Provincie Noord-Holland; Uitvoeringsregeling natuurcompensatie Noord-Holland
 
Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 2 december 2014, nr. 215679/494020, tot vaststelling van de Uitvoeringsregeling natuurcompensatie Noord-Holland  
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland;
Gelet op artikelen 19, achtste lid, aanhef en onderdeel b, en 25, zesde lid, van de Provinciale Ruimtelijke Verordening;
B esluiten vast te stellen :
U itvoeringsregeling natuurcompensatie Noord-Holland
Artikel 1
  • 1.
    Voor zover een bestemmingsplan voorziet in een nieuwe activiteit of wijziging van een bestaande activiteit overeenkomstig artikel 19, derde en vierde lid, of in een of meer ontwikkelingen overeenkomstig artikel 25, derde lid en vierde lid, van de Provinciale Ruimtelijke Verordening, maakt dat bestemmingsplan mogelijk dat de initiatiefnemer daarvan fysieke maatregelen neemt ter compensatie van de schade aan de ecologische hoofdstructuur een ecologische verbindingszone of een weidevogelleefgebied.
  • 2.
    Indien de fysieke maatregelen niet in het bestemmingsplan mogelijk kunnen worden gemaakt, blijkt uit de toelichting van het bestemmingsplan wanneer en hoe fysieke compensatie planologisch wordt geregeld en dat het bevoegde gezag daaraan medewerking zal verlenen.
  • 3.
    Indien fysieke maatregelen niet mogelijk zijn of indien het gebied dat wordt aangetast door een activiteit of ontwikkeling als bedoeld in het eerste lid plaatsvindt, niet groter is dan 3 hectare voor zover het betreft de ecologische hoofdstructuur of een ecologische verbindingszone en 5 hectare voor zover het betreft een weidevogelleefgebied, bepaalt het bestemmingsplan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid dat de initiatiefnemer een bijdrage overeenkomstig artikel 7 voorafgaand aan de ontwikkeling aan de provincie Noord-Holland ter beschikking stelt ter uitvoering van compensatiemaatregelen.
  • 4.
    Een bijdrage als bedoeld in het vorige lid wordt door de provincie gestort in de reserve groen ten behoeve van natuurcompensatiemaatregelen.
  • 5.
    Het bepaalde in het derde lid is niet van toepassing op een activiteit of een combinatie van activiteiten als bedoeld in artikel 19, derde lid, onderdeel b, van de Provinciale Ruimtelijke Verordening.
Artikel 2
Uit de toelichting op een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 1, eerste lid, blijkt dat de fysieke maatregelen ter compensatie van de aantasting van de ecologische hoofdstructuur of een ecologische verbindingszone:
  • a.
    plaatsvinden in nog niet gerealiseerde delen van de ecologische hoofdstructuur of ecologische verbindingszones of aansluitend aan al bestaande natuur in de ecologische hoofdstructuur;
  • b.
    plaatsvinden in de nabijheid van het aangetaste gebied tenzij aantoonbaar is dat dit niet mogelijk is;
  • c.
    plaatsvinden in een gebied dat minimaal gelijk is aan de oppervlakte van het aangetaste gebied;
  • d.
    de aangetaste wezenlijke kenmerken en waarden compenseren;
  • e.
    tenminste de inrichting van het gebied ten behoeve van de ontwikkeling van de gewenste natuur en ontwikkelingsbeheer van die natuur voor een duur van tenminste 5 jaar, en in geval van bos 10 jaar, omvatten.
Artikel 3
Uit de toelichting op een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 1, eerste lid, blijkt dat de fysieke maatregelen ter compensatie van de aantasting van een weidevogelleefgebied:
  • a.
    plaatsvinden in een weidevogelleefgebied als bedoeld in artikel 25 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening;
  • b.
    plaatsvinden in de nabijheid van het aangetaste gebied tenzij wordt aangetoond dat dit niet mogelijk is;
  • c.
    inrichtingsmaatregelen of actief weidevogelbeheer omvatten voor een bedrag gelijk aan de kosten voor beheer in een gebied dat minimaal gelijk is aan de oppervlakte van het aangetaste weidevogelleefgebied rekening houdende met een jaarlijkse rustperiode in de nestfase waarin agrarische werkzaamheden niet zijn toegestaan van 1 april tot en met 15 juni voor een periode van 30 jaar.
