|
Toelichting en hulpvragen
|
Deel I Beschrijving van de Lokale Ontwikkelingsstrategie
|
|
Totstandkoming en status Ontwikkelingsstrategie
|
- Wie nam het initiatief?
- Van wie is het plan?Wie waren bij de totstandkoming betrokken? Geef een beschrijving van het proces om de lokale gemeenschap bij de ontwikkeling van de strategie te betrekken.
- Geef aan welke status de Ontwikkelingsstrategie heeft. Wie heeft het wanneer vastgesteld/onderschreven met een intentieverklaring/…?
Is hiermee voldoende aangetoond dat er een breed draagvlak voor deze LOS onder de bevolking in het gebied is?
|
|
|
- Geef een definitie van het gebied (met kaart).
- Geef aan hoeveel inwoners dit begrensde gebied heeft.
- Geef een onderbouwing voor de gekozen begrenzing. Indien het gebied meer dan 150.000 inwoners telt, moet u onderbouwen waarom dit nodig c.q. logisch is. Toon aan dat het een coherent gebied is. Een LEADER-gebied mag maximaal 300.000 inwoners omvatten. In de Randstad is het maximum 350.000 inwoners.
- Kernen met meer dan 30.000 inwoners horen niet bij het landelijk gebied en zijn daarom in principe geen onderdeel van het LEADER-gebied. Voor strategieën die bijdragen aan stad-land relaties is het mogelijk, mits goed onderbouwd, ook deze stedelijk gebieden aan te wijzen. Deze stedelijke gebieden dienen apart gemarkeerd te worden op een kaart.
Denk aan de relatie met omliggende (LEADER) gebieden.
|
|
|
- SWOT: Beschrijf de ontwikkelingsbehoeften en mogelijkheden met een analyse van sterkten en zwakten, kansen en bedreigingen (SWOT).
- Ontwikkelingsperspectief: Benoem vervolgens de prioriteiten voor het gebied: wat is heel urgent en belangrijk, wat minder. Beschrijf wat de grootste behoeften en uitdagingen zijn voor het gebied. Met andere woorden: welk ontwikkelingsperspectief is er?
- Geef een krachtenveldanalyse van het netwerk: welke actoren zijn waar op actief?
|
|
Strategie, thema’s en algemene doelstelling
|
- Geef op basis van de gebiedsanalyse een beschrijving van wat de LAG in het gebied wil veranderen of versterken. Beschrijf de algemene doelen van de strategie. Wat wil de LAG bereiken op de gekozen thema’s?
- Prioriteer deze in mate van urgentie en belang. Benoem eventueel ideeën en ambities voor samenwerking met andere gebieden.
De LEADER maatregel biedt ruimte aan de uitwerking van uiteenlopende thema’s die relevant zijn voor het platteland van Nederland. Drie thema’s zijn voor de EU belangrijk omdat deze de kenmerken bevatten die gebieden van elkaar doen verschillen. Als uiterste tegenpolen zijn de plattelandsgebieden rondom de grote steden en de gebieden die gekenmerkt worden door bevolkingskrimp. Daartussen zitten gebieden, die wat betreft de demografische ontwikkelingen, redelijk stabiel zijn maar waarvoor LEADER een extra impuls kan bieden.Onderbouw aan welke van onderstaande drie door Nederland gekozen indicatieve LEADER-thema’s de LEADER-strategie bijdraagt:
1.krimp, nu of in de nabije toekomst;
2. stad-land relaties die een bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van het platteland;
3. minder verstedelijkte regio's met economische, ecologische en sociale innovatieve potentie wat moet blijken uit onder andere integrale samenwerkingsverbanden.
