Besluit van gedeputeerde staten van Utrecht van 7 april 2015, nr.814D6D30, tot wijziging van de Uitvoeringsverordening Economic Board Utrecht.
 
Gedeputeerde staten van Utrecht;
 
Gelet op de artikelen 32, onderdeel a en b, 4 en 6 van de Algemene subsidieverordening provincie Utrecht;
 
Overwegende dat het wenselijk is de Uitvoeringsverordening Economic Board Utrecht te wijzigen om aanvullende subsidiemogelijkheden voor het MKB mogelijk te maken.
 
Besluiten:
 
Artikel I
De Uitvoeringsverordening Economic Board Utrecht wordt als volgt gewijzigd:
 
A
 
Artikel 1 wordt vervangen door:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    adviesorganisatie: een organisatie die deskundigheid heeft op het gebied van een in deze regeling genoemde activiteit waarvoor de subsidie wordt gevraagd, en die als bedrijfsactiviteit adviesopdrachten uitvoert;
  • b.
    Awb: Algemene wet bestuursrecht;
  • c.
    ASV: Algemene subsidieverordening provincie Utrecht;
  • d.
    EBU: Economic Board Utrecht dat is opgezet als samenwerkingsverband van vertegenwoordigers uit het Utrechtse bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden, waaronder de provincie Utrecht, die zich op persoonlijke titel inzetten om een economische, duurzame ontwikkeling in de regio Utrecht te stimuleren zoals beschreven op www.economicboardutrecht.nl;
  • e.
    haalbaarheidsproject: een project dat bestaat uit een combinatie van een haalbaarheidsstudie en industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling;
  • f.
    haalbaarheidsstudie: studie als bedoeld in onderdeel 15, onder k, van de Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PbEU 2014, C 198/01);
  • g.
    innovatie: de toepassing van een nieuwe, creatieve of sterk verbeterde techniek, dienst, proces of organisatiemethode zoals dat niet eerder in Nederland of alleen op kleine schaal is toegepast, waarbij sprake is van toegevoegde waarde voor de economie;
  • h.
    innovatieadviesproject: een door een kennisinstelling of een onafhankelijke adviesorganisatie verrichte activiteit bestaande uit het, al dan niet op basis van te verrichten nader onderzoek, adviseren over een toepassingsgerichte kennisvraag van een MKB-ondernemer, uitgaande van voor de ondernemer nieuwe kennis met betrekking tot de vernieuwing van producten, productieprocessen of diensten, dan wel het adviseren van een ondernemer over de marktintroductie van een nieuw product of een nieuwe dienst;
  • i.
    innovatieprogramma’s topsectoren: de thema’s zoals omschreven in de innovatieprogramma’s voor de topsectoren water, agri&food, tuinbouw & uitgangsmaterialen, hightech systemen & materialen (incl. ICT), chemie (waaronder bio based economy), life science & health, energie, logistiek en creatieve industrieën zoals deze ter inzage liggen bij de provincie Utrecht (en www.rvo.nl);
  • j.
    fonds: een entiteit met als doel financiering in de vorm van risicokapitaal aan ondernemingen beschikbaar te stellen;
  • k.
    kennisinstelling:
    • a.
      onder a, b, c, g of h van de bijlage van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs en een onder j van de bijlage bij die wet bedoeld academisch ziekenhuis en Nyenrode Business Universiteit;
    • b.
      andere dan onder a bedoelde geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke of technische kennis uit te breiden;
    • c.
      geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde:
    • i.
      openbare instelling voor hoger onderwijs of een daaraan verbonden ziekenhuis gelijkwaardig aan een instelling respectievelijk academisch ziekenhuis als bedoeld onder a,
    • ii.
      onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden;
    • d.
      rechtspersoon ten aanzien waarvan een instelling als bedoeld onder a, b of c direct of indirect:rechtspersoon ten aanzien waarvan een instelling als bedoeld onder a, b of c direct of indirect:
    • i.
      meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft,
    • ii.
      volledig aansprakelijk vennoot is of
    • iii.
      overwegende zeggenschap heeft;
    • e.
      onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk met eigen medewerkers in loondienst, die tot doel heeft via het structureel doen van eigen onderzoek en het ontwikkelen en testen van technische toepassingen door haar medewerkers, de technologische kennis op een specifiek terrein te bevorderen, die geen instelling is als bedoeld onder a tot en met d;
  • l.
    MKB-onderneming: een onderneming met minder dan 250 personen in dienst en tevens een jaaromzet van minder dan € 50 miljoen of een balanstotaal van minder dan € 43 miljoen, zoals bepaald in bijlage I van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;
  • m.
    programma: een samenhangend geheel van projecten;
  • n.
    project: een samenhangend geheel van activiteiten dat binnen een afgebakende periode in tijd wordt uitgevoerd en dat leidt tot concrete resultaten;
  • o.
    R&D: activiteiten die bestaan uit research and development;
  • p.
    samenwerkende partij: een organisatie die in samenwerking met de aanvrager van de subsidie een programma of een project uitvoert;
  • q.
    strategische Agenda EBU: de agenda waarin de prioriteiten van de EBU zijn vastgelegd en die door Provinciale Staten zijn vastgesteld voor de besteding uit de middelen cofinanciering voor de periode 2013 – 2020;
  • r.
    subsidie: onder ‘subsidie’ worden in deze verordening nadrukkelijk ook revolverende financiële instrumenten bedoeld zoals leningen of borgstellingen (zie artikel 3);
  • s.
    vestiging: een vestiging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j van de Handelsregisterwet 2007.
B.
 