Artikel 4
De toelichting op een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 1, eerste en tweede lid, waarin fysieke maatregelen worden bepaald, omvat een compensatieplan dat voldoet aan de volgende eisen:
  • a.
    het plan bevat een kaart van een schaalniveau niet groter dan 1:10.000 waarop de locatie van de fysieke maatregelen plaatsvinden;
  • b.
    de fysieke maatregelen zijn concreet beschreven;
  • c.
    in het plan is aangegeven op welke momenten gedeputeerde staten de voortgang kunnen beoordelen;
  • d.
    het plan bevat een tijdschema voor realisatie van de compensatie waaruit blijkt dat initiatiefnemer de compensatie uiterlijk binnen twee jaar na de start van de uitvoering van de compensatieplichtige activiteit realiseert, tenzij in een compensatieovereenkomst als bedoeld in artikel 5 anders wordt bepaald;
  • e.
    het plan beschrijft het jaarlijkse beheer van het gebied en de voorwaarden waaraan een beheerder moet voldoen.
Artikel 5
  • 1.
    Een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 1, eerste, tweede of derde lid , bevat als bijlage een compensatieovereenkomst die is aangegaan tussen de initiatiefnemer en de provincie.
  • 2.
    In een compensatieovereenkomst als bedoeld in het vorige lid is ten minste opgenomen:
    • a.
      welke rollen en verantwoordelijkheden de betrokken partijen hebben;
    • b.
      een financiële onderbouwing waaruit blijkt dat de uitvoering van de fysieke maatregelen is zeker gesteld en niet wordt gefinancierd uit middelen die beschikbaar zijn op grond van een subsidieregeling;
    • c.
      de termijn waarbinnen de uitvoering van compensatie moet zijn afgerond;
    • d.
      een boeteclausule die van toepassing is bij het niet, niet tijdig of onvolledig uitvoeren van de compensatie tenzij sprake is van een overeenkomst tussen overheden;
    • e.
      de verplichting om te melden wanneer de uitvoering van de compensatiemaatregelen starten;
    • f.
      de verplichting om gedeputeerde staten jaarlijks te informeren over de voortgang.
  • 3.
    Voor het verschuldigd zijn van een boete als bedoeld in het vorige lid is geen ingebrekestelling nodig.
  • 4.
    Het boetebedrag wordt gestort in een provinciale reserve groen ten behoeve van natuurcompensatiemaatregelen. Het boetebedrag is op het moment van vaststelling ten minste gelijk aan 150 procent van alle directe en indirecte kosten die samenhangen met de betrokken compensatie.
Artikel 6
  • 1.
    Een bijdrage als bedoeld in artikel 1, derde lid, omvat voor de Ecologische Hoofdstructuur en een ecologische verbindingszone de volgende kostenelementen:
    • a.
      kosten van de aanschaf van vervangende grond;
    • b.
      kosten van de basisinrichting;
    • c.
      kosten van ontwikkelingsbeheer gedurende de ontwikkelingstijd, afhankelijk van het type natuur dat wordt ontwikkeld;
    • d.
      kosten voor de planontwikkeling en planuitvoering, deze zijn bepaald op 20 procent van de kosten genoemd bij a, b en c.
  • 2.
    Een bijdrage als bedoeld in artikel 1, derde lid, omvat voor een weidevogelleefgebied de volgende kostenelementen:
    • a.
      de kosten voor 30 jaar actief weidevogelbeheer voor een gebied dat minimaal gelijk is aan de oppervlakte van het aangetaste weidevogelleefgebied rekening houdende met een jaarlijkse rustperiode in de nestfase waarin agrarische werkzaamheden niet zijn toegestaan jaarlijks van 1 april tot en met 15 juni;
    • b.
      de kosten voor de planontwikkeling en planuitvoering, deze zijn bepaald op 20 procent van de kosten genoemd bij a.
Artikel 7
  • 1.
