Besluit van provinciale staten van Utrecht van 9 februari 2015 en van Zuid-Holland van 28 januari 2015 tot wijziging van de Waterverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009
 
Provinciale staten van Utrecht en van Zuid-Holland;
 
Op voorstel van gedeputeerde staten van Utrecht en van Zuid-Holland;
 
Gelet op artikel 2.4 van de Waterwet en artikel 145 van de Provinciewet;
 
Besluiten:
Artikel I
De Waterverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009 wordt als volgt gewijzigd:
 
A
De bij deze verordening behorende kaartbijlage 1, bedoeld in artikel 2.1, wordt vervangen door de bij dit besluit behorende kaart met het opschrift: Bijlage 1. Kaart als bedoeld in artikel 2.1 van de Waterverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009.
 
B
Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:
  • 1.
    Het opschrift ‘Goedkeuring; toezending’ wordt vervangen door: Toezending.
  • 2.
    In het eerste lid vervallen na ‘vaststelling’ de woorden ‘ter goedkeuring’.
  • 3.
    Het tweede lid komt te luiden:
  • 2.
    Het dagelijks bestuur stuurt het beheerplan binnen vier weken na de vaststelling aan de ingevolge artikel 3.2 geraadpleegde bestuursorganen en aan de minister van Infrastructuur en Milieu
C
Titel 4.3 komt te vervallen.
 
Artikel II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het laatst uitgegeven provinciaal blad van de provincie Utrecht of Zuid-Holland, waarin dit besluit wordt geplaatst.
 
Utrecht, 9 februari 2015
 
Voorzitter,
 
Griffier,
 
Den Haag, 28 januari 2015
 
Voorzitter,
 
Griffier,
 
Wijziging Waterverordening Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden 2009
 
Nota van Toelichting
Dit wijzigingsbesluit bevat de volgende drie wijzigingen:
  • 1.
    een aanpassing van de kaart met de regionale waterkeringen;
  • 2.
    het aanpassen van de verordening aan een recente wijziging van de Waterwet, waarbij de goedkeuring door gedeputeerde staten van het waterbeheerplan is komen te vervallen;
  • 3.
    het schrappen van de voorgeschreven procedure voor projectplannen.
De drie wijzigingen worden hieronder toegelicht.
Artikel I, Onderdeel A
De aanpassing van de kaart met regionale waterkeringen die als bijlage 1 behoort bij de verordening, houdt in dat een aantal waterkeringen is geschrapt.
Geschrapt zijn de volgende waterkeringen:
  • De Haarrijnkaden, gelegen ten noordwesten van Maarssen. Deze kaden zijn afgegraven en vervangen door een kunstwerk in de primaire waterkering langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Dit kunstwerk heeft de waterkerende functie van de kaden overgenomen.
  • De kaden langs een viertal voorboezems. Deze hebben geen waterkerende functie meer, omdat de voorboezem afsluitbaar is. Dit zijn de:
    • Voorboezem Verlengde Bijleveld ten zuiden van Kockengen;
    • Voorboezem Rietveld, grenzend aan de Oude Rijn ten westen van Woerden;
    • Voorboezem Weiland en de Bree, grenzend aan de Oude Rijn tussen Woerden en Bodegraven;
    • Voorboezem Bodegraven, grenzend aan de Oude Rijn in Bodegraven.
Artikel I, Onderdeel B
Bij een wijziging van de Waterwet (Stb. 2014, 21) is de goedkeuring door gedeputeerde staten van het waterbeheerplan komen te vervallen. In verband hiermee is artikel 3.3 tekstueel aangepast. Gehandhaafd is de bepaling in het eerste lid dat het waterbeheerplan wordt toegezonden aan gedeputeerde staten van Utrecht en van Zuid-Holland.
In het tweede lid zijn de woorden ‘na de goedkeuring’ gewijzigd in ‘na de vaststelling’ en is de aanduiding van de desbetreffende minister geactualiseerd.
Artikel I, Onderdeel C
In artikel 5.4 van de Waterwet is bepaald dat de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk door of vanwege de beheerder geschiedt overeenkomstig een door hem vast te stellen projectplan. In aansluiting daarop is artikel 4.9 (het enige artikel van titel 4.3) van de Waterverordening HoogheemraadschapDe Stichtse Rijnlanden 2009 bepaald dat een dergelijk projectplan wordt voorbereid overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht, dit vanwege de bij een dergelijk besluit betrokken belangen van derden. In de bestuurspraktijk is echter gebleken dat het regelmatig voorkomt dat bij een projectplan voor veelal kleinere werken geen belangen van derden in het geding zijn. Het volgen van de afdeling 3.4-procedure is in die situaties niet nodig en tevens ongewenst vanwege de optredende vertraging en de extra kosten. In verband daarmee voorziet dit wijzigingsbesluit in het schrappen van titel 4.3 en daarmee van artikel 4.9. Daarmee wordt aan het waterschapsbestuur overgelaten om per geval te beoordelen of voor de uitvoering van een projectplan de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gevolgd moet worden.
Naar boven