Provincie Zeeland - Vaststelling van de Archiefverordening provincie Zeeland 2014
Besluit van Provinciale Staten van Zeeland van 12 december 2014, houdende vaststelling van de Archiefverordening provincie Zeeland 2014.
 
Provinciale Staten van Zeeland,
 
  • -
    gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van Zeeland d.d. 4 november 2014, nr.14016790;
  • -
    overwegende dat de bepalingen van de archiefverordening aanpassing behoeven:
  • -
    gelet op de artikel 27, eerste lid en artikel 29, tweede lid  van de Archiefwet 1995
 
Besluiten vast te stellen de navolgende Verordening betreffende de zorg voor de archiefbescheiden van de provinciale organen (Archiefverordening provincie Zeeland 2014)
 
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt verstaan onder:
  • a.
    de wet: de Archiefwet 1995;
  • b.
    provinciale organen: de overheidsorganen, bedoeld in artikel 1, onder b 1° van de wet, voor zover genoemd in de Provinciewet, met uitzondering van de commissaris van de Koning voor zover het de archiefbescheiden betreft voor welke hij ingevolge artikel 23, tweede lid, van de wet zorgdraagt;
  • c.
    provinciale archiefbewaarplaats: de overeenkomstig artikel 28 van de wet aangewezen archiefbewaarplaats;
  • d.
    de archivaris de overeenkomstig artikel 29 van de wet benoemde provinciearchivaris, alsmede degenen die machtiging hebben gekregen hem te vervangen;
  • e.
    beheerder: degene die ingevolge artikel 3 is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de provinciale organen, en de lichamen en organen ingesteld op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen aan welke door één of meer provincies wordt deelgenomen, voor zover die archiefbescheiden niet naar de archiefbewaarplaats zijn overgebracht, en deze verordening op die archiefbescheiden van toepassing is;
  • f.
    beheereenheid een door Gedeputeerde Staten als zodanig aan te wijzen organisatieonderdeel, belast met de documentaire informatievoorziening;
  • g.
    informatiesysteem systeem van documentatie, procedures, apparatuur en programmatuur, met behulp waarvan archiefbescheiden kunnen worden vervaardigd, bewerkt, verzonden, ontvangen, beheerd, geordend en geraadpleegd.
Hoofdstuk II De zorg van Gedeputeerde Staten voor de archiefbescheiden
Artikel 1  
Gedeputeerde Staten wijzen een archiefbewaarplaats aan en dragen zorg voor het inrichten en in stand houden van voldoende en doelmatige archiefruimten.
Artikel 2  
Gedeputeerde staten dragen zorg voor het aanwijzen van de beheerder(s) en beheereenheden.
Artikel 3  
Gedeputeerde staten dragen zorg voor de aanstelling van voldoende en deskundig personeel voor de werkzaamheden verbonden aan het beheer van de archiefbescheiden van de provinciale organen, ongeacht hun vorm.
Artikel 4  
  • 1.
    Gedeputeerde staten dragen er zorg voor dat het vervaardigen, verwerken, ontvangen, bewerken, ontsluiten en bewaren van archiefbescheiden zodanig plaatsvindt, dat het behoud van deze bescheiden voldoende is gewaarborgd.
  • 2.
    Het eerste lid is ook van toepassing op het vervaardigen van bescheiden bestemd voor een overheidsorgaan of andere belanghebbende, van welke bescheiden redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zij bij dat orgaan of die belanghebbende voor blijvende bewaring in aanmerking komen.
Artikel 5  
Gedeputeerde staten dragen er zorg voor, dat jaarlijks op de provinciale begroting voldoende middelen worden geraamd bestemd voor de kosten die aan de zorg voor de archiefbescheiden zijn verbonden.
Artikel 6  
  • 1.
    Gedeputeerde staten stellen voorschriften vast voor het beheer van de archiefbescheiden van de provinciale organen Zij doen daarvan mededeling aan provinciale staten of de Statencommissie die het aangaat. 
  • 2.
    Gedeputeerde staten brengen eenmaal per jaar aan Provinciale Staten verslag uit omtrent hetgeen zij hebben verricht ter uitvoering van artikel 27 van de wet. Zij leggen daarbij over de verslagen die door de archivaris aan hen zijn uitgebracht in verband met het beheer van de archiefbewaarplaats en de uitoefening van het hem bij of krachtens de wet opgedragen toezicht.
 
