Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Drenthe 2016
 
Besluit van Gedeputeerde Staten van 12 maart 2015, kenmerk NW/2015001440, team Natuur en Water, tot bekendmaking van het besluit van Provinciale Staten inzake vaststelling van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Drenthe 2016
 
 
Gedeputeerde Staten maken bekend dat door Provinciale Staten in hun vergadering van 11 maart 2015 is vastgesteld hetgeen volgt.
 
Besluit G-5
 
Provinciale Staten van Drenthe;
 
gelezen het herziene voorstel van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 26 februari 2015, kenmerk 3/3.13/2015000139;
 
gelet op de artikelen 105, 143 en 145 van de Provinciewet;
 
overwegende dat Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PB EU L 347/487) van toepassing is op de uitvoering van deze verordening;
 
overwegende dat Verordening (EU) 1306/2013 en 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake financiering, beheer en monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB EU L 347/549) van toepassing is op de uitvoering van deze verordening;
 
overwegende dat Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betaling aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (PB EU L 347/608) van toepassing is op de uitvoering van deze verordening;
 
overwegende dat zij het vanwege het grote aantal noodzakelijke wijzigingen in het onderdeel Agrarisch natuurbeheer van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Drenthe 2014 wenselijk achten een geheel nieuwe verordening vast te stellen;
 
BESLUITEN:
 
vast te stellen de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Drenthe 2016.
 
§ 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
  • a.
    Awb: Algemene wet bestuursrecht;
  • b.
    baseline: maatregelen bedoeld in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB die wettelijk verplicht zijn om landbouwpercelen in goede milieuconditie te houden;
  • c.
    beheeractiviteit: activiteit uit de Catalogus Groenblauwe Diensten;
  • d.
    beheerfunctie: functie van een cluster van beheeractiviteiten;
  • e.
    certificaat: certificaat afgegeven door de Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer, waarmee wordt gewaarborgd dat een natuurbeheerder of agrarisch collectief voldoet aan bepaalde beheereisen en het beheer op de afgesproken manier uitvoert;
  • f.
    Catalogus Groenblauwe Diensten: onderdeel van de Catalogus Groenblauwe Diensten, zoals dat is opgenomen als onderdeel van maatregelfiche 28 van het Plattelands Ontwikkelingsprogramma 2014-2020;
  • g.
    gescheperde schaapskudde: rondtrekkende schaapskudde die niet permanent op een plaats graast en die gehoed wordt door een herder met een of meer honden;
  • h.
    knooppuntennetwerk: bij de stichting landelijk Fietsplatform of stichting Wandelnetwerk geregistreerd routenetwerk voor fietsen of wandelen bestaande uit genummerde knooppunten en bewegwijzering tussen de knooppunten;
  • i.
    landbouwactiviteit: landbouwactiviteit als bedoeld en omschreven in de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB;
  • j.
    landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon, dan wel een groep van natuurlijke personen of rechtspersonen die, een landbouwactiviteit uitoefent op landbouwgrond;
  • k.
    landbouwgrond: landbouwareaal als bedoeld en omschreven in Verordening (EU) nr. 1307/2013;
  • l.
    landelijke fietsroutes: bij de stichting landelijk Fietsplatform geregistreerde landelijke fietsroutes en ANWB-bewegwijzerde routes als onderdeel van een landelijk fietsroutenetwerk;
  • m.
    landelijke wandelroutes: bij de stichting Wandelnetwerk geregistreerde Lange Afstand Wandelpaden en Streekpaden als onderdeel van een landelijk wandelroutenetwerk;
  • n.
    landschapsbeheertype: in bijlage 1 opgenomen en nader beschreven soort landschap;
  • o.
    landschapselement: in bijlage 1 opgenomen en nader beschreven element;
  • p.
    leefgebied: in het natuurbeheerplan begrensde landbouwgronden waarop planten of dieren voorkomen die bepaalde eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving of waarop het voorkomen van zulke planten of dieren wordt nagestreefd;
  • q.
    monitoring: uitvoeren van metingen en het vastleggen van de ontwikkelingen op het natuurterrein of de landbouwgrond met uitzondering van metingen in het kader van natuur- en landschapsbeheer;
  • r.
    monitoringsprogramma: door Gedeputeerde Staten vastgesteld meerjarig programma van metingen om de effecten van maatregelen en ingrepen te kunnen volgen vanuit vastgestelde beleidsdoelen en beleidstaken;
  • s.
    natuurbeheerplan: provinciaal plandocument waarin op basis van een afgestemde ambitie de overeengekomen doelen op het gebied van natuur- en landschapsbeheer en agrarisch natuurbeheer zijn vastgelegd;
  • t.
    natuurbeheertype: in bijlage 2 opgenomen en nader beschreven soort natuur;
  • u.
    natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur die in het natuurbeheerplan is begrensd met een natuurbeheertype, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering is verstrekt als bedoeld in de provinciale Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap;
  • v.
    opslag voor de prijsstijging: op de consumentenprijsindex gebaseerde opslag van de subsidie om de kostenstijging gedurende de looptijd van de beschikking te compenseren;
  • w.
    recreatietoeslag: extra vergoeding voor het recreatief gebruik van een natuurterrein;
  • x.
    schapentoeslag: extra vergoeding voor het beheer van natuur- en landschapsbeheertypen ten behoeve van de inzet van gescheperde schaapskuddes;
  • y.
    tarief: subsidie per natuurbeheertype vermeerderd met de opslag voor de prijsstijging;
  • z.
    transactiekosten: kosten die niet direct met de uitvoering van de dienst te maken hebben, maar kosten verbonden aan het vervullen van de randvoorwaarden zodat de dienst daadwerkelijk uitgevoerd kan worden;
  • aa.
    vaartoeslag: extra vergoeding voor het beheer van natuur- en landschapsbeheertypen op een natuurterrein dat alleen varend kan worden bereikt.
Artikel 1.2 Openstelling
  • 1.
    Op subsidieverlening op grond van deze verordening is de Algemene subsidieverordening Drenthe niet van toepassing.
  • 2.
    Gedeputeerde Staten kunnen een of meerdere keren per jaar een openstellingsbesluit vaststellen voor het verstrekken van subsidies op grond van deze verordening.
  • 3.
    In het openstellingsbesluit, bedoeld in het tweede lid, geven Gedeputeerde Staten nadere invulling aan:
    • a.
      de doelgroep;
    • b.
      de onderdelen van het natuurbeheerplan waarvoor subsidie kan worden aangevraagd;
    • c.
      het subsidieplafond en de wijze van verdeling;
    • d.
      de periode van openstelling;
    • e.
      de tarieven voor de subsidie natuur- en landschapsbeheer;
    • f.
      de normbedragen voor de subsidie natuur- en landschapsbeheer.
Artikel 1.3 Natuurbeheerplan
  • 1.
    Gedeputeerde Staten stellen het natuurbeheerplan vast.
  • 2.
    Als onderdeel van het natuurbeheerplan stellen Gedeputeerde Staten in ieder geval een elektronische kaart met topografische ondergrond vast, waarop is aangeduid:
    • a.
      voor welke natuurterreinen een subsidie natuur- en landschapsbeheer kan worden verstrekt, met daarbij de aanduiding:
  • 1.
    welk natuurbeheertype in stand kan worden gehouden;
  • 2.
    welke landschapselementen in stand kunnen worden gehouden;
  • 3.
    of het natuurterrein in aanmerking komt voor een vaar- of schapentoeslag;
    • b.
      voor welk leefgebied of onderdeel van een leefgebied een subsidie agrarisch natuur- en landschapsbeheer kan worden verstrekt, met daarbij de aanduiding:
  • 1.
    open akkerland;
  • 2.
    open grasland;
  • 3.
    droge dooradering;
  • 4.
    natte dooradering;
  • 5.
    categorie water.
Artikel 1.4 Vereisten subsidieaanvraag
Een subsidieaanvraag voldoet in ieder geval aan de volgende vereisten:
  • a.
    een subsidieaanvraag wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten;
  • b.
    een subsidieaanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.
Artikel 1.5 Beslistermijn subsidieverlening
  • 1.
    Gedeputeerde Staten beslissen op een aanvraag om subsidie binnen dertien weken na afloop van de aanvraagperiode.
  • 2.
    De beslissing, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.
Artikel 1.6 Verplichtingen algemeen
Aan de subsidieontvanger wordt in ieder geval de verplichting opgelegd dat de administratie en de daartoe behorende bescheiden die betrekking hebben op de verstrekte subsidie ten minste gedurende een periode van vijf jaar na vaststelling van de desbetreffende subsidie worden bewaard.
Artikel 1.7 Toezicht
  • 1.
    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van Gedeputeerde Staten aan te wijzen personen.
  • 2.
    Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in het Provinciaal Blad.
     