Werk verder uit welke thema’s verder nog van belang zijn. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de 6 thema’s uit het maatregelfiche van LEADER. Deze zijn niet bepalend voor de selectie van het gebied. Andere thema’s zijn ook mogelijk mits ze bijdragen aan de doelen en prioriteiten die zijn gedefinieerd in de LEADER/CLLD paragraaf van de partnerschapsovereenkomst en het POP3. Deze zijn:
4. economische impuls bij achterblijvende minder verstedelijkte regio’s;
5. circulaire economie, biobased economy en duurzame energie;
6. het uitbreiden en verbeteren van de (agro) toeristische infrastructuur;
7. multifunctioneel grond- en watergebruik;
8. natuur- en milieu educatie binnen het programma Duurzaam Door;
9. activiteiten of ontmoetingsplaatsen die de sociale cohesie op het platteland vergroten, zeker daar waar men sterker afhankelijk is van nabuurschap.
Voor het uitwerken van een gerichte LOS is het aan te raden om niet meer dan 3 thema’s te kiezen. Bijvoorbeeld door stad-land relaties (2) te combineren met het uitbreiden en verbeteren van de (agro) toeristische infrastructuur (6) en natuur- en milieu educatie binnen het programma Duurzaam Door (8).
Mate van integraliteit en vernieuwing:
- Geef een beschrijving van de integraliteit. Hiermee wordt bedoeld welke sectoren, samenwerkingsverbanden, instrumenten en eventueel relaties met andere (LEADER)gebieden bij zullen dragen aan de strategie;
- Geef een beschrijving van het innovatieve aspecten. Hiermee wordt bedoeld welke nieuwe diensten, producten of werkwijzen een plek krijgen in de gekozen strategie. Het gaat hier met name om hoe nieuwe ideeën zullen worden opgepakt en verder worden geholpen en niet om een vooraf bepaalde toetsingskader over wat wel of niet innovatief is.
Aansluiting bij (beleid)context:
- De kapstok binnen POP3 voor LEADER is ’het stimuleren van plaatselijke ontwikkeling in plattelandsgebieden: “bevordering van sociale inclusie en bestrijding van armoede‘’ (met als indicator behoud werkgelegenheid). LEADER draagt ook bij aan andere overkoepelende thema’s binnen POP3, zoals op het gebied van milieu, innovatie en klimaatverandering.
- Beschrijf daarom hoe de LOS kan bijdragen aan werkgelegenheid en aan deze overkoepelende thema’s. Beschrijf in hoeverre de strategie bijdraagt aan en/of afstemming zoekt met het programma Duurzaam Door (verplicht iets over zeggen). Als de LAG Duurzaam Door niet integreert in LEADER, motiveer waarom. Beschrijf in hoeverre de LOS aansluit bij - of afwijkt van andere (provinciale) beleidsprogramma’s en projecten.
Afhankelijk van keuze van de LAG: Beschrijf in hoeverre de strategie bijdraagt aan de thematische doelstelling van andere fondsen (EFRO, ESF, EFMV) en horizontale doelstellingen op overkoepelende thema’s innovatie, milieu en klimaatverandering.
-
Denk aan afstemming en eventuele samenwerking met andere deelnemers in POP3 zoals waterschappen, collectieven agrarisch natuurbeheer, innovatiegroepen,
DuurzaamDoor
of stad-landconnecties.
- Zorg voor een heldere onderbouwing met de keuze van de verschillende
submaatregelen
(zie bij 6.1)
-
Toont de LAG aan dat de bottom-up werkwijze op degelijke en doordachte wijze vorm gaat krijgen? Waar kan LEADER het verschil kan gaan maken op de gekozen thema’s?
-
Zit er voldoende focus door keuze van het aantal (+/- 3) thema’s?
-
Is de relatie met de gebiedsanalyse en SWOT duidelijk?
|
|
|
- Beschrijf meetbare doelstellingen door indicatoren en streefwaarden (aantal en in de tijd) te benoemen;
- Maak hierbij een onderscheid tussen output- en outcome-doelstellingen;
Output-doelstellingen zijn doelstellingen op het gebied van de prestaties die je als LAG wilt leveren. Zij hebben daarmee een directe relatie met de inspanningen die je als LAG levert. Met andere woorden: de prestaties zijn door de LAG direct stuurbaar. Het voordeel van dergelijke doelstellingen is dat de LAG zichzelf duidelijke normen kan opleggen en daarop afgerekend kan worden.
