Ganzenbeleidskader Zuid-Holland
1. Aanleiding
De populatie ganzen in Zuid-Holland is de laatste decennia sterk toegenomen. Door de aanleg van natuur is meer broedgelegenheid ontstaan voor ganzen. Deze ganzen vinden een overvloed aan foerageermogelijkheid op de omliggende landbouwgronden met eiwitrijke gewassen.
Trekganzen blijven steeds vaker en in grotere getalen in ons land overzomeren en ook niet-inheemse soorten vestigen zich hier. De Zuid-Hollandse ganzenpopulatie is gegroeid van circa 55.000 ganzen in 2005 tot circa 150.000 in 2014. Door deze groei neemt ook de schade die ganzen aanrichten aan landbouwgewassen en natuurwaarden toe. Ook vormen ganzen een bedreiging voor het luchtverkeer.
Jaarlijks wordt een toenemend bedrag aan schadevergoedingen uitgekeerd voor schade aan landbouwgewassen. In 2014 was dit bedrag circa 1 miljoen euro, totaal voor alle diersoorten. De provincie en de landbouw- en natuurorganisaties hebben afgesproken deze schadepost niet langer te kunnen accepteren. Om de schade aan natuurwaarden en landbouwgewassen terug te brengen naar een acceptabel niveau is afgesproken de populatie ganzen die het gehele jaar in Zuid-Holland verblijven (standganzen) terug te brengen.
De provinciale kaders en bevoegdheden binnen de Flora- en faunawet zijn vastgelegd in het Beleidsplan uitvoering Flora- en faunawet Zuid-Holland, vastgesteld op 17 december 2002. Tot op heden was er geen specifiek ganzenbeleid. Met dit ganzenbeleidskader wordt het beleid vastgelegd.
2. Voorgeschiedenis
Om de schade die de ganzen aanrichten te beperken is destijds het Ganzenakkoord gesloten. In het landelijk Ganzenakkoord hadden de landelijke agrarische- en natuurpartijen (G7), waaronder de Vogelbescherming, en de gezamenlijke provincies afspraken vastgelegd over duurzaam beheer van ganzen. Eind 2013 was er bij de land- en tuinbouworganisatie geen draagvlak meer voor het landelijke Ganzenakkoord. Hiermee is dit akkoord komen te vervallen. In IPO-verband is afgesproken dat de afzonderlijke provincies een eigen provinciaal ganzenbeleid opstellen. Dit ganzenbeleid wordt opgesteld met de provinciale Faunabeheereenheden. Een faunabeheereenheid is een samenwerkingsverband van jachthouders met de wettelijk vastgelegde taak (Flora- en faunawet) om op planmatige wijze te voorkomen dat beschermde wilde dieren schade aanrichten. Onder aansturing en coördinatie van de Faunabeheereenheid Zuid-Holland hebben regionale ganzenwerkgroepen als doel het opstellen, eventueel begeleiden en planmatige uitvoering van het populatiebeheer voor standganzen en exoten in de betreffende regio.
In de Faunabeheereenheid Zuid-Holland zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd: Natuurmonumenten, Zuid-Hollands Landschap en Staatsbosbeheer, Koninklijke Nederlandse Jagers Vereniging, Nederlandse Organisatie voor Jacht en Grondbeheer, Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO) en Federatie Particulier Grondbezit (FPG).
In de regionale ganzenwerkgroepen zijn de volgende organisaties vertegenwoordigd:
Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO), Hollands Particulier Grondbezit (HPG), Groenservice Zuid-Holland (GZH), gemeenten, terrein beherende organisaties als Natuurmonumenten, Zuid-Hollands Landschap en Staatsbosbeheer, Wildbeheereenheden en eventueel andere belanghebbende organisaties als Provincie, Rijkswaterstaat en Waterschappen.
Uitgangspunt is dicht bij het vervallen landelijke Ganzenakkoord te blijven.
3. Kaders ganzenbeleid
Ganzen, voor zover inheems, zijn beschermde vogels op grond van de Flora- en faunawet. Dat betekent dat zij alleen mogen worden bestreden als er sprake is van aantoonbare schade aan een in de wet genoemd erkend belang en er geen andere bevredigende oplossingen zijn. In dat geval kunnen Gedeputeerde Staten een vrijstelling (artikel 65 Flora- en faunawet), aanwijzing (artikel 67 Flora- en faunawet) of ontheffing (artikel 68 Flora- en faunawet) verlenen.