§ 2 Natuur- en landschapsbeheer
Artikel 2.1 Doelgroep
  • 1.
    Subsidie kan worden aangevraagd door:
    • a.
      natuurlijke personen, die krachtens eigendom of erfpacht zeggenschap hebben over het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
    • b.
      privaatrechtelijke rechtspersonen en Staatsbosbeheer, die krachtens eigendom of erfpacht zeggenschap hebben over het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
    • c.
      verenigingen met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld onder a of b.
  • 2.
    Onverminderd het eerste lid en in afwijking van artikel 2.3 kan subsidie worden aangevraagd door gemeenten en samenwerkingsverbanden als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen, voor zover deze voor het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, subsidie ontvangen op basis van de Subsidieregeling natuurbeheer provincie Drenthe, d.d. 29-10-2008, PB 2008, 34 of de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Drenthe d.d. 23 september 2014, PB 2014, 2321, waarbij:
    • a.
      de periode waarvoor de subsidie overeenkomstig de Subsidieverordening natuurbeheer Drenthe of de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Drenthe wordt verstrekt op of na 31 december 2015 eindigt;
    • b.
      de subsidie natuurbeheer die op grond van de onderhavige regeling kan worden verstrekt niet later ingaat dan 1 januari van het kalenderjaar, volgend op het jaar waarin de in onderdeel a bedoelde subsidie eindigt.
Artikel 2.2. Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor:
  • a.
    het beheer van natuurbeheertypen;
  • b.
    het beheer van landschapsbeheertypen.
Artikel 2.3 Weigeringsgronden
  • 1.
    Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:
    • a.
      de subsidieaanvrager een rechtspersoon is die waterwinning als doelstelling heeft;
    • b.
      de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die kennelijk is opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of gedeeltelijk berust bij de rechtspersoon, bedoeld onder a of een publiekrechtelijke rechtspersoon;
    • c.
      de subsidieaanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings-en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2014/C 249/01);
    • d.
      de subsidieaanvrager het natuurterrein waarop de subsidieaanvraag ziet heeft verkregen van:
  • 1.
    een gemeente;
  • 2.
    een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen;
  • 3.
    het Rijksvastgoed- en ontwikkelbedrijf van het ministerie van Financiën;
  • 4.
    een waterschap; of,
  • 5.
    een waterleidingmaatschappij.
  • 2.
    In afwijking van het eerste lid, onder d, kan subsidie worden verstrekt, indien het natuurterrein waarop de subsidieaanvraag ziet is aangemerkt als een onderdeel waarvoor subsidie kan worden aangevraagd in het natuurbeheerplan.
Artikel 2.4 Subsidievereisten
  • 1.
    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:
    • a.
      de activiteiten vinden plaats op een natuurterrein dat is aangemerkt als een onderdeel waarvoor subsidie kan worden aangevraagd in het natuurbeheerplan;
    • b.
      de activiteiten zijn gericht op de instandhouding van het natuurbeheertype of landschapsbeheertype;
    • c.
      de subsidieaanvrager die in totaal voor 75 hectare of meer subsidie natuurbeheer ontvangt of aanvraagt beschikt over een certificaat natuurbeheer of een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer.
  • 2.
    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2 in aanmerking te komen en de subsidieaanvrager beschikt over een certificaat natuurbeheer of een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer, voldaan aan het vereiste dat de subsidieaanvraag vergezeld gaat van een kaart waarop de buitengrenzen van de natuurterreinen zijn aangegeven.
  • 3.
    Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2 in aanmerking te komen en de subsidieaanvrager niet-gecertificeerd is, voldaan aan het vereiste dat de subsidieaanvraag vergezeld gaat van een kaart met topografische ondergrond waarop per natuurbeheertype of per landschapsbeheertype de grenzen zijn aangegeven.
Artikel 2.5 Subsidiabele kosten
  • 1.
    De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:
    • a.
      kosten voor het beheer van een natuurterrein;
    • b.
      kosten voor monitoring, indien de subsidieaanvrager over een certificaat beschikt;
    • c.
      kosten voor recreatief gebruik van een natuurterrein;
    • d.
      kosten die verband houden met het alleen varend kunnen bereiken van een natuurterrein;
    • e.
      kosten voor de inzet van gescheperde schaapskuddes op een natuurterrein.
  • 2.
    De kosten, bedoeld in het eerste lid, onder c, komen slechts voor subsidie in aanmerking, voor zover het natuurterrein niet ingevolge het natuurbeheerplan of artikel 2.9, vierde lid vrijgesteld is van de openstellingsplicht.
  • 3.
    Gemeenten en samenwerkingsverbanden als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen komen niet in aanmerking voor de kosten, bedoeld in het eerste lid, onder c.
Artikel 2.6 Subsidiehoogte
  • 1.
    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.2, wordt bepaald door het aantal hectares van het desbetreffende natuurbeheertype te vermenigvuldigen met het tarief vermenigvuldigd met zes jaar.
  • 2.
    Indien van toepassing wordt het tarief, bedoeld in het eerste lid, verhoogd met:
    • a.
      het normbedrag voor monitoring per natuurbeheertype, vermenigvuldigd met het aantal hectares vermenigvuldig met zes jaar;
    • b.
      het normbedrag voor de recreatietoeslag, vermenigvuldigd met het aantal hectares vermenigvuldigd met zes jaar;
    • c.
      het normbedrag voor de vaartoeslag, vermenigvuldigd met het aantal hectares vermenigvuldigd met zes jaar;
    • d.
      het normbedrag voor de schapentoeslag, vermenigvuldigd met het aantal hectares vermenigvuldigd met zes jaar.
  • 3.
    Indien toepassing van het eerste en tweede lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.200, wordt de subsidie niet verstrekt.
Artikel 2.7 Verdeelcriteria
  • 1.
    Het beschikbare subsidiebedrag wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.
  • 2.
    Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.
  • 3.
    Indien het subsidieplafond op enige dag wordt bereikt, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.
Artikel 2.8 Subsidieverlening
  • 1.
    De subsidie, bedoeld in artikel 2.2, wordt verleend voor een periode van zes aaneengesloten jaren, welke periode steeds begint op 1 januari.
  • 2.
    Indien de subsidieontvanger over een certificaat natuurbeheer of een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer beschikt, kan de subsidie worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat binnen drie maanden na de datum van bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening tussen de subsidieontvanger en de provincie Drenthe een overeenkomst ter uitvoering van de beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 4:36 van de Awb tot stand komt.
Artikel 2.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger
  • 1.
    Onverminderd artikel 1.6 worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:
    • a.
      het verrichten van alle beheeractiviteiten die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de natuurbeheertypen en landschapselementen en geen handelingen te verrichten of te gedogen die afbreuk doen aan de instandhouding daarvan;
    • b.
      er voor zorgdragen dat door of vanwege Gedeputeerde Staten monitoringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op het desbetreffende natuurterrein;
    • c.
      indien de subsidieontvanger een vergoeding ontvangt als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onder b, wordt de monitoring verricht overeenkomstig het monitoringsprogramma van de provincie;
    • d.
      het van zonsopgang tot zonsondergang kosteloos openstellen en toegankelijk houden van het desbetreffende natuurterrein op ten minste 358 dagen per jaar.
  • 2.
    Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger die een vergoeding ontvangt als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onder c, de volgende verplichtingen:
    • a.
      het natuurterrein is voldoende toegankelijk en bevat voldoende wegen, vaarwegen en paden, die recreatief gebruik mogelijk maken;
    • b.
      de wegen, vaarwegen en paden als bedoeld onder a, worden onderhouden;
    • c.
      de subsidieontvanger verleent medewerking aan de markering en beheer van routes voor wandelen en fietsen in het kader van de landelijke wandelroutes, landelijke fietsroutes en knooppuntennetwerken voor wandelen en fietsen.
  • 3.
    Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger die een vergoeding ontvangt als bedoeld in artikel 2.5, eerste lid, onder e, de volgende verplichtingen:
    • a.
      bij het in standhouden van het op het natuurterrein aanwezig natuurbeheertype wordt gebruik gemaakt van een of meerdere gescheperde schaapskuddes;
    • b.
      het gebruik van een of meerdere gescheperde schaapskuddes strekt zich uit over de gehele oppervlakte waarvoor de toeslag door Gedeputeerde Staten wordt verstrekt.
  • 4.
    De subsidieontvanger is vrijgesteld van de verplichting, bedoeld in artikel 2.9, eerste lid, onder d, indien:
    • a.
      sluiting nodig is vanwege de Flora- en faunawet of de Natuurbeschermingswet 1998;
    • b.
      het terrein naar zijn aard buiten machte van de subsidieontvanger niet toegankelijk is;
    • c.
      er bescherming van de persoonlijke levenssfeer noodzakelijk is tot een maximum van een hectare;
    • d.
      het terrein vrijgesteld is op grond van het natuurbeheerplan.
Artikel 2.10 Verplichtingen van de niet-gecertificeerde subsidieontvanger
  • 1.
    Onverminderd de artikelen 1.6 en 2.9, voldoet een niet-gecertificeerde subsidieontvanger aan de volgende verplichtingen:
    • a.
      het op verzoek van Gedeputeerde Staten geven van inzage in het uitgevoerde dan wel uit te voeren beheer ten behoeve van de instandhouding van het natuurterrein;
    • b.
      het verlenen van medewerking aan een toezichthouder als bedoeld in artikel 1.7 om toezicht te houden op de naleving van de subsidieverplichtingen.
  • 2.
    Indien de niet-gecertificeerde subsidieontvanger niet kan voldoen aan een of meerdere verplichtingen als bedoeld in het eerste lid of in artikel 2.9, doet hij daarvan melding binnen tien werkdagen nadat hij redelijkerwijs op de hoogte kan zijn van die omstandigheden.
  • 3.
    De niet-gecertificeerde subsidieontvanger meldt aan Gedeputeerde Staten de datum waarop weer aan de subsidieverplichtingen wordt voldaan en doet dit binnen tien werkdagen na de desbetreffende datum.
Artikel 2.11 Verplichtingen van de gecertificeerde subsidieontvanger
  • 1.
    Onverminderd de artikelen 1.6 en 2.9, voldoet een gecertificeerde subsidieontvanger aan de volgende verplichtingen:
    • a.
      hij beschikt voor de gehele duur van de subsidie over een certificaat;
    • b.
      hij draagt er zorg voor dat er door of vanwege Gedeputeerde Staten audits kunnen worden uitgevoerd in het kader van de naleving van de certificeringsvoorwaarden.
  • 2.
    Indien een gecertificeerde subsidieontvanger niet kan voldoen aan een of meerdere verplichtingen als bedoeld in het eerste lid of in artikel 2.9, eerste tot en met derde lid, doet hij daar een keer per jaar en uiterlijk op 1 november melding van.
Artikel 2.12 Bevoorschotting en betaling
  • 1.
    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot op het verleende subsidiebedrag.
  • 2.
    Gedeputeerde Staten nemen binnen tien weken na afloop van ieder kalenderjaar een beslissing tot voorschotverlening.
  • 3.
    De beslissing, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.
  • 4.
    Het voorschot op het verleende subsidiebedrag wordt in vijf termijnen betaald, steeds binnen zes weken na afloop van de beslissing, bedoeld in het tweede of derde lid, tenzij in de beschikking tot subsidieverlening anders is bepaald.
Artikel 2.13 Wijziging subsidieverlening vanwege vergroting areaal
  • 1.
    De subsidieontvanger kan eenmaal per kalenderjaar in de aanvraagperiode een aanvraag indienen tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening met ingang van het volgend kalenderjaar, gericht op vergroting van het areaal.
  • 2.
    Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om, overeenkomstig de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, de beschikking tot subsidieverlening te wijzigen voor de resterende looptijd van de subsidie, indien die wijziging leidt tot een verhoging van minimaal € 1.200.
  • 3.
    De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van het tarief dat van toepassing was ten tijde van het nemen van de beschikking tot subsidieverlening.
Artikel 2.14 Subsidievaststelling
  • 1.
    Gedeputeerde Staten stellen binnen dertien weken na afloop van de zes aaneengesloten beheerjaren waarvoor de subsidie is verstrekt, de subsidie ambtshalve vast.
  • 2.
    De beslissing, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.
     
