Bijlage 3 bij Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020
Outputindicatoren Koolstofarm
|
|
Aantal ondernemingen dat steun ontvangt
|
|
|
Aantal ondernemingen dat subsidie ontvangt
|
|
|
De private bijdrage in de totale kosten van het subsidieproject
|
|
|
De extra capaciteit van hernieuwbare energieproductie
|
|
|
Aantal demonstraties gericht op de 'slimme uitrol' van koolstofarme technologie in de gebouwde omgeving
|
Toelichting behorende bij de Tweede wijzigingsregeling Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020
Op 24 februari 2015 is de Subsidieregeling Operationeel Programma Zuid-Nederland 2014-2020 vastgesteld om uitvoering te geven aan twee investeringsprioritieten uit 1B, te weten 1B1- Innovatie Systeemversterking en 1B2 – Valorisatievermogen van het MKB uit het Operationeel Programma voor Zuid-Nederland – Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 2014 – 2020 (hierna OPZuid). De voorliggende regeling geeft uitvoering aan twee volgende investeringsprioriteiten OPZuid: 1B.3 Human Capital en 4F Koolstofarme economie.
De Uitvoeringsregeling EFRO programmaperiode 2014-2020 is per 1 juli 2015 vervangen door de Regeling Europese EZ-subsidies (hierna: REES). De REES is opgesteld als gevolg van de samenvoeging van de voormalige Ministeries van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ministerie van Economische zaken. De REES vormt een integratie van subsidiering op de terreinen van deze ministeries op grond van o.a. EFRO-gelden. De vervanging van de Ministeriële Regeling door de REES heeft door de hele regeling tot aanpassing geleid.
1.3 Weigeringsgronden algemeen
De wijziging van dit lid ziet op verduidelijking. Het betreft geen inhoudelijke wijziging van de weigeringsgrond.
In artikel 6 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is bepaald dat steun wordt geacht een stimulerend effect te hebben wanneer de aanvraag om subsidie is ingediend voordat de activiteit aanvangt.
Artikel 1.8 vervalt gezien dit is geregeld in artikel 1:8 van de REES.
H. Artikel 2.8, tweede lid
Bij de verdeelcriteria wordt de mogelijkheid toegevoegd om een zogeheten pitch van het project te vragen aan de aanvragers. Deze toelichting kan van belang zijnvoor het kunnen ranken van de aanvraag.
Paragraaf 4 Systeemversterking Human Capital
Artikel 4.2 Subsidiabele activiteiten
Het OPZuid richt zich specifiek op verbetering van de werkgelegenheid door betere aansluiting van het onderwijs op de arbeidsvraag naar technisch geschoolde mensen, door stimulering van onderwijsprogramma’s en- voorzieningen waarbij zowel bedrijfsleven als ook kennisinstellingen betrokken zijn en die inspelen op kwalitatieve eisen die het bedrijfsleven in de topclusters stelt aan technisch talent. In het OPZuid is dit beschreven in paragraaf 2.A.1 van het OPZuid, onderdeel ‘Investeringsprioriteit 1B- specifiek doel 1.B3’.
Artikel 4.3 Subsidievereisten
De strategie waarop het OPZuid is gebaseerd is vastgelegd in de RIS3. De vereisten waaraan de aanvrager en het project dienen te voldoen, zijn uit het OPZuid en de RIS3 afgeleid. De Managementautoriteit beoordeelt of een aanvraag voldoet aan de subsidievereisten.
De wijze waarop het MKB deel uitmaakt van het project, is afhankelijk van het soort project. Derhalve is geen nadere invulling aan dit vereiste gegeven. Op welke wijze het MKB deel uitmaakt van het project, dient nader te worden beschreven in het projectplan.
De beoordeling of een aanvraag aan het geheel van de genoemde criteria voldoet, wordt beoordeeld door de Deskundigencommissie, die een advies afgeeft aan de Managementautoriteit. Nadrukkelijk is gekozen voor de term ‘geheel’ omdat een mindere beoordeling van het ene criterium kan worden opgevangen door een betere beoordeling van één van de andere criteria. De Deskundigencommissie beoordeelt hierbij of een aanvraag in zijn geheel van voldoende kwaliteit is om voor subsidie in aanmerking te komen dan wel om mee te gaan in de onderlinge rangschikking bij overschrijding van het subsidieplafond. Dezelfde criteria worden vervolgens gebruikt in de tender om te beoordelen in welke mate aan de criteria wordt voldaan en aldus welke plaats het project inneemt in de rangschikking.