Outcome
-doelstellingen zijn doelstellingen op het gebied van de maatschappelijke effecten die je als LAG wil bereiken. Het voordeel hiervan is dat je gaat meten of je beleid het gewenste effect heeft gehad. Deze mogen zowel gekwantificeerd worden als in kwalitatieve termen uitgedrukt worden.
Meer informatie hierover volgt.
Informatie over outputindicator ‘’behoud werkgelegenheid’’ . Bijvoorbeeld:
Mogelijke outputindicatoren kunnen zijn: aantal deelnemers aan trainingen capaciteitsopbouw.
Outcome
kan zijn: aantal deelnemers dat werk heeft gevonden n.a.v. deelname aan training.
‘’Zie ook toelichting in de
Guidance
van de EC’’.
CHECK:
Zijn de doelstellingen SMART geformuleerd zodat monitoring en evaluatie in de uitvoering en verantwoording ook eenvoudig en transparant kan plaats vinden?
TIP:
Voor de overzichtelijkheid kan gebruik worden gemaakt van een doelenboom of een DIN (doelen- inspanningennetwerk).
|
|
|
Benoem de activiteiten waaruit moet blijken hoe de doelstellingen van de ontwikkelingsstrategie worden bereikt. Wat ga je concreet doen, wie gaat het doen, wanneer ga je het doen en met welke middelen?
Maak hiervoor een grove (meer-jaren)planning.
De wijze waarop de LAG het activiteitenplan beschrijft is niet voorgeschreven.
Hou wel rekening met aansluiting op de 3
submaatregelen
: uitvoeringsbudget voor projecten, samenwerking en lopende kosten (zie hoofdstuk 6)
De LAG kan bijvoorbeeld de volgende basisactiviteiten onderscheiden:
1. Voorbereiding van de LOS (
Submaatregel
1)
2. Uitvoering van projecten (
Submaatregel
2)
3.
Samenwerking (
Submaatregel
3)
4.
Aanjaagkosten/Deskundigheidsbevordering (
Submaatregel
4)
5.
Bestuur en organisatie LAG (
Submaatregel
4)
6.
Communicatie (
Submaatregel
4)
7.
Administratie (
Submaatregel
4)
Ad 1 Dit zijn kosten voor het schrijven van de LOS en alle voorbereidende activiteiten zoals haalbaarheidsstudies, bijeenkomsten etc. het opnemen van deze activiteiten in de LOS is afhankelijk van de beschikbaarheid van (EU)middelen via de betreffende provinciale openstelling van de provinciale POP3 regeling. Een aantal provincies hebben ervoor gekozen de voorbereidingen op een andere wijze te financieren en niet af te wachten tot deze regeling opengesteld wordt.
Ad. 2 Dit zijn de projecten die de LAG in het gebied wil (laten) uitvoeren. Het kunnen projecten zijn die de LAG zelf initieert maar ook projecten die door andere partijen worden uitgevoerd.
Ad. 3 Dit betreft activiteiten die zijn gericht op voorbereiding (haalbaarheidsstudies, technische uitwerking, administratie en uitvoering) en uitvoering van samenwerkingsactiviteiten met andere gebieden. Voorwaarde is dat de LAG kan aantonen van plan te zijn een concreet project uit te voeren.
Ad. 4 Hierbij kan het gaan om specifieke ‘’aanjaagactiviteiten’’ en ‘’capaciteitsopbouw’’: bijvoorbeeld bijeenkomsten organiseren, trainingen aanbieden voor deskundigheidsbevordering en ter ondersteuning van aanvragers om kwalitatief goede projecten te kunnen ontwikkelen, uitvoeren en verantwoorden, en ervaringen over te kunnen dragen.
