In het tweede lid, onderdeel a, wordt de “Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001” vervangen door: het bepaalde bij en krachtens de Wet op de loonbelasting 1964.
  • 3.
    In het derde lid komt de zinsnede “voor het opnemen van verlof” te vervallen.
F
In artikel 5, eerste lid, komt, na onderdeel b, de zinsnede “voor het opnemen van verlof” te vervallen.
G
Artikel 6 wordt gewijzigd als volgt:
In het eerste lid vervalt de zinsnede "met inbegrip van de in artikel 9 bedoelde werkgeversbijdrage", alsmede de komma's direct vóór en direct na die zinsnede, en wordt de zinsnede “de voorziening in geld voor het opnemen van verlof” vervangen door: de levensloopregeling.
H
Artikel 9 vervalt.
I
Het opschrift van hoofdstuk 3 komt als volgt te luiden:
 
Hoofdstuk 3 Opnemen van levenslooptegoed
J
De artikelen 10 en 11 komen als volgt te luiden:
Artikel 10 Aanvraag opname levenslooptegoed
  • 1.
    De ambtenaar kan een aanvraag tot opname van levenslooptegoed indienen. In die aanvraag vermeldt de ambtenaar het bedrag van de opname.
  • 2.
    De in het eerste lid bedoelde aanvraag bevat een machtiging van de ambtenaar om een uitkering ter grootte van het in de aanvraag aangegeven bedrag ten laste van diens levenslooptegoed aan de provincie te verstrekken op een door de provincie aangegeven wijze.
  • 3.
    Indien de ambtenaar het levenslooptegoed geheel of ten dele wil gebruiken ten behoeve van de opname van onbetaald verlof op grond van de Wet arbeid en zorg of op grond van de CAP, dan wordt de aanvraag tot opname van levenslooptegoed ten minste drie maanden vóór de gewenste aanvangsdatum ingediend.
Artikel 11 Beslissing en uitbetaling
  • 1.
    Gedeputeerde staten kennen de in artikel 10, eerste lid, bedoelde aanvraag toe binnen 30 dagen na ontvangst daarvan en maken de beslissing op de aanvraag zo spoedig mogelijk bekend aan de ambtenaar en aan de levensloopinstelling.
  • 2.
    Na ontvangst van de in artikel 10, tweede lid, bedoelde uitkering wordt deze na inhouding van loonheffing aan de ambtenaar uitgekeerd.
  • 3.
    De uitkering aan de ambtenaar is niet aan de merken als salaris of bezoldiging.
  • 4.
    Indien geld uit het levenslooptegoed wordt ingezet voor toegekend onbetaald verlof, verstrekken gedeputeerde staten, voor zover het saldo uit dat tegoed toereikend is, de ambtenaar gedurende de periode van onbetaald verlof maandelijks een uitkering ter hoogte van het bij de aanvraag aangegeven percentage van de bezoldiging over de maand, direct voorafgaande aan de datum van ingang van dat verlof. De uitkering is ten hoogste gelijk aan die bezoldiging. Indien het onbetaald verlof voor een deel van de voor de ambtenaar geldende arbeidsduur is toegekend gaat de uitkering tezamen met het daarnaast genoten loon bij de provincie niet uit boven de bezoldiging.
K
De artikelen 12 tot en met 18 komen te vervallen.
L
Na artikel 11 wordt ingevoegd: Hoofdstuk 4 Beëindiging bij overlijden.
M
Artikel 19 wordt vernummerd tot artikel 12.
N
De hoofdstukken 6 en 7 worden vernummerd tot de hoofdstukken 5 respectievelijk 6.
O
De artikelen 20, 21 en 22 worden vernummerd tot achtereenvolgens de artikelen 13, 14 en 15.
P
Het aanvraagformulier voor deelname aan de Levensloopregeling Provincies, als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Levensloopregeling Provincies wordt gewijzigd als volgt:
  • A.
    In punt 8 wordt “artikel 19” vervangen door: artikel 12
  • B.
    In punt 9 komt het derde gedachtestreepje te vervallen, luidende “geen voorziening ingevolge de Levensloopregeling Provincies te sparen in het kalenderjaar waarin ik deze of een andere uitkeringsplichtige loon spaar ingevolge een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964”.
Artikel IV
  • 1.