§ 3 Agrarisch natuur- en landschapsbeheer
Artikel 3.1 Doelgroep
Subsidie kan worden aangevraagd door een vereniging met volledige rechtsbevoegdheid bestaande uit landbouwers en andere grondgebruikers van landbouwgrond.
Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor een project gericht op behoud en versterking van een leefgebied.
Artikel 3.3 Weigeringsgronden
Subsidie wordt geweigerd voor zover voor het gedeelte van het leefgebied waarvoor subsidie is aangevraagd al een subsidie natuurbeheer op grond van deze verordening of de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Drenthe is verstrekt.
Artikel 3.4 Subsidievereisten
  • 1.
    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:
    • a.
      de aanvrager beschikt over een certificaat collectief agrarisch natuurbeheer;
    • b.
      het project voldoet aan de beoordelingscriteria voor gebiedsaanvragen zoals die in het natuurbeheerplan in paragraaf 4.5 zijn opgenomen, inclusief de daarbij aangeduide kaarten;
    • c.
      aan het project ligt een gebiedsaanvraag ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:
  • 1.
    het minimum en maximum aantal hectares waarvoor per leefgebied, of onderdeel van het leefgebied beheeractiviteiten worden uitgevoerd, waarbij het maximum aantal hectares niet meer dan 15% meer mag zijn dan het minimum aantal hectares;
  • 2.
    per leefgebied of onderdeel van het leefgebied een projectomschrijving op het niveau van beheerfunctie of cluster van beheeractiviteiten, een en ander afhankelijk van het gekozen abstractieniveau voor de beoordelingscriteria voor gebiedscriteria in het natuurbeheerplan;
  • 3.
    de te realiseren doelen;
  • 4.
    een berekening van de kosten voor het uit voeren van het project, gesplitst naar leefgebied of onderdeel van het leefgebied;
  • 5.
    een of meer topografische kaarten met een schaal van 1:5.000 waarop de buitengrenzen van de leefgebieden of onderdelen van de leefgebieden waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn aangegeven.
  • 2.
    Indien een aanvrager niet beschikt over een certificaat collectief agrarisch natuurbeheer, kan hij in afwijking van het eerste lid, onder a, in de aanvraagperiode 2015 voor beheerjaar 2016 voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2 in aanmerking komen, indien de aanvrager een aanvraag tot een certificaat heeft ingediend
Artikel 3.5 Subsidiabele kosten
De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:
  • a.
    kosten voor het uitvoeren van het project, overeenkomstig de verordening (EU) nummer 1305/2013;
  • b.
    gederfde inkomsten, overeenkomstig de verordening (EU) nummer 1305/2013;
  • c.
    transactiekosten, overeenkomstig de verordening (EU) nummer 1305/2013;
Artikel 3.6 Niet subsidiabele kosten
In afwijking van artikel 3.5 komen de volgende kosten niet voor subsidie in aanmerking:
  • a.
    kosten om te voldoen aan de baseline;
  • b.
    inkomsten die met het project worden gegenereerd, overeenkomstig de verordening (EU) nummer 1305/2013.
Artikel 3.7 Subsidiehoogte
  • 1.
    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.2, wordt bepaald door het aangevraagde maximum aantal hectares per leefgebied te vermenigvuldigen met de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, vermenigvuldigd met zes.
  • 2.
    De gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in het eerste lid, worden bepaald door de begrote kosten per leefgebied, bedoeld in artikel 3.4, onder c, vijfde onderdeel te delen door het maximum aantal hectares dat voor dat leefgebied is aangevraagd.
  • 3.
    Indien toepassing van het eerste tot en met tweede lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 50.000,=wordt de subsidie niet verstrekt.
Artikel 3.8 Verdeelcriteria
  • 1.
    Indien binnen de aanvraagperiode meerdere volledige subsidieaanvragen voor dezelfde locatie binnen een leefgebied zijn ingediend, wordt een aanvraag geselecteerd door te bepalen welke aanvraag het meest ecologisch effectief wordt uitgevoerd.
  • 2.
    Na toepassing van het eerste lid maken Gedeputeerde Staten, indien de binnen de aanvraagperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:
    • a.
      de dekkingsgraad, zijnde de verhouding van het aantal hectares beheer dat is aangevraagd tot het totaal aantal hectares leefgebied waarop dat gedeelte van de aanvraag ziet, te waarderen met maximaal 50 punten;
    • b.
      de kwaliteit van beheer, zijnde:
  • 1.
    variatie in beheer, te waarderen met maximaal 40 punten;
  • 2.
    intensiteit van beheer, te onderscheiden in:
    • I.
      het aantal verschillende vormen van beheer dat is aangevraagd, te waarderen met maximaal 20 punten;
    • II.
      de zwaarte van het aangevraagde beheer, te waarderen met maximaal 20 punten;
  • 3.
    Indien een onderdeel van de aanvraag minder dan 20 punten scoort, wordt dat gedeelte van de aanvraag geweigerd.
  • 4.
    Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen en het subsidieplafond te boven gaan, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen bepaald door de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, te waarderen met maximaal 20 punten, waarbij de laagst gemiddelde kosten de meeste punten krijgen en de hoogst gemiddelde kosten de minste punten.
  • 5.
    Indien toepassing van het tweede en vierde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen en het subsidieplafond te boven gaan, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.
Artikel 3.9 Externe adviescommissie
Gedeputeerde Staten kunnen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.2 voor advies over artikel 3.8 voorleggen aan de adviescommissie.
Artikel 3.10 Subsidieverlening
De subsidie, bedoeld in artikel 3.2, wordt verleend voor een periode van zes aaneengesloten kalenderjaren, welke periode steeds begint op 1 januari.
Artikel 3.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger
De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:
  • a.
    uitvoering vindt plaats op landbouwgrond of in, aan, op landschapselementen of watergangen direct grenzend aan landbouwgrond, waarbij er sprake mag zijn van een scheiding van die landbouwgrond door een kavelpad of watergang;
  • b.
    de subsidieontvanger doet uiterlijk voor 1 januari van ieder kalenderjaar per leefgebied of onderdeel van een leefgebied waarvoor is beschikt een opgave van de beheeractiviteiten op perceelsniveau in het daartoe door Gedeputeerde Staten aangewezen systeem;
  • c.