  • 1.
    In artikel 2, tweede lid vervalt het woord “alleen”.
  • 2.
    In artikel 2, derde lid, wordt de eerste volzin vervangen door:
De subsidie kan worden verstrekt als het programma of project, bedoeld in het tweede lid, voldoet aan de volgende voorwaarden:
 
C.
 
Er wordt een artikel 3 ingevoegd, onder vernummering van de artikelen 3 tot en met 9 naar artikelen 4 tot en met 10, luidende:
Artikel 3
Subsidie als bedoeld in artikel 2 kan tevens worden verstrekt voor de subsidiabele activiteiten zoals die zijn opgenomen in paragraaf 2 van deze verordening met inachtneming van het gestelde in paragraaf 2.
 
D.
 
In artikel 3, tweede lid wordt “artikel 4” vervangen door “artikel 5”.
 
E.
 
  • 1.
    Artikel 4 vervalt het tweede lid.
  • 2.
    In artikel 4, vierde lid, onderdeel b, wordt “artikel 3” vervangen door “artikel 4”.
  • 3.
    Artikel 4, zesde lid wordt vervangen door:
De toelichting van de EBU hoeft niet te worden overgelegd bij een aanvraag om subsidie zoals beschreven in paragraaf 2.
 
F.
 
Artikel 5 wordt vervangen door:
Artikel 6 Subsidieplafond
  • 1.
    Het subsidieplafond bedraagt € 10 miljoen.
  • 2.
    Onverminderd het eerste lid geldt:
    a. voor de subsidies, bedoeld in de subparagrafen 2.1. en 2.2. een deelplafons van € 600.000;
    b. voor de subsidies, bedoeld in de subparagraaf 2.3. een deelplafond van € 1.400.000;
    c. voor de subsidies, bedoeld in de subparagraaf 2.4. een deelplfond van € 1 miljoen.
G.
 
Artikel 9 wordt vervangen door:
Artikel 10 Europese regelgeving
Voor zover subsidie wordt verstrekt aan een onderneming gebeurt dit met inachtneming
van de Europese regelgeving op het gebied van staatssteun.
 
H.
 
Onder vernummering van paragraaf 2 naar paragraaf 3, artikel 10 naar artikel 34 en artikel 11 naar artikel 35 wordt een paragraaf 2 ingevoegd, luidende:
 