De afgeleide criteria die de Deskundigencommissie in de beoordeling betrekt, zijn onder andere:
1º. Bijdrage aan doelstellingen van OP
Bij het beoordelen van dit criterium wordt gevraagd om een kwalitatief en kwantitatief oordeel te vellen over het project in relatie tot het operationele programma. Onder andere op basis van de volgende onderdelen:
- -
bijdrage aan relevante specifieke doelstelling en resultaten van de desbetreffende prioriteit van het programma en daarmee aan resultaatindicator, waarbij onder resultaatsindicator de indicatoren uit artikel 27, vierde lid, onder c van verordening 1303/2013 uitgewerkt in paragraaf 2A.1, tabel 3 van het OPZuid;
- -
score op van toepassing zijnde outputindicatoren;
- -
onderbouwing van de bijdrage aan de relevante resultaatindicator en de score op de van toepassing zijnde outputindicatoren;
- -
verhouding van de bijdrage aan de specifieke doelstelling tot de gevraagde bijdrage (score op value for money);
- -
schaaleffect of impact van de actie op Zuid-Nederland of regionale, nationale of internationale waarde van het project;
- -
aansluiting en betrokkenheid van het MKB binnen het project.
Het kan hierbij gaan om product-, proces-, en diensteninnovatie. Aspecten die onder andere een rol kunnen spelen:
- -
het project is een coherent geheel van activiteiten en draagt bij aan een crossover tussen verschillende in het OPZuid benoemde sectoren;
- -
het project is voor de sector in Nederland geheel nieuw of het project beoogt een in het buitenland ontwikkelde techniek toe te passen in een Nederlandse situatie;
- -
de mate waarin het project bijdraagt aan de ontwikkeling van een product, proces of dienst.
3º. De uitvoerbaarheid van de businesscase
Bij het beoordelen van aanvragen kunnen de deskundigen de businesscase onder andere vanuit de volgende vier perspectieven beoordelen.
- 1.
- 2.
Organisatorisch perspectief;
- 3.
- 4.
Tevens zal worden beoordeeld op welke wijze omgang met resultaten na afloop van het project plaatsvindt en wat het ex-post perspectief en aanpak van het project is.Hierbij speelt het vermoedelijke investeringsvermogen van potentiële investeerders een rol. Het gaat hierbij om een aantoonbare investeringspotentie van het project voor de fase na de subsidieperiode.
4º.Kwaliteit van de aanvraag
Bij het beoordelen van de kwaliteit van het projectplan tellen met name de volgende zaken:
- 1.
- -
Relevant en representatief consortium over het werkveld;
- -
Mate van samenwerking binnen het project;
- -
- -
Breedte van keten, meerder schakels uit keten betrokken.
- 2.
- -
bijstuurbaarheid, planning en opzet;
- -
doelstelling objectief en meetbaar;
- -
begroting helder en effectief ingericht;
- -
hoe is de opzet van het project, in hoeverre zijn de activiteiten goed beschreven en tonen deze ambitie.
Bij de beoordeling wordt ook de mate waarin eventueel marktfalen wordt onderbouwd, meegenomen.
5º. Duurzame ontwikkeling
Het criterium duurzame ontwikkeling wordt ingegeven door artikel 8 uit verordening 1303/2013. De onderdelen waarop beoordeeld wordt, zijn aan de hand van het triple P duurzaamheidsprincipe (people, planet, profit) volgens de Telos-methode:
- -
de ecologische duurzaamheid (planet), hierbij valt te denken aan efficiënt gebruik van hulpbronnen, milieumaatregelen, klimaatadaptie en mitigatie herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer;
- -
de sociale duurzaamheid (people), hierbij valt te denken aan (sociale) participatie, verrijking cultuur, veiligheid, gezondheid, onderwijs;
- -
de economische duurzaamheid (profit), hierbij valt te denken aan bevordering van kennis, kapitaalgoederen, vestigingsvoorwaarden of economische structuur.
Tevens zal hierbij gekeken worden naar de bijdrage aan de maatschappelijke uitdagingen zoals verwoord in de RIS3 en het OPZuid.
