Regeling van 28 april 2015 tot wijziging van de Subsidieregeling Kultuer enMienskip Fryslân.
 
Gedeputeerde Staten van Fryslân,
gelet op de Algemene Subsidieverordening provincie Fryslân 2013,
 
 
b esluiten:
vast te stellen de volgende regeling tot wijziging van de Subsidieregeling Kultuer en Mienskip Fryslân
 
Artikel I
De Subsidieregeling Kultuer en Mienskip Fryslân wordt als volgt gewijzigd:
 
  • A.
    In artikel 1 worden na onderdeel q drie onderdelen ingevoegd luidende:
  • r.
    Iepenloftspul: Friestalige (muziek)theaterproductie, danwel een (muziek)theaterproductie in een Friese streektaal die in de open lucht plaatsvindt in de periode mei tot oktober van enig jaar.
  • s.
    p odiumkunsten: artistieke disciplines die op een podium worden beoefend.
  • t.
    u itkooporganisatie: organisatie die het risico van programmeren van voorstellingen neemt.
     
  • B.
    Na paragraaf 3.3 worden twee nieuwe paragrafen ingevoegd, luidende:
     
Paragraaf 3.4 Iepenloftspullen
Artikel 3.4.1Doel
 
De subsidie heeft tot doel de cultuurparticipatie in een lokale gemeenschap te versterken.
 
Artikel 3.4.2 Subsidiabele activiteiten
 
Subsidie kan worden verstrekt voor de productie en de uitvoering van een Iepenloftspul.
 
Artikel 3.4.3 Doelgroep
 
1.Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan stichtingen of verenigingen die op het moment van de aanvraag één of meer Iepenloftspullen hebben geproduceerd.
2 Geen subsidie wordt verstrekt aan rechtspersonen die een boekjaarsubsidie in het kader van de beleidsnota “Grinzen Oer” ontvangen, tenzij zij als projectpartner deel uitmaken van een samenwerkingsverband waarbinnen zij niet het grootste financiële aandeel in de projectkosten hebben en niet de hoofdaanvrager zijn.
 
Artikel 3.4.4 Aanvraagperiode
Een aanvraag kan worden ingediend gedurende een door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode.
 
Artikel 3.4.5 Aanvraag
Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.
 
Artikel 3.4.6 Weigeringsgronden
Een subsidie wordt geweigerd indien:
  • a.
    de activiteit, blijkens de bij de aanvraag overlegde begroting, ook zonder subsidie kan worden gerealiseerd;
  • b.
    de activiteit gericht is op het realiseren van een beeld- of geluidsregistratie;
  • c.
    de hoogte van de gevraagde subsidie niet in verhouding staat tot de beoogde resultaten van het project;
  • d.
    er een naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde reden bestaat dat de activiteit in organisatorische, technische, financiële of economische zin niet haalbaar is.
     
Artikel 3.4.7 Toetsingscriteria
Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende criteria:
  • a.
    het iepenloftspul komt vanuit de lokale gemeenschap tot stand;
  • b.
    coaching en begeleiding van de uitvoerenden vindt plaats door professionals, die op basis van hun opleiding of werkervaring aantoonbaar over de vaardigheden en het inzicht beschikking om kwalitatief hoogstaand werk te maken;
  • c.
    de productie wordt opgevoerd in de zomermaanden aansluitend op de datum van subsidieverlening;
  • d.
    de productie wordt in de lokale gemeenschap opgevoerd;
  • e.
    er wordt een entreeprijs gevraagd aan toeschouwers.
     
Artikel 3.4.8 Subsidiabele kosten
  • 1.
    Onverminderd het bepaalde in artikel 1.10 van de ASV en artikel 3.4.9 van deze regeling, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat, voor subsidie in aanmerking de kosten voor:
    • a.
      het gebruik van de locatie;
    • b.
      voorbereidingskosten;
    • c.
      productiekosten.
  • 2.
    Voor zover loonkosten in aanmerking komen voor subsidie, worden de kosten berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betreffende medewerker, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een cao verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar bij een 40-urige werkweek.
     