    De beleidsregel compensatie natuur en recreatie Noord-Holland van 17 december 2007, nr. 2007-76280 (Pb 2008, 10) wordt ingetrokken.
  • 2.
    Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij wordt geplaatst.
  • 3.
    Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling natuurcompensatie Noord-Holland.
Haarlem, 2 december 2014.
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland,
J.W. Remkes, voorzitter.
G.E.A. van Craaikamp, provinciesecretaris.
 
Uitgegeven op 17 december 2014.
TOELICHTING
Algemeen
De Uitvoeringsregeling Natuurcompensatie Noord-Holland geeft aan hoe gecompenseerd moet worden als er aantasting is van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), ecologische verbindingszones (evz) of weidevogelleefgebied. In de Provinciale Ruimtelijke Verordening (PRV) is aangegeven wanneer ingrepen in de EHS, evz en weidevogelleefgebied toegestaan zijn en dat ingrepen gecompenseerd moeten worden. De uitvoeringsregeling is dus een uitwerking van de PRV.
Inmiddels is afgesproken om in navolging van het Rijk in plaats van de term ecologische hoofdstructuur de term Natuurnetwerk Nederland te gebruiken en de term natuurverbindingen in plaats van de term ecologische verbindingszones. Omdat de PRV nog niet is aangepast op deze termen en deze uitvoeringsregeling rechtstreeks gekoppeld is met de PRV is ervoor gekozen om in deze uitvoeringsregeling nog de oude termen te gebruiken. Zodra de termen in de PRV zijn overgenomen zal ook deze uitvoeringsregeling daaraan worden aangepast. In de toelichting spreken wij verder over Natuurnetwerk Nederland en natuurverbindingen.
Het compensatiebeginsel is vooral bedoeld om het Natuurnetwerk Nederland (hierna: NNN), de natuurverbindingen en weidevogelleefgebieden tegen aantasting te beschermen. Eén van de hoofddoelstellingen van het provinciaal beleid is om de biodiversiteit in Noord-Holland niet verder achteruit te laten gaan en bij voorkeur te verbeteren. De aanleg en het behoud van het NNN, natuurverbindingen en weidevogelleefgebieden dragen bij aan die doelstelling. Al deze gebieden zijn belangrijk om de biodiversiteit in Noord-Holland te behouden. Is een ingreep in deze gebieden vanuit andere belangen toch noodzakelijk, dan is in de (PRV) (artikelen 19 en 25) opgenomen onder welke voorwaarden een ingreep toch kan plaatsvinden. Is de aantasting toelaatbaar dan is het de bedoeling om de compensatie zo effectief mogelijk in te zetten. Voor de verschillende categorieën natuur gelden verschillende vormen van compensatie. De compensatie en de afspraken hierover worden vastgelegd in het bestemmingsplan dat gekoppeld is aan de ingreep en een compensatieplan en een compensatieovereenkomst tussen de initiatiefnemer en de provincie. In alle gevallen mag de compensatie uiteraard niet leiden tot aantasting van andere in de verordening ruimtelijk beschermde waarden.
Doel van de uitvoeringsregeling
Deze uitvoeringsregeling heeft drie doelen:
  • 1.
    De uitvoeringsregeling bevat concrete uitvoeringsregels voor natuurcompensatie in Noord-Holland;
  • 2.
    De uitvoeringsregeling maakt gemeenten en initiatiefnemers duidelijk in welke situaties, op welke wijze zij het compensatiebeginsel moeten toepassen;
  • 3.
    De uitvoeringsregeling geeft aan op welke criteria gedeputeerde staten compensatieplichtige plannen en onderliggende documenten beoordelen.
De koppeling tussen de uitvoeringsregeling en de verordening
Een initiatiefnemer moet de natuurwaarden die verloren gaan door een ruimtelijke ingreep op eigen kosten compenseren. Dit uitgangspunt noemen gedeputeerde staten het ‘compensatiebeginsel’. De PRV bepaalt of en onder welke voorwaarden een ingreep mag plaatsvinden. Deze uitvoeringsregeling geeft aan op welke manier de initiatiefnemer de compensatie vorm moet geven.