Gedeputeerde Staten willen de inheemse ganzenpopulaties in Zuid-Holland duurzaam in stand houden, waarbij een evenwicht wordt gevonden tussen:
  • de omvang van de van nature voorkomende populaties ganzen, in relatie tot;
  • de veiligheid en volksgezondheid;
  • de schade aan flora en fauna (natuurwaarden);
  • de schade aan landbouwgewassen;
  • de beschikbare financiën voor schadetegemoetkomingen.
Daarom is afgesproken:
  • met reductie van de populatie standganzen, de schade veroorzaakt door ganzen terug te brengen naar een acceptabel niveau;
  • exoten en verwilderde gedomesticeerde soorten te bestrijden.
Op termijn zullen hierdoor de natuurgebieden een belangrijk deel van de ganzen kunnen herbergen, zal de noodzaak tot populatiereductie voor beheer en schadebestrijding sterk verminderen en wordt voldaan aan de internationale verplichtingen voor trekganzen.
De uitgangspunten en maatregelen voor het beheer van de ganzenpopulatie worden vastgelegd in een faunabeheerplan voor ganzen, opgesteld door de Faunabeheereenheid Zuid-Holland. Dit faunabeheerplan is de grondslag voor het verlenen van (een) ontheffing(en) voor ganzen en moet voldoen aan de kaders van het provinciale beleid. Het met de Faunabeheereenheid Zuid-Holland overeengekomen beleid vormt het uitgangspunt voor de concrete uitwerking in het Faunabeheerplan Ganzen.
Daar waar mogelijk zijn de uitgangspunten van het beleid afgestemd met de omliggende provincies Noord-Holland, Utrecht en Zeeland
4 . Maatregelen
Een aanpak in zowel agrarische- en natuurgebieden (met medewerking van de terrein beherende organisaties) is noodzakelijk voor het krijgen van een evenwichtige populatie standganzen.
Bij het toestaan van maatregelen gaan Gedeputeerde Staten uit van een stappenplan, waarbij eerst wordt ingezet op de minst ingrijpende bestrijding, oplopend naar meer ingrijpende maatregelen.
De minst ingrijpende bestrijding is het verontrusten en verjagen van ganzen. Daarna komt het bewerken (onder andere schudden) van eieren en bewerken van nesten.
Vervolgens kan zo nodig gekozen worden voor het verjagen van ganzen met ondersteunend afschot, gevolgd door afschot.
Tot op heden hebben bovenstaande maatregelen nog niet geleid tot een afname van de populatie en daarmee samenhangende schade. Ruimere toepassing van huidige maatregelen kunnen daarom nodig zijn, zoals het bestrijden van standganzen in de winter en het doden van koppelvormende ganzen in het vroege voorjaar. Uitbreiding van maatregelen kunnen zijn het vangen en doden van ganzen door het breken van de nek en het vangen en doden van ganzen met kooldioxide. De laatste maatregel alleen indien deze wettelijk is toegestaan.
Voorwaarde voor het slagen van het ganzenbeleid is een slagvaardig ontheffingenbeleid voor het terugbrengen van de populatie en daarmee samenhangende schade en het toepassen van effectieve maatregelen in vele gebieden. Afgesproken is dat Gedeputeerde Staten een ontheffing van de Flora- en faunawet verlenen ook als de meer ingrijpende maatregelen noodzakelijk zijn.
Winterrust is essentieel voor de instandhouding van de trekganzenpopulatie. Trekganzen mogen tijdens de winterrustperiode op alle percelen met gras, oogstresten en groenbemesters en in de natuurgebieden foerageren en rusten. Alleen van kwetsbare gewassen mogen trekganzen (met uitzondering van de overwinterende brandganzen) ’s winters worden verjaagd. Daarnaast worden rustgebieden voor ganzen ingesteld bij voldoende draagvlak onder de agrariërs.
5 . Uitwerking beleidskader
In de Bijlage Uitwerking Ganzenbeleidskader Zuid-Holland 2015 is een nadere invulling gegeven aan definities, uitvoering ganzenbeleidskader in de winterperiode, uitvoering ganzenbeleidskader in de zomerperiode, financiën en tegemoetkomingen in schade, communicatie en looptijd van de Bijlage Uitwerking Ganzenbeleidskader Zuid-Holland 2015.
 