Hoofdstuk III Toezicht op het beheer van de archiefbescheiden, die niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats
Artikel 7  
De archivaris is bevoegd, ter uitoefening van het hem bij of krachtens artikel 29, tweede  lid, van de wet opgedragen toezicht, of taken verband houdende met het toezicht, zich onder handhaving van zijn verantwoordelijkheid te doen vervangen door een of meer ambtenaren, die in het bezit zijn van een diploma archivistiek als bedoeld in artikel 22 van de wet.
Artikel 8  
Gedeputeerde Staten stellen vast binnen welke tijdvakken de archivaris tenminste eenmaal de archiefbescheiden, de ruimten en de informatiesystemen waarin deze worden bewaard, inspecteert.
Artikel 9  
De archivaris doet eenmaal per jaar aan Gedeputeerde Staten verslag betreffende de bij de beheerder(s) uitgevoerde inspecties.
Artikel 10  
  • 1.
    De beheerder(s) verstrek(t)(ken) aan de archivaris alle bescheiden en inlichtingen die noodzakelijk zijn voor een goede vervulling van zijn taak en verle(ent)(nen) de benodigde medewerking om inzicht te verschaffen in de ordening en de toegankelijkheid van archiefbescheiden en in de opzet en de werking van de informatiesystemen waarin deze archiefbescheiden zijn opgenomen.
  • 2.
    De archivaris heeft, met inachtneming van de voorschriften en besluiten ten aanzien van vertrouwelijke en/of geheime archiefbescheiden, toegang tot alle archiefbescheiden van provinciale organen, de ruimten en de informatiesystemen waarin deze zijn bewaard en opgenomen.
Artikel 11  
De archivaris deelt zijn bevindingen bij de uitoefening van het toezicht mee aan de beheerder(s) en ook, indien hij hiertoe aanleiding vindt, aan Gedeputeerde Staten. Hij geeft daarbij aan, welke voorzieningen naar zijn oordeel in het belang van een goed beheer moeten worden getroffen.
Artikel 12  
De beheerder(s) doe(n)(t) tijdig mededeling aan de archivaris van het voornemen tot:
  • a.
    opheffing, samenvoeging of splitsing van een provinciaal orgaan of beheereenheid of overdracht van één of meer taken aan een ander overheidsorgaan of een rechtspersoon;
  • b.
    bouw, verbouwing, inrichting, of verandering van inrichting en ingebruikneming van ruimten als archiefruimte;
  • c.
    verandering van de plaats van bewaring van archiefbescheiden;
  • d.
    ontwerp, vervanging, aanschaf of invoering van een informatiesysteem;
  • e.
    vervanging van archiefbescheiden door reproducties;
  • f.
    vervreemding van archiefbescheiden.
HOOFDSTUK V Slotbepalingen
Artikel  
De Archiefverordening 1996 BESLUIT der staten van 20 december 1996, houdende vaststelling van de Archiefverordening van de provincie Zeeland (provinciaal blad nr. 47 van 1996) wordt ingetrokken.
Artikel  
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
Artikel  
Dit besluit wordt aangehaald als "Archiefverordening provincie Zeeland 2014".
 
Aldus vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van 12 december 2014.
 