PARAGRAAF 2 BIJZONDERE BEPALINGEN
 
SUBPARAGRAAF 2.1. HAALBAARHEIDSPROJECTEN MKB-ONDERNEMING
Artikel 11 Criteria
Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een haalbaarheidsproject als het haalbaarheidsproject:
  • a.
    voldoet aan de bepalingen van artikel 2. In afwijking van artikel 2, derde lid, onder b, is geen daadwerkelijke samenwerking nodig;
  • b.
    voor tenminste 60% bestaat uit een haalbaarheidsstudie en voor ten hoogste 40% uit experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek; en
  • c.
    past binnen de innovatieprogramma’s Topsectoren.
Artikel 12 Doelgroep
Subsidie kan worden verstrekt aan een MKB-onderneming die in de provincie Utrecht is gevestigd.
Artikel 13 Aanvraag
  • 1.
    In afwijking van artikel 5, eerste lid kan de aanvraag worden ingediend van 19 mei 2015 tot en met 1 september 2015.
  • 2.
    Onverminderd artikel 5 overlegt de aanvrager bij de aanvraag een verklaring waarin de aanvrager akkoord gaat met de publicatie van een openbare samenvatting van de subsidie.
  • 3.
    De aanvrager hoeft bij de aanvraag geen schriftelijke toelichting van de EBU te overleggen.
  • 4.
    De beslissing op de aanvraag vindt plaats op volgorde van binnenkomst. Als datum van binnenkomst geldt de datum waarop een volledige datum is ingediend.
Artikel 14 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten
  • 1.
    In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt de subsidie niet bepaald op basis van het tekort aan financiering.
  • 2.
    De subsidie wordt verstrekt op basis van artikel 25 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening. De subsidiabele kosten zijn de kosten, genoemd in artikel 25, derde en vierde lid, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.
  • 3.
    De subsidie bedraagt ten hoogste 40% van de kosten die aan het haalbaarheidsproject zijn verbonden tot een maximum van € 50.000.
Artikel 15 Weigeringsgronden
Subsidie kan worden geweigerd als:
  • a.
    de voorgenomen activiteiten waarop het haalbaarheidsproject betrekking heeft, in technische of financiële zin onvoldoende risicovol zijn om de haalbaarheidsstudie te rechtvaardigen;
  • b.
    het haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in het economisch perspectief en de uitvoerbaarheid van de voorgenomen activiteiten waarop de haalbaarheidsstudie betrekking heeft;
  • c.
    de aanvrager op grond van deze verordening eerder subsidie heeft gekregen.
Artikel 16 Verplichtingen
Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:
  • a.
    de subsidieontvanger start binnen vier maanden na de subsidieverlening met het haalbaarheidsproject;
  • b.
    de subsidieontvanger voert het haalbaarheidsproject uit binnen twaalf maanden na de start van het haalbaarheidsproject.
SUBPARAGRAAF 2.2. INNOVATIEADVIESPROJECTEN MKB
Artikel 17 Criteria en aanvraag
Subsidie wordt verstrekt als het innovatieadviesproject
  • a.
    voldoet aan de bepalingen van artikel 2. In afwijking van artikel 2, derde lid, onder b, is geen daadwerkelijke samenwerking nodig;
  • b.
    past binnen de innovatieprogramma’s Topsectoren.
Artikel 18 Doelgroep
Subsidie kan worden verstrekt aan een MKB-onderneming die in de provincie Utrecht is gevestigd.
Artikel 19 Aanvraag
  • 1.
    In afwijking van artikel 5, eerste lid kan de aanvraag worden ingediend van 19 mei 2015 tot en met 1 september 2015.
  • 2.
    Onverminderd artikel 5 overlegt de aanvrager bij de aanvraag in ieder geval de volgende documenten of bescheiden:
    • a.
      een beknopt plan met een beschrijving van de kennisvraag en de doelstelling van het innovatietraject;
    • b.
      de namen van de kennisinstelling of adviesorganisatie die het innovatieproject gaat uitvoeren, alsmede de offerte van de uitvoerder;
    • c.
      een de-minimisverklaring;
    • d.
      verklaring waaruit blijkt dat de adviesorganisatie die met de aanvrager het innovatieadviesproject gaat uitvoeren organisatorisch en financieel onafhankelijk van de aanvrager is;
    • e.
      een verklaring waarin de aanvrager akkoord gaat met publicatie van een openbare samenvatting van de subsidie.
  • 3.
    In afwijking van artikel 5 hoeft de aanvrager geen schriftelijke toelichting van de EBU te overleggen.
  • 4.
    De beslissing op de aanvraag vindt plaats op volgorde van binnenkomst. Als datum van binnenkomst geldt de datum waarop een volledige datum is ingediend.
Artikel 20 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten
  • 1.
    De subsidiabele kosten zijn de kosten, waaronder loonkosten, van het verstrekken van advies en procesbegeleiding van de kennisinstelling of de onafhankelijke adviesorganisatie.
  • 2.
    In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt de subsidie niet bepaald op basis van het tekort aan financiering.
  • 3.
    De subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 10.000.
Artikel 21 Weigeringsgronden
Subsidie kan worden geweigerd als:
  • a.
    de aanvrager en de kennisinstelling of de onafhankelijke adviesorganisatie reeds voor de subsidieverlening verplichtingen met elkaar zijn aangegaan met betrekking tot het innovatieadviesproject;
  • b.
    de aanvrager de subsidie wil aanwenden voor een innovatieadviesproject waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt of dat deel uitmaakt van een project of programma waarvoor reeds door een bestuursorgaan of de Europese Commissie subsidie is verstrekt;
  • c.
    de kennisvraag in het beknopte plan kennelijk niet, of onvoldoende, aansluit bij het in het beknopte plan beschreven innovatietraject;
  • d.
    de aanvrager op grond van deze verordening eerder subsidie heeft gekregen.
Artikel 22 Verplichtingen
Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd om de subsidiabele activiteiten binnen vier maanden na subsidieverlening te starten en binnen een jaar na ontvangst van de subsidie uit te voeren.
 
