Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 26 mei 2015 (PZH-2015-516990212 en DOS-2007-0000072) tot vaststelling van het Reglement adviescommissie detailhandel Zuid-Holland (Reglement adviescommissie detailhandel Zuid-Holland)
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;
Gelet op artikel 82 van de Provinciewet, artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening en art.1.2, lid 1 en art. 2.1.4 van de Verordening Ruimte 2014
Besluiten vast te stellen het navolgende:
Reglement adviescommissie detailhandel Zuid-Holland
- 1.
Er is een adviescommissie detailhandel Zuid-Holland.
- 2.
De commissie adviseert over bestemmingsplannen van Zuid-Hollandse gemeenten of inpassingsplannen van de provincie Zuid-Holland als omschreven in artikel 2.
- 1.
De commissie is bevoegd om desgevraagd advies uit te brengen aan gemeenten over een bestemmingsplan of een ontheffingsaanvraag daartoe, waarin nieuwe detailhandelsontwikkelingen zijn opgenomen met een zodanige omvang dat op grond van art. 2.1.4 van de Verordening ruimte 2014 advies van de commissie nodig is.
- 2.
De commissie is tevens bevoegd om desgevraagd advies uit te brengen aan de provincie over een inpassingsplan of een projectuitvoeringsbesluit, waarin nieuwe detailhandelsontwikkelingen zijn opgenomen met een zodanige omvang dat op grond van art. 2.1.4 van de Verordening ruimte 2014 advies van de commissie nodig is.
- 3.
De commissie valideert in deze bestemmingsplannen, inpassingsplannen en projectuitvoeringsbesluiten:
- a.
de door de gemeente of de provincie opgestelde (regionale) behoefteramingen en de ruimtelijke gevolgen;
- b.
de omvang van het gebied waar de behoefte betrekking op heeft en waar zich mogelijke gevolgen voor kunnen doen.
- 4.
Op verzoek van Gedeputeerde Staten verstrekt de commissie nadere inlichtingen over adviezen met betrekking tot bestemmingsplannen die hun ter validatie zijn voorgelegd of waarvoor een ontheffing van de verordening ruimte is verzocht.
Artikel
3
Samenstelling adviescommissie
- 1.
De commissie bestaat uit een voorzitter en minimaal 4 en maximaal 6 leden, wier benoeming geschiedt door Gedeputeerde Staten. Een gemeentelijke vertegenwoordiging heeft zitting in de selectiecommissie.
- 2.
De commissie benoemt uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter. Deze heeft in afwezigheid van de voorzitter dezelfde bevoegdheden als de voorzitter.
- 3.
Leden van de commissie worden benoemd op basis van hun deskundigheid op het werkveld van de commissie, kennis van bestuurlijke en maatschappelijke verhoudingen en de competentie om als lid van een adviesteam te functioneren.
- 4.
De leden van de commissie worden benoemd voor een periode van vier jaar en zijn voor 1 keer herbenoembaar.
- 5.
Een lid van de commissie kan te allen tijde ontslag nemen.
- 6.
Gedeputeerde Staten kunnen de voorzitter of een lid van de commissie schorsen en ontslaan.
- 7.
Een lid van de commissie verschoont zich indien het lid niet onafhankelijk is van één of meerdere van de bij het aan de orde zijnde bestemmingsplan betrokken partijen.
- 8.
De vergoeding voor de werkzaamheden van de voorzitter en de leden van de commissie bedraagt respectievelijk 4x en 3x de vergoeding per vergadering van een commissielid zoals vastgelegd in de Verordening rechtspositie gedeputeerden, staten- en commissieleden.
- 1.
Gedeputeerde Staten benoemen, de voorzitter van de commissie gehoord hebbende, een secretaris van de commissie.
- 2.
De secretaris maakt geen onderdeel uit van de commissie.
- 3.
De secretaris ondersteunt de commissie bij haar werkzaamheden.
Artikel 5 Begroting, jaarverslag en jaarrekening
- 1.
De kosten verbonden aan de commissie zijn voor rekening van de provincie Zuid-Holland. De commissie stelt één maal per jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor zij dient een begroting op en legt deze ter goedkeuring voor aan Gedeputeerde Staten.
- 2.
De commissie legt aan Gedeputeerde Staten over elk begrotingsjaar binnen twee maanden na afloop van het begrotingsjaar verantwoording af, onder overlegging van een jaarverslag en een jaarrekening.
- 1.
De adviesverzoeken als bedoeld in artikel 2, lid 1 en 2 worden ingediend bij het secretariaat als bedoeld in artikel 4.
- 2.
In een advies wordt aangegeven op welke wijze en op basis van welke inhoudelijke gronden de commissie tot haar advies is gekomen.
