BIJLAGE BEHORENDE BIJ MANDAAT/MACHTIGINGENBESLUIT OMGEVINGSDIENST FLEVOLAND & GOOI EN VECHTSTREEK 2015
De in de bijlage genoemde bevoegdheden hebben betrekking op de in de aanhef bij het mandaat/machtigingenbesluit genoemde wetten en daarbij behorende regelingen en circulaires, te weten:
- -
de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Waterwet,
de Ontgrondingenwet, de Wet Luchtvaart, de Wet hygiëne en veiligheid bad- en zwemgelegenheden, de Woningwet, de Wet ruimtelijke ordening, de Monumentenwet 1988,
de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012;
- -
de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet voor zover het gaat om toezicht en handhaving;
- -
de bij bovengenoemde wetten behorende algemene maatregelen van bestuur, circulaires, regelingen, verordeningen en beleidsregels;
|
|
|
|
Vaststellen van verweerschriften in het kader van bezwaarprocedures bij de provincie en beroepsprocedures bij rechtbank, Raad van State
|
|
|
Instellen van bezwaar en beroep door de provincie en voeren rechtsgedingen waarbij de provincie optreedt als eisende partij
|
Na overleg met Gedeputeerde Staten
|
|
Nemen van besluiten op bezwaar inhoudende ongegrondverklaring of niet-ontvankelijkheidverklaring
|
Conform advies van de Commissie bezwaar en beroep provincie Flevoland
Besluiten mogen gelet op artikel 10:3, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht niet worden genomen door degene die het primaire besluit heeft genomen.
|
|
Digitaal aanleveren aan het kadaster van besluiten waaruit publiekrechtelijke beperkingen in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen voortvloeien
|
|
|
Aanwijzen ambtenaren belast met het onttrekken van persoonsgegevens uit de basisregistratie personen zoals die zijn opgenomen in de Gemeentelijke basisadministratie
|
|
|
Vaststellen benodigde formulieren die in het kader van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden nodig zijn
|
|
CATEGORIE B.VERGUNNINGEN/ONTHEFFINGEN
|
|
|
|
Procedurele correspondentie Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het sturen van een ontvangstbevestiging van een aanvraag, besluit om aanvraag niet in behandeling te nemen omdat aanvraag onvolledig is, verzoek om aanvulling van de aanvraag, opschorten/verlengen van de beslistermijn op de aanvraag,vaststellen ontwerpbesluit en inwinnen en beoordelen van advies over de aanvraag (ziet ook op bibob-advies) en inwinnen van zienswijzen n.a.v.ontwerpbesluit
|
|
|
Beslissen op aanvragen om (het wijzigen van een) ontheffing.
|
Met uitzondering van ontheffingen:
-in het kader van de Flora- en faunawet;
-op grond van hoofdstuk 5 VFL 2012;
-op grond van hoofdstuk 7 VFL 2012, die niet opgaan in de omgevingsvergunning.
|
|
Beslissen op aanvragen om (het wijzigen van) een vergunning
|
-Met uitzondering van vergunningverlening:
-in het kader van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
-met betrekking tot bedrijven die onder het BRZO en/of RIE-categorie 4 vallen.
-Met uitzondering van het weigeren van een vergunning op grond van de wet Bibob
|
|
Besluit tot het ambtshalve wijzigen van een vergunning/ontheffing.
|
-Met uitzondering van vergunningverlening
-in het kader van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
-met betrekking tot bedrijven die onder het BRZO en/of RIE-categorie 4 vallen.
-Met uitzondering van ontheffingen:
-in het kader van de Flora- en faunawet;
-op grond van hoofdstuk 5 VFL 2012;
-op grond van hoofdstuk 7 VFL 2012, die niet opgaan in de omgevingsvergunning.
|
|
In het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verstrekken van wettelijk advies aan BenW
|
|
|
In het kader van de Waterwet verstrekken van advies aan het waterschap
|
|
|
Intrekken ontheffing/vergunning op verzoek houder ontheffing/vergunning
|
-Met uitzondering van vergunningverlening
-in het kader van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
-met betrekking tot bedrijven die onder het BRZO en/of RIE-categorie 4 vallen.