Artikel 3.4.9 Niet subsidiabele kosten
De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:
  • a.
    kosten die gemaakt zijn voor het indienen van de aanvraag;
  • b.
    reis- en verblijfskosten;
  • c.
    onvoorziene of ongespecificeerde kosten;
  • d.
    investeringen.
     
Artikel 3.4.10 Subsidiehoogte
De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000.
 
Artikel 3.4.11 Verdeelsystematiek
  • 1.
    Gedeputeerde Staten rangschikken de voor subsidieverlening in aanmerking komende aanvragen zodanig dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naarmate die meer voldoet aan de betreffende toetsingscriteria in verhouding tot de andere aanvragen.
  • 2.
    Aanvragen worden getoetst aan de volgende toetsingscriteria:
    • a.
      de mate van artistieke kwaliteit van het plan, gelet op:
1°. de mate van oorspronkelijkheid: de eigenheid en de herkenbare artistieke signatuur van de productie;
2°. de mate van zeggingskracht: in hoeverre spreekt de activiteit het publiek aan en weten de makers het publiek te beroeren, prikkelen of verrassen.
  • 3.
    Ten behoeve van de rangschikking wegen de toetsingscriteria even zwaar.
  • 4.
    De door Gedeputeerde Staten ingestelde adviescommissie Cultuur adviseert over de rangschikking van de aanvragen.
  • 5.
    Gedeputeerde Staten stellen voor de adviescommissie een reglement vast.
  • 6.
    Gedeputeerde Staten verdelen het beschikbare bedrag in de volgorde van de rangschikking. Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die even hoog zijn gerangschikt, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.
  • 7.
    Een rangschikking van aanvragen blijft achterwege indien het maximaal te verlenen subsidiebedrag lager is dan het subsidieplafond.
     
Artikel 3.4.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Aan de subsidieontvanger wordt ìn elk geval de verplichting opgelegd dat:
  • a.
    er aantoonbare inspanningen gepleegd worden teneinde lokale en regionale publiciteit voor de productie te genereren;
  • a.
    de op het publiek gerichte communicatiemiddelen in ieder geval in de Friese taal worden gesteld;
  • b.
    de uitvoerenden van het Iepenloftspul hoofdzakelijk afkomstig zijn uit de lokale gemeenschap.
     
Artikel 3.4.13 Prestatieverantwoording
  • 1
    De subsidie wordt vastgesteld zonder dat aan de beschikking tot subsidievaststelling een beschikking tot subsidieverlening vooraf gaat.
  • 2
    De subsidieontvanger toont desgevraagd, na een in de beschikking genoemde termijn, aan dat de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt heeft plaatsgevonden en op welke wijze aan de aan de subsidievaststelling verbonden verplichtingen is voldaan.
     
Artikel 3.4.14 Staatssteun
  • 1.
    De aanvrager die een onderneming drijft, vult een de-minimisverklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing van de-minimissteun kan worden verstrekt. Voor zover de subsidie leidt tot voordeel voor een onderneming wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun
  • 2.
    Het voordeel met toepassing van de de-minimissteun minimisverordening mag nooit hoger zijn dan € 200.000 over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun. Voor de sector transport geldt een drempelbedrag van € 100.000 .
  • 3.
    De in dit artikel genoemde de-minimissteun betreft het bruto subsidie-equivalent zoals omschreven in de-minimisverordening.
     
Paragraaf 3.5 Uitkoop theater en muziek
Artikel 3.5.1 Doel
Deze subsidieregeling heeft tot doel het uitkooprisico van programmerende instanties in Fryslân te verlagen, om daarmee de kwaliteit en diversiteit van de podiumkunstvoorstellingen te stimuleren en het publieksbereik voor de podiumkunsten te vergroten.
 