    Gedeputeerde staten verminderen op aanvraag niet genoten aanspraken op vakantieverlof van de ambtenaar over kalenderjaren, gelegen vóór 1 januari 2015. Voor elk uur verminderde aanspraak op vakantieverlof heeft de ambtenaar als vergoeding recht op het salaris per uur, geldend op de datum van uitbetaling van deze vergoeding. In enig kalenderjaar kunnen ten hoogste 108 uren vakantieverlof als vergoeding worden uitbetaald. Bij een niet volledige arbeidsduur wordt het maximum aantal van 108 uren naar evenredigheid verlaagd.
  • 2.
    In enig kalenderjaar kan de ambtenaar niet zowel een aanvraag doen tot vermindering van vakantieverlof, bedoeld in het eerste lid, als een aanvraag voor extra verlof, bedoeld in artikel 6 van de IKAP-regeling Provincies zoals dat na inwerkingtreding van dit besluit komt te luiden.
Artikel V
  • 1.
    In de periode van 1 januari 2015 tot 1 januari 2016 wordt in artikel C.17, eerste lid, onderdeel c, van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies, voor "3,4%", onderscheidenlijk "2,85%" gelezen: 3,3%, onderscheidenlijk 2,75%.
  • 2.
    De over de maanden juni tot en met december 2014 opgebouwde vakantie-uitkering als bedoeld in artikel C.16 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies zoals dit artikel tot 1 januari 2015 luidde, wordt uitbetaald in de maand mei 2015.
Artikel VI
Wijzigingen in de toelichting
De wijzigingen in de toelichting in de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies luiden als volgt:
A
Toelichting bij hoofdstuk A:
  • 1.
    In de tweede volzin van de derde alinea van onderen van de toelichting op de onderdelen d en e van artikel A.1 komt als volgt te luiden:
    Dat zijn bijvoorbeeld de incidentele beloning van prestaties en van extra inzet (artikelen C.9 en C.10), de bindingspremie (artikel C.14), de eenmalige uitkering van artikel C.21, de gratificatie ambtsjubileum (artikel C.22), de overwerkvergoeding (artikel C.23) en de vergoeding voor andere extra diensten (artikel C.24).
  • 2.
    De derde volzin van de laatste alinea van de toelichting op de onderdelen d en e van artikel A.1 komt als volgt te luiden:
    Zo is voor de incidentele beloning van prestaties, de toelage waarneming andere functie, de toelage onregelmatige dienst en de overwerkvergoeding het salaris de grondslag en voor de uitkering bij ziekte de bezoldiging.
  • 3.
    Na de toelichting op onderdeel g van artikel A.1 wordt toegevoegd:
    Onderdeel u Hier is een definitie opgenomen van het Individueel Keuzebudget (IKB). Het IKB is geregeld in de artikelen C.16 t/m C.20.
B
Toelichting bij hoofdstuk C:
  • 1.
    In de vierde alinea van de algemene toelichting op hoofdstuk C vervallen:
    - de vakantie-uitkering (artikel C.16);
    - de eindejaarsuitkering (artikel C.17).
  • 2.
    In de vierde alinea van de algemene toelichting op hoofdstuk C worden de zinsneden "(artikel C.18)", "(artikel C.19)", "(artikel C.20)", "(artikel C.21)", vervangen door achtereenvolgens (artikel C.21), (artikel C.22), (artikel C.23) en (artikel C.24).
  • 3.
    De voorlaatste volzin van de vijfde alinea van de toelichting op artikel C.6 komt als volgt te luiden:
    Die toelage wordt als salaris aangemerkt wat onder meer betekent dat de toelage de algemene salarisontwikkeling volgt en (mede) grondslag vormt voor het IKB en aan het salaris gerelateerde toelagen en vergoedingen.
  • 4.
    In de vierde volzin van de toelichting op artikel C.12 (toelage onregelmatige dienst) wordt "artikel C.20" vervangen door: artikel C.23.
  • 5.
    De toelichtingen op artikel C.16 (vakantie-uitkering) en op artikel C.17 (eindejaarsuitkering) worden vervangen door de navolgende toelichting:
Artikelen C.16 t/m C.20 Individueel Keuzebudget
In de artikelen C.16 t/m C.20 is het Individueel Keuzebudget (IKB) geregeld. Het IKB is een in geldwaarde uitgedrukt budget dat de ambtenaar naar keuze kan aanwenden voor een aantal doelen. Met het IKB krijgen werknemers meer verantwoordelijkheid voor en zeggenschap over de inhoud van hun arbeidsvoorwaardenpakket. Zij kunnen hierdoor beter keuzes maken die aansluiten bij hun levensfase en/of hun persoonlijke omstandigheden.
 
