TOELICHTING BIJ HET MANDAATBESLUIT VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZUID-HOLLAND VOOR DE PROVINCIALE ORGANISATIE 2015
In deze toelichting wordt eerst ingegaan op wat onder de figuur mandaat wordt verstaan en het mandaatsysteem van de provincie Zuid-Holland. Daarna wordt (hoofdstuksgewijs) nader ingegaan op het mandaatbesluit zelf. Afgesloten wordt met een leeswijzer voor de mandaatlijsten.
Om te voorkomen dat een bestuursorgaan alle besluiten zelf moet nemen is in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) geregeld dat besluiten ook namens het bestuursorgaan kunnen worden genomen. Deze bevoegdheid om namens een bestuursorgaan een besluit te nemen staat bekend als mandaat. Onder besluit dient op grond van artikel 1:3, eerste lid, Awb te worden verstaan, een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Dit laatste betekent dat de schriftelijke beslissing gericht moet zijn op een rechtsgevolg. Indien de handeling van of namens een bestuursorgaan niet is gericht op rechtsgevolg, dan is er sprake van een feitelijke handeling. De bevoegdheid om namens iemand anders een feitelijke handeling en een privaatrechtelijke rechtshandeling te verrichten heet machtiging, respectievelijk volmacht. De overkoepelende term voor al deze figuren is (evenzeer) machtiging.
Kenmerkend voor mandaat is dat er geen overdracht van bevoegdheden plaatsvindt. De uitoefening van het mandaat geschiedt namens en dus onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan dat het mandaat verleent. Het bestuursorgaan, in dit geval dus Gedeputeerde Staten, behoudt ondanks de mandaatverlening altijd de bevoegdheid om zelf de besluiten te nemen. Overigens is het altijd mogelijk dat Gedeputeerde Staten een mandaat voor een speciale aangelegenheid verlenen, een zogenaamd ad hoc mandaat. Is een mandaat daarentegen structureel bedoeld dan is opname in de bij dit algemeen mandaatbesluit behorende mandaatlijsten aangewezen.
Het mandaatsysteem is te typeren als een gesloten systeem. Alleen wat daadwerkelijk is benoemd kan in mandaat worden afgedaan. Binnen het hierna te bespreken bestuurlijk mandaat is in de regel het meest verstrekkende besluit beschreven. In zijn algemeenheid geldt dat voorbereidings- en uitvoeringsbesluiten in ambtelijk mandaat kunnen worden genomen. Verder geldt dat wat in bestuurlijk mandaat mag, niet in ambtelijk mandaat mag worden uitgeoefend en andersom. Wel is het zo dat bestuurlijk en ambtelijk mandaat vaak op elkaar aansluiten.
Hoofdstuk 1 Bestuurlijk mandaat
In de bij het mandaatbesluit behorende lijst bestuurlijk mandaat (bijlage 1) staan de besluiten genoemd welke in bestuurlijke mandaat kunnen worden genomen. Het bestuurlijk mandaat moet door minimaal twee leden van Gedeputeerde Staten in gezamenlijkheid worden uitgeoefend. Gedeputeerde Staten hebben voor alle provinciale taken een portefeuilleverdeling vastgesteld. Voor de meeste taken is volstaan met het aanwijzen van een eerste en tweede portefeuillehouder. De portefeuilleverdeling is een leidraad om te bepalen welke leden van Gedeputeerde Staten gezamenlijk besluiten in mandaat kunnen nemen. In een aantal gevallen zijn meer dan twee portefeuillehouders aangewezen en in dat geval is een besluit in mandaat pas genomen nadat alle betrokken portefeuillehouders hun instemming hebben gegeven aan de besluitnota. In het geval dat een lid van Gedeputeerde Staten zich niet kan vinden in het voorgelegde besluit, wordt het aan het voltallig college ter besluitvorming voorgelegd.
Soms zijn de aangewezen gedeputeerden niet in staat om besluiten te nemen, bijvoorbeeld vanwege een dienstreis in het buitenland, vakantie of ziekte. Om vertraging in de besluitvorming te voorkomen kunnen in overleg met het bureau Ondersteuning GS/DT andere gedeputeerden dan de aangewezen eerste en tweede portefeuillehouder worden ingeschakeld om het betrokken besluit in mandaat te nemen. Uiteraard bepaalt een gedeputeerde zelf of hij/zij daartoe bereid is.
Tijdens door Gedeputeerde Staten (nader) aan te duiden recesperioden kunnen de bestuurlijke mandaten worden uitgeoefend door één gedeputeerde. Daarnaast is het mogelijk gemaakt dat bepaalde besluitvorming doorgang kan vinden welke normaal door het voltallig college plaatsvindt. Deze onderwerpen en beleidsterreinen staan vermeld op de lijst recesmandaten (bijlage 2). Hiervan is in de praktijk gebleken dat besluitvorming in recesperioden gangbaar en noodzakelijk is. Voor de overige gevallen dient een door de vakafdeling aan te dragen mandaat te worden geregeld. Hiervan dient echter zeer terughoudend te worden gebruik gemaakt en het is zaak om de noodzaak nauwgezet te bezien.
Bestuurlijk mandaat = uitsluitend beslissingsmandaat
Het bestuurlijk mandaat is zodanig geformuleerd dat het alleen een beslissingsmandaat inhoudt. De ondertekening van deze besluiten geschiedt door de secretaris.
In de praktijk schrijven leden van Gedeputeerde Staten ook op eigen briefpapier zogeheten 'amicebrieven’. Met een dergelijke brief wordt op persoonlijke titel geschreven en kan noch het college, noch de provincie worden gebonden.
In het mandaatbesluit is nadrukkelijk opgenomen dat leden van Gedeputeerde Staten het college in rechte kunnen vertegenwoordigen. Hierbij gaat het in hoofdzaak om vertegenwoordiging van het college bij zittingen van de bestuursrechter zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De besluiten die in bestuurlijk mandaat zijn genomen, worden wekelijks ter kennis van Gedeputeerde Staten gebracht. Dit vindt plaats door middel van het verstrekken van afschriften van de desbetreffende besluitnota’s.
Hoofdstuk 2 Ambtelijk mandaat
Bij het ambtelijk mandaat is er sprake van mandaatverlening aan de secretaris en aan directeuren van directies. In de bij het mandaatbesluit behorende lijsten ambtelijk mandaat (bijlage 3) staan de besluiten opgesomd, die ambtelijk namens Gedeputeerde Staten kunnen worden genomen. Het ambtelijk (onder)mandaat dient binnen de reguliere werkzaamheden te worden uitgeoefend en dus niet op terrein van bij voorbeeld een ander bureau.
Ambtelijk mandaat = besluitvorming + ondertekening
Bij ambtelijk mandaat gaat het om zowel een beslissingsmandaat als een ondertekeningsmandaat. Met andere woorden, degene die namens Gedeputeerde Staten mag beslissen, is tevens bevoegd het betreffende besluit, alsmede uitgaande brieven namens Gedeputeerde Staten te ondertekenen. Concreet betekent dat dat besluitvorming en ondertekening in één hand liggen.
Voor het geval besluitvorming namens Gedeputeerde Staten privaatrechtelijke consequenties heeft in de zin dat de rechtspersoon provincie als partij gebonden wordt, is een voorziening getroffen dat de door Gedeputeerde Staten gemandateerde evenzeer bevoegd namens de rechtspersoon provincie kan ondertekenen. De commissaris van de Koning heeft namelijk in zijn Mandaat- en volmachtbesluit voor de provinciale organisatie 2015 die betreffende gemandateerden op voorhand gemachtigd de provincie buiten rechte te vertegenwoordigen.
Deze regeling biedt de mogelijkheid aan directeuren hun mandaat onder te mandateren. Dit gebeurt in de regel aan leidinggevenden. Dit zijn afdelingshoofden en bureauhoofden. Ook kan het mandaat worden doorgegeven aan directeuren van een dienst die onder verantwoordelijkheid van de directeur valt. Het is de aldus gemandateerde directeur vervolgens toegestaan dit ondermandaat binnen zijn dienst door te geven aan leidinggevenden, en in bijzondere situaties aan niet-leidinggevenden. In gelijke zin kunnen afdelingshoofden het van een directeur van een directie of dienst verkregen ondermandaat nog ondermandateren.
Het verlenen van ondermandaat dient altijd schriftelijk te geschieden en te worden gepubliceerd in het provinciaal blad.
In het ambtelijk mandaat is een bepaling opgenomen ten aanzien van de mogelijkheid tot vertegenwoordiging van Gedeputeerde Staten in rechte door secretaris en directeuren. Daarnaast is geregeld dat de secretaris en de directeuren medewerkers en derden kunnen aanwijzen tot vertegenwoordiging van Gedeputeerde Staten in rechte. In praktijk gaat het om vertegenwoordiging van het college bij bestuursrechtelijke procedures en belastingprocedures. Het kan zowel om een algemene als om een incidentele machtiging gaan.
Zoals hiervoor is aangegeven, houdt mandaat in de bevoegdheid om namens een bestuursorgaan een besluit te nemen. Indien de handeling van of namens een bestuursorgaan niet is gericht op rechtsgevolg, dan is er sprake van een feitelijke handeling. Dit betreft bijvoorbeeld het doorzenden van onjuist geadresseerde post, het verzenden van een ontvangstbevestiging, belanghebbenden uitnodigen voor een hoorzitting en het opschorten van een beslistermijn.
In de loop der tijd waren in de ambtelijke mandaatlijsten een hoop feitelijke handelingen opgenomen. Aangezien mandaat ziet op de bevoegdheid om een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht te nemen, horen dergelijke handelingen niet in de mandaatlijsten thuis. Daarom zijn deze handelingen zoveel mogelijk uit de mandaatlijsten verwijderd. Aangezien voor het verrichten van feitelijke handelingen namens Gedeputeerde Staten wel een wettelijke grondslag is vereist, wordt in het mandaatbesluit aan genoemde functionarissen machtiging verleend tot het verrichten van feitelijke handelingen. Artikel 8, tweede lid, bevat een niet-limitatieve opsomming van handelingen die als feitelijke handelingen worden aangemerkt. Overigens zullen de meeste feitelijke handelingen binnen het kader van het workflow-systeem door middel van een zogenaamde informatieve brief tot uiting worden gebracht.
Sommige feitelijke handelingen zijn nog opgenomen onder een van de mandaatnummers op de lijsten ambtelijk mandaat. Het verrichten van deze handelingen, voor zover dit binnen de context van de mandaatomschrijving plaatsvindt, dient onder het desbetreffende mandaatnummer te gebeuren.
Het ambtelijk mandaatbesluit voorziet in een vervangingsregeling bij afwezigheid. Vervanging is alleen mogelijk door de formeel als plaatsvervanger aangewezen functionaris bij afwezigheid van de ambtenaar. Bij gelijktijdige afwezigheid van de ambtenaar en zijn formele plaatsvervanger kan het ondermandaat worden uitgeoefend door de naasthogere leidinggevende functionaris.
Hoofdstuk 3 Slotbepalingen
De Afdeling Financiële en Juridische Zaken van de directie Concernzaken houdt een mandaatregister bij, waarin alle onderdelen van de mandaatregeling worden opgenomen. Dit mandaatregister betreft een digitale verzameling van de publicatieteksten uit het provinciaal blad en het is te benaderen via intranet.
Eind 2013 hebben Gedeputeerde Staten het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten voor de provinciale organisatie 2014 vastgesteld. Dit mandaatbesluit wordt nu ingetrokken en vervangen door het voorliggende mandaatbesluit. Voor de duidelijkheid is in de citeertitel het jaartal 2015 toegevoegd.
Leeswijzer mandaatlijsten
De mandaatnummers beginnend met de letter A en B betreffen ambtelijke, respectievelijk bestuurlijke mandaten. De BA-nummers betreffen algemene bestuurlijke mandaten waarvan alle gemandateerde gedeputeerden binnen hun portefeuille gebruik kunnen maken. De AAA-nummers betreffen algemene ambtelijke mandaten waarvan alle gemandateerden binnen hun reguliere werkzaamheden gebruik kunnen maken.
De daaropvolgende mandaten betreffen specifiek belegde mandaten. De rubricering binnen de mandaatlijst is een aanwijzing binnen welk organisatieonderdeel de mandaten kunnen worden uitgeoefend. Niettemin is het aan de directeur om te oordelen waar het mandaat precies terechtkomt binnen zijn directie. Het mandaatnummer vormt tevens de ingang voor het binnen de provinciale organisatie gehanteerde workflowsysteem.
De reikwijdte van het mandaat behoort in beginsel duidelijk te zijn uit de tekst in de linkerkolom. De mandaten zijn in de linkerkolom zo kernachtig mogelijk geformuleerd, waarbij in beginsel de meest verstrekkende bevoegdheid is aangeduid. Om niet alle besluitmogelijkheden te moeten benoemen is hierbij veelal gebruik gemaakt van “besluiten omtrent”. Daar waar “besluiten tot” is gebruikt, is bedoeld dat alleen het onmiddellijk hierop volgende in mandaat is belegd. Bij bij voorbeeld “besluiten tot goedkeuring” betekent dit dat het onthouden van goedkeuring niet in mandaat is toegestaan. In de rechterkolom kan wel, als daaraan behoefte bestaat, (de omvang van) het mandaat worden toegelicht. Naast een toelichting is de rechterkolom tevens bedoeld voor het opnemen van voorwaarden bij het mandaat, bij voorbeeld een periodieke rapportageverplichting. Tevens staat in de rechterkolom aangeduid wanneer het mandaat is voorbehouden aan de directeur en er dus geen ondermandaat kan worden verleend.
In de mandaatlijsten zijn verwijzingen aangebracht naar de nummers van de ambtelijke en bestuurlijke tegenhangers om het begrip en de leesbaarheid te vergroten.
Toelichting bij het Mandaatbesluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland voor de provinciale organisatie 2015