Het beschermingsregime voor het NNN heeft het Rijk vastgelegd in de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 1 oktober 2012), heeft het Rijk de verplichting opgenomen voor de provincies om in de verordening regels op te nemen die ervoor zorgen dat de provincie het NNN planologisch beschermt. De ligging en begrenzing van het NNN, natuurverbindingen en weidevogelleefgebieden geven GS weer in de kaarten die horen bij de verordening. Dit beschermingsregime geldt volgens het Barro niet voor de Noordzee, de Waddenzee en het IJsselmeergebied (inclusief Markermeer en IJmeer) en de randmeren. Voor de Waddenzee en het IJsselmeergebied stelt het Barro eigen regels waarbij het Rijk bevoegd gezag is. Voor militaire terreinen geldt het compensatiebeginsel niet omdat ze geen onderdeel zijn van het NNN.
Wanneer is deze uitvoeringsregeling van toepassing?
Deze uitvoeringsregeling is van toepassing als sprake is van compensatie zoals bedoeld in artikel 19 en artikel 25 van de PRV. Voordat kan worden overgegaan tot compensatie, moet eerst worden vastgesteld of de ingreep toelaatbaar is in het kader van het ruimtelijk beleid. Hiervoor geldt het afwegingskader van de PRV bij bestemmingsplannen of daaraan verwante plannen. Op provinciale inpassingsplannen, Rijksinpassingsplannen, Tracébesluiten en Dijkverzwaringsplannen is de PRV niet van toepassing. Wel geldt dat het NNN en de natuurverbindingen [door het rijk] beschermd zijn en dat de genoemde plannen in compensatie dienen te voorzien. Bij de opstelling en beoordeling van de in die plannen voorziene compensatie betrekken gedeputeerde staten deze uitvoeringsregeling.
Actualisatie van de beleidsregel uit 2007
De beleidsregel uit 2007 verwees nog naar de toen geldende Wet op de Ruimtelijke Ordening. Door de aanpassingen sluit de uitvoeringsregeling weer aan op de geldende regelgeving.
In de beleidsregel was compensatie alleen buiten NNN mogelijk, zodat de totale omvang van het NNN niet afnam. Met de herziening van de uitvoeringsregeling zijn deze voorwaarden gewijzigd. Compensatie vindt nu bij voorkeur plaats in nog niet gerealiseerde NNN of aansluitend aan bestaande NNN. Hiervoor zijn een aantal redenen:
  • 1.
    Door de bezuinigingen van het Rijk, aangekondigd in 2012, is duidelijk geworden dat het een opgave is om het hele NNN te realiseren vanuit de beschikbare financiering. Compensatie is dan één van de middelen om het NNN te realiseren.
  • 2.
    Om compensatie zo doelmatig als mogelijk te laten zijn, is het gewenst dat met de compensatie robuuste eenheden worden gecreëerd en dat de compensatie in die gebieden wordt gerealiseerd waar de meeste ecologische winst kan worden behaald. De NNN begrenzing is juist gekozen vanwege de robuustheid en ecologische potenties. Door hier op aan te sluiten kan de compensatie effectief worden ingezet.
  • 3.
    In praktijk blijkt dat het NNN geen vaststaande omvang heeft. Door grenswijzigingen en het toevoegen van nieuwe gebieden vinden jaarlijks beperkte wijzigingen plaats. Het compenseren binnen NNN zal dan ook niet hoeven leiden tot een afname van NNN.
Compensatie voor activiteiten in weidevogelleefgebied vindt net zoals in de beleidsregel uit 2007 plaats in aangewezen weidevogelleefgebied. In deze gebieden zijn de compensatiemaatregelen het meest effectief, omdat hier is aangetoond dat deze gebieden geschikt zijn voor weidevogels.