SUBPARAGRAAF 2.3. R&D SAMENWERKINGSPROJECT
Artikel 23 Criteria
Subsidie kan worden verstrekte als het R&D-samenwerkingsproject:
  • a.
    voldoet aan de bepalingen van artikel 2;
  • b.
    past binnen de innovatieprogramma’s Topsectoren;
  • c.
    bestaat uit industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of een combinatie hiervan;
  • d.
    wordt uitgevoerd in een daadwerkelijke samenwerking en voor gezamenlijke rekening en risico uitgevoerd door een R&D-samenwerkingsverband; en
  • e.
    meer dan 40% van de projectkosten worden gemaakt in de provincie Utrecht.
Artikel 24 Rangschikkingscriteria
  • 1.
    In aanvulling op de criteria, genoemd in artikel 23, wordt aan een project waarvoor subsidie is aangevraagd, aan de hand van de volgende criteria een hoger aantal punten toegekend naarmate:
    • a.
      er meer technologische vernieuwing of wezenlijke nieuwe toepassingen van een bestaand product, proces, of dienst wordt verwacht;
    • b.
      er meer economische waarde wordt gecreëerd voor de deelnemers in het R&D-samenwerkingsverband, voor de innovatieagenda topsectoren of de economie in de provincie Utrecht;
    • c.
      de kwaliteit van de R&D samenwerking hoger is, ten minste blijkend uit de mate van complementariteit van de deelnemers, de capaciteiten van de deelnemers en de kwaliteit van de projectorganisatie;
    • d.
      er meer sprake is van sectoroverstijgende combinaties en van combinaties van de innovatieagenda topsectoren die niet conventioneel zijn.
  • 2.
    Voor de onderdelen a, b en c van het eerste lid worden ten minste één en ten hoogste dertig punten toegekend en voor onderdeel d van het eerste lid één en ten hoogste tien punten.
  • 3.
    De aanvragen worden na de uiterste indiendatum van aanvragen, genoemd in artikel 26, eerste lid, gerangschikt waarbij geldt dat:
    • a.
      moet zijn voldaan aan alle criteria van artikel 23; en
    • b.
      een aanvraag een hoger rangschikking krijgt naarmate op basis van de vorige leden in totaal meer punten aan het project zijn toegekend.
  • 4.
    Het deelplafond genoemd in artikel 6, tweede lid onder b wordt verdeeld onder de aanvragen die het hoogste zijn gerangschikt.
Artikel 25 Doelgroep
  • 1.
    Subsidie kan worden verstrekt aan een deelnemer in een R&D-samenwerkingsverband dat een R&D-samenwerkingsproject uitvoert.
  • 2.
    De aanvrager is de penvoerder die deelneemt aan het R&D-samenwerkingsverband.
  • 3.
    De aanvrager is gevestigd in de provincie Utrecht.
  • 4.
    Het R&D-samenwerkingsverband bezit geen rechtspersoonlijkheid en bestaat uit twee of meer niet in een groep verbonden MKB-ondernemingen.
  • 5.
    Het R&D-samenwerkingsverband is opgericht ten behoeve van de uitvoering van een R&D-samenwerkingsproject.
Artikel 26 Aanvraag
  • 1.
    In afwijking van artikel 5, eerste lid kan de aanvraag worden ingediend van 19 mei 2015 tot en met 1 september 2015.
  • 2.
    Onverminderd artikel 5 overlegt de aanvrager bij de aanvraag in ieder geval een verklaring waarin de aanvrager akkoord gaat met publicatie van een openbare samenvatting van de subsidie.
  • 3.
    In afwijking van artikel 5 hoeft de aanvrager geen schriftelijke toelichting van de EBU te overleggen.
Artikel 27 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten
  • 1.
    De subsidievoor een R&D-samenwerkingsproject bedraagt 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000 per R&D-samenwerkingsproject.
  • 2.
    Het subsidiebedrag bedraagt voor een MKB-deelnemer aan het R&D-samenwerkingsverband ten minste € 25.000 en ten hoogste € 100.000.
  • 3.
    De subsidiabele kosten zijn de kosten, genoemd in artikel 25, derde lid, van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.
  • 4.
    In afwijking van artikel 7, eerste lid, wordt de subsidie niet bepaald op basis van het tekort aan financiering.
Artikel 28 Weigeringsgronden
Subsidie kan worden geweigerd als:
  • a.
    een individuele deelnemer aan het R&D-samenwerkingsverband meer dan 70% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten van het R&D-samenwerkingsproject voor zijn rekening neemt.
  • b.
    het R&D samenwerkingsproject niet voldoende bijdraagt aan de vernieuwing van producten, processen of diensten of wezenlijke nieuwe toepassingen van bestaande producten, processen of diensten;
  • c.
    het R&D samenwerkingsverband niet voldoende bijdraagt aan het creëren van economische waarde voor de deelnemers in het samenwerkingsverband;
  • d.
    de kwaliteit van het R&D-samenwerkingsverband ontoereikend is om het R&D-samenwerkingsproject uit te voeren; of
  • e.
    de kwaliteit van het projectplan onvoldoende is;
  • f.
    de aanvrager op grond van deze verordening eerder subsidie heeft gekregen.
Artikel 29 Verplichtingen
Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd om met de uitvoering van het R&D-samenwerkingsproject te starten binnen zes maanden na het indienen van de subsidieaanvraag en het R&D-samenwerkingsproject uit te voeren binnen twee jaar na het moment van subsidieverstrekking.
 