IKB is opgebouwd uit een aantal collectieve voorzieningen die voor alle ambtenaren gelden. In het IKB zijn opgenomen:
  • -
    de eindejaarsuitkering van 8,3%;
  • -
    de vakantie-uitkering van 8%;
  • -
    de werkgeversbijdrage levensloop van 3.3% (schalen 1 t/m 13) respectievelijk 2,75% (schalen 14 en hoger).
Ook het bovenwettelijk vakantieverlof (36 uur voor voltijdwerkers) is, uitgedrukt in geld, aan het IKB toegevoegd. Die bedraagt 1,92%. Alles bij elkaar opgeteld komt het IKB op 1 januari 2015 uit op maandelijks 13,52% (schalen 1 t/m 13) respectievelijk 12,97% (schalen 14 en hoger) van het salaris plus 8% van de bezoldiging. Per 1 januari 2016 is dat 13,62% respectievelijk 13.07% van het salaris plus 8% van de bezoldiging
 
De ambtenaar kan er voor kiezen meer uren te gaan werken. Het extra geld dat hij of zij daarmee verdient wordt dan in het IKB gestort. De werknemer krijgt ook de mogelijkheid om geld dat hij of zij uit bepaalde vaste, specifiek voor hem geldende (individuele) voorzieningen verdient, in het IKB te storten. Bij de start van het IKB blijft die mogelijkheid beperkt tot de vaste, maandelijkse toelagen, zoals garantietoelagen, arbeidsmarkttoelagen e.d.
 
Het IKB wordt berekend over het salaris. Alleen de vakantie-uitkering in het IKB wordt (net als nu) berekend over de bezoldiging (salaris plus toelagen). Daarbij geldt een wettelijk vastgestelde minimumvakantie-uitkering. Omdat het IKB is berekend over het salaris respectievelijk de bezoldiging hebben ziekte, onbetaald verlof en salarisverhoging invloed op de hoogte daarvan. Bij ziekte die langer dan een jaar duurt vermindert dus de opbouw van het IKB. Een salarisverhoging leidt tot een hoger IKB.
 
Het IKB is grotendeels pensioengevend. Alleen de waarde van het bovenwettelijk vakantieverlof in het IKB is niet pensioengevend. Het budget wordt maandelijks opgebouwd en bedraagt dus elke maand 1/12 deel.
 
De ambtenaar kan het IKB laten uitbetalen als brutoloon in de maand van opbouw of later in het kalenderjaar of aanwenden voor extra verlof (voor voltijdwerkers maximaal 144 uur per kalenderjaar) dan wel voor levensloop-sparen (als hij onder het overgangsrecht van de Levensloopregeling valt). Hij kan het IKB tenslotte ook gebruiken voor de IKAP-doelen. Zie daarvoor ook de toelichting van de IKAP-regeling. Hij of zij kan niet meer uit het IKB opnemen dan op dat moment is opgebouwd. Het beschikbare geld kan uiteraard maar één keer worden uitgegeven. En het moet in hetzelfde kalanderjaar zijn besteed. Dat ligt anders wanneer IKB wordt gebruikt voor extra verlof. Dat verlof kan ook later worden opgenomen. Is eenmaal een bedrag opgenomen dan kan dit niet meer worden teruggestort in het IKB. Als de werknemer geen keuze maakt wordt het opgebouwde deel van het IKB in dezelfde kalendermaand automatisch als brutoloon uitbetaald.
 
