Artikel 4.1 Goedkeuring Europese Commissie
-
1.
Subsidies of voorschotten daarop worden verstrekt onder het voorbehoud van goedkeuring van de Europese Commissie.
-
2.
De beslissing tot verstrekking van een subsidie of een voorschot daarop kan worden ingetrokken of gewijzigd ter verkrijging van de goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de onderhavige verordening, of wegens het uitblijven daarvan.
Artikel 4.2 Inwerkingtreding
-
1.
Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 juli 2014.
-
2.
Deze subsidieregeling wordt ingetrokken op een door Gedeputeerde Staten te bepalen datum, maar blijft van toepassing op subsidies die op basis van deze subsidieregeling zijn verstrekt.
Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling weidevogelbeheer.
Beheerpakket A01.01.03
F
r:
Greppel p
las-dras
Dit beheerpakket Greppel plas-dras is een kleinschalige variant van het type plas-dras A01.01.01 zoals bedoeld in bijlage 3 van de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer en is gericht op het ontwikkelen van specifieke plas-dras condities langs greppels en slootjes. De voorwaarden zijn grotendeels gelijk aan het type plas-dras. De kracht van greppel plas-dras is het feit dat de beheereenheid in zijn geheel of voor een groot gedeelte wordt geïnundeerd, dit geeft tevens een variatie in de perceelsvegetatie. Bij een greppel plas-dras zullen met name in de kuikenfase veel weidevogelgezinnen gebruik maken van deze waterrand, die vanwege zijn insectenrijkdom een gunstige fourageerlocatie vormt.
-
1.
De beheereenheid bestaat uit grasland.
-
2.
Cumulatie met alle beheerpakketten uitgesloten, uitgezonderd A01.03.01.
-
3.
De beheereenheid is ten minste 0,1 en ten hoogste 0,3 hectare groot.
-
4.
De beheereenheid dient gelegen te zijn in de directe omgeving van een greppel of sloot.
Het agrarisch beheerpakket kent een aantal beheereisen die moeten worden nageleefd in verband met Europese cofinanciering.
-
1.
De beheereenheid is jaarlijks geïnundeerd. De inundatieperiode staat hieronder gedefinieerd.
-
2.
In de inundatieperiode staat op tenminste 60% van de beheereenheid het waterpeil ten minste 5 en ten hoogste 20 cm boven het maaiveld.
A01.01.03Fra De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 15 april;
A01.01.03Frb De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 15 mei;
A01.01.03Frc De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 15 juni;
A01.01.03Frd De inundatieperiode loopt van 15 februari tot 1 augustus.
Voor dit beheerpakket is de vergoeding gelijk aan die vastgesteld voor beheerpakket A01.01.03, zoals bedoeld in bijlage 3, onderdeel B, behorende bij de Verordening natuur- en landschapsbeheer 2013, met dien verstande dat de minimale oppervlakte-eis wordt verlaagd van 0,3 ha naar 0,1 ha)
Toeslag T9Fr Hoog waterpeil
Voor de instandhouding van vitale weidevogelpopulaties is het noodzakelijk dat naast het optimaliseren van het beheer ook de inrichting wordt geoptimaliseerd ten aanzien van openheid en waterpeil. Hierdoor is het bodemleven beter beschikbaar, wordt de grasgroei vertraagd en ontstaat er meer variatie in structuur van de grasmat.
Deze toeslag kent 2 varianten:
a: Hoog waterpeil van 20 tot 40 cm –maaiveld;
b: Hoog waterpeil van 0 tot 20 cm –maaiveld.
• De toeslag is van toepassing bij A01.01.01, A01.01.02, A01.01.04, A01.01.05 en A01.01.06.
• De beheereenheid bestaat uit grasland.
• De beheereenheid is ten minste 0,5 ha groot.
T9Fra) Op de beheereenheid is in de periode 1 februari tot 15 juni een hoog waterpeil van minimaal 20 en maximaal 40 cm beneden gemiddeld maaiveldniveau aanwezig.
T9Frb) Op de beheereenheid is in de periode 1 februari tot minimaal 15 juni een hoog waterpeil van minimaal 0 en maximaal 20 cm beneden gemiddeld maaiveldniveau aanwezig.