-Met uitzondering van ontheffingen:
-in het kader van de Flora- en faunawet;
-op grond van hoofdstuk 5 VFL 2012;
-op grond van hoofdstuk 7 VFL 2012, die niet opgaan in de omgevingsvergunning.
Met uitzondering van het intrekken van een vergunning/ontheffing op grond van de wet Bibob
|
|
Ambtshalve intrekken van een ontheffing/vergunning
|
-Met uitzondering van vergunningverlening
-in het kader van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998;
-met betrekking tot bedrijven die onder het BRZO en/of RIE-categorie 4 vallen.
-Met uitzondering van ontheffingen:
-in het kader van de Flora- en faunawet;
-op grond van hoofdstuk 5 VFL 2012;
-op grond van hoofdstuk 7 VFL 2012, die niet opgaan in de omgevingsvergunning.
Met uitzondering van het intrekken van een vergunning/ontheffing op grond van de wet Bibob
|
|
Beslissen naar aanleiding van meldingen op grond van het Besluit Uniforme Saneringen
|
|
|
Beslissen op aanvragen om ontbrandingstoestemming voor het ontbranden van professioneel vuurwerk tijdens vuurwerkevenementen
|
|
|
Nemen van uitvoerende besluiten die op grond van aan een vergunning verbonden voorschriften moeten worden genomen.
|
|
CATEGORIE C TOEZICHT/HANDHAVING
|
|
|
|
Procedurele correspondentie
|
|
|
Besluit tot het uitoefenen van bestuursdwang bij vuurwerkevenementen”
|
Conform de “Instructie uitoefening mandaat bij vuurwerkevenementen”
|
|
Besluit tot het opleggen van een last onder dwangsom/ bestuursdwang
|
Met uitzondering van handhaving:
-met betrekking tot bedrijven die onder het BRZO en/of RIE-categorie 4 vallen;
-op grond van hoofdstuk 5 VFL 2012;
-op grond van hoofdstuk 7 VFL 2012, die niet opgaan in de omgevingsvergunning.
|
|
Besluit tot beëindiging van dwangsom- en bestuursdwangprocedures
|
Met uitzondering van handhaving:
-met betrekking tot bedrijven die onder het BRZO en/of RIE-categorie 4 vallen
-op grond van hoofdstuk 5 VFL 2012;
-op grond van hoofdstuk 7 VFL 2012, die niet opgaan in de omgevingsvergunning.
|
|
Feitelijk effectueren van bestuursdwang
|
|
|
|
|
|
Kostenverhaal bestuursdwang
|
|
|
Beslissen op verzoek om handhaving
|
|
|
|
|
|
Procedurele correspondentie
|
|
|
Beslissen krachtens artikel 7.17 en 7.19 van de Wet milieubeheer omtrent de vraag of een milieueffectrapport moet worden gemaakt
|
|
|
Het uitbrengen van advies inzake de reikwijdte en het detailniveau van een milieueffectrapport als bedoeld in artikel 7.24, lid 2 en 3, en 7.27, lid 7, van de Wet milieubeheer
|
|
|
Het uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk III en IV van de Wet bodembescherming
|
|
|
Instellen zwemverbod en afgeven negatief zwemadvies
|
|
|
Verklaring dat geen andere wijze van afvalbeheer mogelijk is dan storten.
|
|
|
Vaststellen van maatwerkvoorschriften die onder de werking van een algemene maatregel van bestuur milieubeheer vallen
|
|
|
Afhandeling meldingen in het kader van de Waterwet
|
|
|
Afhandeling van meldingen in het kader van het activiteitenbesluit
|
|
TOELICHTING BIJMANDAAT/MACHTIGINGENBESLUIT OMGEVINGSDIENST FLEVOLAND & GOOI EN VECHTSTREEK 2015
De Omgevingsdienst Flevoland & Gooi en Vechtstreek (hierna: OFGV) is door onder meer de provincie Flevoland opgericht met als doel een robuuste uitvoeringsorganisatie te vormen ten behoeve van een adequate uitvoering van omgevingstaken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.
