Deze Archiefverordening sluit aan bij de Archiefwet 1995 (Stb. 276 en 277, sindsdien laatstelijk gewijzigdStb. 243, 2012) en het Archiefbesluit 1995 (Stb. 671). De verordening dient doorprovinciale staten te worden vastgesteld op grond van de in de aanhef genoemde artikelen in de Archiefwet 1995. Een nieuwe provinciale Archiefverordening is nodig als gevolg van twee wijzigingen van de Archiefwet:
- 1.
De veranderingen in het interbestuurlijk toezicht. Door de inwerkingtreding van de Wet revitalisering generiek toezicht vindt per 1 oktober 2012 alle interbestuurlijk toezicht plaats op grond van de Gemeentewet, niet meer op grond van specifieke wetgeving zoals de Archiefwet
[1]. Uit de Archiefwet zijn per 1 oktober 2012 de bepalingen over het provinciale toezicht op gemeenten, waterschappen en gemeenschappelijke regelingen dan ook vervallen. De daarop aansluitende bepalingen uit de provinciale Archiefverordeningen zijn daarmee eveneens vervallen. Voor het nieuwe generieke interbestuurlijke toezicht worden nieuwe provinciale regelingen vastgesteld en/of afspraken vastgelegd
[2].
- 2.
De wijzigingen van de Archiefwet die te maken hebben met de decentralisatie van archieftaken naar de provincies. Deze gaan per 1 januari 2013 in. Ook dit heeft gevolgen voor de inhoud van de provinciale archiefverordeningen
[3].
Samengevat houden de wijzigingen het volgende in:
- 1.
Schrappen van de bepalingen over het interbestuurlijk archieftoezicht;
- 2.
Wijzigen van de bepalingen over de zorg voor, het beheer van en het interne toezicht op de provinciale archivering. Op b. wordt hieronder nader ingegaan.
Decentralisatie: provincies worden verantwoordelijk voor eigen historisch archief
Vanaf [1 januari 2013] krijgen de provincies als gevolg van de wetswijziging de zorg, dat is de bestuurlijke verantwoordelijkheid, inclusief de financiering, ook voor hun historische archieven. Dit naast de zorg die zij vanouds al hadden voor hun recente archieven, dat wil zeggen de dynamische en semi-statische archieven die in de organisatie berusten. Tot aan de wetswijziging had de minister van OCW de archiefzorg voor de historische archieven van de provincies. Deze archieven werden dan ook beheerd in de rijksarchiefbewaarplaatsen in de provinciehoofdsteden. In de Bestuursafspraken 2011-2015 tussen Rijk, IPO, VNG en Unie van Waterschappen is voorts afgesproken, dat de provincies tot en met 2015 hun historisch archief bij deze rijksarchiefbewaarplaatsen blijven onderbrengen. Deze hebben na fusie met gemeentearchieven en andere instellingen in de afgelopen jaren de naam ‘Regionaal Historische Centra (RHC’s) in de provinciehoofdsteden’ gekregen. In onze provincie gaat het om [RHC HET ZEEUWS ARCHIEF]. Het wordt in genoemde Bestuursafspraken aan de provincies overgelaten, hoe zij deze aansluiting juridisch vormgeven. Na 2015 zijn de provincies vrij te bepalen, welke archiefbewaarplaats zij aanwijzen voor hun historisch archief.
De wetswijziging en bestuursafspraken betreffen de historische provinciearchieven vanaf 1801
[4]. Artikel 26 lid 2 van de wet blijft in dit opzicht ongewijzigd. Dit lid bepaalt, dat de archieven van de rechtsvoorgangers van de huidige provincies, de provinciale en departementale besturen, blijven berusten in de rijksarchiefbewaarplaats en dus vallen onder de zorg van de minister. Dit betekent dat deze archieven ook na afloop van de Bestuursakkoordperiode, dus na 2015, bij de RHC’s in de provinciehoofdsteden blijven, en dat de provincies niet gaan betalen voor het beheer van deze archieven van vóór 1801.