De compensatie vindt bij voorkeur fysiek plaats. Als initiatiefnemers kunnen aantonen dat fysieke compensatie onmogelijk is, is financiële compensatie toegestaan. Bij ingrepen kleiner dan 5 ha is financiële compensatie toegestaan. Voor compensatie van verstoring in weidevogelleefgebieden was de eis in de beleidsregel dat compensatie bestond uit het realiseren van 12 jaar beheer op een perceel met dezelfde omvang als het verstoorde gebied. In de praktijk bleek dit twee nadelen te hebben:
  • Het bleek erg moeilijk te zijn om agrariërs te vinden die aan weidevogelbeheer wilden doen in een gebied dat hier ook geschikt voor was. De meeste agrariërs die hiervoor in aanmerking komen en in een geschikt gebied liggen, hebben al een contract voor weidevogelbeheer, via het Subsidiestelsel Landschap- en Natuurbeheer. Wel blijkt dat er behoefte is aan inrichtingsmaatregelen en incidentele vergoedingen voor bijvoorbeeld, het onder water zetten van greppels om tijdelijk de waterstand te verhogen in droge voorjaren. Naast het voeren van beheer ter compensatie kan compensatie daarom ook ingezet worden voor deze inrichtingsmaatregelen om de kwaliteit van weidevogelleefgebied te verbeteren.
  • Verstoring van weidevogelleefgebied is in de meeste gevallen permanent, daar kwam slechts 12 jaar beheer voor terug. Door als compensatie een vergoeding te vragen die overeenkomt met 30 jaar gemiddeld beheer, komt de compensatie meer overeen met het permanente karakter van de ingreep.
Gezien de verhouding tussen de ingreep en het werk voor compensatie door een initiatiefnemer, achten wij het wenselijk om de ruimte voor financiële compensatie te vergroten. De provincie bundelt deze compensatiegelden en zet deze in om grote aaneengesloten gebieden met weidevogelbeheer te creëren of om met inrichtingsmaatregelen de kwaliteit van weidevogelleefgebied te verbeteren.
Artikelsgewijs
Artikel 1
 
Het uitgangspunt bij compensatie is dat de schade die door ontwikkelingen plaatsvindt fysiek en het liefst in de nabijheid van de ontwikkeling wordt gecompenseerd.
De gemeenteraad dient de compensatie (de nieuwe natuur) in het bestemmingsplan vast te leggen (verbeelding en regels) met een passende natuur bestemming. Bij het bestemmingsplan hoort het compensatieplan en de overeenkomst. De toelichting (of het compensatieplan) dient in te gaan op het grote openbaar belang dat de ontwikkeling rechtvaardigt, op de effecten van de ingreep op het NNN. Hiermee makt het bestemmingsplan inzichtelijk waar natuur verdwijnt en waar natuur terugkomt
In bepaalde situaties of bij aantastingen aan NNN die kleiner zijn dan 3 ha en aan weidevogelleefgebieden die kleiner zijn dan 5 ha, bestaat de mogelijkheid van financiële compensatie in plaats van fysieke compensatie. Fysieke compensatie over deze relatief kleine oppervlakten is niet kosteneffectief. Bij compensatie voor NNN-gebieden groter dan 3 ha en bij weidevogelleefgebieden groter dan 5 ha is financiële compensatie alleen mogelijk als fysieke compensatie aantoonbaar niet mogelijk is.
Uitgangspunt bij de toepassing van financiële compensatie blijft dat uiteindelijk fysieke compensatie plaatsvindt, zij het door de provincie zelf. De financiële compensatie benutten Gedeputeerde Staten voor de realisatie van het NNN en het nemen van inrichtingsmaatregelen ten gunste van weidevogels. Via het Programma Groen zullen Gedeputeerde Staten rapporteren over de besteding van de compensatiemiddelen.
Ook gedeeltelijke financiële compensatie is een optie, als fysieke compensatie niet voor 100% mogelijk blijkt, bijvoorbeeld als niet op tijd voldoende compensatiegrond gevonden kan worden.
Bij de saldobenadering conform artikel 19, derde lid, onderdeel b, van de Provinciale Ruimtelijke Verordening is financiële compensatie niet mogelijk, omdat het hier per definitie gaat om fysieke maatregelen die alles bij elkaar een verbetering vormen voor het NNN.