Bijlage Uitwerking Ganzenbeleidskader Zuid-Holland 2015 behorend bij Ganzenbeleidskader Zuid-Holland
 
1. Definities
  • Trekganzen: zijn de grauwe gans, kolgans en brandgans die in de winterperiode van 1 november tot 1 maart in Noord-Zuid-Holland en van 1 november tot 15 februari tijdelijk in Zuid-Zuid-Holland verblijven.
  • Standganzen: zijn de grauwe gans en brandgans die jaarrond in Zuid-Holland verblijven.
  • Exoten: zijn de ganzensoorten die jaarrond in Nederland verblijven en die niet behoren tot de populaties grauwe ganzen en brandganzen. Dit zijn de Nijlgans, Canadese gans, Indische gans, kolgans, gedomestiseerde gans (soepgans) en hybriden.
  • Overjarig grasland: is grasland dat is ingezaaid voor 1 augustus voorafgaand aan de betreffende winterperiode.
  • Koppelvormende ganzen: zijn standganzen die zich in tweetallen (paartje) ophouden, nabij (potentieel) broedgebied. Zij maken geen onderdeel uit van een groep en houden afstand tot andere ganzen.
  • Ondersteunend afschot: is het schieten van enkele dieren tijdens het verjagen (“aan verjaging ondersteunend afschot”).
2. Uitvoering ganzenbeleidskader in de winterperiode
 
2.1 Winterperiode
De winterperiode loopt van 1 november tot 1 maart in Noord-Zuid-Holland en van 1 november tot 15 februari in Zuid-Zuid-Holland. Dit is in overeenstemming met de uitgangspunten van het (vervallen) landelijke Ganzenakkoord.
 
De grens tussen Noord-Zuid-Holland en Zuid-Zuid-Holland wordt gevormd door de wateren: Nieuwe Waterweg, Nieuwe Maas, de Noord en de Beneden-Merwede (van west naar oost).
 
De motivatie voor deze indeling is dat in de laatste weken van februari, dus laat in het winterseizoen, nog veel trekganzen zich bevinden op de graslanden van Zuid-Holland waar onder in het Groene Hart (Noord-Zuid-Holland). De laatste weken van februari zijn cruciaal voor trekganzen om voldoende op te vetten voor de lange reis naar de broedgebieden.
 
De eilanden onder Rotterdam (onder andere Goeree-Overflakkee, Voorne-Putten en Hoekse Waard) hebben veel overeenkomst met de Zeeuwse eilanden, met relatief veel akkerbouw.
 
Met bovengenoemde keuze komt de winterperiode voor Noord-Zuid-Holland overeen met het beleid van de provincies Utrecht en Noord-Holland en komt de winterperiode voor Zuid-Zuid-Holland overeen met het beleid van Zeeland.
 
2.2 Winterrust
(Winter)rust en ruimte zijn essentieel voor de duurzame instandhouding van de trekganzenpopulatie. Door het bieden van rust voldoen Gedeputeerde Staten mede aan de Europeesrechtelijke verplichtingen voor bescherming van deze ganzensoorten.
 
Alleen op percelen met kwetsbare gewassen kunnen trekganzen (met uitzondering van overwinterende brandganzen) worden verjaagd met de hulp van ondersteunend afschot met een ontheffing Flora- en faunawet (en alleen buiten de rustgebieden).
 
Op percelen met overjarig grasland, oogstresten en groenbemesters zullen trekganzen niet worden verjaagd en kan worden gefoerageerd. Verontrusting op grond van de Verordening Flora- en faunawet Zuid-Holland is wel toegestaan.
 
2.3 Rustgebieden
Bij voldoende draagvlak onder de agrariërs zijn Gedeputeerde Staten voornemens rustgebieden ruimtelijk te begrenzen ten behoeve van de rust voor trekganzen. Indien in deze rustgebieden voornamelijk grauwe gans en de kolgans voorkomen wordt de periode begrensd van 1 november tot 1 april. Indien in de hiervoor genoemde rustgebieden een belangrijk aandeel brandganzen zit, wordt de periode verlengd tot 1 mei. Dit sluit aan bij het beleid van de provincies Noord-Holland en Utrecht.
 
Het initiatief voor het instellen van rustgebieden en de communicatie hierover ligt bij de provincie.
 
Rustgebieden kunnen in Zuid-Holland worden aangewezen in agrarische gebieden van de Alblasserwaard, Reeuwijk en Hoekse Waard (Oudeland van Strijen). Dit zijn de gebieden die in de periode 2008-2013 onder het (oude) Ganzen foerageergebieden-beleid vielen.
 