    de gekozen beheeractiviteit of combinatie van beheeractiviteiten mag enkel bestaan uit beheeractiviteiten zoals opgenomen in de koppeltabel als onderdeel van maatregelfiche 28 behorend bij het Plattelands Ontwikkelingsprogramma 2014-2020 en past bij de beheerfunctie of het cluster van beheeractiviteiten zoals beschikt en het bijhorende leefgebied zoals aangewezen in het natuurbeheerplan;
  • d.
    wijzigingen van activiteiten op perceelsniveau die gedurende het kalenderjaar optreden worden door de subsidieontvanger uiterlijk 1 week voorafgaand aan het ingaan van de wijziging gemeld aan Gedeputeerde Staten, door de wijziging op perceelsniveau door te voeren via het daartoe onder b bedoelde systeem en kunnen tot uiterlijk 30 september worden doorgevoerd;
  • e.
    wijzigingen bestaande uit het toevoegen van percelen met de daarbij horende beheeractiviteit zijn mogelijk tot en met 15 mei;
  • f.
    wijzigingen bestaande uit het terug trekken van percelen met de daarbij horende beheeractiviteit zijn mogelijk tot en met 30 september, tenzij op deze percelen een controle is uitgevoerd;
  • g.
    wijzigingen die betrekking hebben op percelen waarvoor een controle is aangekondigd zijn niet toegestaan;
  • h.
    wijzigingen die betrekking hebben op percelen waar tijdens een controle fouten zijn geconstateerd in het uitgevoerde beheer zijn niet toegestaan;
  • i.
    de subsidieontvanger dient tussen 1 april en 15 mei van ieder kalenderjaar een aanvraag in tot betaling van de jaarvergoeding voor dat kalenderjaar via de Gecombineerde data inwinning;
  • j.
    de subsidieontvanger dient uiterlijk 1 oktober van ieder kalenderjaar een verantwoording in waarin is beschreven:
    • 1.
      welke activiteiten als bedoeld onder b, daadwerkelijk zijn uitgevoerd;
    • 2.
      welke wijzigingen als bedoeld onder d, e en f hebben plaatsgevonden en waarom;
  • k.
    de subsidieontvanger dient uiterlijk 1 december van ieder kalenderjaar een voortgangsverslag in;
  • l.
    de subsidieontvanger beschikt voor de gehele duur van de subsidie over een certificaat collectief agrarisch natuurbeheer;
  • m.
    de subsidieontvanger draagt er zorg voor dat er door of vanwege Gedeputeerde Staten audits kunnen worden uitgevoerd in het kader van de naleving van de certificeringsvoorwaarden;
  • n.
    de subsidieontvanger verleent medewerking aan een toezichthouder als bedoeld in artikel 1.7 om toezicht te houden op de naleving van de subsidieverplichtingen en verleent een toezichthouder ongehinderd toegang tot percelen;
  • o.
    de subsidieontvanger draagt er zorg voor dat door of vanwege Gedeputeerde Staten monitoringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd in het desbetreffende leefgebied;
Artikel 3.12 Bevoorschotting en betaling
  • 1.
    Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot op het verleende subsidiebedrag, naar aanleiding van het ingediende betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder i.
  • 2.
    Gedeputeerde Staten nemen binnen tien weken na afloop van ieder kalenderjaar een beslissing tot voorschotverlening.
  • 3.
    De beslissing, bedoeld in het tweede lid, kan eenmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.
  • 4.
    Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in vijf termijnen betaald, steeds binnen zes weken na afloop van de beslissing, bedoeld in het tweede of derde lid.
  • 5.
    De hoogte van het voorschot wordt bepaald door het totaal aantal hectares opgegeven in het betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder i, en waarvoor daadwerkelijk beheeractiviteiten zijn uitgevoerd, per leefgebied te vermenigvuldigen met de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid.
  • 6.
    Als het bedrag, bedoeld in het vijfde lid, hoger is dan het totaal bedrag dat voor de uitgevoerde beheeractiviteiten op grond van de Catalogus Groenblauwe Diensten maximaal mag worden vergoed, geldt voor de berekening van het voorschot dit maximum bedrag.
Artikel 3.13 Wijziging subsidieverlening vanwege vergroting areaal
  • 1.
    De subsidieontvanger kan eenmaal per kalenderjaar in de aanvraagperiode een aanvraag indienen tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening met ingang van het volgend kalenderjaar, gericht op vergroting van het areaal.
  • 2.
    Onder vergroting van het areaal, bedoeld in het eerste lid, wordt verstaan:
    • a.
      vergroting van de minimum en maximum oppervlakte van het leefgebied of onderdeel van het leefgebied waarvoor reeds een beschikking is afgegeven;
    • b.
      uitbreiding van de bestaande beschikking met een nieuw leefgebied of een onderdeel daarvan.
  • 3.
    Gedeputeerde Staten kunnen besluiten om, overeenkomstig de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, de beschikking tot subsidieverlening te wijzigen voor de resterende looptijd van de subsidie indien:
    • a.
      de aanvraag voldoet aan de subsidievereisten genoemd in artikel 3.4;
    • b.
      die wijziging leidt tot een verhoging van minimaal € 1.200.
  • 4.
    De hoogte van de subsidie wordt bepaald op basis van de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid, dat van toepassing was ten tijde van het nemen van de beschikking tot subsidieverlening.
Artikel 3.14 Subsidievaststelling
  • 1.
    Gedeputeerde Staten stellen binnen dertien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie is verstrekt, de subsidie ambtshalve vast, naar aanleiding van het door de subsidieontvanger in het zesde en laatste kalenderjaar ingediende betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder i.
  • 2.
    De beslissing, bedoeld in het eerste lid, kan eenmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.
  • 3.
    Het restant bedrag wordt binnen zes weken na afloop van de beslissing, bedoeld in het eerste of tweede uitbetaald.
  • 4.
    De hoogte van het restant bedrag wordt bepaald door het totaal aantal hectares opgegeven in het betaalverzoek, bedoeld in artikel 3.11, onder i, en waarvoor daadwerkelijk beheeractiviteiten zijn uitgevoerd, per leefgebied te vermenigvuldigen met de gemiddelde kosten per hectare leefgebied, bedoeld in artikel 3.7, tweede lid.
  • 5.
    Als het bedrag, bedoeld in het vierde lid, hoger is dan het totaal bedrag dat voor de uitgevoerde beheeractiviteiten op grond van de Catalogus Groenblauwe Diensten maximaal mag worden vergoed, geldt voor de berekening van het restant bedrag dit maximum bedrag.
Artikel 3.15 Sancties
  • 1.
    Gedeputeerde Staten stellen het sanctiebeleid in de vorm van een beleidsregel vast.
  • 2.
    In de beleidsregel, bedoeld in het eerste lid, worden conform verordening (EU) nummer 640/2014 bepalingen opgenomen met betrekking tot de gevolgen van het niet voldoen door de subsidieontvanger aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.
     