De aanvraag voor meer of minder werken kan eenmaal per jaar worden gedaan en eenmaal worden herzien. De andere keuzes kunnen maandelijks worden gemaakt vóór de sluitingsdatum van de salarisverwerking.
  • 6.
    In de kop en de tweede volzin van de toelichting op de eenmalige uitkering wordt "Artikel C.18" telkens vervangen door: Artikel C.21.
  • 7.
    In de kop van de toelichting op de vergoeding voor overwerk wordt "Artikel C.20" vervangen door: Artikel C.23.
  • 8.
    In de kop van de toelichting op de vergoeding voor andere extra diensten dan overwerk wordt "Artikel C.21" vervangen door: Artikel C.24.
  • 9.
    In de eerste volzin van de tweede alinea van de toelichting op de vergoeding van andere extra diensten dan overwerk wordt "artikel C.20" vervangen door: artikel C.23.
C
Toelichting bij hoofdstuk D:
  • 1.
    De laatste volzin van de eerste alinea van de toelichting op vakantieverlof en buitengewoon verlof komt als volgt te luiden:
    De ambtenaar heeft met deze regeling goede mogelijkheden om arbeid en privéleven met elkaar te combineren, enerzijds door vakantieverlof waarover hij binnen de grenzen van het dienstbelang vrij kan beschikken en anderzijds door een aantal specifieke bepalingen van buitengewoon verlof.
  • 2.
    De eerste volzin van de tweede alinea van de toelichting op vakantieverlof en buitengewoon verlof komt als volgt te luiden:
    Daarnaast zijn er binnen de randvoorwaarden keuzemogelijkheden om meer of minder te gaan werken.
  • 3.
    De laatste volzin van de toelichting op zorgverlof vervalt.
  • 4.
    In de toelichting op ouderschapsverlof vervallen de voorlaatste volzin van de eerste alinea en de hele tweede alinea.
  • 5.
    De laatste alinea van de toelichting op artikel D.1 komt als volgt te luiden:
In het vijfde lid is geregeld dat de individuele (zittende of nieuw in dienst tredende) ambtenaar en zijn leidinggevende kunnen afspreken dat de ambtenaar meer dan gemiddeld 36 uur per week gaat werken. Daarbij geldt een bovengrens van 40 uur per week. De normwerkweek van 36 uur blijft ongewijzigd. De afspraken om meer dan gemiddeld 36 uur per week te werken kunnen voor een bepaalde periode worden gemaakt, maar ook voor onbepaalde tijd. Het betreft een geclausuleerd recht van de ambtenaar: een verzoek om meer dan gemiddeld 36 uur te werken wordt ingewilligd als er geen zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zijn die zich daartegen verzetten. Er is sprake van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang als een en ander leidt tot ernstige problemen:
  • -
    van financiële of organisatorische aard;
  • -
    wegens het niet voorhanden zijn van voldoende werk; of
  • -
    omdat de vastgestelde formatieruimte of personeelsbegroting daartoe ontoereikend is.
Het betreft hier geen limitatieve opsomming. Ook ernstige schade aan andere economische, technische of operationele belangen kan reden zijn om een arbeidsduur van meer dan gemiddeld 36 uur per week niet toe te staan. Voorbeelden van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang zijn ook:
  • -
    schadelijkheid voor de gezondheid (bijvoorbeeld bij een hoge verzuimfrequentie);
  • -
    bij oneigenlijk gebruik (bijvoorbeeld wanneer de ambtenaar gedeeltelijk of volledig arbeidsongeschikt is);
  • -
    bij disfunctioneren van de ambtenaar, waarbij voorwaarde is dat betrokkene op de hoogte is van de ontevredenheid over zijn functioneren en daarover een behoorlijk gedocumenteerd dossier is bijgehouden.
De uitbreiding van de arbeidsduur leidt tot een verhoging naar rato van een aantal rechtspositionele voorzieningen. Daarbij gaat het om voorzieningen waarvan het niveau afhankelijk is van de arbeidsduur, dus in alle gevallen waarin ook de voorzieningen van deeltijders naar rato zijn bepaald. Te noemen zijn o.a. het salaris, het IKB, maar ook de loondoorbetaling bij ziekte. Er zijn ook gevolgen voor de toepassing van de sociale verzekeringswetten zoals de Werkloosheidswet en de WIA. Voor het pensioen wordt betrokkene gezien als een deeltijder met een deelfactor groter dan 1. Dat leidt tot een evenredige verhoging van het pensioen en van de verschuldigde premie daarvoor.
  • 6.
    In de tweede volzin van de eerste alinea van de toelichting op artikel D.5 aanspraak op vakantieverlof wordt "180 uren" vervangen door: 144 uren.
  • 7.
    De tweede alinea van de toelichting op artikel D.5 (aanspraak op vakantieverlof) komt als volgt te luiden:
    Het vakantieverlof is gelijk aan het wettelijk minimum aan vakantieverlof dat voor werknemers in de marktsector is geregeld in het Burgerlijk Wetboek. Dat is vier weken, namelijk viermaal de overeengekomen arbeidsduur per week, ofwel voor fulltimers bij de provincies (4 x 36 =) 144 uren per kalenderjaar. Uit het IKB kan de ambtenaar extra vakantieverlof kopen (voor fulltimers maximaal 144 uren per kalenderjaar). Op dit extra vakantieverlof zijn de bepalingen inzake vakantieverlof (artikelen D.5 t/m D.9) van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de bepaling over het vervallen van niet opgenomen vakantieverlof (zie toelichting bij artikel D.6).
  • 8.
    In de toelichting op artikel D.6 (vermindering en verval van aanspraak op vakantieverlof) en artikel D.7 (opnemen van het vakantieverlof) wordt "basisvakantieverlof" telkens vervangen door: vakantieverlof.
  • 9.
    De tweede alinea van de toelichting op artikel D.6 (vermindering en verval van aanspraak op vakantieverlof) komt als volgt te luiden:
    Zieke ambtenaren bouwen evenveel vakantieverlof op als gezonde ambtenaren. Zij krijgen daardoor, overeenkomstig de Europese jurisprudentie, ook het recht op minimaal 4 weken vakantieverlof.
  • 10.
    In de derde alinea van de toelichting op artikel D.6 (vermindering en verval van aanspraak op vakantieverlof) vervalt de volgende volzin: De vervaltermijn van 12 maanden beperkt zich tot het basisvakantieverlof.
  • 11.
    De laatste alinea van de toelichting op artikel D.6 (vermindering en verval van aanspraak op vakantieverlof) komt als volgt te luiden:
    Het vijfde lid bevat een vervaltermijn van 5 jaren. Die geldt voor het vakantieverlof dat de ambtenaar redelijkerwijs niet heeft kunnen opnemen binnen 12 maanden na afloop van het kalenderjaar waarin het is ontstaan. De vervaltermijn van 5 jaren geldt ook voor het extra (vakantie)verlof waarvoor de ambtenaar IKB heeft ingezet.
  • 12.
    De eerste alinea van de toelichting op artikel D.7 (opnemen van het vakantieverlof) komt als volgt te luiden:
    De ambtenaar mag zoveel mogelijk naar eigen wens beschikken over zijn vakantieverlof. Er geldt de algemene restrictie dat het dienstbelang zich kan verzetten tegen opname van vakantieverlof.
  • 13.
    In de eerste alinea van de toelichting op artikel D.8 (vakantieverlof en ziekte) vervalt de navolgende volzin: Dat geldt overigens alleen voor het basisvakantieverlof omdat alleen hier ook over ziekteperiodes volledig vakantieverlof wordt opgebouwd.
  • 14.
    De toelichting op de artikelen D.16 en D.17 wordt als volgt gewijzigd:
    • 1.
      In de eerste alinea vervalt de laatste volzin, luidende: Het onbetaald levensloopverlof is vergelijkbaar geregeld in de afzonderlijke levensloopregeling van de provincies.
    • 2.
      Na de voorlaatste zin van de tweede alinea wordt ingevoegd: Deze mogelijkheid bestaat niet bij onbetaald verlof, direct voorafgaand aan pensionering met het oog op vervroegde uittreding.
D
Toelichting op hoofdstuk E:
De vierde volzin van de toelichting op artikel E.12 komt als volgt te luiden:
Het betreft een kostenvergoeding, maakt dus geen deel uit van de bezoldiging en is niet pensioengevend.
E
Toelichting op hoofdstuk G:
In de toelichting op artikel G.4 disciplinaire straffen vervalt de alinea over vermindering van het vakantieverlof met ten hoogste het in het betreffende jaar geldende aanvullend vakantieverlof.
F
Wijzigingen in de toelichting op andere provinciale rechtspositieregelingen
 