SUBPARAGRAAF 2.4. FINANCIERING MKB
Artikel 30 Criteria en vorm
  • 1.
    Subsidie wordt verstrekt voor het aanvullen van private financiering van een MKB-onderneming.
  • 2.
    Subsidie kan worden verstrekt als voldaan is aan de volgende criteria:
    • a.
      de activiteiten van de subsidieaanvrager voldoen aan de bepalingen van artikel 2. In afwijking van artikel 2, derde lid, onder b, is geen daadwerkelijke samenwerking nodig;
    • b.
      de subsidieaanvrager een juridische verplichting is aangegaan met één of meerdere private financiers, niet zijnde publiekrechterlijke rechtspersonen en niet zijnde de ondernemer zelf, het bestuur, groot-aandeelhouder van de MKB-onderneming of familie van de ondernemer;
    • c.
      de private financier als bedoeld in het vorige onderdeel een vergunning heeft van de Autoriteit Financiële Markten of door de Autoriteit Financiële Markten nadrukkelijk en expliciet is vrijgesteld van een vergunning;
    • d.
      de financiering van de private financiers is verstrekt in de vorm van een lening, aandelenparticipatie of een vergelijkbaar financieel instrument waarbij het rendement afhankelijk is van de winst van de aanvrager en dat niet gedekt is bij wanbetaling; en
    • e.
      de financiering van de private financiers niet is bedoeld voor een overname.
  • 3.
    De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een lening.
Artikel 31 Doelgroep
Subsidie kan worden verstrekt aan een MKB-onderneming die in de provincie Utrecht is gevestigd.
Artikel 32 Hoogte van de subsidie
  • 1.
    De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 25% van de inbreng van de private financiers zoals bedoeld in het eerste lid tot een maximum van € 100.000.
  • 2.
    Conform artikel 8 wordt de subsidie geweigerd als de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt.
Artikel 33 Verplichtingen
  • 1.
    Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:
    • a.
      de subsidieontvanger lost de lening af na twee jaar na de datum van de subsidieverlening in vijf gelijke jaarlijkse termijnen. De subsidieontvanger kan een verzoek indienen de subsidie gedurende de looptijd direct volledig af te lossen;
    • b.
      de subsidieontvanger betaalt jaarlijks een rente bestaande uit een basispercentage van de 12-maands Euribor vermeerderd met een risico-opslag van 2%.
  • 2.
    Aan de subsidieontvanger kan de verplichting worden opgelegd om de ondernemer, bestuurder of groot aandeelhouder hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de terugbetaling van de lening en de rente.
Artikel II
 
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van het Provinciaal blad waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2015.
 
Aldus vastgesteld in de vergadering van gedeputeerde staten van Utrecht van 7 april 2015
 
Gedeputeerde staten van Utrecht,
 
Voorzitter
 
Secretaris
 
 
Toelichting
Algemeen
De Economic Board Utrecht (EBU) is een samenwerkingsverband tussen vertegenwoordigers uit het Utrechtse bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden, waaronder de provincie Utrecht. Deze partijen zetten zich op persoonlijke titel in om een economische, duurzame ontwikkeling in de regio Utrecht te stimuleren. De provincie werkt samen met het rijk om het MKB te stimuleren. De provincie en het rijk hebben de intentie om daarbij tevens individuele MKB-ondernemingen te ondersteunen. Onder de bestaande bepalingen van de EBU- verordening was een samenwerking vereist. Om die reden is de uitvoeringsverordening Economic Board Utrecht aangepast zodat MKB ondernemers in de regio beter ondersteund kunnen worden. De uitvoeringsverordening EBU is nu dusdanig gewijzigd dat dergelijke initiatieven van het MKB ondersteund kunnen worden. Daarnaast is het mogelijk gemaakt om extra financiering aan het MKB toe te kennen. Om in de toekomst op een flexibele manier de EBU-verordening aan te kunnen passen is een paragraaf 2 toegevoegd waarin bijzondere bepalingen over bepaalde thema’s zijn opgenomen. In de subparagrafen 2.1 t/m 2.4 zijn de mogelijkheden tot financiering van de MKB’ers opgesplitst in haalbaarheidsprojecten (2.1), innovatieadviesprojecten (2.2) en R&D samenwerkingsprojecten (2.3). In subparagraaf 2.4 wordt nader ingegaan op de wijze van financiering.
 