Het zal niet altijd mogelijk blijken de compensatie te realiseren binnen hetzelfde bestemmingsplan dat de ingreep regelt of binnen dezelfde gemeente waarin de ingreep plaatsvindt. Indien de compensatie in een andere gemeente plaatsvindt, dan moet er tenminste een besluit door B&W van de betreffende gemeente zijn over wanneer en in welk bestemmingsplan de compensatie dan wél wordt vastgelegd. GS kunnen bestuurlijke druk uit oefenen om te voorkomen dat de besluitvorming in de gemeente waar de ingreep plaats vindt, vertraging oploopt.
Artikel 2
 
Natuurwaarden die verloren gaan, moet de initiatiefnemer fysiek compenseren, door realisatie van vervangend areaal bij NNN of door het nemen van inrichtingsmaatregelen bij de natuurverbinding. Als vuistregel geldt dat de oppervlak van het compensatiegebied minimaal gelijk is aan het vernietigde oppervlak. Als een ingreep het NNN-gebied niet geheel vernietigt, maar – ondanks de afgesproken mitigerende maatregelen- verstoort of versnippert, of de functionaliteit aantast, zal de compensatie moeten zorgen voor het opheffen van de effecten daarvan. In de praktijk betekent dat meestal ook realisatie van extra areaal NNN. De omvang van de compensatie verschilt, afhankelijk van de locatie en de ingreep. Het bepalen van de omvang van de compensatie is maatwerk. Per ingreep moet daarom de initiatiefnemer het specifieke effect onderzoeken.
De wezenlijke kenmerken en waarden zijn in elk gebied gedefinieerd als de in een gebied aanwezige natuurwaarden en, voor gebieden die nog een natuurfunctie zullen krijgen, tevens de potentiële natuurwaarden, de daarvoor vereiste bodem- en watercondities en de voor het gebied kenmerkende landschapsstructuur en belevingswaarden. Concreet betekent dit dat wij bij een ingreep in het NNN en natuurverbindingen beoordelen of:
  • -
    de toename van verstoring en het effect daarvan op de in een gebied aanwezige soorten. De verstoring kan bestaan uit verstoring door mensen of verkeer, verstoring door meer licht of verstoring door een toename van geluid;
  • -
    het effect dat de ingreep heeft op de bodem en watercondities, die belangrijk zijn voor het handhaven van de natuurkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan invloed op het waterpeil, een toename van verzilting of verzoeting van het grondwater / oppervlaktewater, of een toename van de bemesting van de bodem;
  • -
    het directe effect dat de ingreep door oppervlaktebeslag heeft op het verdwijnen van de in het gebied aanwezige natuurwaarden;
  • -
    het meer indirecte effect van een ingreep op de samenhang van het NNN en de natuurverbindingen. Bij natuurverbindingen is dit een negatief effect wanneer door een ingreep een barrière voor dieren wordt opgeworpen om langs de natuurverbinding te reizen of als de barrièrewerking toeneemt. In het NNN is het effect vooral afhankelijk van de locatie van de ingreep en de grootte / breedte van het NNN op die plek;
  • -
    het effect dat de ingreep heeft op de beleving van het landschap.
De mate waarin een ingreep effect heeft op het NNN of natuurverbindingen hangt erg af van het gebied. Per gebied verschillen de wezenlijke kenmerken en waarden. Zo zal verstoring door verlichting of toename van recreatie in een bos een kleinere impact hebben dan in een open weidelandschap. Ook zijn bepaalde soorten gevoeliger voor verstoring dan andere. Daarom is maatwerk vereist. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het beschrijven van de actuele wezenlijke kenmerken en waarden op de locatie van de ingreep en het effect van de ingreep liggen bij de initiatiefnemer. Wij verwachten een eigen inschatting van de wezenlijke kenmerken en waarden op een locatie.
De volgende (provinciale) documenten moeten in ieder geval gebruikt worden bij de beschrijving van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN en de natuurverbindingen:
  • -
    het natuurbeheertype of het type natuurverbinding. Dit staat aangegeven in het Natuurbeheerplan. De natuurbeheertypen zijn beschreven in de Index Natuur- en Landschap. De Index kan worden gedownload vanaf de website van de provincie Noord-Holland (http://www. noord-holland.nl/web/Themas/Groen/Subsidies/Natuurbeheerplan-en-SNL.htm);
  • -
    de gebiedsbeschrijvingen zoals opgenomen in het Natuurbeheerplan;
  • -
    in Natura2000 gebieden: de atlassen voor Natura2000 (http://www.noord-holland.nl/web/Projecten/Natura-2000.htm).