Het is de bedoeling dat de OFGV in opdracht van onder meer de provincie deze taken op een effectieve en slagvaardige manier gaat uitvoeren. De effectiviteit en slagvaardigheid wordt vergroot wanneer Gedeputeerde Staten aan de directeur van de OFGV de bevoegdheid toekennen om namens hen de benodigde besluiten te nemen en handelingen te verrichten.
Door vaststelling van het onderhavige mandaat/machtigingenbesluit Flevoland Gooi & Vechtstreek 2013 (hierna: mandaat/machtigingenbesluit) wordt aan de directeur deze bevoegdheid toegekend.
In de Algemene wet bestuursrecht is een algemene regeling opgenomen over mandaat, en wel in afdeling 10.1.1. In artikel 10.1 van deze Algemene wet bestuursrecht wordt onder mandaat verstaan: de bevoegdheid om in naam van een bestuursorgaan (lees in casu: Gedeputeerde Staten) besluiten te nemen. Met andere woorden: degene aan wie mandaat wordt verleend (= de gemandateerde) krijgt de bevoegdheid om een besluit te nemen dat geldt als een besluit van het bestuursorgaan dat het mandaat heeft verleend. Het door de gemandateerde genomen besluit geldt dan ook als een besluit van het bestuursorgaan en heeft dezelfde juridische gevolgen als een door het bestuursorgaan zelf genomen besluit.
Mandaat heeft alleen betrekking op het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. In deze wet wordt onder besluit verstaan “een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling”. Het gaat hier om typische overheidsbeslissingen, zoals het verlenen van een vergunning/ontheffing.
Het bestuursorgaan dat mandaat heeft verleend (= de mandaatgever) blijft volledig verantwoordelijk voor het besluit dat in mandaat is genomen. Daarom is in de Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid opgenomen dat de mandaatgever de gemandateerde instructies kan geven waarmee de gemandateerde bij het uitoefenen van het mandaat rekening moet houden.
In de praktijk hangt een effectieve toepassing van het mandaatbesluit direct samen met :
1. het vertrouwen dat het bestuursorgaan heeft in de gemandateerde.
2.de competentie van de gemandateerde om in te schatten wanneer een besluit – dat in principe
in mandaat mag worden genomen – in verband met politieke gevoeligheid ter besluitvorming
aan Gedeputeerde Staten moet worden voorgelegd.
Bij het schrijven van onderhavige mandaatregeling is ervan uitgegaan dat dit vertrouwen en de benodigde competentie aanwezig zijn.
In onderhavig mandaat/machtigingenbesluit wordt niet alleen over mandaat gesproken maar ook over machtiging. De begrippen mandaat en machtiging hebben gemeen dat namens Gedeputeerde Staten wordt gehandeld. Bij mandaat gaat het om het nemen van besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Het gaat daarbij om het verrichten van publiekrechtelijke rechtshandelingen. Dit zijn typische overheidshandelingen zoals bijvoorbeeld het nemen van een besluit op een aanvraag om een vergunning en het verlenen van een ontheffing. Het gaat hierbij om rechtshandelingen die een burger niet kan verrichten. Daarnaast is het ook mogelijk om andere handelingen te verrichten, zoals feitelijke handelingen en privaatrechtelijke rechtshandelingen (bijvoorbeeld het kopen van een boek). Dit zijn handelingen die ook burgers kunnen verrichten. Wanneer een ander namens Gedeputeerde Staten deze handelingen verricht, is geen sprake van mandaat maar van machtiging.