Artikelsgewijs
Artikel 1 Begripsbepalingen
Aan dit artikel zijn enkele nieuwe begripsbepalingen opgenomen. Deze begripsbepalingen hebben betrekking op de nieuwe mogelijkheden om MKB te ondersteunen en de verschillende partijen die hierin een rol kunnen hebben.
 
Volgens de gewijzigde EBU is het mogelijk dat een adviesorganisatie als partij optreedt binnen een innovatieadviesproject. Een adviesorganisatie is een onderneming die als normale bedrijfsactiviteiten adviesopdrachten uitvoert en in opdracht van de aanvrager een kennisvraag beantwoordt. De definitie van een innovatieadviesproject is tevens in het gewijzigde artikel opgenomen.
 
Daarnaast zijn haalbaarheidsprojecten subsidiabel gesteld. Een haalbaarheidsproject bestaat o.a. uit een haalbaarheidsstudie zoals bedoeld in onderdeel 15, sub k, van de Kaderregeling betreffende staatssteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie (PbEU 2014, C 198/01). In de Kaderregeling is als definitie van een haalbaarheidsstudie opgenomen: “het onderzoek en de analyse van het potentieel van een project, met als doel de besluitvorming te ondersteunen door objectief en rationeel de sterke en zwakke punten en de kansen en risico’s van een project in kaart te brengen, waarbij ook wordt aangegeven welke middelen nodig zijn om het project te kunnen doorvoeren en wat uiteindelijk de slaagkansen zijn.”
 
Projecten die passen binnen de Innovatieprogramma’s Topsectoren kunnen voor ondersteuning van de EBU in aanmerking komen. De Innovatieprogramma’s zijn vastgesteld door de Minister van Economische Zaken. Deze zijn gepubliceerd onder “Kamerstukken II 2014/04, 28753, nr. 33.”
 
In de nieuwe EBU is een grotere rol toebedeeld aan kennisinstellingen. Deze kunnen in verschillende vormen bestaan. Onder sub k van het artikel is een opsomming opgenomen van instanties die als kennisinstelling kunnen worden gezien. In sub a wordt verwezen naar de bijlage van de Wet op hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. Voor de, in de Bijlage niet genoemde, Nyenrode Business Universiteit wordt specifiek bepaald dat ook deze als kennisinstelling geldt. De bovengenoemde opsomming is niet limitatief. De punten b, c, de en e bieden ook voor andere instellingen de mogelijkheid om aan de gestelde eisen van een kennisinstelling te voldoen. Dit biedt meer ruimte. Onder punt b worden andere dan onder a bedoelde geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisaties zonder winstoogmerk die activiteiten verrichten met als doel de algemene wetenschappelijke of technische kennis uit te breiden tevens als kennisinstelling benoemd. Punt c richt zich tot de door de Europese Unie gefinancierde organisaties en instellingen. Onder punt d is bepaald dat rechtspersonen die direct of indirect verbonden zijn aan de onder punt a, b of c genoemde organisaties of instellingen ook als kennisinstellingen gelden. Er is sprake van directe of indirecte verbinding als binnen de betreffende rechtspersoon een organisatie als onder punt a, b of c meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft of volledig aansprakelijk vennoot is of overwegende zeggenschap heeft. Ten slotte is onder punt e bepaald dat ook onderzoeksorganisaties zonder winstoogmerk die niet tot de punten a tot en met d behoren, evenwel als kennisinstelling kunnen worden gezien indien deze aan de onder punt e gestelde eisen voldoet.
 
Voor het de definitie van het begrip MKB-oderneming wordt aansluiting gezocht bij de Algemene Groepsvrijstellingsverordening m.b.t. vrijstelling van ongeoorloofde staatssteun. Hierin is opgenomen dat, wil er sprake zijn van een MKB-onderneming, het een onderneming moet betreffen van minder dan 250 personen in dienst en een jaaromzet van minder dan €50 miljoen of een balanstotaal van minder dan €43 miljoen.
 
Artikel 3
Met de opname van artikel 3 is een koppeling gemaakt met de subsidiemogelijkheden in paragraaf 2 waarin een aantal bijzondere subsidiemogelijkheden zijn opgenomen. Uit het artikel blijkt dat de gestelde eisen van artikel 2 eveneens gelden ook voor deze nieuwe subsidiemogelijkheden.
 