Drs. J.M.M. Polman, voorzitter
Drs. P. Joosse, griffier
 
Uitgegeven, 18 december 2014
De secretaris, A.W. Smit
 
Toelichting  
Inleiding  
 
Deze Archiefverordening sluit aan bij de Archiefwet 1995 (Stb. 276 en 277, sindsdien laatstelijk gewijzigdStb. 243, 2012) en het Archiefbesluit 1995 (Stb. 671). De verordening dient doorprovinciale staten te worden vastgesteld op grond van de in de aanhef genoemde artikelen in de Archiefwet 1995. Een nieuwe provinciale Archiefverordening is nodig als gevolg van twee wijzigingen van de Archiefwet:
  • 1.
    De veranderingen in het interbestuurlijk toezicht. Door de inwerkingtreding van de Wet revitalisering generiek toezicht vindt per 1 oktober 2012 alle interbestuurlijk toezicht plaats op grond van de Gemeentewet, niet meer op grond van specifieke wetgeving zoals de Archiefwet[1]. Uit de Archiefwet zijn per 1 oktober 2012 de bepalingen over het provinciale toezicht op gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen dan ook vervallen. De daarop aansluitende bepalingen uit de provinciale Archiefverordeningen zijn daarmee eveneens vervallen. Voor het nieuwe generieke interbestuurlijke toezicht worden nieuwe provinciale regelingen vastgesteld en/of afspraken vastgelegd[2].
  • 2.
    De wijzigingen van de Archiefwet die te maken hebben met de decentralisatie van archieftaken naar de provincies. Deze gaan per 1 januari 2013 in. Ook dit heeft gevolgen voor de inhoud van de provinciale archiefverordeningen[3].
 
Samengevat houden de wijzigingen het volgende in:
  • 1.
    Schrappen van de bepalingen over het interbestuurlijk archieftoezicht;
  • 2.
    Wijzigen van de bepalingen over de zorg voor, het beheer van en het interne toezicht op de provinciale archivering. Op b. wordt hieronder nader ingegaan.
 
Decentralisatie: provincies worden verantwoordelijk voor eigen historisch archief
Vanaf [1 januari 2013] krijgen de provincies als gevolg van de wetswijziging de zorg, dat is de bestuurlijke verantwoordelijkheid, inclusief de financiering, ook voor hun historische archieven. Dit naast de zorg die zij vanouds al hadden voor hun recente archieven, dat wil zeggen de dynamische en semi-statische archieven die in de organisatie berusten. Tot aan de wetswijziging had de minister van OCW de archiefzorg voor de historische archieven van de provincies. Deze archieven werden dan ook beheerd in de rijksarchiefbewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden. In de Bestuursafspraken 2011-2015 tussen Rijk, IPO, VNG en Unie van Waterschappen is voorts afgesproken, dat de provincies tot en met 2015 hun historisch archief bij deze rijksarchiefbewaarplaatsen blijven onderbrengen. Deze hebben na fusie met gemeentearchieven en andere instellingen in de afgelopen jaren de naam ‘Regionaal Historische Centra (RHC’s) in de provinciehoofdsteden’ gekregen. In onze provincie gaat het om [RHC HET ZEEUWS ARCHIEF]. Het wordt in genoemde Bestuursafspraken aan de provincies overgelaten, hoe zij deze aansluiting juridisch vormgeven. Na 2015 zijn de provincies vrij te bepalen, welke archiefbewaarplaats zij aanwijzen voor hun historisch archief.
De wetswijziging en bestuursafspraken betreffen de historische provinciearchieven vanaf 1801[4]. Artikel 26 lid 2 van de wet blijft in dit opzicht ongewijzigd. Dit lid bepaalt, dat de archieven van de rechtsvoorgangers van de huidige provincies, de provinciale en departementale besturen, blijven berusten in de rijksarchiefbewaarplaats en dus vallen onder de zorg van de minister. Dit betekent dat deze archieven ook na afloop van de Bestuursakkoordperiode, dus na 2015, bij de RHC’s in de provinciehoofdsteden blijven, en dat de provincies niet gaan betalen voor het beheer van deze archieven van vóór 1801.
De wijzigingen betreffen wel mede de provinciale archieven, die vanaf 2013 van blijvend belang zijn en oud genoeg  - twintig tot dertig jaar oud - om als historisch archief overgebracht te worden naar een archiefbewaarplaats. In de loop van de tijd zal er dus steeds meer provinciaal historisch archief ontstaan, waar de provincies verantwoordelijk voor zijn. De wetsartikelen 12 tot en met 17 bepalen, dat deze archieven in principe openbaar en toegankelijk zijn voor ieder, die dat wil, en welke uitzonderingen er op deze openbaarheid mogelijk zijn. De uitzonderingen betreffen voornamelijk de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De provincies kunnen bij de overbrenging van historisch archief bepalen, voor welke van hun archieven deze uitzonderingen gelden. Naarmate de provincies meer digitaal archief opmaken, zal er in de toekomst ook meer historisch digitaal archief ontstaan.
 