Indien sprake is van staatssteun dan kan dit worden aangemerkt als geoorloofde staatssteun als het past binnen een van de genoemde vrijstellingen in de algemene groepsvrijstellingsverordening. De aanvullende vereisten aan een project om te passen binnen een vrijstelling zijn opgenomen in het aangehaalde artikel van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Op welke wijze een aanvrager voldoet, dient nader te worden toegelicht in het projectplan.
Indien sprake is van staatssteun, de subsidie niet past binnen een van de vrijstellingen van de algemene groepsvrijstellingsverordening en het totaal verstrekte subsidiebedrag onder de deminimisgrens blijft, kan subsidie aan een onderneming worden verstrekt op basis van de de-minisverordening.
Zoals eerder aangegeven, dient een aanvraag volledig te zijn om in behandeling te worden genomen. Dit betekent dat een aantal bijlagen voor zowel de aanvrager, als ook voor de deelnemers van het samenwerkingsverband, dient te worden aangeleverd. In het aanvraagformulier staat duidelijk beschreven welke bijlagen dienen te worden aangeleverd. De bijlagen die niet blijken uit de regeling zelf, zijn opgesomd in het vierde lid. Als een van deze bijlagen ontbreekt, is de aanvraag niet volledig.
In het projectplan dient onder andere te worden aangegeven of het project voldoet aan de vereisten in het eerste lid.
Een sluitend financieringsplan betekent dat alle betrokken partijen die cofinanciering verlenen, hiervan een bewijs dienen aan te leveren, zodat uit deze stukken kan worden opgemaakt dat de financiering sluitend is met de gevraagde subsidiebijdrage.
Artikel 4.5 Vereisten subsidieaanvraag
Op grond van de Awb is een aanvraag tijdig indien deze voor het einde van de termijn is ontvangen.
Artikel 4.7 Subsidiehoogte
Uit de aanvraag blijkt voor welk percentage en bedrag subsidie wordt aangevraagd, omdat de financiering bij aanvraag sluitend dient te zijn.
EFRO wordt als cofinanciering aangeduid in verordening 1303/2013. Uit deze bewoording en de systematiek blijkt dat de EFRO bijdrage aanvult op de reeds verkregen bijdragen. Voorts mag de totale subsidie niet meer bedragen dan het percentage dat op grond van staatssteunregelgeving is toegestaan. Derhalve wordt de subsidiebijdrage verminderd naar gelang dit volgt uit cofinanciering en de staatssteunbepalingen.
Artikel 4.8 Verdeelcriteria
Met de keuze voor rangschikking naar geschiktheid indien het subsidieplafond wordt overschreden, wordt uitvoering gegeven aan artikel 5.2.6, onder b, van de REES. De Deskundigencommissie geeft advies af over de beoordeling en rangschikking van projecten.
De afgeleide criteria die de Deskundigencommissie in de beoordeling betrekt, zijn onder andere:
1º. Bijdrage aan doelstellingen van OP
Bij het beoordelen van dit criterium wordt gevraagd om een kwalitatief en kwantitatief oordeel te vellen over het project in relatie tot het operationele programma. Onder andere op basis van de volgende onderdelen:
- -
bijdrage aan relevante specifieke doelstelling en resultaten van de desbetreffende prioriteit van het programma en daarmee aan resultaatindicator, waarbij onder resultaatsindicator de indicatoren uit artikel 27, vierde lid, onder c van verordening 1303/2013 uitgewerkt in paragraaf 2A.1, tabel 3 van het OPZuid;
- -
score op van toepassing zijnde outputindicatoren;
- -
onderbouwing van de bijdrage aan de relevante resultaatindicator en de score op de van toepassing zijnde outputindicatoren;
- -
verhouding van de bijdrage aan de specifieke doelstelling tot de gevraagde bijdrage (score op value for money);
- -
schaaleffect of impact van de actie op Zuid-Nederland of regionale, nationale of internationale waarde van het project;
- -
aansluiting en betrokkenheid van het MKB binnen het project.
Het kan hierbij gaan om product-, proces-, en diensteninnovatie. Aspecten die onder andere een rol kunnen spelen:
- -
het project is een coherent geheel van activiteiten en draagt bij aan een crossover tussen verschillende in het OPZuid benoemde sectoren;
- -
het project is voor de sector in Nederland geheel nieuw of het project beoogt een in het buitenland ontwikkelde techniek toe te passen in een Nederlandse situatie;
- -
de mate waarin het project bijdraagt aan de ontwikkeling van een product, proces of dienst.