Bovenstaande documenten geven een goed overzicht van het soort ecosysteem dat zich in een gebied bevindt en de daarvoor benodigde bodem- en watercondities, maar geven nog geen volledige weergave van de kenmerkende diersoorten die op een locatie broeden of foerageren. De website www.waarnemingen.nl of de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) geven hiervoor een goede eerste indruk.
Bij natuurverbindingen geldt dat de werking van de natuurverbinding gelijk moet blijven of moet verbeteren. Het verdwijnen van stapstenen, rustplaatsen voor dieren langs natuurverbindingen, vergt compensatie in oppervlakte. Maar voor het overige gaat het vooral om het nemen van inrichtingsmaatregelen die het negatieve effect van de ingreep weer opheffen. Ook hier geldt dat geen algemene leidraad voor de omvang en de vorm van de compensatie kan worden gegeven, maar dat het afhankelijk is van de locatie en de mogelijkheden. Wel kan hiervoor informatie worden geput uit de Leidraad Faunavoorzieningen bij Infrastructuur van het Meerjarenprogramma Ontsnippering.
Artikel 3
 
Weidevogelleefgebieden zijn grote open gebieden die binnen topografische grenzen liggen. Binnen weidevogelleefgebieden liggen één of meerdere weidevogelkernen. Bij bescherming van weidevogelleefgebieden gaat het erom, om de openheid en de rust van het weidevogelleefgebied te handhaven. Het gaat daarbij niet om de actuele waarde die een gebied heeft voor weidevogels, maar om de potentiële waarde die een gebied heeft. Dat kan betekenen dat op de locatie van de ingreep geen weidevogels broeden of foerageren, maar dat er toch compensatie moet plaatsvinden.
Bij het bepalen van de te compenseren oppervlakte, gaat het om de extra verstoring die door de ingreep wordt veroorzaakt. Het gaat dus niet alleen om het verdwenen areaal door de ingreep, maar ook om de verstoring die daarvan uitgaat door geluid, licht, bebouwing etc.
De compensatie van weidevogelleefgebied kan bestaan uit inrichtingsmaatregelen of actief weidevogelbeheer omvatten voor een bedrag gelijk aan de kosten voor weidevogelbeheer voor een periode van 30 jaar. Compensatie voor activiteiten in weidevogelleefgebied vindt plaats in aangewezen weidevogelleefgebied. In deze gebieden zijn de compensatiemaatregelen het meest effectief, omdat hier is aangetoond dat deze gebieden geschikt zijn voor weidevogels. De besteding van de middelen moet zinvol zijn. Om te voorkomen dat op een gebied beheer wordt vastgelegd voor een lange termijn, terwijl de omstandigheden kunnen veranderen kan in de overeenkomst een clausule worden opgenomen om de maatregelen te evalueren en tussentijds aan te passen.
Artikel 4
 
Het compensatieplan dient het gemeentebestuur bij het ruimtelijk plan te voegen. Het maakt deel uit van de toelichting op het ruimtelijk plan dat de ingreep vastlegt. Het opstellen van het compensatieplan is de verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer. Het compensatieplan bevat een beschrijving van de ruimtelijke afweging, het verlies van waarden en de manier waarop de initiatiefnemer die compenseert. Uiteindelijk wordt het plan als bijlage bij de compensatieovereenkomst gevoegd, zodat de uitvoering van de compensatie geborgd is. De gemeenteraad mag het bestemmingsplan inclusief het compensatieplan en de compensatieovereenkomst alleen vaststellen als het voldoet aan deze uitvoeringsregeling.