Gehanteerde uitgangspunten bij het opstellen van onderhavig mandaat/machtigingenbesluit
Bij het opstellen van een mandaatregeling moet een goede balans worden gevonden tussen rechtszekerheid en doelmatigheid. Uit een oogpunt van rechtszekerheid is het van belang dat zo scherp mogelijk omschreven wordt welke bevoegdheden in mandaat mogen worden uitgeoefend en welke handelingen op grond van een verleende machtiging mogen worden verricht. Doelmatigheid is echter juist meer gediend met ruimere en algemeen geformuleerde mandaten en machtigingen, zodat niet bij voortduring afgevraagd moet worden of een bepaald besluit of handelen nu juist wel of juist niet onder het mandaat of de machtiging valt. In onderhavig mandaat/machtigingenbesluit is getracht deze balans te vinden door hierin een algemeen kader aan te geven waarbinnen kan worden beoordeeld of een besluit in mandaat kan worden genomen of een handeling op grond van een verleende machtiging kan worden verricht. In de bij dit mandaat/machtigingenbesluit behorende bijlage wordt concreet aangegeven op welk soort besluiten het mandaat, betrekking heeft en op welk soort handelingen de machtiging.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1. Begripsbepalingen
In dit artikel worden veel gebruikte begrippen uitgelegd.
Artikel 2. Mandaatverlening
Dit artikel regelt de mandaatverlening aan de directeur van de OFGV.
De bevoegdheden die door de directeur in mandaat mogen worden uitgeoefend zijn vermeld in de bijlage die bij dit mandaat/machtigingenbesluit behoort.
Het verleende mandaat ziet zowel op het namens Gedeputeerde Staten nemen van besluiten als op het namens Gedeputeerde Staten ondertekenen van besluiten.
De bijlage is ingedeeld in een aantal categorieën:
categorie B: vergunninge/ontheffingen
categorie C: toezicht/handhaving
Zowel in de aanhef van het mandaat/machtigingenbesluit als in de bijlage zelf is aangeven dat de bevoegdheden waarvoor mandaat/machtiging is verleend, betrekking hebben op:
- -
de Algemene wet bestuursrecht, de Provinciewet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet bodembescherming, de Wet geluidhinder, de Waterwet, de Ontgrondingenwet, de Wet Luchtvaart, de Wet hygiëne en veiligheid bad- en zwemgelegenheden, de Woningwet, de Wet ruimtelijke ordening, de Monumentenwet 1988, de Verordening voor de fysieke leefomgeving Flevoland 2012;
- -
de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet voor zover het gaat om toezicht en handhaving en
- -
de bij bovengenoemde wetten behorende algemene maatregelen van bestuur, circulaires, regelingen, verordeningen en beleidregels;
Artikel 3. Vertegenwoordiging in rechte
In dit artikel is aangegeven dat de directeur medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen, kan aanwijzen om Gedeputeerde Staten in rechte te vertegenwoordigen. Dit artikel is algemeen geformuleerd. Het wordt aan de verantwoordelijkheid van de directeur overgelaten om er voor te zorgen dat de aan te wijzen medewerkers over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken.
In dit artikel wordt de directeur door Gedeputeerde Staten gemachtigd om namens hen feitelijke handelingen te verrichten. In het tweede lid worden een aantal voorbeelden genoemd.
Artikel 5.Voorwaarden mandaat en machtiging
In dit artikel worden de voorwaarden genoemd waaraan de directeur zich bij het uitoefenen van het mandaat danwel de machtiging dient te houden.
Artikel 6. Informatieplicht
In dit artikel is geregeld dat de directeur Gedeputeerde Staten op de hoogte stelt van politiekgevoelige besluitvorming. De directeur voert hierover overleg met Gedeputeerde Staten. Gedeputeerde Staten laten zich bij dit overleg vertegenwoordigen door de portefeuillehouder.