Veranderingen in het interne toezicht
Naast de nieuwe verantwoordelijkheid van de colleges van gedeputeerde staten voor de historische archieven verandert ook het wettelijke toezicht op de interne provinciale archivering, dat wil zeggen op de recente, dynamische en semi-statische archieven. De functie van provinciaal archiefinspecteur vervalt en er verschijnt een nieuwe wettelijke functionaris: de provinciearchivaris. De inspecteur was rechtstreeks verantwoordelijk aan gedeputeerde staten, bracht regelmatig verslag aan dit college uit over het toezicht op de dynamische en semi-statische provinciale archieven, en was verplicht in het bezit van een diploma archivistiek. De wetgever bedoelde daarmee aan de colleges regelmatig een onafhankelijk en professioneel oordeel over de uitvoering van de eigen archiefzorg te geven.
De provinciearchivaris heeft dezelfde rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college, dezelfde toezichtsbevoegdheden en is ook verplicht in bezit van een diploma archivistiek. Nieuw is, dat de provinciearchivaris naast het toezicht op de dynamische en semi-statische provinciale archieven ook het beheer van de historische provinciearchieven tot taak heeft. Een tweede verandering is het als gevolg van de decentralisatie facultatief worden van de functie provinciearchivaris, waar de provinciale archiefinspecteur een verplichte figuur was. Wanneer gedeputeerde staten als gevolg van de wetswijziging besluiten, geen provinciearchivaris te benoemen, wordt het beheer van de historische archieven een taak van de provinciesecretaris. Het toezicht op de dynamische en semi-statische archieven van de provincie blijft dan oningevuld. De provincie Zeeland heeft een provinciearchivaris benoemd.
Toezicht op de historische archieven van de provincies, bijvoorbeeld vanuit het Rijk, was nooit ingevuld en dat blijft zo, ook na de wetswijziging.
 
Deze verordening is, evenals wet en besluit, niet alleen van toepassing op klassieke, papieren archiefbescheiden, maar ook op moderne, digitale informatiedragers.
De regeling is niet van toepassing op de archiefbescheiden van de commissaris van de Koningin, voor zover bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet en artikel 182, eerste en tweede lid, van de Provinciewet.
 