Bij het instellen van rustgebieden zullen nadere voorwaarden kunnen worden gesteld aan jacht, beheer en schadebestrijding als ook overige voorwaarden en (deelname) vergoedingen.
 
2.4 Bestrijding standganzen in de winterperiode
Op basis van gebieds-specifiek beleid, zoals uitgewerkt in de regionale ganzenwerkgroepen in samenwerking met de provincie, kan toegestaan worden dat in de winterperiode populaties standganzen (grauwe ganzen en brandganzen) die niet gemengd zijn met trekganzen kunnen worden gedood indien de trekganzen niet worden verstoord.
 
2.5 Exotenbestrijding in de winterperiode Exoten en de Canadese gans zijn aangemerkt als standganzen en vallen daarmee buiten de bescherming van trekganzen. Zij kunnen dus in de winterperiode met de wettelijk toegestane middelen worden beheerd mits de trekganzen daar geen nadelige gevolgen van ondervinden en de werking van rustgebieden behouden blijft.
 
3. Uitvoering ganzenbeleidskader in de zomerperiode
 
3.1 Zomerperiode
De zomerperiode loopt voor Noord-Zuid-Holland van 1 maart tot 1 november en voor Zuid-Zuid-Holland van 15 februari tot 1 november.
 
3.2 Schade- en populatiebeheer in de zomerperiode
Er worden alleen maatregelen uitgevoerd die worden voorgedragen door de Faunabeheereenheid Zuid-Holland.
 
Daarnaast zal een loyale medewerking van alle deelnemende partijen essentieel zijn om de gestelde doelen te halen.
 
3.3 Mogelijke aanvullende maatregelen standganzen in de zomerperiode
De bestrijding van trekganzen wordt door het hierboven beschreven beleid beperkt, zo ook de bestrijding van standganzen in de winter. Om toch aan de gestelde doelstelling te kunnen voldoen, zullen aanvullende maatregelen mogelijk gemaakt worden.
 
Gedeputeerde Staten zullen het mogelijk maken dat het gecoördineerd doden met het geweer van koppelvormende grauwe ganzen in februari, daar waar dat effectief is, kan worden uitgevoerd.
 
Het gebruik van kooldioxide als dodingsmiddel voor standganzen kan een aanvullende maatregel zijn als onderdeel van de uitvoering. De provincie Zuid-Holland zal zich gezamenlijk met het IPO inspannen om het gebruik van kooldioxide in Europees en nationaal verband goedgekeurd te krijgen. Vervolgens zullen Gedeputeerde Staten zich inspannen om ontheffing te verlenen voor het vangen van en doden van standganzen met kooldioxide.
 
Gedeputeerde Staten zullen ontheffing verlenen voor het kleinschalig vangen van en doden van standganzen zonder gebruikmaking van kooldioxide. Dit voor het bestrijden van populaties op die locaties waar andere middelen zoals het geweer niet gewenst zijn. Te denken valt aan het vangen in stedelijk gebied en op klaverbladen van rijkswegen en het vervolgens doden.
 
4. Financiën en tegemoetkomingen in schade
Gedeputeerde Staten zullen voor een bepaalde periode budget beschikbaar stellen voor bijzondere maatregelen voor het beheer van ganzen. Bijvoorbeeld het vangen van standganzen en vervolgens toepassen van kooldioxide als dodingsmiddel, zodra dit middel is toegestaan.
 
Gedeputeerde Staten zullen de geldende regels van het Faunafonds hanteren voor tegemoetkomingen in schade voor de zomer- en de winterperiode.
 
5. Communicatie
Gedeputeerde Staten zorgen voor een heldere communicatie naar de belanghebbenden, daar waar zij verantwoordelijk voor zijn.
 
6. Looptijd en tussentijdse evaluatie
De looptijd van de bijlage Uitwerking Ganzenbeleidskader Zuid-Holland 2015 is gelijk aan de looptijd van het faunabeheerplan ganzen van de Faunabeheereenheid Zuid-Holland, dus tot (minimaal) eind 2020.
 
Na het bekend worden van de resultaten van de integrale ganzentelling Zuid-Holland van 2016 zal een tussenevaluatie plaats vinden.
 
Alle hierboven genoemde maatregelen worden ter discussie gesteld indien uit de resultaten blijkt dat de populatie jaarrond verblijvende standganzen niet noemenswaardig is afgenomen.
 
Naar boven