Artikel 3.5.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor het uitkopen van een voor het publiek toegankelijke uitvoering van podiumkunsten.
 
Artikel 3.5.3 Doelgroep
  • 1.
    Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een uitkooporganisatie en culturele centra met volledige rechtsbevoegdheid.
  • 2.
    De aanvrager heeft geen winstoogmerk.
  • 3.
    De aanvrager is zowel artistiek als financieel eindverantwoordelijk voor de jaarprogrammering op de betreffende zaallocatie.
     
Artikel 3.5.4 Aanvraagperiode
Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend in een door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode.
 
Artikel 3.5.5 Aanvraag
Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.
 
Artikel 3.5.6 Weigeringsgronden
Een subsidie wordt geweigerd indien:
  • a.
    de activiteit, blijkens de bij de aanvraag overlegde begroting, ook zonder subsidie kan worden gerealiseerd;
  • b.
    er een gegronde reden bestaat dat de activiteit in organisatorische, technische, financiële of economische zin niet haalbaar is;
  • c.
    aan de uitkooporganisatie in de betreffende aanvraagperiode reeds een subsidie op grond van deze paragraaf is verstrekt.
     
Artikel 3.5.7 Toetsingscriteria
Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende criteria:
  • a.
    de activiteit vindt plaats in de periode 18 mei 2015 tot en met 31 december 2015.
  • b.
    Bij een uitkooporganisatie met een totale zaalcapaciteit groter dan 375 plaatsen, maakt de uitkoop waar subsidie voor wordt aangevraagd geen deel uit van de reguliere programmering.
  • c.
    De begrote kosten voor de podiumkunstvoorstelling zijn minimaal € 250 hoger dan de begrote opbrengsten.
  • d.
    Er wordt een entreeprijs gevraagd van minimaal € 5 per bezoeker.
     
Artikel 3.5.8 Verdeelsystematiek
  • 1.
    Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.
  • 2.
    Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.
     
Artikel 3.5.9 Subsidiabele kosten
  • 1.
    Voor subsidie komen in aanmerking:
    • a.
      alle kosten die direct verband houden met de uitkoop van de voorstellingen
    • b.
      de kosten voor uitkoopsom(men) en brutogages van de gezelschappen
  • 2.
    Voor zover loonkosten in aanmerking komen voor subsidie, worden de kosten berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betreffende medewerker, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een cao verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar bij een 40-urige werkweek.
     
Artikel 3.5.10 Subsidiehoogte
  • 1.
    De subsidie bedraagt ten hoogste 30% van de subsidiabele kosten.
  • 2.
    De subsidie bedraagt ten hoogste de uitkoopsom, verminderd met de recettes en overige inkomsten, met een maximum van in totaal € 2.500 per uitkooporganisatie voor voorstellingen die in eenzelfde kalenderjaar plaatsvinden.
     
Artikel 3.5.11 Prestatieverantwoording
  • 1.
    De subsidieontvanger toont op basis van een verklaring inzake werkelijke uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 3.6 van de ASV aan dat de activiteit is verricht.
  • 2.
    Bij de verklaring als bedoeld in het eerste lid overlegt de subsidieontvanger een door hem vastgestelde rekening, die betrekking heeft op de activiteit en die zodanig is ingericht dat hieruit de met uitvoering gemoeide bedragen afzonderlijk blijken.
     
Artikel 3.5.13 Staatssteun
  • 1.
    De aanvrager die een onderneming drijft vult een de-minimisverklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing van de-minimissteun kan worden verstrekt. Voor zover de subsidie leidt tot voordeel voor een onderneming wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.
  • 2.
    Het voordeel met toepassing van de de-minimissteun minimisverordening mag nooit hoger zijn dan € 200.000 over een periode te rekenen over het lopende en de twee daaraan voorafgaande belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de-minimissteun.
  • 3.
    De in dit artikel genoemde de-minimissteun betreft het bruto subsidie-equivalent zoals omschreven in de-minimisverordening.
Naar boven