3º. De kwaliteit van de businesscase
Bij het beoordelen van aanvragen kunnen de deskundigen de businesscase onder andere vanuit de volgende vier perspectieven beoordelen.
- 1.
- 2.
Organisatorisch perspectief;
- 3.
- 4.
Tevens zal worden beoordeeld op welke wijze omgang met resultaten na afloop van het project plaatsvindt en wat het ex-post perspectief en aanpak van het project is.Hierbij speelt het vermoedelijke investeringsvermogen van potentiële investeerders een rol. Het gaat hierbij om een aantoonbare investeringspotentie van het project voor de fase na de subsidieperiode.
4º.Kwaliteit van de aanvraag
Bij het beoordelen van de kwaliteit van het projectplan tellen met name de volgende zaken:
- 1.
- -
Relevant en representatief consortium over het werkveld;
- -
Mate van samenwerking binnen het project;
- -
- -
Breedte van keten, meerder schakels uit keten betrokken.
- 2.
- -
bijstuurbaarheid, planning en opzet;
- -
doelstelling objectief en meetbaar;
- -
begroting helder en effectief ingericht;
- -
hoe is de opzet van het project, in hoeverre zijn de activiteiten goed beschreven en tonen deze ambitie.
Bij de beoordeling wordt ook de mate waarin eventueel marktfalen wordt onderbouwd, meegenomen.
5º. Duurzame ontwikkeling
Het criterium duurzame ontwikkeling wordt ingegeven door artikel 8 uit verordening 1303/2013. De onderdelen waarop beoordeeld wordt, zijn aan de hand van het triple P duurzaamheidsprincipe (people, planet, profit) volgens de Telos-methode:
- -
de ecologische duurzaamheid (planet), hierbij valt te denken aan efficiënt gebruik van hulpbronnen, milieumaatregelen, klimaatadaptie en mitigatie herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer;
- -
de sociale duurzaamheid (people), hierbij valt te denken aan (sociale) participatie, verrijking cultuur, veiligheid, gezondheid, onderwijs;
- -
de economische duurzaamheid (profit), hierbij valt te denken aan bevordering van kennis, kapitaalgoederen, vestigingsvoorwaarden of economische structuur.
Tevens zal hierbij gekeken worden naar de bijdrage aan de maatschappelijke uitdagingen zoals verwoord in de RIS3 en het OPZuid.
Bij de verdeelcriteria wordt de mogelijkheid toegevoegd om een zogeheten pitch van het project te vragen aan de aanvragers. Deze toelichting kan van belang zijnvoor het kunnen ranken van de aanvraag
Alleen indien twee of meer aanvragen, na toepassing van de rangschikking, op dezelfde plaats eindigen en het plafond overschrijden, vindt loting op grond van het tweede lid plaats.
Paragraaf 5 Koolstofarme economie
Artikel 5.2 Subsidiabele activiteiten
Een van de speerpunten om de doelstellingen uit het OPZuid te bereiken is de overgang naar koolstofarme economie. De focus ligt hierbij op de gebouwde omgeving aangezien hier een groot deel van de totale energieconsumptie plaatsvindt. Een cruciale stap in de introductie van vernieuwende koolstofarme technologieën en instrumenten is het testen, demonstreren en eerste toepassing van de innovaties in hun operationele omgeving. In het OPZuid is dit beschreven in paragraaf 2.A.1 van het OPZuid, onderdeel ‘Investeringsprioriteit 4F- specifiek doel 4.F.1’.
Artikel 5.3 Subsidievereisten
De strategie waarop het OPZuid is gebaseerd is vastgelegd in de RIS3. De vereisten waaraan de aanvrager en het project dienen te voldoen, zijn uit het OPZuid en de RIS3 afgeleid. De Managementautoriteit beoordeelt of een aanvraag voldoet aan de subsidievereisten.
Het project dient aan te tonen dat met sociale- of technische innovaties een reëel uitzicht bestaat op een brede uitrol van maatregelen die leiden tot een relevante daling van het gebruik van fossiele brandstoffen in de gebouwde omgeving.