- 3.
De adviezen hebben een geldigheidsduur van 2 jaar na datum van uitbrengen van het advies door de adviescommissie.
- 1.
De commissie vergadert zo dikwijls de voorzitter dit nodig acht of tenminste drie leden van de commissie de voorzitter daarom schriftelijk en met opgave van redenen hebben verzocht.
- 2.
De commissie besluit bij meerderheid van stemmen, waarbij ieder bij de vergadering aanwezig lid één stem heeft. Bij het staken van de stemmen heeft de voorzitter de doorslaggevende stem.
- 3.
De commissie kan personen die over inhoudelijke deskundigheid beschikken uitnodigen om voor een periode, voor één vergadering of voor één concreet bestemmingsplan als adviseur bij de vergadering aanwezig te zijn. Een adviseur heeft geen stemrecht.
- 4.
Een advies van de commissie geeft het meerderheidsstandpunt van de vergadering weer; in het advies kunnen ook eventuele minderheidsstandpunten tot uitdrukking worden gebracht.
- 5.
In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de voorzitter.
- 6.
De commissie kan in een huishoudelijk reglement haar werkwijze nader regelen met inachtneming van dit reglement. Een afschrift van het huishoudelijk reglement wordt toegezonden aan Gedeputeerde Staten.
Artikel
8
Inwerkingtreding en evaluatie
- 1.
Dit reglement treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van het provinicaal blad waarin het reglement wordt geplaatst.
- 2.
De commissie zendt voor uiterlijk 31 december 2016 een verslag aan Gedeputeerde Staten over de doeltreffendheid en de effecten van dit reglement in de praktijk.
Dit reglement wordt aangehaald als: Reglement adviescommissie detailhandel Zuid-Holland
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland
J.H. de Baas, secretaris a.i.
Toelichting bij reglement adviescommissie detailhandel Zuid-Holland
In de Verordening Ruimte 2014 was tot maart 2015 opgenomen dat voor bestemmingsplannen waarin nieuwe detailhandelsontwikkelingen zijn opgenomen met een omvang van meer dan 2000 m2 bruto vloeroppervlak binnen de centra en 1000 m2 bruto vloeroppervlak buiten de centra, een advies nodig is van het Regionaal Economisch Overleg (REO). Dit om te beoordelen of de regionale behoefte voldoende is aangetoond en de nieuwe detailhandelsontwikkeling het woon- en leefklimaat niet onevenredig aantast.
Bij besluit van 4 maart 2015 hebben Provinciale Staten besloten het advies niet langer door het REO, maar door een onafhankelijke adviescommissie te laten uitbrengen.
Aangezien de advisering voortvloeit uit de Verordening Ruimte gelden voor dit reglement ook de definities voor Bestemmingsplannen en Detailhandel zoals omschreven in respectievelijk art 1.2 lid 1 en art. 2.1.4 van de Verordening Ruimte.
Op het moment van vaststellen van dit reglement is de brutovloeroppervloek van plannen waarvoor advies van de adviescommissie nodig is:
- a.
meer dan 2000 m2 bruto vloeroppervlak binnen de centra;
- b.
meer dan 1000 m2 bruto vloeroppervlak buiten de centra.
Onder bruto vloeroppervlak wordt verstaan: de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de buitenste opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte of ruimten omhult.
Voor de vergoeding van de commissieleden en de voorzitter, wordt de Verordening rechtspositie gedeputeerde, staten- en commissieleden als uitgangspunt genomen. Gezien de benodigde voorbereidingstijd per vergadering voor het lezen en doorgronden van de onderbouwingen met betrekking tot de regionale behoefte en regionale impact wordt een factor 3 (leden) , respectievelijk 4 (voorzitter) toegepast op de vergoeding per lid zoals vermeld in de Verordening rechtspositie gedeputeerde staten- en commissieleden.
Voor de procedure van de adviezen geldt dat gemeenten een adviesaanvraag op een zodanig moment bij de adviescommissie indienen dat het advies en de uitkomsten van een eventueel benodigde regionale afstemming, opgenomen kunnen worden in de toelichting van het ontwerp van het bestemmingsplan. De verplichting tot adviesaanvraag is vastgelegd in de verordening Ruimte, art. 2.1.4. Het advies van de adviescommissie heeft een geldigheidsduur van 2 jaar. Dit komt overeen met de geldigheid die de Raad van State hanteert voor de cijfers waarop onderbouwingen van behoefteramingen zijn gebaseerd.
Onderwerpen die in een huishoudelijk reglement opgenomen kunnen worden, zijn o.a. het quorum en het mandateren van voorzitter en secretaris