Ad. 5 Bestuur en organisatie van de LAG: de vergaderingen, projectbeoordelingen, verslaglegging bijeenkomsten, openbare bijeenkomsten, deelname aan andermans activiteiten (congressen, trainingen), projectmonitoring en effectbeschrijving (link met M&E)
etcetera
Ad. 6 Communicatieactiviteiten: Beschrijf op hoofdlijnen welke doelgroepen en communicatiemiddelen de LAG wil ontwikkelen ter ondersteuning van het behalen van de doelen.
Ad. 7 Administratie: financiële administratie, beheer dossiers, handhaving reglement
etc
|
|
Positie, taken en bevoegdheden LAG
|
- Beschrijf de taken en bevoegdheden van de LAG.
- Welke relatie en rolverdeling is er tussen LAG, provincie, betaalorgaan, andere partners in de uitvoering van deze LOS? Wat is de relatie met andere grote actoren in het gebied?
- Welke (juridische) rechtsvorm heeft de LAG of wie vertegenwoordigd de LAG? Waarom?
-
Een lid van de LAG mag de LAG formeel vertegenwoordigen. Of er wordt een rechtspersoon opgericht.
-
Ga met je eigen provincie na hoe de rolverdeling tussen RVO-provincie en LAG het beste precies zal gaan werken. Ten tijde van opstellen van dit format is de rolverdeling landelijk en per provincie nog niet concreet bekend.
|
|
Profiel en samenstelling LAG
|
- Profiel van de LAG: Welke kenmerkende kwaliteiten, deskundigheden, netwerken, samenstelling (publiek-privaat, man, vrouw, jong oud sectoren etc.) heeft de groep als geheel?
- Hoe sluit dit aan bij de strategie en thema’s?De samenstelling van de groep: Geef het aantal leden, beschrijf de gewenste deskundigheden/en netwerken om strategie en doelen te behalen. Hoe sluit dat aan op de strategie en thema’s?
- Wordt gewerkt met afvaardigingen of op persoonlijke titel met netwerken, of een andere variant? Hoe is de verdeling publiek-privaat? Met privaat wordt niet uitsluitend privépersonen bedoeld, maar ook private organisaties zoals verenigingen en stichtingen.
- Hoe is de groep tot stand gekomen?
Voor de toetsingscriteria op ‘’Bestuurskracht’’ moet de LAG kunnen aantonen:
-
De mate waarin de deskundigheid van de leden van de LAG aansluit bij de gekozen prioriteiten (thema’s); m.a.w. wat is de capaciteitsopbouw van de leden?
- De mate waarin de LAG in staat wordt geacht om samenwerking te zoeken met andere partnerschappen en/of
LAG’s
met het oog op synergie.
- Maximaal 49% van de LAG-leden mag een publieke organisatie vertegenwoordigen.
-
Beschrijf het verschil met de vorige LEADER-groep indien er sprake is van een vervolg.
- Laat ook hier zien hoe je de professionaliseringsslag vorm geeft in de samenstelling van de groep, de rechtspersoon of anderszins.
- O
nderbouw de commitment van leden van de LAG en afspraken met andere partijen of programma’s met bijvoorbeeld intentieverklaringen e.d.
|
|
Organisatie van de uitvoering
|
Hier geef je op hoofdlijnen aan hoe je e.e.a. organiseert. De precieze uitwerking volgt in deel II het reglement.
- Wat is algemene werkwijze van LAG als professioneel, actief en aanjagend streeknetwerk?
- Hoe wordt de LAG georganiseerd en ondersteund (leiding, communicatie, administratie etc.).
- Wie heeft de verantwoordelijkheid voor de administratie en financieel beheer? Wat is taak- en rolverdeling met RVO en provincie? Wie gaat betalingen uitvoeren voor steunaanvragen? Wie beheert werkbudget van de LAG?