§ 4 Slotbepalingen
Artikel 4.1 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 4.2 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer Drenthe 2016.
 
Toelichting behorende bij de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer provincie Drenthe
Aanleiding
Per 1 januari 2016 gaat het Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL) 2016 in. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van het huidige SNL hebben betrekking op het agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
Het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer 2016 gaat uit van een collectieve aanpak en de inzet van agrarisch natuur- en landschapsbeheer op de meest kansrijke gebieden. Agrarische collectieven vragen de subsidie aan; boeren vragen dus niet meer individueel subsidie aan voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
 
Beleidskader
Het rijk zet zich in voor versterking van de natuur en een effectieve invulling van de internationale natuurdoelen. Uitgangspunt daarbij is het instandhouden en bevorderen van plant- en diersoorten, van natuurlijke habitats met internationale betekenis, van ecologisch gezonde watersystemen en een schoon milieu.
 
Provinciaal beleid natuur en landschap
De provincie is verantwoordelijk voor de uitvoering van het natuurbeleid. Zij treedt op als gebiedsregisseur in het landelijk gebied en brengt de partijen bij elkaar die zorgen voor de uitvoering van het natuur- en landschapsbeheer. De provincie bepaalt ook waar zij welke doelen wil realiseren en welke financiële middelen zij hiervoor inzet. Zij legt deze doelen en middelen onder andere vast in het provinciale Natuurbeheerplan. Hierin staat in welke gebieden natuur-, agromilieu- en klimaatdiensten ingezet kunnen worden.
De provincie houdt bij de uitvoering van het natuurbeleid rekening met beleidsdoelen van andere overheden en activiteiten in het landelijk gebied, zoals het waterbeleid, recreatiebeleid, economisch en milieubeleid, zodat synergie kan worden bereikt.
Via het SNL 2016 verleent de provincie subsidie voor het behoud en de ontwikkeling van (agrarische) natuurgebieden en landschappen. De natuurkwaliteit staat hierbij centraal.
 
Algemene uitgangspunten van het Subsidiestelsel Natuur en Landschap
In de Strategische Visie SNL die is vastgesteld tussen overheden en beheerders van gronden, zijn de volgende uitgangspunten bepaald:
  • -
    Uniformiteit in twaalf provincies (het is een landelijk stelsel met provinciale specificaties).
  • -
    De provincies stellen doelen en kaders en regisseren overleg (sturing op hoofdlijnen).
  • -
    Alle partijen die landschap en (agrarische) natuurgebieden beheren en kunnen bijdragen aan natuurkwaliteitsdoelstellingen stemmen met elkaar af en werken met elkaar samen.
  • -
    Uitgangspunt is een gebiedsgerichte benadering. Dat betekent dat rekening wordt gehouden met regionale verschillen in het landschap, wat leidt tot regionaal maatwerk.
  • -
    Er wordt afgestemd met waterschappen over de realisatie en financiering van kwalitatieve en kwantitatieve waterdoelen.
  • -
    De beheerders van gronden worden afgerekend op uitgevoerd beheer.
  • -
    Het stelsel is robuust: beleidswijzigingen zijn eenvoudig in te passen.
  • -
    Met het SNL krijgen beheerders van gronden meer verantwoordelijkheid voor en vertrouwen in de uitvoering.
  • -
    Het SNL past binnen de regels van staatssteun en POP.
Europa stelt regels voor staatssteun en controleert op de inzet van POP-gelden. In het SNL zijn de regels zoveel mogelijk beperkt tot het voldoen aan de Europese eisen.
 