De genoemde peilen betreffen het slootpeil ten opzichte van de gemiddelde maaiveldhoogte, de gemiddelde drooglegging. Het vastgelegde peilniveau in de vergunning/ontheffing van een waterschap is hierbij leidend.
T9a Hoog waterpeil: 20 tot 40 cm -mv
T9b Hoog waterpeil: 0 tot 20 cm –mv
Toelichting bij de toeslag
De vergoeding is alleen voor de gebieden waar het peil wordt opgezet, niet voor de gebieden waar al een hoog waterpeil aanwezig of een bergboervergoeding (LFA) wordt aangevraagd voor hoog waterpeil.
De toeslag is het meest effectief in combinatie met A01.01.01 en A01.01.05. Omdat het wenselijk is grote peilvlakken te realiseren van minimaal 5 ha aaneengesloten kan de toeslag ook aangevraagd worden op A01.01.02, A01.01.04 en A01.01.06. De provincie kan er voor kiezen om de toeslag niet open te stellen voor 1 van deze pakketten.
De provincie Fryslân subsidieert het agrarisch natuurbeheer middels de Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer 2013 (SNL), en de investeringskosten middels de Subsidieverordening Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap 2013 (SKNL). Voor deze subsidieverordeningen is goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd en ze worden voor ons uitgevoerd door de Dienst Regelingen. De provincie Fryslân heeft haar weidevogelbeleid vastgelegd in de Nota Weidevogels. Op grond van deze nota is het wenselijk om meer agrarische beheerpakketten te subsidiëren dan onder de huidige SNL mogelijk is. Het betreft dan een nat beheerpakket voor kleinere oppervlakten aan ondergelopen grasland en een toeslag voor een verhoogd waterpeil onder grasland of bouwland, welke een belangrijke bijdrage leveren aan de instandhouding van weidevogelsoorten in Fryslân.
In natuurgebieden met een weidevogeldoelstelling is het wenselijk de waterhuishouding optimaal aan te passen aan de weidevogeldoelstelling. Ook de meer zeldzame broedvogels als Zomertaling, Slobeend, Watersnip en Kemphaan kunnen hiervan profiteren. In het agrarisch gebied komen deze soorten op dit moment vrijwel niet meer voor. Weidevogels kunnen profijt hebben van hogere waterpeilen. Het instellen van hogere waterpeilen voor weidevogels is echter alleen effectief indien er ook daadwerkelijk sprake is van weidevogelbeheer. Wanneer men in deze gebieden uitvoering geeft aan weidevogelbeheer (op gebiedsniveau) dan kan, indien men daartoe bereid is, een hoger slootpeil met drassige situatie een meerwaarde hebben voor weidevogels.
Op p. 20 van het op 18 juli 2006 door Gedeputeerde Staten vastgestelde Werkplan Weidevogels is bepaald dat er jaarlijks €50.000 beschikbaar wordt gesteld voor waterhuishuiding. Vanaf 2008 worden er op basis van de Algemene subsidieverordening incidentele subsidies voor waterhuishouding afgegeven, die corresponderen met de in deze regeling geregeld beheerpakket greppel plas-dras respectievelijk de toeslag hoogwaterpeil. In 2008 is met rijksmiddelen het driejarige project Skriezekriten gestart. Dit project liep naast de investeringsplannen in diverse provincies. Het project was een voorloper van het Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer en had als doel ervaringen op te doen met het verbeteren van de weidevogelbiotoop door middel van beheer en de inrichting. In kader van dit project zijn onder andere extra plas-drassen aangelegd en beheerd, alsmede een aantal locaties met hoogwaterpeil. Op 18 juni 2014 hebben Provinciale Staten de nieuwe Nota Weidevogels vastgesteld. Ook in deze Nota worden middelen beschikbaar gesteld voor waterhuishoudingsmaatregelen in het kader van weidevogelbeheer.
Met de voorliggende regeling wordt een rechtmatige basis te creëren voor het subsidiëren van deze waterhuishoudingsprojecten. Het voordeel daarvan is ook dat met deze regeling de voorwaarden voor het indienen en uitvoeren van waterhuishoudingsprojecten vast zijn gelegd.
