TOEPASSING COÖRDINATIEREGELING EX ARTIKEL 3.33, LID 1, ONDER A. EN B, VAN DE WET RUIMTELIJKE ORDENING (WRO) INZAKE LOCATIE WINDENERGIE SPUI-PIERSHIL TE KORENDIJK
Provinciale Staten van Zuid-Holland,
Gelet op:
  • -
    de in de Wet ruimtelijke ordening en in de Elektriciteitswet 1998 aan Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten toegekende bevoegdheden inzake de aanleg van productieinstallaties voor de opwekking van duurzame elektriciteit met behulp van windenergie;
  • -
    de uitkomsten uit de Heritage Impact Assesment Kinderdijk
Besluiten:
  • 1.
    Af te zien van het - in de op 6 november 2013 door Provinciale Staten vastgestelde Koepelstartnotitie Inpassingsplannen locaties windenergie Zuid-Holland - voornemen om voor de locatie windenergie Nedstaal Alblasserdam een inpassingsplan op te stellen;
  • 2.
    Voor de locatie windenergie Spui-Piershil in Korendijk (zoals opgenomen in de op 9 juli jl. door Provinciale Staten vastgestelde Verordening Ruimte) een provinciaal inpassingsplan (PIP) op te stellen overeenkomstig de vastgestelde Koepelstartnotitie Inpassingsplannen;
  • 3.
    Vast te stellen de bijgevoegde concept Notitie Reikwijdte en Detailniveau (NRD) ten behoeve van de gecombineerde plan- en projectMER (verder combi-MER) voor het PIP c.q. de omgevingsvergunning;
  • 4.
    Gedeputeerde Staten ingevolge artikel 7.1, vierde lid Wet milieubeheer – na vaststelling van de NRD door Provinciale Staten - aan te wijzen als bevoegd gezag inzake de m.e.r.- procedure, waaronder vrijgave van de NRD voor overleg en inspraak, het betrekken van de uitkomsten hiervan in een advies over de reikwijdte en het detailniveau van de combi-MER, en het opstellen en voorbereiden ervan tot aan de vaststelling;
  • 5.
    Toepassing te geven aan de coördinatieregeling ex artikel 3.33, lid 1, onder a. en b, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), inhoudende dat de voorbereiding en bekendmaking van het PIP zal worden gecoördineerd met de voorbereiding en bekendmaking van de overige (uitvoerings)besluiten die nodig zijn voor de verwezenlijking van het project (en waarvoor Gedeputeerde Staten op grond van artikel 9f, tweede lid van de Elektriciteitswet 1998 reeds bevoegd gezag zijn), zonodig in één of meerdere clusters, te weten de:
    • a.
      omgevingsvergunningen op grond van de artikelen 2.1, eerste lid en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (met inbegrip van eventueel benodigde verklaring van geen bedenkingen);
    • b.
      vergunningen op grond van de artikelen 16, eerste lid, en 19d, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998;
    • c.
      besluiten op grond van artikel 16.5, eerste lid, van de Wet milieubeheer;
    • d.
      besluiten op grond van de artikelen 6.2, 6.4 en 6.5 van de Waterwet;
    • e.
      ontheffing op grond van artikel 75, derde lid van de Flora- en faunawet;
    • f.
      de besluiten in het kader van een verordening van een waterschap met betrekking tot het verrichten of doen verrichten van handelingen aan of nabij een watergang of waterkering.
  • 6.
    Dit besluit met toepassing van artikel 3.42 van de Algemene wet bestuursrecht te publiceren in het provinciaal blad;
Den Haag, 10 december 2014
Provinciale Staten van Zuid-Holland,
Drs. J. Smit, voorzitter
Drs. R.H. van Luijk, griffier
Naar boven