Om beoordeling en handhaving van het plan mogelijk te maken is het belangrijk dat de initiatiefnemer de te nemen maatregelen zo concreet mogelijk in het plan zet. Te denken valt daarbij aan de verschillende te realiseren natuurbeheertypen en het oppervlak daarvan. Als natuurvriendelijke oevers een onderdeel zijn van de compensatie, gaat het ook om de specifieke helling van het talud etc. Daarnaast zijn begrippen met vage hoeveelheden , zoals “zoveel mogelijk” en het “merendeel”, ongewenst. Bij financiële compensatie is het van belang om de verloren waarden te kwantificeren, om de hoogte van de financiële compensatie te bepalen. De initiatiefnemer heeft de taak te zorgen voor het (laten) opstellen en tijdig (laten) uitvoeren van het compensatieplan. Hiertoe dient hij de benodigde informatie over de ingreep, de effecten, de voorgestelde compensatie en de kosten daarvan, te leveren. Gedeputeerde staten zullen het compensatieplan beoordelen aan de hand van deze uitvoeringsregeling. Als de provincie zelf initiatiefnemer is, dan dienen gedeputeerde staten een besluit te nemen waarin de compensatie wordt vastgelegd waarmee de uiterste datum van uitvoering en de natuurkwaliteit kan worden geborgd.
Ditzelfde geldt voor de saldobenadering, maar dan zal uit het compensatieplan eerder de samenhang van de verschillende maatregelen en de onderbouwing waarom deze activiteiten uiteindelijk een positief effect hebben op het NNN.
Artikel 5
 
In de compensatieovereenkomst staan de rollen en verantwoordelijkheden van de betrokken partijen, evenals een financiële onderbouwing waaruit blijkt dat de realisatie van de compensatiemaatregelen, inclusief ontwikkelingsbeheer, is geborgd. Een format voor een compensatieovereenkomst is op te vragen bij de provincie. De uiterste termijn van realisatie wordt in de overeenkomst vastgelegd, met een boetebeding dat van toepassing is bij het niet tijdig uitvoeren van de maatregelen.
Mocht de initiatiefnemer zijn compensatieverplichtingen niet nakomen, dan neemt de provincie de uitvoering hierna over op kosten van de initiatiefnemer. Dit kan dan dezelfde vorm van compensatie zijn of gelijkwaardige compensatie elders, afhankelijk van wat de mogelijkheden zijn. Omdat de intensieve bestuurlijke relaties tussen overheden voldoende mogelijkheden bieden om nakoming van gemaakte afspraken te toetsen, kan een boetebeding achterwege blijven als het gaat om een overeenkomst tussen provincie en een andere overheid.
Artikel 6
 
Bij compensatie van NNN dient de initiatiefnemer te (laten) berekenen wat het vervangend aanleggen van het vernietigde natuurtype op dezelfde locatie zou kosten, uitgaande van de volgende posten:
Maatregel
Toelichting
Verwerving
Grondprijs afhankelijk van de locatie.
Basisinrichting
Afhankelijk van het natuurtype en de benodigde maatregelen, te berekenen volgens de standaardkosten die ook in het Programma Groen zijn opgenomen. In 2014 bedragen deze €15.000 per ha.
Ontwikkelingsbeheer
Afhankelijk van het type dat wordt ontwikkeld. 5 jaar (bos: 10 jaar) reguliere beheerkosten voor het betreffende natuurtype, te berekenen volgens de normkosten van SNL (Subsidiestelsel Natuur en Landschapsbeheer). De subsidies die via het SNL beschikbaar zijn voor natuurbeheer zijn een percentage van de normkosten. Dit percentage wisselt jaarlijks en wordt door GS vastgesteld.
Uitvoeringskosten
20% van het totaal (alleen bij financiële compensatie).
Bij compensatie van weidevogelleefgebied dient de initiatiefnemer te (laten) berekenen wat het vervangend aanleggen van het vernietigde weidevogelleefgebied op dezelfde locatie zou kosten, uitgaande van de volgende posten:
Maatregel
Toelichting
30 jaar beheer
De kosten voor een gemiddeld beheerregime bestaande uit een pakket weidevogelgrasland met rustperiode 1 april t/m 15 juni (€ 15.953 per ha, prijspeil 2014).
Uitvoeringskosten
20% van het totaal (alleen bij financiële compensatie).
 
Naar boven