Toelichting bij de Uitvoeringsregeling rechten en plichten bij ziekte en arbeidsongeschiktheid:
De laatste volzin van de toelichting op artikel 9 komt te luiden:
De compensatie wordt als salaris aangemerkt, hetgeen betekent dat zij ook grondslag vormt voor het IKB en meestijgt met de algemene salarisontwikkeling van het provinciepersoneel.
G
Toelichting op de IKAP-regeling:
  • 1.
    De laatste volzin van de tweede alinea in de paragraaf Doel IKAP komt als volgt te luiden.
    Hij kan ook beter de fiscale mogelijkheden benutten doordat hij een deel van zijn salaris en het IKB kan inzetten voor een onbelaste vergoeding of verstrekking of eindheffingsloon.
  • 2.
    Het laatste aandachtsstreepje in de paragraaf Uitgangspunten en randvoorwaarden komt als volgt te luiden:
    • -
      Inzet van bronnen voor bedrijfsfitness en telewerken thuis is pas mogelijk als recht op voorzieningen bestaat.
  • 3.
    De tweede volzin van de eerste alinea van paragraaf Hoofdlijnen van IKAP komt als volgt te luiden:
    Daarbij wordt hem de mogelijkheid geboden om meer of minder te werken en om een aantal rechtspositionele aanspraken in te zetten voor alternatieve bestedingen die betrokkene op grond van de belastingwetgeving voordeel oplevert.
  • 4.
    De onderdelen a, b, en c van de paragraaf Hoofdlijnen van IKAP komen als volgt te luiden:
    • a.
      Een hoger IKB in ruil voor meer uren werken.
    • b.
      Meer vrije tijd door inzet van IKB.
    • c.
      Minder inkomen of inzet IKB in ruil voor een aantal vrije vergoedingen of verstrekkingen of voor eindheffingsloon.
  • 5.
    De tweede volzin van de tweede alinea van de paragraaf IKAP en de gevolgen voor de bedrijfsvoering komt als volgt te luiden:
    Per kalenderjaar kan IKB worden aangewend voor maximaal 144 uren extra verlof en kunnen maximaal 108 uren meer worden gewerkt (voor deeltijders zijn de maxima naar rato).
  • 6.
    In de derde alinea van paragraaf IKAP en de gevolgen voor de bedrijfsvoering vervalt de navolgende volzin: Er is bewust gekozen voor een balans tussen meer en minder werken door gelijktrekking van het maximaal aantal uren dat meer en minder kan worden gewerkt.
  • 7.
    De derde alinea van onderen van de paragraaf IKAP en de gevolgen voor de bedrijfsvoering komt als volgt te luiden:
    De aanvraag voor meer of minder werken kan eenmaal per jaar worden gedaan. De aanvraag moet vóór 1 november van het voorafgaande kalenderjaar zijn ingediend. De ambtenaar kan ook gedurende het kalenderjaar de aanvraag voor meer of minder werken indienen dan wel (eenmalig) om herziening van de gemaakte afspraken over meer of minder werken vragen. Voorwaarde is dat de gemaakte (herziene) keuze nog in hetzelfde kalenderjaar is te verwerken. De overige keuzes kunnen maandelijks worden gemaakt, vóór de sluitingsdatum van de salarisverwerking.
  • 8.
    De paragrafen over de fiscale aspecten, over de gevolgen voor sociale zekerheid, pensioen en andere rechtspositionele aanspraken komen als volgt te luiden:
     