Ongeacht de locatie waar de activiteit wordt uitgevoerd, dienen de resultaten van het project ten goede te komen aan de gebouwde omgeving. In geval van energieopwekking bijvoorbeeld betekent dit dat de locatie waar de energie wordt opgewekt niet is gebonden aan de gebouwde omgeving mits de levering van energie primair plaats vindt in of aan de gebouwde omgeving.
Het project is hiermee gericht op een brede uitrol en vergroten van het bereidheid van de markt en financiers om te participeren in de implementatie en de vergroting van de bereidheid van de eindgebruiker om de dienst of het product af te nemen.
De beoordeling of een aanvraag aan het geheel van de genoemde criteria voldoet, wordt uitgevoerd door de Deskundigencommissie. Nadrukkelijk is gekozen voor de term ‘geheel’ omdat een mindere beoordeling van het ene criterium kan worden opgevangen door een betere beoordeling van een van de andere criteria. De Deskundigencommissie beoordeelt hierbij of een aanvraag in zijn geheel van voldoende kwaliteit is om voor subsidie in aanmerking te komen dan wel om mee te gaan in de onderlinge rangschikking bij overschrijding van het subsidieplafond.
Dezelfde criteria worden vervolgens gebruikt in de tender om te beoordelen in welke mate aan de criteria wordt voldaan en aldus welke plaats het project inneemt in de rangschikking.
De afgeleide criteria die de Deskundigencommissie in de beoordeling betrekt, zijn onder andere:
1º. Bijdrage aan doelstellingen van OP
Bij het beoordelen van dit criterium wordt gevraagd om een kwalitatief en kwantitatief oordeel te vellen over het project in relatie tot het operationele programma. Onder andere op basis van de volgende onderdelen:
- -
bijdrage aan relevante specifieke doelstelling en resultaten van de desbetreffende prioriteit van het programma en daarmee aan resultaatindicator, waarbij onder resultaatsindicator de indicatoren uit artikel 27, vierde lid, onder c van verordening 1303/2013 uitgewerkt in paragraaf 2A.1, tabel 3 van het OPZuid;
- -
score op van toepassing zijnde outputindicatoren;
- -
onderbouwing van de bijdrage aan de relevante resultaatindicator en de score op de van toepassing zijnde outputindicatoren;
- -
verhouding van de bijdrage aan de specifieke doelstelling tot de gevraagde bijdrage (score op value for money);
- -
schaaleffect of impact van de actie op Zuid-Nederland of regionale, nationale of internationale waarde van het project;
- -
aansluiting en betrokkenheid van het MKB binnen het project.
Het kan hierbij gaan om product-, proces-, en diensteninnovatie. Aspecten die onder andere een rol kunnen spelen:
- -
het project is een coherent geheel van activiteiten en draagt bij aan een crossover tussen verschillende in het OPZuid benoemde sectoren;
- -
het project is voor de sector in Nederland geheel nieuw of het project beoogt een in het buitenland ontwikkelde techniek toe te passen in een Nederlandse situatie;
- -
de mate waarin het project bijdraagt aan de ontwikkeling van een product, proces of dienst.
3º. De uitvoerbaarheid van de businesscase
Bij het beoordelen van aanvragen kunnen de deskundigen de businesscase onder andere vanuit de volgende vier perspectieven beoordelen.
- 1.
- 2.
Organisatorisch perspectief;
- 3.
- 4.
Tevens zal worden beoordeeld op welke wijze omgang met resultaten na afloop van het project plaatsvindt en wat het ex-post perspectief en aanpak van het project is.Hierbij speelt het vermoedelijke investeringsvermogen van potentiële investeerders een rol. Het gaat hierbij om een aantoonbare investeringspotentie van het project voor de fase na de subsidieperiode.
4º.Kwaliteit van de aanvraag
Bij het beoordelen van de kwaliteit van het projectplan tellen met name de volgende zaken:
- 1.
- -
Relevant en representatief consortium over het werkveld;
- -
Mate van samenwerking binnen het project;
- -
- -
Breedte van keten, meerder schakels uit keten betrokken.
- 2.
- -
bijstuurbaarheid, planning en opzet;
- -
doelstelling objectief en meetbaar;
- -
begroting helder en effectief ingericht;
- -
hoe is de opzet van het project, in hoeverre zijn de activiteiten goed beschreven en tonen deze ambitie.
Bij de beoordeling wordt ook de mate waarin eventueel marktfalen wordt onderbouwd, meegenomen.