[1]. Wet revitalisering generiek toezicht, gepubliceerd Staatsblad 233, 2012. Zie daarin Bijlage hoofdstuk V artikel 5.2: ook het provinciale archieftoezicht op de waterschappen vindt in de nieuwe constellatie plaats op grond van de Gemeentewet.
[2]. Voor de invulling van het interbestuurlijk archieftoezicht in de nieuwe vorm is door het IPO (mei 2012) en afzonderlijke provinciebesturen (2012) een sectorspecifiek aanvullend beleidskader interbestuurlijk archieftoezicht vastgesteld. Ook kan in een algemene provinciale verordening op het verstrekken van systematische informatie door gemeenten en waterschappen of in convenanten met gemeenten een en ander nader worden geregeld voor alle sectoren, inclusief het archieftoezicht. Zie Staatsblad 330, 2012. . Deze verordening is inmiddels vastgesteld.
[3]. Wet van 19 april 2012 tot wijziging van onder meer de Archiefwet….., Stb. 243, 2012
[4]. 1801 wordt beschouwd als het jaar waarin de provincies in hun huidige vorm ontstonden. Zie het antwoord van de staatssecretaris op vragen van Kamerleden hierover, in Nota naar aanleiding van het verslag inzake het voorstel tot wijziging van onder meer de Archiefwet, Kamerstukken 33 095, 1 maart 2012. 
Artikelsgewijze toelichting  
Artikel 1  
Begripsbepalingen zijn alleen uit de wet overgenomen als daaraan in deze verordening een meer specifieke betekenis moest worden toegekend.
Artikel 2
De Archiefregeling (Stcrt. Nr. 70, 6 januari 2010, laatstelijk gewijzigd Stcrt. Nr. 2010,  17 december 2012) stelt op grond van artikel 13, vierde lid, van het Archiefbesluit 1995 vast, aan welke bouwkundige en inrichtingseisen de archiefbewaarplaats voor het historisch archief en archiefruimten voor de semi-statische archieven moeten voldoen.
In de Bestuursafspraken met het Rijk is vastgelegd, dat in de periode 2011-2015 de provincies als archiefbewaarplaats de rijksarchiefbewaarplaats in de hoofdplaats van elke provincie aanwijzen. In deze rijksarchiefbewaarplaats, voor onze provincie het [RHC HET ZEEUWS ARCHIEF], werden tot aan de wetswijziging de provinciale historische archieven ook bewaard. De archieven zijn en blijven daar wettelijk openbaar voor bezoekers, tenzij het college van Gedeputeerde Staten op grond van de wet daaraan beperkingen stelt. Vanaf 2015 zijn de provincies vrij een archiefbewaarplaats aan te wijzen, mits deze voldoet aan de wettelijke eisen. Zij kunnen dan eventueel een andere keus maken dan de rijksarchiefbewaarplaats. De wettelijke regels over openbaarheid van de historische archieven en mogelijke uitzonderingen daarop blijven in alle gevallen gelden.
De Archiefwet stelt, dat archieven ongeacht hun vorm in goede, geordende en toegankelijke staat bewaard moeten worden. Ook digitale archieven vallen daaronder. Wanneer de provincies overgaan op digitaal archiveren en geen nieuw papieren archief meer wordt gevormd, ontstaat er op den duur origineel digitaal historisch archief. Dit vereist specifieke beheersomstandigheden en maatregelen. De provincies worden ook daarvoor verantwoordelijk. Landelijk zijn initiatieven genomen voor gemeenschappelijke e-depotvoorzieningen, waarin digitaal historisch archief langdurig toegankelijk kan blijven. De provincies kunnen daar te zijner tijd bij aansluiten.
ARTIKEL 3    
Beheerder(s) en beheereenheden van de niet overgebrachte archieven kunnen worden aangewezen in het Besluit Informatiebeheer, zie artikel 7 en de toelichting daarop.
ARTIKEL 4    
Door de wetswijziging krijgen de provincies naast de al bestaande verantwoordelijkheid voor de recente archieven die nog in de eigen organisatie berusten, ook de verantwoordelijkheid voor de historische provinciale archieven vanaf 1801, die momenteel bij de RHC’s in de provinciehoofdsteden berusten. Dit houdt ook in de verantwoordelijkheid voor het personeel, niet alleen het personeel dat het dynamisch en semi-statisch archief beheert, maar ook het personeel dat het historisch archief beheert. Tot en met 2015 zal het beheer van de historische provinciale archieven als gevolg van de genoemde Bestuursafspraken met het Rijk uitgevoerd blijven worden door het RHC in de provinciehoofdstad, inclusief de personele aspecten. Het geheel van deze kosten is al vastgesteld voor de periode van het Bestuursakkoord. De uitvoering kan in overeenkomsten en afspraken met het [RHC HET ZEEUWS ARCHIEF]  worden geregeld, afhankelijk van de gekozen juridische vorm. Na 2015 kan desgewenst een andere keuze worden gemaakt voor het onderbrengen van de historische archieven en de daaraan verbonden personele aspecten. Voor beheer van digitaal historisch archief is in de toekomst gespecialiseerd personeel nodig, zie de toelichting bij artikel 2.