    1. Fiscale aspecten
    De IKAP-doelen van artikel 8 zijn onder de Werkkostenregeling (WKR) dezelfde gebleven. De meeste zijn onder de WKR geen gerichte vrijstelling of nihil-waardering. Dat betreffen de fiets, de vakbondscontributie, de inrichting van een telewerkruimte en de bedrijfsfitness buiten de werkplek. Betalingen voor deze IKAP-doelen zijn eindheffingsloon en vallen onder de forfaitaire ruimte van de WKR.
     
    2. Gevolgen voor de sociale zekerheid
    Gebruik van de IKAP en IKB kan gevolgen hebben voor de berekening van het dagloon en de hoogte van de uitkeringen in het kader van de sociale zekerheid. Zo kan het inzetten van brutoloon of IKB leiden tot een lagere (bovenwettelijke) WAO/WIA-uitkering of WW-uitkering. Storting van de vergoeding voor meer gewerkte uren in het IKB wordt bij de bepaling van het dagloon in het kader van de WAO/WIA en de WW meegenomen.
     
    3. Gevolgen voor het pensioen
    Het salaris en/of het IKB kunnen worden aangewend voor:
    - een vrije vergoeding of verstrekking of voor eindheffingsloon;
    - extra vrije tijd; of
    - een levensloopbijdrage.
     
    Deze loonbestanddelen behoren in principe niet tot het pensioengevend loon. De staatssecretaris van Financiën keurt echter onder voorwaarden goed dat pensioenopbouw hierover toch mogelijk is. Zie het besluit van 9 september 2010, DGB2010/2773M. De provinciale regeling van het IKB en de IKAP voldoet aan deze voorwaarden.
     
    4. Gevolgen voor andere rechtspositionele aanspraken
    • a.
      De vergoeding voor meer uren werken wordt in het IKB gestort en niet aangemerkt als salaris of bezoldiging. Zij heeft daardoor ook geen gevolgen voor de aan het salaris of de bezoldiging gerelateerde aanspraken. Er zijn geen gevolgen voor de aan de arbeidsduur gerelateerde rechtspositionele aanspraken zoals het aantal uren vakantieverlof.
    • b.
      Extra verlof betaalt de ambtenaar uit zijn IKB. Het salaris en de bezoldiging blijven ongewijzigd. Daardoor zijn er ook geen gevolgen voor de aan het salaris of de bezoldiging gerelateerde aanspraken. Er zijn evenmin gevolgen voor de aan de arbeidsduur gerelateerde rechtspositionele aanspraken zoals het aantal uren vakantieverlof.
  • 9.
    De toelichting op artikel 3 (aanvraag keuze(n)) vervalt.
  • 10.
    De eerste en derde volzin van de tweede alinea van de toelichting op artikel 4 (algemene voorwaarden) komen als volgt te luiden:
    In beginsel kan elke keuze worden gemaakt. De ambtenaar kan bijvoorbeeld niet kiezen voor zowel meer uren werken als extra verlof in het zelfde kalenderjaar.
  • 11.
    De eerste volzin van de derde alinea van de toelichting op artikel 4 (algemene voorwaarden) komt als volgt te luiden:
    Ten behoeve van de administratieve uitvoerbaarheid is voor de berekening van de vergoeding voor meer gewerkte uren en voor de berekening van de waarde van het extra verlof uitgegaan van het salaris per uur op een vaste peildatum. Latere wijzigingen in het salaris hebben geen gevolgen, zelfs niet als die terugwerken tot en met de peildatum. Dat is in het vierde lid geregeld. Omwille van de administratieve uitvoerbaarheid is voor IKAP ook een minimumwaarde aan de keuze(n) gesteld (tweede lid).
  • 12.
    De toelichting op de artikelen 5 en 7 (meer uren werken en vermindering algemeen verlof) wordt vervangen door de navolgende toelichting op artikel 5:
     