Uitgangspunten van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer (SVNL)
  • -
    De juridische basis voor subsidieverlening is zo simpel mogelijk;
  • -
    Er zijn geen dubbelingen met de Algemene wet bestuursrecht (Awb);
  • -
    Subsidie voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer (agrarische collectieven) en voor natuurbeheer (natuurbeheerders);
  • -
    Onderscheid tussen gecertificeerde en niet-gecertificeerde natuurbeheerders voor natuurbeheer;
  • -
    Uniformiteit in de twaalf provincies.
     
Index Natuur en Landschap
De Index Natuur en Landschap is een gemeenschappelijke, landelijk uniforme “natuurtaal” die de typen natuur, landschap en agrarische natuur in Nederland beschrijft. De Index onderscheidt twee niveaus: natuurtypen (voor de sturing en verantwoording op landelijk niveau), en beheertypen (voor de operationele aansturing van het beheer op regionaal en lokaal niveau).
Voor het natuurbeheer vormen de beheertypen de basis voor afspraken over doelen en middelen tussen provincie en natuurbeheerder. Voor het agrarisch natuur- en landschapsbeheer kunnen zowel afspraken worden gemaakt op het niveau van natuurtypen als op het niveau van beheertypen.
 
Catalogus Groenblauwe Diensten
De Catalogus Groenblauwe Diensten is een overzicht van de maximale vergoedingen die Nederlandse overheden mogen geven aan grondeigenaren of beheerders van gronden die een Groenblauwe dienst (agrarische) natuur en landschap, cultuurhistorie, recreatie of waterbeheer) leveren. In de Catalogus zijn alle beheeractiviteiten beschreven waarvoor provincies in het SNL subsidie verstrekken. Voor het agrarisch natuur- en landschapsbeheer zijn de beheeractiviteiten samengevat in een koppeltabel die aangeeft welke beheeractiviteiten binnen een leefgebied of onderdeel daarvan kunnen worden vergoed met medefinanciering vanuit Europa.
 
Natuurbeheerplan
Het Natuurbeheerplan beschrijft de beleidsdoelen en subsidiemogelijkheden voor de ontwikkeling en het beheer van natuurgebieden, agrarische natuur en landschapselementen in de provincie. De provincie geeft subsidie voor een aanzienlijk deel van de kosten voor ontwikkeling en beheer van natuur en landschap. Het Natuurbeheerplan vormt de basis voor de aanvraag van deze subsidies; het geeft de kaders aan waaraan een aanvraag moet voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie.
Voor het agrarisch natuurbeheer zijn de beleidsdoelen biodiversiteit en water gekoppeld aan de agrarische leefgebieden. Begrenzing op de kaart in het Natuurbeheerplan gebeurt op basis van natuurtypen (=leefgebied) met daaronder een of meerdere beheertypen. In de tekst van het Natuurbeheerplan bepaalt de provincie welke doelsoorten waar beschermd moeten worden en welk beheer daarvoor ingezet kan worden. Ook kunnen er instapeisen worden geformuleerd per beheertype.
 
Beheertypenkaart en ambitiekaart:
kern van het Natuurbeheerplan
De beheertypenkaart geeft alle bestaande, beheerwaardige (agrarische) natuur en landschap weer. Deze kaart vormt ook de basis voor het verlenen van beheersubsidies. Voor een deel van de natuurgebieden en agrarische gebieden met specifieke natuurwaarden bestaat een ambitie om het huidige gebruik of het beheer te veranderen. Dit ligt vast op de ambitiekaart.
 
Openstellingsbesluit: subsidiemogelijkheden en –budget
De provincie geeft de subsidiemogelijkheden jaarlijks aan op de kaarten in het Natuurbeheerplan. In het provinciale openstellingsbesluit staat of de subsidie wordt opengesteld en hoeveel subsidie beschikbaar is (in subsidieplafonds per natuurtype, leefgebied of onderdeel daarvan, al dan niet onderverdeeld naar regio’s).
 
Certificering
Natuurbeheerders en agrarische collectieven kunnen een verklaring van de Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer krijgen waarmee wordt ingestemd met de manier waarop deze beheerders de kwaliteitseisen voor het uitvoeren van beheer, de organisatie en de administratie garanderen. Dit wordt een (natuur)certificaat genoemd. Vertrouwen in de beheerder staat hierbij centraal. Om voor een certificaat in aanmerking te komen, stelt de natuurbeheerder respectievelijk het agrarisch collectief een Kwaliteitshandboek op dat gebaseerd is op een Programma van Eisen. De Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer verstrekt, namens de provincies, de certificaten na beoordeling van het kwaliteitshandboek en voert audits uit bij de gecertificeerden om de kwaliteitsbewaking in de praktijk te toetsen.
 
Monitoring Natuurkwaliteit
Er wordt jaarlijks veel geïnvesteerd in (agrarisch) natuurbeheer. Om vast te stellen of de afgesproken doelen voor in stand houden van soorten worden gehaald of dat de uitvoering bijgesteld moeten worden, hebben Rijk, provincies en beheerders van gronden een uniforme werkwijze ontwikkeld, de Werkwijze Monitoring Beoordeling Natuurnetwerk – Natura 2000/PAS. Hiermee kan worden gestuurd op de ambities voor het Natuurnetwerk Nederland en een vitaal platteland, op beheerprestaties en op een effectieve inzet van middelen. Voor het agrarisch natuurbeheer is deze werkwijze nog in ontwikkeling.
 
Toelichting bij § 2 Natuur- en landschapsbeheer
Artikelsgewijs
Artikel 1.1 Definities, onderdeel d
Binnen een beheerfunctie zijn diverse beheeractiviteiten samengevoegd, waarna wordt gesproken van een cluster. Die clustering heeft plaatsgevonden vanuit het achterliggende doel van die beheerfunctie. In de koppeltabel (zie daarvoor artikel 3.11 onder c) is terug te vinden dat clustering heeft plaatsgevonden vanuit de volgende beheerfuncties:
  • -
    Creëren fourageergebied
  • -
    Creëren nat biotoop
  • -
    Verschralen
  • -
    Optimaliseren broed- en opgroeimogelijkheden
  • -
    Optimaliseren nestbescherming
  • -
    Optimaliseren voortplantingsmogelijkheden
  • -
    Waterberging
  • -
    Bufferzone
  • -
    Verbeteren waterkwaliteit
  • -
    Vernatting
  • -
    Water vasthouden
     
Artikel 1.2 Openstelling
In het openstellingsbesluit worden de subsidieplafonds vastgesteld en bekendgemaakt. Daarbij is het mogelijk om een deelplafond vast te stellen, specifiek voor bepaalde doelgroepen, onderdelen van het natuurbeheerplan of leefgebied.
 
Artikel 2.1 Doelgroep
Een eigenaar die de grond in erfpacht heeft gegeven, zal geen subsidie meer kunnen aanvragen omdat hij slechts het bloot eigendom heeft en geen zeggenschap meer heeft over het grondgebruik en het beheer. Wel kunnen de genoemde gerechtigden die hun grond in pacht uitgeven subsidie aanvragen en ontvangen zolang ze de pacht zo hebben vorm gegeven dat de zeggenschap over het beheer nog bij hen ligt. Pachters komen niet in aanmerking voor een subsidie natuurbeheer.
 