5º. Duurzame ontwikkeling
Het criterium duurzame ontwikkeling wordt ingegeven door artikel 8 uit verordening 1303/2013. De onderdelen waarop beoordeeld wordt, zijn aan de hand van het triple P duurzaamheidsprincipe (people, planet, profit) volgens de Telos-methode:
- -
de ecologische duurzaamheid (planet), hierbij valt te denken aan efficiënt gebruik van hulpbronnen, milieumaatregelen, klimaatadaptie en mitigatie herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer;
- -
de sociale duurzaamheid (people), hierbij valt te denken aan (sociale) participatie, verrijking cultuur, veiligheid, gezondheid, onderwijs;
- -
de economische duurzaamheid (profit), hierbij valt te denken aan bevordering van kennis, kapitaalgoederen, vestigingsvoorwaarden of economische structuur.
Tevens zal hierbij gekeken worden naar de bijdrage aan de maatschappelijke uitdagingen zoals verwoord in de RIS3 en het OPZuid.
Indien sprake is van staatssteun dan kan dit worden aangemerkt als geoorloofde staatssteun als het past binnen een van de genoemde vrijstellingen in de algemene groepsvrijstellingsverordening. De aanvullende vereisten aan een project om te passen binnen een vrijstelling zijn opgenomen in het aangehaalde artikel van de algemene groepsvrijstellingsverordening. Op welke wijze een aanvrager voldoet, dient nader te worden toegelicht in het projectplan.
Indien sprake is van staatssteun, de subsidie niet past binnen een van de vrijstellingen van de algemene groepsvrijstellingsverordening en het totaal verstrekte subsidiebedrag onder de deminimisgrens blijft, kan subsidie aan een onderneming worden verstrekt op basis van de de-minisverordening.
Zoals eerder aangegeven, dient een aanvraag volledig te zijn om in behandeling te worden genomen. Dit betekent dat een aantal bijlagen voor zowel de aanvrager, als ook voor de deelnemers van het samenwerkingsverband, dient te worden aangeleverd. In het aanvraagformulier staat duidelijk beschreven welke bijlagen dienen te worden aangeleverd. De bijlagen die niet blijken uit de regeling zelf, zijn opgesomd in het vierde lid. Als één van deze bijlagen ontbreekt, is de aanvraag niet volledig.
In het projectplan dient onder andere te worden aangegeven of het project voldoet aan de vereisten in het eerste lid.
Een sluitend financieringsplan betekent dat alle betrokken partijen die cofinanciering verlenen, hiervan een bewijs dienen aan te leveren, zodat uit deze stukken kan worden opgemaakt dat de financiering sluitend is met de gevraagde subsidiebijdrage.
Artikel 5.4 Vereisten subsidieaanvraag
Op grond van de Awb is een aanvraag tijdig indien deze voor het einde van de termijn is ontvangen.
Artikel 5.7 Subsidiehoogte
Uit de aanvraag blijkt voor welk percentage en bedrag subsidie wordt aangevraagd, omdat de financiering bij aanvraag sluitend dient te zijn.
EFRO wordt als cofinanciering aangeduid in verordening 1303/2013. Uit deze bewoording en de systematiek blijkt dat de EFRO bijdrage aanvult op de reeds verkregen bijdragen. Voorts mag de totale subsidie niet meer bedragen dan het percentage dat op grond van staatssteunregelgeving is toegestaan. Derhalve wordt de EFRO bijdrage verminderd naar gelang dit volgt uit cofinanciering en de staatssteunbepalingen.
Artikel 6.8 Verdeelcriteria
Met de keuze voor rangschikking naar geschiktheid indien het subsidieplafond wordt overschreden, wordt uitvoering gegeven aan artikel 5.2.6, onder b, van de REES. De Deskundigencommissie geeft advies af over de beoordeling en rangschikking van projecten.