    Artikel 5 Meer uren werken
    De ambtenaar kan worden toegestaan meer te gaan werken. Het totaal aantal extra uren bedraagt ten hoogste 108 uren (= 3 weken van 36 uur) als men gemiddeld 36 of meer uren per week werkt. Bij deeltijdarbeid en tussentijdse indiensttreding is dit naar rato minder.
    De keuze voor meer werken mag er niet toe leiden dat de ambtenaar meer dan gemiddeld 40 uur per week werkt. Dat kan het geval zijn als meer werken voor korte tijd wordt gevraagd (in plaats van over het hele jaar) of als de ambtenaar al met toepassing van artikel D.1, vijfde lid, van de CAP meer dan gemiddeld 36 uur per week werkt. De bovengrens van gemiddeld 40 uur per week is geregeld in het derde lid. De vergoeding voor meer uren werken wordt in het IKB gestort. Via het IKB kunnen ze worden ingezet voor de IKAP-doelen van artikel 8.
     
  • 13.
    De toelichting op artikel 6 komt als volgt te luiden:
     
    Artikel 6 Extra verlof
    De ambtenaar kan worden toegestaan in een kalenderjaar te kiezen voor maximaal 144 uur extra verlof (= 4 weken van 36 uur) als men 36 of meer uren per week werkt. Bij deeltijdarbeid en tussentijdse indiensttreding is dit maximum naar rato minder. De formele arbeidsduur blijft ongewijzigd.
    De ambtenaar betaalt het extra verlof uit het IKB dat hij heeft opgebouwd. Het extra verlof wordt als vakantieverlof aangemerkt en kan 5 jaar worden opgespaard.
     
  • 14.
    De toelichting op artikel 8 komt als volgt te luiden:
     
    Artikel 8 Inzet salaris en IKB voor vrije vergoedingen, verstrekkingen of eindheffingsloon.
    De ambtenaar kan (maximaal 10% van zijn jaar)salaris of IKB inzetten voor de navolgende doelen: bedrijfsfitness; een fiets voor het woon/werkverkeer en een fietsverzekering; de inrichting van een telewerkruimte; openbaar vervoerbewijzen die mede voor het werk worden gebruikt en de vakbondscontributies. Het betreft een limitatieve opsomming. Provincies kunnen in het Georganiseerd Overleg afspraken maken over andere keuzemogelijkheden.
     
    Over de fiscale aspecten is hierboven in de algemene toelichting ingegaan. In het tweede lid is geregeld dat de fiscale voorwaarden die golden direct voor invoering van de Werkkostenregeling gehandhaafd blijven. Voor de IKAP-fiets golden enkele specifieke voorwaarden, onder andere aanschaf van een fiets in drie kalenderjaren, maximale fiscale vergoeding van € 749 en gebruik van de fiets op meer dan de helft van de dagen dat de ambtenaar naar het werk fietst. Deze voorwaarden blijven dus van toepassing.
     