Artikel 5  
De Archiefregeling stelt op grond van artikel 11 tweede lid van het Archiefbesluit 1995 nadere regels over de kwaliteit van en de procedures rond het materiële behoud van de daarvoor in aanmerking komende archiefbescheiden. Dit geldt voor archieven ongeacht hun vorm, dus ook voor digitaal archief.
Artikel 11 van het Archiefbesluit 1995 kent de in dit artikel bedoelde verplichting slechts ten behoeve van de interne archiefbescheiden. Uit overwegingen van behoorlijk bestuur en ter besparing van conserveringskosten voor de overheid als geheel achten wij dit te beperkt. Als toezichthouder op lagere overheden heeft het college van gedeputeerde staten ook meer recht van spreken als het zichzelf dezelfde normen oplegt. De provincie heeft als ontvanger van door andere overheden opgemaakte archiefbescheiden daarvan zelf ook profijt.
Deze voorschriften worden in het Besluit Informatiebeheer en eventueel andere uitvoeringsregelingen opgenomen. Omdat gedeputeerde staten na de dualisering ook zorgdrager zijn gebleven voor de archiefbescheiden van provinciale staten, dienen provinciale staten formeel op de hoogte te worden gesteld van de ook voor hen geldende uitvoeringsregels op grond van deze Archiefverordening.
Artikel 7 EN 11  
Binnen één zittingsperiode vernemen Provinciale Staten dus vier maal wat er op het gebied van de archiefzorg en het toezicht daarop heeft plaatsgevonden.
Een jaarlijkse verslaglegging is op grond van de versterking van het horizontale toezicht ten gevolge van de Wet revitalisering generiek toezicht wenselijk[1]. Het wordt aan gedeputeerde staten overgelaten in welke vorm zij de rapportage aan provinciale staten uitbrengen.
Het beheer van het historisch archief zal als gevolg van de Bestuursafspraken onder de verantwoordelijkheid van de provinciearchivaris tot en met 2015 door het [RHC HET ZEEUWS ARCHIEF] worden uitgevoerd.. De jaarlijkse verslaglegging door de archivaris geldt ook voor het beheer van het historisch archief. Na 2015 kan voor de uitvoering van het beheer een andere keuze worden gemaakt.
[1]. Een van de principes van het nieuwe interbestuurlijk toezicht, zoals neergelegd in de Wet revitalisering generiek toezicht, is dat de horizontale verantwoording of interne toezicht mechanismen van decentrale overheden versterkt moeten worden. Dan kan het interbestuurlijk toezicht meer op afstand blijven. Versterking van de horizontale verantwoording geldt ook voor de provincies, des te meer omdat op het terrein van de Archiefwet geen interbestuurlijk toezicht vanuit het Rijk wordt ingevuld.
Artikel 11  
De ontwikkelingen op het gebied van de moderne informatietechnologie hebben in de wet geleid tot een gewijzigde definitie van de term “archiefbescheiden”. De wetgever heeft – binnen de formele betekenis van het begrip archiefbescheiden – bedoeld onder deze term alle op enigerlei wijze vastgelegde informatie te begrijpen inclusief die welke slechts via informatietechnologie opgevraagd kan worden.
Ondanks de ruimere betekenis van “archiefbescheiden” kan de materie veelal met de traditionele bepalingen worden geregeld, zij het dat sommige begrippen een andere, ruimere inhoud hebben gekregen. Dat heeft onder andere gevolgen voor een term als “beheer”. Zo zal het voor het toezicht op het beheer van digitale archiefbescheiden niet meer voldoende zijn dat toegang tot de ruimte is verzekerd. De formulering betreffende de noodzakelijke medewerking is ontleend aan de artikelen 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en 45 van de Wet persoonsregistraties. Artikel 17 van het Archiefbesluit 1995 regelt op overeenkomstige wijze het door de algemene rijksarchivaris uit te oefenen toezicht op de rijks‑ en andere overheidsorganen.
Artikel 14  
Slechts die aspecten van de uitoefening van de archiefzorg en het archiefbeheer zijn hier vermeld, die bij constatering achteraf tot onevenredig hoge kosten zouden kunnen leiden, of die ernstige schade voor het behoud dan wel de openbaarheid van de archiefbescheiden en de rechtszekerheid van de burger tot gevolg zouden hebben.
Naar boven