Artikel 6 Subsidieplafond
Het subsidieplafond is het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak maximaal beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies. Deze bedraagt € 10 miljoen. Het is hiernaast ook mogelijk om een deelplafond vast te stellen voor een bepaald onderwerp. In lid 2 worden voor paragraven 2.1 t/m 2.4 deelplafonds bepaald.
 
Subparagraaf 2.1 Haalbaarheidsprojecten MKB-onderneming
Artikel 11 Criteria
In de nieuwe EBU kunnen haalbaarheidsprojecten MKB-onderneming in aanmerking komen voor subsidiering. In paragraaf 2.1 wordt dit nader toegelicht. In artikel 11 worden cumulatieve criteria opgesomd die gelden voor haalbaarheidsprojecten. De in artikel 2 gestelde eisen zijn ook hier van toepassing. Een uitzondering wordt echter gemaakt op artikel 2, lid 3 sub b. Dit betekent dat voor een haalbaarheidsproject daadwerkelijke samenwerking niet is vereist. Daarnaast moet minimaal 60% van het project bestaan uit haalbaarheidsstudie en maximaal 40% uit experimentele ontwikkeling of industrieel onderzoek. Als laatste geldt de eis dat het project past binnen de innovatieprogramma’s Topsectoren.
 
Artikel 12 Doelgroep
De subsidie kan enkel worden verleend aan MKB-ondernemingen die in de provincie Utrecht zijn gevestigd. In artikel 1 is onder t bepaald dat het hier een vestiging als bedoeld in artikel 1, eerste lid, aanhef en onder j van de Handelsregisterwet 2007 betreft.
 
Artikel 13 Aanvraag
Naast de voorschriften die aan de aanvraag worden gesteld in artikel 5, moet de aanvrager bij de aanvraag voor subsidie voor een haalbaarheidsproject een verklaring indienen waarbij hij akkoord gaat met de publicatie van een openbare samenvatting van de subsidie.
 
Artikel 14 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten
In artikel 7 lid 1 wordt gesteld dat de subsidie bepaald wordt op basis van het tekort aan financiering. In artikel 14 wordt hier een uitzondering op gemaakt. Voor bepaling van de subsidiabele kosten wordt verwezen naar artikel 25 lid 3 en 4 van de Algemene groepvrijstellingsverordening. Hierin staat dat de volgende kosten subsidiabel zijn:
  • -
    personeelskosten: onderzoekers, technici en ander ondersteunend personeel voor zover zij zich met het onderzoeksproject bezighouden;
  • -
    kosten van apparatuur en uitrusting voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wanneer deze apparatuur en uitrusting niet tijdens hun volledige levensduur voor het project worden gebruikt, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd;
  • -
    kosten van gebouwen en gronden voor zover en zolang zij worden gebruikt voor het project. Wat gebouwen betreft, worden alleen de afschrijvingskosten overeenstemmend met de looptijd van het project, berekend volgens algemeen erkende boekhoudkundige beginselen, als in aanmerking komende kosten beschouwd. Wat gronden betreft, komen de kosten voor de commerciële overdracht of de daadwerkelijk gemaakte kapitaalkosten in aanmerking;
  • -
    kosten van contractonderzoek, kennis en octrooien die op arm's length-voorwaarden worden gekocht bij of waarvoor een licentie wordt verleend door externe bronnen, alsmede kosten voor consultancy en gelijkwaardige diensten die uitsluitend voor het project worden gebruikt;
  • -
    bijkomende algemene kosten en andere operationele uitgaven, waaronder die voor materiaal, leveranties en dergelijke producten, die rechtstreeks uit het project voortvloeien.
  • -
    bij haalbaarheidsstudies zijn de in aanmerking komende kosten de kosten van de studie.
Artikel 15 Weigeringsgronden
In dit artikel zijn weigeringsgronden opgenomen die specifiek gelden voor haalbaarheidsprojecten. Indien het haalbaarheidsproject niet voldoende risicovol is om een haalbaarheidsstudie zoals gedefinieerd in artikel 1 te rechtvaardigen, zal de subsidie worden geweigerd. In het geval dat het haalbaarheidsproject onvoldoende inzicht geeft in het economisch perspectief en de uitvoerbaarheid van de voorgenomen activiteiten waarop de haalbaarheidsstudie betrekking heeft zal de subsidie eveneens niet worden verleend.
 
Artikel 16 Verplichtingen
In dit artikel wordt de subsidieontvanger verplicht om binnen vier maanden na de subsidieverlening met het haalbaarheidsproject te starten en deze binnen twaalf maanden na de start uit te voeren.
 