- Komt er een ‘’standplaats’’ voor een kantoor/contactadres?
- Welke instanties/organisaties/doelgroepen zijn of worden betrokken en wat is hun rol?
Leg een link met het activiteitenplan en de communicatie.
|
|
|
De LOS moet een financieel plan omvatten met een geplande toewijzing uit elk van de betrokken Europese Structuur- en Investeringsfondsen (ELFPO voor LEADER in Nederland). De begroting moet zijn uitgesplitst en aansluiten op de strategie en het activiteitenplan.Stel de begroting zo op dat het inzicht geeft in submaatregelen:Submaatregel 1 voorbereidingskosten Submaatregel 2 uitvoeringsbudget (voor steun aan projecten)Submaatregel 3 samenwerking; onderverdeeld in voorbereiding en in uitvoering. Geef daarbij aan wat de verwachtte toegevoegde waarde is van samenwerking. Voorbereiding: Dit betreft acties van de LAG of andere actoren gericht op het opstellen van een samenwerkingsproject en het zoeken van geschikte partners en gebieden daarvoor. Dergelijke acties zijn verkennend van aard en hoeven niet te resulteren in een (definitief) samenwerkingsproject.Uitvoering:Het daadwerkelijk samenwerken in een projectvorm binnen Nederland (interterritoriaal) of in samenwerkingsprojecten tussen gebieden in verschillende landen of met gebieden in derde landen (transnationale samenwerking). Dit met het oog op verbetering van de eigen strategie door het inbrengen van kennis en deskundigheid van elders of door het vergroten van kritische massa rond bepaalde gedeelde thema’s.Submaatregel 4 lopende kosten, promotie en voorlichting (m.n. beheerskosten LAG, vergaderkosten, administratie). Dit mag niet meer zijn dan 25% van de totale publieke uitgaven voor de ontwikkelingsstrategie. Subsidiabel zijn operationele kosten, personeelskosten, opleidingskosten, kosten PR, financiële kosten, kosten M&E en kosten voor aanjagen en faciliteren potentiele begunstigden.Bijvoorbeeld:* Dit is afhankelijk van de provinciale openstelling via de provinciale POP3 regeling. Een aantal provincies hebben ervoor gekozen de voorbereidingen op een andere wijze te financieren.TIPS: In Nederland zal mogelijk met standaardkosten van arbeid gewerkt worden. Meer informatie volgt.
|
|
|
Uit het financieringsplan blijkt dat er sprake is van een breed financieel draagvlak en voldoende inbreng van private middelen.Onderbouwing van de publieke bijdrage kan worden aangetoond door een intentieverklaring van een overheidsbestuur;Projecten kunnen uit verschillende Europese Structuurfondsen worden gefinancierd mits er hiervoor middelen beschikbaar worden gesteld en mits verantwoord aan de managementautoriteit van het betrokken fonds. Indien dit het geval is dan dient u een inschatting te maken van de de bijdragen vanuit de andere fondsen Voor wat betreft de verhouding tussen EU (ELFPO/POP3 bijdrage) en nationale cofinanciering zijn de spelregels als volgt: Op projectniveau is de verplichte verhouding EU – publieke 50-50. Hoe hoog de EU bijdrage wordt, mag de LAG zelf bepalen. Hoe hoog en op basis waarvan legt de LAG vast in haar reglement (zie Deel II). Op programmaniveau moet je uiteindelijk uitkomen op 30 % EU, 30% publieke financiering (gemeenten, waterschappen) en tenminste 40% privaat.Wordt er gebruik gemaakt van de voorschotregeling voor submaatregel 4? (artikel 42 van de verordening). Tip:Omdat het lastig is om vooraf private bijdragen geregeld te krijgen, kun je bijvoorbeeld in de selectiecriteria en bepaling van de hoogte van de bijdrage, een ‘’sleutel’’ opnemen voor private bijdragen.
|