    Keuze van inzet van salaris in plaats van IKB heeft gevolgen voor de omvang van het IKB. Omdat het IKB is uitgedrukt in een percentage van het salaris, onderscheidenlijk de bezoldiging, zal een daling van het brutoloon door inzet voor IKAP-doelen van artikel 8 leiden tot een daling van het budget aan IKB.
H
Toelichting bij de Levensloopregeling Provincies:
Algemeen
Sedert januari 2012 is de wettelijke levensloopregeling vervallen en is er nog slechts een overgangsregeling van kracht voor bestaande deelnemers die op 31 december 2011 een spaartegoed hadden. De overgangsregeling loopt tot 1 januari 2022. Bestaande deelnemers met een spaartegoed van € 3.000 of meer hadden twee keuzes:
  • -
    Zij kunnen het volledige tegoed in 2013 in een keer opnemen. Dit geeft hen een fiscaal voordeel: zij betalen belasting over 80% van het spaartegoed dat op 31 december 2011 op de rekening stond. Over het in 2012 gespaarde bedrag wordt 100% belasting betaald. Zij mogen zelf weten waaraan zij het tegoed besteden. Hierna kunnen ze niet opnieuw via de levensloopregeling gaan sparen.
  • -
    Zij kunnen kiezen voor voortzetting van deelname aan de oude levensloopregeling die voor hen gehandhaafd blijft. Zij kunnen doorsparen tot uiterlijk het einde van de overgangsperiode. Daarna komt (de rest van) het spaartegoed in een keer vrij. Zij kunnen in de overgangsperiode hun spaartegoed in zijn geheel of in delen opnemen. Zij mogen zelf bepalen wanneer ze dat doen en waaraan zij het geld besteden. De besteding is met andere woorden niet langer beperkt tot uitkeringen tijdens onbetaald verlof of voor extra pensioen.
Voor bestaande deelnemers die op 31 december 2011 een spaartegoed hadden van minder dan € 3.000 is dit tegoed op 1 januari 2013 vrijgekomen. Het spaartegoed is in 2013 in één keer uitbetaald. Zij betalen belasting over 80% van het tegoed dat op 31 december 2011 op hun rekening stond. Over het in 2012 gespaarde bedrag wordt 100% belasting betaald. Een eventuele levensloopverlofkorting wordt verrekend. De levensloopregeling staat niet meer open voor nieuwe deelnemers.
 
De levensloopregeling provincies is nu afgestemd op de deelnemers die onder de overgangsregeling vallen. De deelnemers dus met een spaartegoed op 31 december 2011 van € 3.000 of meer die hebben gekozen voor de voortzetting van hun deelname aan de (overgangs)regeling.
 
De ambtenaar die gekozen heeft voor voortgezette deelname aan de overgangsregeling kan uit het brutoloon geld sparen. De werkgever is verplicht om daaraan mee te werken. Sparen gebeurt belastingvrij, de loonheffing wordt ingehouden bij opname uit het levenslooptegoed. Een voorbeeld ter verduidelijking. Een ambtenaar heeft op 31 december 2011 € 6.500 aan levenslooptegoed en heeft in 2012 € 1.000 gespaard. Hij kan tot 31 december 2021 blijven doorsparen. Hij neemt in maart 2013 € 5.000 op en in oktober de rest.
 
Hij betaalt in 2013 belasting over € 5.000 en over (80% van € 2.500 =) € 2.000, dus over in totaal € 7.000. Het te sparen bedrag wordt naar keuze van de ambtenaar gestort op een geblokkeerde rekening bij een bank of als premie bij een verzekeraar. Voor opname uit het levenslooptegoed is toestemming nodig van zowel de werknemer als de werkgever. Het levenslooptegoed kan worden meegenomen naar een volgende werkgever. Sinds 2012 wordt geen levensloopverlofkorting meer opgebouwd. De reeds opgebouwde rechten op levensloopverlofkorting kunnen bij opname van het tegoed worden verzilverd. Die is € 205 per tot 1 januari 2012 gespaard jaar, maar nooit groter dan het bedrag dat vrijvalt of wordt opgenomen.
 
De ambtenaar kan per maand maximaal 12% van zijn brutoloon sparen tot een maximum van 210% van het jaarloon. Her maximum van 12% geldt niet voor de ambtenaar die op 31 december 2005 de leeftijd van 51 jaar maar niet de leeftijd van 56 jaar heeft bereikt.
 
De voorlaatste alinea van de algemene toelichting komt als volgt te luiden:
Voor de opbouw van het levenslooptegoed kan de ambtenaar geld sparen uit het salaris, de toelagen die tot de bezoldiging horen en het IKB.
 
De toelichting op artikel 1 komt te luiden als volgt:
Artikel 1 Definities
Onderdeel c Levenslooptegoed
De definitie is ruim. Hieronder valt niet alleen het levenslooptegoed van de ambtenaar in zijn dienstbetrekking bij de provincie, maar ook elk ander levenslooptegoed uit een of meer beëindigde dienstbetrekkingen.
 
De toelichting op artikel 3 (bronnen) vervalt.
 
De toelichting op artikel 9 (werkgeversbijdrage levensloop) vervalt.
Artikel VII
Dit besluit treedt, na publicatie van het Provinciaal Blad waarin het is geplaatst, met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2015.
 
Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van 20 januari 2015.
 
Drs. J.M.M. Polman, voorzitter
A.W. Smit, secretaris
 
Uitgegeven, 29 januari 2015
De secretaris, A.W. Smit
Naar boven