Artikel 2.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Tweede lid, onderdeel a en c, Toegankelijkheid
Er wordt belang gehecht aan de recreatieve openstelling van natuurterreinen. Daarom bevat het tweede lid verplichtingen ten behoeve van landelijke wandelpaden, fietsroutes en knooppuntennetwerken. Van subsidieontvangers wordt niet alleen gevraagd om het natuurterrein open te stellen voor publiek, maar ook om desgevraagd medewerking te verlenen aan bewegwijzering van wandel- en fietsroutes.
Als een natuurterrein om de in het vierde lid genoemde redenen niet kan worden opengesteld, dan is dat gedeelte vrijgesteld van openstelling.
Een terrein is toegankelijk (oftewel begaanbaar) als er in het terrein gelopen, gefietst of gevaren kan worden zonder dat er gevaarlijke situaties ontstaan (bijvoorbeeld bij moerassen en
trilvenen).
Een terrein is bereikbaar als het te bereiken is vanaf de openbare weg of via een aangrenzend opengesteld terrein.
 
Toelichting bij § 3 Agrarisch natuur- en landschapsbeheer
Algemeen gedeelte
De agrarische gebieden rondom de natuurgebieden vormen een belangrijke schakel in het realiseren van de natuurdoelen vanwege de bufferfunctie die zij vervullen. Daarnaast zijn er veel soorten die hun leefgebied in het agrarisch gebied hebben. Om dit beter op elkaar aan te sluiten, is een effectiever en efficiënter agrarisch natuur- en landschapsbeheer nodig.
Het agrarisch natuur- en landschapsbeheer is gericht op het creëren van positieve omstandigheden voor biodiversiteit, waterkwaliteit en –kwantiteit. Bovendien heeft het beheer een duidelijke meerwaarde voor natuur, landschap, water en agrarisch ondernemerschap. Het nieuwe agrarisch natuurbeheer is het resultaat van een integrale toepassing in de streek.
Het maatschappelijk draagvlak en de beleefbaarheid en leefbaarheid van het platteland wordt vergroot, mede door aan te sluiten bij praktijk, omstandigheden en ervaring van ondernemers.
 
Artikelsgewijs
Artikel 3.1 Doelgroep
Vanaf 2016 vragen gecertificeerde agrarische collectieven subsidie aan voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer, zij zijn de begunstigde van de subsidie. Een agrarisch collectief is een samenwerkingsverband in een bepaald gebied dat bestaat uit agrariërs en andere grondgebruikers in dat gebied die zich vrijwillig hebben verenigd voor het uitvoeren van agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
Voor deze subsidie komen alleen agrarische collectieven in aanmerking, die een SNL-certificaat bezitten.
Bepaald is dat enkel een vereniging subsidie kan aanvragen. Een coöperatie is op grond van het Burgerlijk Wetboek een bijzondere vorm van een vereniging en wordt op grond van de verordening derhalve ook als een vereniging aangemerkt.
De keuze voor een vereniging vloeit voort uit de Brusselse eis dat subsidie alleen mogelijk is aan landbouwers en groepen van landbouwers of andere grondgebruikers. Uit die eis volgt dat er een directe relatie moet zijn tussen de “groep” die aanvraagt en landbouwers of grondgebruikers daarachter. De vereniging is de enige rechtsvorm die deze relatie zichtbaar maakt. Vanuit controleerbaarheid is volledige rechtsbevoegdheid nodig.
 
Artikel 3.2 Subsidiabele activiteiten
Uitgangspunt van het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb2016) is een leefgebiedenbenadering: het creëren en in stand houden van een leefgebied voor een soort of groep van soorten die vergelijkbare beheeractiviteiten vragen in een bepaald gebied.
Er zijn vier agrarische leefgebieden en één categorie voor water. De vier leefgebieden komen overeen met de agrarische natuurtypen van de Index Natuur en Landschap: open grasland, open akkerland, natte dooradering en droge dooradering.
De beheeractiviteiten die samen nodig zijn voor het behoud of de versterking van een leefgebied zijn gebundeld in ‘clusters van beheeractiviteiten’. Per cluster worden ook de beheerfuncties aangegeven, bijvoorbeeld het creëren van foerageergebieden, of het verschralen of optimaliseren van voortplantingsmogelijkheden. Voor de categorie water gelden andere beheerfuncties, zoals waterberging of bufferzones. In afspraken met haar leden clustert het agrarisch collectief de beheeractiviteiten tot beheerpakketten.
 
Artikel 3.3 Weigeringsgronden
Indien voor een gedeelte van het leefgebied waarvoor een subsidie wordt aangevraagd reeds een subsidie is verstrekt, dan wordt dat gedeelte van de aanvraag geweigerd. Het restant van de aanvraag kan dan gehonoreerd worden, als dat resterende gedeelte aan de gestelde eisen voldoet.
 
Artikel 3.4 Subsidievereisten
Vanaf 2016 is bij het agrarisch natuur- en landschapsbeheer sprake van een projectsubsidie voor het beheer gedurende zes jaar. Een gebiedsaanvraag moet voldoen aan alle opgesomde vereisten. Een agrarisch collectief kan bijvoorbeeld een gebiedsaanvraag doen voor drie verschillende leefgebieden of drie onderdelen van een leefgebied. De gebiedsaanvraag wordt dan voor ieder van die drie leefgebieden apart getoetst aan alle subsidievereisten. Daarbij kan het voorkomen, dat de gebiedsaanvraag enkel voor twee leefgebieden of onderdelen voldoet en voor een leefgebied of onderdeel niet. Het onderdeel van de gebiedsaanvraag dat op dat ene leefgebied ziet, wordt dan afgewezen en het agrarisch collectief ontvangt enkel een subsidie voor de twee leefgebieden die wel voldoen aan de vereisten.
De zesjarige subsidie wordt in de aanvraagperiode voor het SNL aangevraagd via een gebiedsaanvraag. Deze aanvraag is gebaseerd op een samenhangend ecologisch effectief en efficiënt beheerplan. In de aanloop naar het insturen van de gebiedsaanvraag bespreekt het agrarisch collectief de concept-gebiedsaanvraag met de provincie om eventuele knelpunten of provinciale afwegingen af te stemmen.
 
Eerste lid, onder c, eerste onderdeel, Minimum en maximum aantal hectares per leefgebied
Bij de gebiedsaanvraag is het noodzakelijk het minimum aantal hectares (bijv. per leefgebied) te benoemen, waaronder de uiteindelijke betaalaanvragen niet mogen uitkomen. Het maximum aantal hectares mag 15% hoger zijn dan het minimum.
De begroting van de subsidiabele kosten gaat over het maximum aantal hectares; bij de betaalaanvraag wordt getoetst hoeveel hectares daadwerkelijk zijn beheerd en of de vergoeding van het gevoerde beheer niet het maximum bedrag in de Catalogus Groenblauwe Diensten overschrijdt (staatssteuntoets).
 
Eerste lid, onder c, tweede onderdeel, Projectomschrijving
De beheeractiviteiten die nodig zijn voor het behoud of de versterking van een leefgebied worden gebundeld in ‘clusters van beheeractiviteiten’. Per cluster van beheeractiviteiten wordt ook de beheerfunctie aangegeven, bijvoorbeeld: broedmogelijkheden, opgroeimogelijkheden, foerageren en nat biotoop. Voor de categorie water gelden aanvullende beheerfuncties. Binnen elk cluster van beheeractiviteiten dragen beheerpakketten, combinaties van beheeractiviteiten en eventueel aanvullende voorwaarden voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer op een bepaald perceel, bij aan de realisatie van de beheerfunctie van het cluster van beheeractiviteiten.
 