De wijzigingen betreffen wel mede de provinciale archieven, die vanaf 2013 van blijvend belang zijn en oud genoeg - twintig tot dertig jaar oud - om als historisch archief overgebracht te worden naar een archiefbewaarplaats. In de loop van de tijd zal er dus steeds meer provinciaal historisch archief ontstaan, waar de provincies verantwoordelijk voor zijn. De wetsartikelen 12 tot en met 17 bepalen, dat deze archieven in principe openbaar en toegankelijk zijn voor ieder, die dat wil, en welke uitzonderingen er op deze openbaarheid mogelijk zijn. De uitzonderingen betreffen voornamelijk de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De provincies kunnen bij de overbrenging van historisch archief bepalen, voor welke van hun archieven deze uitzonderingen gelden. Naarmate de provincies meer digitaal archief opmaken, zal er in de toekomst ook meer historisch digitaal archief ontstaan.
Veranderingen in het interne toezicht
Naast de nieuwe verantwoordelijkheid van de colleges van gedeputeerde staten voor de historische archieven verandert ook het wettelijke toezicht op de interne provinciale archivering, dat wil zeggen op de recente, dynamische en semi-statische archieven. De functie van provinciaal archiefinspecteur vervalt en er verschijnt een nieuwe wettelijke functionaris: de provinciearchivaris. De inspecteur was rechtstreeks verantwoordelijk aan gedeputeerde staten, bracht regelmatig verslag aan dit college uit over het toezicht op de dynamische en semi-statische provinciale archieven, en was verplicht in het bezit van een diploma archivistiek. De wetgever bedoelde daarmee aan de colleges regelmatig een onafhankelijk en professioneel oordeel over de uitvoering van de eigen archiefzorg te geven.
De provinciearchivaris heeft dezelfde rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college, dezelfde toezichtsbevoegdheden en is ook verplicht in bezit van een diploma archivistiek. Nieuw is, dat de provinciearchivaris naast het toezicht op de dynamische en semi-statische provinciale archieven ook het beheer van de historische provinciearchieven tot taak heeft. Een tweede verandering is het als gevolg van de decentralisatie facultatief worden van de functie provinciearchivaris, waar de provinciale archiefinspecteur een verplichte figuur was. Wanneer gedeputeerde staten als gevolg van de wetswijziging besluiten, geen provinciearchivaris te benoemen, wordt het beheer van de historische archieven een taak van de provinciesecretaris. Het toezicht op de dynamische en semi-statische archieven van de provincie blijft dan oningevuld. De provincie Zeeland heeft een provinciearchivaris benoemd.
Toezicht op de historische archieven van de provincies, bijvoorbeeld vanuit het Rijk, was nooit ingevuld en dat blijft zo, ook na de wetswijziging
.
Deze verordening is, evenals wet en besluit, niet alleen van toepassing op klassieke, papieren archiefbescheiden, maar ook op moderne, digitale informatiedragers.
De regeling is niet van toepassing op de archiefbescheiden van de commissaris van de Koningin, voor zover bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet en artikel 182, eerste en tweede lid, van de Provinciewet.
[1]. Wet revitalisering generiek toezicht, gepubliceerd Staatsblad 233, 2012. Zie daarin Bijlage hoofdstuk V artikel 5.2: ook het provinciale archieftoezicht op de waterschappen vindt in de nieuwe constellatie plaats op grond van de Gemeentewet.
[2]. Voor de invulling van het interbestuurlijk archieftoezicht in de nieuwe vorm is door het IPO (mei 2012) en afzonderlijke provinciebesturen (2012) een sectorspecifiek aanvullend beleidskader interbestuurlijk archieftoezicht vastgesteld. Ook kan in een algemene provinciale verordening op het verstrekken van systematische informatie door gemeenten en waterschappen of in convenanten met gemeenten een en ander nader worden geregeld voor alle sectoren, inclusief het archieftoezicht. Zie Staatsblad 330, 2012.
. Deze verordening is inmiddels vastgesteld.
[3]. Wet van 19 april 2012 tot wijziging van onder meer de Archiefwet….., Stb. 243, 2012
[4]. 1801 wordt beschouwd als het jaar waarin de provincies in hun huidige vorm ontstonden. Zie het antwoord van de staatssecretaris op vragen van Kamerleden hierover, in
Nota naar aanleiding van het verslag inzake het voorstel tot wijziging van onder meer de Archiefwet, Kamerstukken 33 095, 1 maart 2012.