Wanneer sprake is van politieke gevoeligheid worden de uitkomsten van dit overleg vastgelegd.
Omdat een efficiënte besluitvorming bij de OFGV te bevorderen, is het de directeur toegestaan om eenmaal ondermandaat te verlenen aan medewerkers die onder zijn verantwoordelijkheid vallen.
Het wordt aan de verantwoordelijkheid van de directeur overgelaten om er voor te zorgen dat de aan te wijzen medewerkers over de vereiste kennis en vaardigheden beschikken.
In dit artikel is de wijze van ondertekening van de in mandaat genomen besluiten geregeld.
Dit artikel regelt dat in geval van verhindering van de directeur zijn formele plaatsvervanger het mandaat dan wel de machtiging krijgt.
Artikel 10. Verantwoording aan Gedeputeerde Staten
In dit artikel is geregeld dat de directeur verantwoording moet afleggen aan Gedeputeerde Staten over de wijze waarop hij met het verleende mandaat c.q. de verleende machtiging is omgegaan. Door het opnemen van de verantwoordingsplicht kunnen Gedeputeerde Staten nagaan of de directeur wel op een juiste wijze met het verleende mandaat c.q. de verleende machtiging omgaat.
TOELICHTING OP DE BIJLAGE
Bij het opstellen van de bijlage is getracht een goede balans te vinden tussen rechtszekerheid en doelmatigheid. Uit een oogpunt van rechtszekerheid is het van belang dat zo scherp mogelijk omschreven wordt welke bevoegdheden in mandaat mogen worden uitgeoefend en welke handelingen op grond van een verleende machtiging mogen worden verricht. Doelmatigheid is echter juist meer gediend met ruimere en algemeen geformuleerde mandaten en machtigingen, zodat niet bij voortduring afgevraagd moet worden of een bepaald besluit of handelen nu juist wel of juist niet onder het mandaat of de machtiging valt. In onderhavige bijlage is getracht deze balans te vinden door te werken met categorieën van besluiten.
In de aanhef van de bijlage is voor de volledigheid aangegeven op welke wetten de in de bijlage genoemde bevoegdheden betrekking hebben.
In categorie A zijn besluiten genoemd die een algemeen karakter hebben.
Categorie B.Vergunningen/ontheffingen
Onder deze categorie valt onder andere het beslissen op aanvragen om (het wijzigen van een) ontheffing. Het gaat hier onder meer om ontheffingen op grond van:
- a.
artikel 2.2 VFL 2012 voor het verrichten van handelingen in, op, onder of boven een gesloten stortplaats;
- b.
artikel 4.13 VFL 2012 voor het binnen waterwin- en beschermingsgebieden maken/houden van werken en verrichten van handelingen buiten inrichtingen;
- c.
artikel 4.19 VFL 2012 voor het gebruiken van toestellen binnen milieubeschermingsgebieden voor stilte;
- d.
artikel 7.7 VFL 2012 voor het gebruiken van de openbare weg of openbare vaarweg anders dan waartoe deze is bestemd, voorzover deze toestemming opgaat in de omgevingsvergunning (dus t.a.v. het dempen van een wegsloot, het stallen van roerende zaken in de wegberm en het aanleggen van een uitrit en aansluiting van een gemeentelijke weg op de provinciale weg);
- e.
artikel 9.4 VFL 2012 voor het plaatsen van borden op/aan een onroerende zaak buiten de bebouwde kom;
- f.
artikel 10.33, lid 3 Wet milieubeheer aan B&W van de zorgplicht voor de inzameling en het transport van afvalwater binnen de gemeente;
- g.
artikel 10.63, lid 3 Wet milieubeheer voor het storten van afvalstoffen buiten een inrichting;
- h.
artikel 8a.51 van de Wet luchtvaart voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik.