Bijlage 1, bedoeld in artikel 4 en artikel 9 van de NKL Zeeland 2014
Wijze van schadeberekening
In de NKL Zeeland 2014 worden de volgende soorten kabels en leidingen onderscheiden:
- 1.
langsleidingen; de vergoeding voor het verleggen wordt bepaald aan de hand van bijlage 2,
- 2.
kruisende leidingen; de vergoeding voor het verleggen wordt bepaald aan de hand van bijlage 3,
- 3.
buitenleidingen; de vergoeding voor het verleggen wordt bepaald aan de hand van bijlage 4.
Voor de kabels en leidingen genoemd onder 1, 2 en 3 geldt dat allereerst de kosten van een verlegging worden bepaald. Van deze kosten worden voordelen afgetrokken die voortvloeien uit een verlegging. Het aldus berekende bedrag is de schade die een kabel- of leidingbeheerder lijdt door een verlegging. De wijze van schadeberekening is in deze bijlage bepaald.
- 1.
Wijze waarop de omvang van de schade wordt bepaald
Bij het vaststellen van de omvang van de schade als gevolg van het verleggen van een kabel of leiding worden de volgende uitgangspunten en berekeningsmethoden gehanteerd.
- •
Schade wordt gedefinieerd als: de kosten die noodzakelijkerwijs worden gemaakt om de verlegging uit te voeren. De hoogte van de kosten van een verlegging wordt gecorrigeerd indien zich door de verlegging een kwantificeerbare voordeeltoerekening voordoet.
- •
Uitgangspunt bij de bepaling van de omvang van de schade bij een verlegging zijn de werkelijke verleggingkosten. Deze omvatten alle directe kosten die de aanvrager moet maken om de kabel of leiding te verleggen. Concreet gaat het om de volgende kostencomponenten:
- -
- -
kosten van het uit en in bedrijf stellen;
- -
kosten van ontwerp en begeleiding;
- -
- •
Aan de berekeningswijze van de kosten van een verlegging liggen de volgende uitgangspunten ten grondslag:
- -
bij het bepalen van de schade bij een verlegging wordt aansluiting gezocht bij het onteigeningsrecht;
- -
verleggingen worden gerealiseerd op basis van een technisch adequaat alternatief dat tegen de maatschappelijk laagste kosten gerealiseerd kan worden.
- •
Bij de berekening tot vaststelling van de hoogte van de kosten voor het verleggen van een kabel of leiding worden de componenten vermogensschade en inkomensschade niet als uitgangspunt genomen.
- 2.
- 1.
De hoogte van de kosten voor het verleggen van een kabel of leiding wordt vastgesteld aan de hand van de werkelijke verleggingkosten, deze bestaan uit: materiaalkosten;
- -
kosten van het uit en in bedrijf stellen;
- -
kosten van ontwerp en begeleiding;
- -
- 2.
De hoogte van de kosten wordt gecorrigeerd indien zich door de verlegging of aanpassing van de kabel of leiding een kwantificeerbare voordeeltoerekening voordoet.
Onder materiaalkosten worden onder meer kosten van bedrijfseigen materialen verstaan die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen kabel of leiding en daarvoor noodzakelijke beschermingsconstructies. Hieronder worden in elk geval verstaan: kosten van kabel- en of leidingcomponenten, kosten van elektrotechnische, werktuigbouwkundige en civieltechnische materialen, kosten van bouwmaterialen, alsmede kosten van bouwmaterialen bestemd voor gebouwen waarin delen van kabel- en leidingsystemen worden ondergebracht.
Ook de kosten van het transport van materialen naar de bouwplaats vallen onder het begrip materiaalkosten.
Onder de kosten van het uit en in bedrijf stellen worden verstaan:
- -
kosten van het spannings- of productloos maken van de kabel of leiding alsmede de kosten van het weer in bedrijf stellen van de kabel of leiding,
- -
kosten samenhangend met tijdelijke voorzieningen van operationele aard nodig om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging te waarborgen, zoals extra kosten van personele aard ten behoeve van bedrijfsvoering en hulpmiddelen voor die bedrijfsvoering zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten.
Voor de bepaling van de kosten van ontwerp en begeleiding kunnen de volgende werkzaamheden worden onderscheiden:
- -
- -
- -
- -
- -
- -
detaillering ten behoeve van de uitvoering;
- -
- -
- -
onderhoud- en garantietermijn.
Voor de hoogte van de hier opgesomde kosten zijn de werkelijke kosten het uitgangspunt. Deze kosten zijn inzichtelijk en narekenbaar. Zonodig kan een beroep op de hardheidsclausule (artikelen 7 en 11) worden gedaan.
Onder uitvoeringskosten worden onder meer verstaan:
- -
kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden (zoals werkputten en ondersteuningen);
- -
kosten samenhangend met de uitvoering van het verwijderen van als direct gevolg van de onderhavige werkzaamheden verlaten kabels of leidingen, waarbij de ter plaatse vrijgekomen materialen het eigendom worden van de leidingbeheerder;
- -
kosten van constructieve en bijzondere voorzieningen die nodig zijn in verband met de aanraking van het infrastructuurwerk (zoals overkluizingen en mantelbuizen);
- -
kosten van tijdelijke voorzieningen van fysieke aard: alle tijdelijke fysieke kabel- en leidingverbindingen die de leidingbeheerder moet aanleggen en later buiten bedrijf stellen in het kader van de door gedeputeerde staten gevraagde verlegging;
- -
de kosten van een CAR-verzekering;
- -
de eenmalige kosten verbonden aan het vestigen van zakelijke rechten.
Er wordt een aftrek nieuw voor oud toegepast indien sprake is van kenbaar technisch versleten kabels of leidingen. Onder technisch versleten wordt verstaan: kabels of leidingen waarvan de technische levensduur binnen een periode van 5 jaar verstreken zal zijn.
Een aftrek nieuw voor oud vindt plaats op basis van een contante waarde-berekening waarbij wordt uitgegaan van de technische levensduur van de betreffende kabel of leiding. Indien delen van een zelfstandige eenheid vervangen moeten worden, wordt voor de berekening uitgegaan van de integrale kosten van de vervanging van de gehele zelfstandige eenheid onder toerekening van een evenredig deel van de kosten aan het te vervangen onderdeel.
De technische levensduur van een aantal soorten kabels en leidingen wordt bepaald aan de hand van het overzicht dat hierna volgt. De technische levensduur van soorten kabels of leidingen die niet in dit overzicht zijn opgenomen wordt naar redelijkheid bepaald.
Leidingen met een technische levensduur van 100 jaar en ouder worden niet geacht aan veroudering onderhevig te zijn: voor het bepalen van de hoogte van de kosten voor het verleggen van dergelijke leidingen geldt geen aftrek nieuw voor oud.
De hoogte van de kosten van een verlegging wordt voorts gecorrigeerd als zich door de verlegging een kwantificeerbare voordeeltoerekening voordoet doordat de capaciteit van de leiding toeneemt, de leiding meer druk kan verdragen (verhoging van de drukklasse), een evident verkeerde ligging wordt opgeheven, constructiefouten worden opgeheven, een foutieve keuze van leidingmaterialen wordt opgeheven voor zover deze de technische levensduur significant zou kunnen beïnvloeden, er sprake is van achterstallig onderhoud eveneens gepaard gaand met een significante verkorting van de technische levensduur of er sprake is van een noodzakelijke reconstructie van oudere opstallen.
Bij een reconstructie van oudere opstallen kan afhankelijk van de situatie een correctie nieuw voor oud worden toegepast conform de relevante bepalingen van de Onteigeningswet, waarbij dan een eventuele vergroting van de functionaliteit eveneens in mindering gebracht kan worden op de vergoeding.
Overzicht technische levensduur
Het onderstaande overzicht is niet uitputtend zodat de technische levensduur van een kabel of leiding die niet in dit overzicht is opgenomen naar redelijkheid en billijkheid bepaald dient te worden.
Kleinere leidingen (tot 50 mm) niet relevant, grotere conform de distributieleidingen.
|
Verwachte technische levensduur [jaar]
|
Transportleidingen (8, 4 en 1 bar)
Distributieleidingen (100 en 30 mbar)
|
Verwachte technische levensduur [jaar]
|
|
|
|
|
|
|
Gepantserd papier lood kabel (GPLK)
|
|
(XL)PE kabel, gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboombestendige isolatie
|
|
(XL)PE kabel, niet gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboombestendige isolatie
|
|
(XL)PE kabel, waterdicht of voorzien van waterboombestendige isolatie
|
|
Distributiekabel middenspanning (tot 30 kV)
Gepantserd papier lood kabel (GPLK)
|
|
(XL)PE kabel, gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboombestendige isolatie
|
|
(XL)PE kabel, niet gegrafiteerd, niet waterdicht of voorzien van waterboombestendige isolatie
|
|
(XL)PE kabel, waterdicht of voorzien van waterboombestendige isolatie
|
|
Distributiekabels laagspanning (0,4 kV)
Aardgas. Kl, K2 EN K3 transportleidingen ( > 8 bar)
|
|
Verwachte technische levensduur [jaar]
|
|
|
|
Bijlage 2, bedoeld in artikel 5, eerste lid, (langsleidingen) van de NKL Zeeland 2014
De schade bij een verlegging van een langsleiding wordt bepaald op basis van bijlage 1 waarna, afhankelijk van de ouderdom van de ingetrokken vergunning, aan de hand van onderstaande percentages de vergoeding bepaald wordt.
De percentages concretiseren een aftrek “maatschappelijk risico”: bij een verlegging van een langsleiding vanwege een droog of nat infrastructuurwerk is de vergoeding bij een in te trekken vergunning die ouder is dan 10 respectievelijk 20 jaar nihil.
Vergoedingspercentage droge infrastructuur.
Gedurende de eerste vijf jaar bedraagt het vergoedingspercentage 100. Vanaf het begin van het 6e jaar tot het einde van het 10e jaar daalt het vergoedingspercentage lineair van 80 naar 0.
Vergoedingspercentage natte infrastructuur
Gedurende de eerste vijf jaar bedraagt het vergoedingspercentage 100. Vanaf het begin van het 6e jaar tot het einde van het 20e jaar daalt het vergoedingspercentage lineair van 80 naar 0.
Bijlage 3, bedoeld in artikel 5, tweede lid, (kruisende leidingen) van de NKL Zeeland 2014
De schade bij een verlegging van een kruisende leiding wordt bepaald op basis van bijlage 1
De vergoeding voor een verlegging van een kruisende leiding bestaat uit de componenten kosten van ontwerp en begeleiding en uitvoeringskosten.
Materiaalkosten en de kosten van het uit en in bedrijf stellen komen niet voor vergoeding in aanmerking.