De afgeleide criteria die de Deskundigencommissie in de beoordeling betrekt, zijn onder andere:
1º. Bijdrage aan doelstellingen van OP
Bij het beoordelen van dit criterium wordt gevraagd om een kwalitatief en kwantitatief oordeel te vellen over het project in relatie tot het operationele programma. Onder andere op basis van de volgende onderdelen:
- -
bijdrage aan relevante specifieke doelstelling en resultaten van de desbetreffende prioriteit van het programma en daarmee aan resultaatindicator, waarbij onder resultaatsindicator de indicatoren uit artikel 27, vierde lid, onder c van verordening 1303/2013 uitgewerkt in paragraaf 2A.1, tabel 3 van het OPZuid;
- -
score op van toepassing zijnde outputindicatoren;
- -
onderbouwing van de bijdrage aan de relevante resultaatindicator en de score op de van toepassing zijnde outputindicatoren;
- -
verhouding van de bijdrage aan de specifieke doelstelling tot de gevraagde bijdrage (score op value for money);
- -
schaaleffect of impact van de actie op Zuid-Nederland of regionale, nationale of internationale waarde van het project;
- -
aansluiting en betrokkenheid van het MKB binnen het project.
Het kan hierbij gaan om product-, proces-, en diensteninnovatie. Aspecten die onder andere een rol kunnen spelen:
- -
het project is een coherent geheel van activiteiten en draagt bij aan een crossover tussen verschillende in het OPZuid benoemde sectoren;
- -
het project is voor de sector in Nederland geheel nieuw of het project beoogt een in het buitenland ontwikkelde techniek toe te passen in een Nederlandse situatie;
- -
de mate waarin het project bijdraagt aan de ontwikkeling van een product, proces of dienst.
3º. De kwaliteit van de businesscase
Bij het beoordelen van aanvragen kunnen de deskundigen de businesscase onder andere vanuit de volgende vier perspectieven beoordelen.
- 1.
- 2.
Organisatorisch perspectief;
- 3.
- 4.
Tevens zal worden beoordeeld op welke wijze omgang met resultaten na afloop van het project plaatsvindt en wat het ex-post perspectief en aanpak van het project is.Hierbij speelt het vermoedelijke investeringsvermogen van potentiële investeerders een rol. Het gaat hierbij om een aantoonbare investeringspotentie van het project voor de fase na de subsidieperiode.
4º.Kwaliteit van de aanvraag
Bij het beoordelen van de kwaliteit van het projectplan tellen met name de volgende zaken:
- 1.
- -
Relevant en representatief consortium over het werkveld;
- -
Mate van samenwerking binnen het project;
- -
- -
Breedte van keten, meerder schakels uit keten betrokken.
- 2.
- -
bijstuurbaarheid, planning en opzet;
- -
doelstelling objectief en meetbaar;
- -
begroting helder en effectief ingericht;
- -
hoe is de opzet van het project, in hoeverre zijn de activiteiten goed beschreven en tonen deze ambitie.
Bij de beoordeling wordt ook de mate waarin eventueel marktfalen wordt onderbouwd, meegenomen.
5º. Duurzame ontwikkeling
Het criterium duurzame ontwikkeling wordt ingegeven door artikel 8 uit verordening 1303/2013. De onderdelen waarop beoordeeld wordt, zijn aan de hand van het triple P duurzaamheidsprincipe (people, planet, profit) volgens de Telos-methode:
- -
de ecologische duurzaamheid (planet), hierbij valt te denken aan efficiënt gebruik van hulpbronnen, milieumaatregelen, klimaatadaptie en mitigatie herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer;
- -
de sociale duurzaamheid (people), hierbij valt te denken aan (sociale) participatie, verrijking cultuur, veiligheid, gezondheid, onderwijs;
- -
de economische duurzaamheid (profit), hierbij valt te denken aan bevordering van kennis, kapitaalgoederen, vestigingsvoorwaarden of economische structuur.
Tevens zal hierbij gekeken worden naar de bijdrage aan de maatschappelijke uitdagingen zoals verwoord in de RIS3 en het OPZuid.
Bij de verdeelcriteria wordt de mogelijkheid toegevoegd om een zogeheten pitch van het project te vragen aan de aanvragers. Deze toelichting kan van belang zijnvoor het kunnen ranken van de aanvraag
Alleen indien twee of meer aanvragen, na toepassing van de rangschikking, op dezelfde plaats eindigen en het plafond overschrijden, vindt loting op grond van het tweede lid plaats.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant in hun hoedanigheid als managementautoriteit voor het Operationeel Programma EFRO Zuid-Nederland 2014-2020,
’s-Hertogenbosch, 14 juli 2015
|
Gedeputeerde Staten voornoemd,
|
|
|
prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
|
|
De secretaris van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,