Subparagraaf 2.2 Innovatieadviesprojecten MKB
Artikel 17 Criteria en aanvraag
In subparagraaf 2.2 wordt subsidiering van Innovatieadviesprojecten mogelijk gemaakt. De gestelde criteria in artikel zijn hierop van toepassing. Ook hier wordt echter de uitzondering gemaakt dat geen daadwerkelijke samenwerking vereist is. Als aanvullende eis wordt wel gesteld dat het project betrekking heeft op de innovatieprogramma’s Topsectoren.
 
Artikel 18 Doelgroep
Net als bij de haalbaarheidsprojecten geldt hierbij dat de doelgroep een MKB-onderneming moet zijn en gevestigd moet zijn in de provincie Utrecht.
 
Artikel 19 Aanvraag
In aanvulling op artikel 5 worden in dit artikel stukken opgenoemd die tevens bij de aanvraag moeten worden overlegd. In afwijking van artikel 5 hoeft de aanvrager geen schriftelijke toelichting van de EBU te overleggen.
 
Artikel 20 Hoogte van de subsidie en subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 7 lid 1 wordt de hoogte van de subsidie, net als bij de haalbaarheidsprojecten, niet bepaald op basis van het tekort aan financiering. In artikel 20 lid 1 worden de subsidiabele kosten opgesomd. In lid 3 wordt een maximum aan de subsidie gesteld van 50% van de subsidiabele kosten met een maximum van €10.000 voor het gehele project.
 
Artikel 21 Weigeringsgronden
In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen. De subsidie kan worden geweigerd als de aanvrager en de kennisinstelling of de onafhankelijke adviesorganisatie reeds verplichtingen met elkaar zijn aangegaan met betrekking tot het project. Een subsidieverlening heeft dan immers geen stimulerend effect meer. Een aanvraag die wordt ingediend waarvoor (al dan niet indirect) eerder een subsidie van een bestuursorgaan of de Europese Commissie is verleend wordt eveneens geweigerd. Als laatste weigeringsgrond wordt in sub c de situatie genoemd waarin de kennisvraag niet voldoende aansluit op het innovatietraject.
 
Artikel 22 Verplichtingen
De subsidieontvanger is verplicht om de subsidiabele activiteiten binnen een jaar na ontvangst van de subsidie uit te voeren.
 
Subparagraaf 2.3 R&D Samenwerkingsproject
Artikel 23 Criteria
In dit artikel staan de criteria waaraan voldaan moet zijn. De projecten moeten in ieder geval voldoen aan de bepalingen van artikel 2 en moeten vallen binnen de innovatieprogramma’s van de topsectoren. Bovendien moet het zwaartepunt van het project in Utrecht liggen. Dit is vertaald door de eis dat 40% van de kosten in Utrecht moeten neerslaan.
 
Artikel 24 Rangschikkingscriteria
De subsidie wordt toegekend via een tender. Dit betekent dat het beschikbare budget wordt toegekend aan de projecten met de hoogste score. De criteria voor het toekennen van de punten is in dit artikel opgesomd. De verdeling van de middelen vindt plaats na het verstrijken van de sluitingsdatum.
 
Artikel 25 Doelgroep
De subsidie is alleen bedoeld voor samenwerkingsverbanden. Aan deze samenwerkingsverbanden zijn nadere eisen gesteld die in dit artikel zijn uitgewerkt. Hier staat onder andere dat het samenwerkingsverband speciaal voor de R&D moet zijn opgericht.
 
Subparagraaf 2.4 Financiering MKB
Artikel 30 Criteria en vorm
De subsidie is bedoeld om private financiering aan te vullen. Om die reden is de subsidie afhankelijk gesteld van financiering die al beschikbaar is gesteld door private financiers. Als er dan nog een tekort in de financiering is dan kan deze subsidie worden toegekend. De private financiering kan alleen beschikbaar worden gesteld door andere financiers dan de ondernemer zelf of de groot-aandeelhouder. Bovendien moeten de financiers onder toezicht van de AFM staan of nadrukkelijk zijn hiervan zijn uitgesloten via een vrijstellingsregeling. Het is niet de bedoeling dat de private financiering bedoeld is voor een overname. De provincie stelt de financiering beschikbaar in de vorm van een lening.
 
Artikel 31 Doelgroep
De financiering is alleen bedoeld voor MKB-ondernmingen die in Utrecht zijn gevestigd.
 
Artikel 32 Hoogte van de subsidie
De hoogte van de subsidie is gekoppeld aan de bijdrage van de private financiers waarbij een financiering mogelijk is van € 25.000 tot € 100.000.
 
Artikel 33 Verplichtingen
In dit artikel staan de voorwaarden voor de lening waarin het aflossingsritme staat en de hoogte van de lening. De provincie heeft de mogelijkheid om extra zekerheden van de MKB-onderneming te verlangen.
Naar boven