Tweede lid, uitzondering certificaatsvereiste
Duidelijk is dat voor de eerste aanvraagperiode onder deze regeling in 2015, voor de start op 1 januari 2016, het niet mogelijk is om voor alle collectieven voor 1 juni al een certificaat af te geven. Daarom is in het tweede lid op het vereiste uit het eerste lid een uitzondering gemaakt. Voor de eerste aanvraagperiode is het voldoende dat op het moment van aanvragen van subsidie, tevens een aanvraag voor een certificaat is ingediend.
In artikel 3.11 onder l is vastgelegd dat het collectief als subsidieontvanger voor de gehele subsidieperiode moet beschikken over een certificaat. De subsidieperiode begint conform artikel 3.10 op 1 januari. Hieruit volgt dat het collectief voor de eerste aanvraagperiode daarom tot 1 januari de tijd heeft om het certificaat uiteindelijk te verkrijgen.
 
Artikel 3.5 Subsidiabele kosten
Onderdeel a en b zijn de kosten die rechtstreeks met het verrichten respectievelijk leveren van de dienst te maken hebben. Onderdeel c benoemt transactiekosten. Dit zijn kosten die niet direct met de uitvoering van de dienst te maken hebben, maar kosten verbonden aan het vervullen van de randvoorwaarden zodat de dienst daadwerkelijk uitgevoerd kan worden. Denk aan kosten voor administratie, ureninzet om de aanvraag te kunnen doen etc. Hierbij wordt uitgegaan van maximaal 20% transactiekosten en streefpercentage van 15%.
 
Artikel 3.6 Niet subsidiabele kosten
Kosten die voortvloeien uit het voldoen aan de basis, vanuit de goede landbouwpraktijk, vallen buiten de subsidie.
Hierbij kan worden gedacht aan:
  • a.
    de vastgestelde toepasselijke dwingende normen krachtens titel VI, hoofdstuk I, van Verordening (EU) nr. 1306/2013;
  • b.
    de vastgestelde toepasselijke criteria krachtens artikel 4, lid 1, onder c), tweede en derde streepje, van de RB-verordening
  • c.
    de minimumactiviteiten en toepasselijke minimumvereisten voor het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen;
  • d.
    andere toepasselijke dwingende voorschriften die bij nationale wetgeving zijn vastgesteld.
     
Artikel 3.7 Subsidiehoogte
Derde lid Ondergrens
In dit lid 3 wordt de ondergrens voor het te subsidiëren bedrag geregeld. Elke provincie kan hier een eigen ondergrens bepalen.
SCAN adviseert daarvoor een minimaal bedrag van Є 50.000.
 
Artikel 3.8 Verdeelcriteria
In dit artikel is geregeld hoe het beschikbare geld verdeeld wordt over de ingekomen aanvragen die volledig zijn en aan de vereisten van artikel 3.4 voldoen.
Als er voor een gebied meerdere aanvragen binnenkomen, worden die aanvragen onderling gewogen.
In het tweede lid is beschreven hoe de aanvragen onderling worden gewogen. Alle aanvragen worden onderling gewogen op basis van de beoordelingscriteria en van punten voorzien. De aanvraag met de meeste punten gaat voor, totdat het geld verdeeld is.
 
Artikel 3.11 Subsidieverplichtingen
Onder d Wijziging van activiteiten op perceelsniveau
Tijdens het beheerjaar kan blijken dat het beheerplan voor dat jaar niet helemaal uitvoerbaar blijkt of niet klopt. Bij het beheer dat gericht is op specifieke doelsoorten is het bijvoorbeeld van belang de beheeractiviteiten (zoals uitgesteld maaien) aan te passen aan de aanwezigheid van jonge dieren. Ook kunnen vogels op een ander perceel gaan zitten dan dat in het beheerplan is opgenomen, waardoor het beheer verlegd moet worden. Deze wijzigingen zijn toegestaan en moeten direct in het systeem vastgelegd worden. Tot het indienen van het jaarlijks betaalverzoek uiterlijk op 15 mei kan, als hiervoor een ecologische reden is, de locatie van het beheer verplaatst worden naar meer effectieve percelen. Nadat het betaalverzoek is ingediend, kunnen beheerlocaties niet meer wijzigen. Wel kan tot 30 september het beheer op een perceel wijzigen, bijvoorbeeld vanwege het uitvliegen van kuikens.
 
Onder i Aanvraag tot betaling
De subsidieontvanger vraagt in de zesjarige subsidieperiode jaarlijks tussen 1 april en 15 mei uitbetaling aan voor alle percelen waarop hij beheer uitvoert volgens de subsidiebeschikking. Hiermee wordt het maximaal te betalen subsidiebedrag vastgelegd (het aantal hectares uit de gebiedsaanvraag vermenigvuldigd met het gemiddelde bedrag per hectare). Voor beheerjaar 2016 doet de subsidieontvanger dus uiterlijk op 15 mei 2016 een betaalverzoek voor het beheer dat in 2016 plaatsvindt.
 
Onder j Verantwoording
Uiterlijk 1 oktober dient de subsidieontvanger jaarlijks de verantwoording van het betaalverzoek in. In de verantwoording wordt op perceelsniveau vastgelegd welk beheer is uitgevoerd (de locatie en de beheeractiviteit per oppervlakte). Samen met de actuele veldgegevens wordt dit gebruikt als basis voor het jaarlijkse evaluatiegesprek met de provincie.
De verantwoording van het betaalverzoek is de basis voor de hoogte van de betaling die steeds na afloop van een beheerjaar wordt uitgekeerd. Bij het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer hoeft dus niet jaarlijks een kostenoverzicht te worden ingediend. Bepaald wordt of de vergoedingen voor de beheeractiviteiten in het beheerplan volgens de Catalogus Groenblauwe Diensten, eventueel na correcties en sancties, gelijk of hoger zijn dan het maximaal uit te betalen bedrag. De subsidieontvanger krijgt het bedrag dat vermeld is in de betaalaanvraag uitbetaald indien aan de subsidiebeschikking wordt voldaan en indien het maximum-bedrag dat volgt uit de eerdergenoemde verantwoording niet wordt overschreden.
 
Artikel 3.13 Wijziging subsidieverlening vanwege vergroting areaal
Een uitbreidingsaanvraag is een verzoek tot uitbreiding van de zesjarige subsidiebeschikking. Als hiervoor budget wordt opengesteld, kan het agrarisch collectief jaarlijks een uitbreidingsaanvraag indienen voor de resterende looptijd van de oorspronkelijke zesjarige subsidiebeschikking.
De uitbreidingsaanvraag moet de oorspronkelijke aanvraag versterken en passen binnen het natuurbeheerplan dat op het moment van het indienen van de uitbreidingsaanvraag geldt. De uitbreidingsaanvraag doorloopt dezelfde beoordelingsprocedure als nieuwe aanvragen.
 
Artikel 3.14 Subsidievaststelling
Aan het einde van de zesjarige subsidieperiode wordt de afrondende subsidiebeschikking vastgesteld op basis van de jaarlijkse beschikkingen op het betaalverzoek, uitgebreid met de laatste beoordeling van het betaalverzoek. De vaststelling wordt getoetst aan de subsidiebeschikking.
 
Artikel 3.15 Sancties
Artikel 35 van verordening (EU) nummer 640/14 bepaalt dat het bevoegd gezag een sanctiebeleid moet opstellen. Daarin wordt aangegeven hoe de provincie omgaat met de situatie dat de subsidieontvanger niet aan haar verplichtingen voldoet.
 
Assen, 11 maart 2015
 
Provinciale Staten voornoemd,
 
dr.h.c. J. Tichelaar, voorzitter
mevrouw mr. drs. G.V. Buissink, griffier
 
 
Gedeputeerde Staten voornoemd,
namens dezen,
 
ing. C. Hussels,
teamleider Natuur en Water
 
 
Uitgegeven 20 maart 2015
Naar boven