Momenteel wordt gewerkt aan aanpassing van de SNL, waarmee de pakketten en de toeslag zoals in deze regeling geregeld, binnen de SNL mogelijk wordt gemaakt. Vooruitlopend op deze aanpassing van de SNL zijn door de provincie als gezegd al subsidies verstrekt, en zullen in de loop van 2014 nog meer subsidies worden verstrekt. Dit is gebeurd conform de Nota Weidevogels, maar vooralsnog zonder een goede wettelijke grondslag. Deze wettelijke grondslag wordt met de voorliggende regeling gevestigd. De regeling kan komen te vervallen zodra de bedoelde pakketten en de toeslag hoog waterpeil in de SNL zullen worden opgenomen en daar hun grondslag zullen krijgen. Dat is naar verwachting het geval per 1 januari 2015. Vandaar dat deze subsidie in een tijdelijke regeling wordt geregeld. Tekstueel sluit de regeling nauw aan op de tekst van de SNL.
Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014. Dat is ook het moment dat de Algemene Subsidieverordening Fryslân 2013 in werking zal treden en Gedeputeerde Staten bevoegd zijn geworden om subsidieregelingen als deze in te stellen. In de periode tussen 1 juli 2013 en 1 juli 2014 zijn reeds subsidies zoals bedoeld in deze regeling verstrekt. Deze subsidies mochten op grond van art. 4:23, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht vooruitlopend op de inwerkingtreding van deze regeling rechtmatig worden verstrekt. Het gaat dan in ieder geval (niet-limitatief) om de subsidies met de volgende kenmerknummers die zijn verstrekt tussen 1 juli 2013 en 1 mei 2014:
Nrs. 1062042/1060367, 1092115, 1084317/1107294, 1039907/1066008, 1033244/1108555, 1052886/1106625, 1102622/1103232, 1102095, 1103952, 1068240, 1068026, 1068303, 1068310, 1068242, 1068249, 1068317, 1094617, 1108663, 1109435, 1110697, 1111421 en 1114429.
Nrs. 1068333, 1104517, 1104257 en 1105536, 1063594, 1076189, 1066905, 1110568, 1110580, 1110582, 1110586, 1108787, 1110582, 1110927, 1110933, 1114663, 1114709, 1114987, 1114983 en 1115000.
Artikelsgewijze toelichting:
Artikel
2.12 Toepasselijkheid Subsidieverordening Natuur- en Landschapsbeheer
Een aantal bepalingen uit de SNL zijn van overeenkomstige toepassing verklaard. Zo is gegarandeerd dat de manier waarop deze regeling wordt uitgevoerd niet afwijkt van de SNL. Dit is onder meer van belang omdat deze pakketten naar verwachting in 2015 in de SNL worden opgenomen waarna deze regeling kan vervallen.
Voor de subsidie geldt dat deze alleen kan worden verstrekt als een openstellingsbesluit met subsidieplafond is genomen (art. 1.3 SNL), worden aanvragen op volgorde van binnenkomst gerangschikt (art. 1.4), schrijven GS voor de aanvraag een formulier voor (art. 1.5), geldt een beslistermijn van tien weken welke eenmaal met tien weken kan worden verdaagd (art. 1.6), wordt geen subsidie verstrekt als de voorschotbetaling voor het eerste jaar lager dan € 200,- zou zijn (art. 1.8), en gelden de uitsluitingsregeling van art. 1.9 SNL en de anticumulatieregeling van art. 1.10 SNL.
Verder zijn ook de regelingen uit de SNL voor overmachtsituaties (art. 7.1), voor het overlijden van de subsidieontvanger (art. 7.2) en voor situaties waarin wordt overgedragen aan andere beheerders (art. 7.3, 7.3a en 7.4) van overeenkomstige toepassing op de onderhavige subsidie. Dit geldt ook voor aanpassingen in de subsidie wegens vergroting of verkleining van het areaal (art. 7.5 en 7.6), voor wijzigingen in de subsidie vanwege wijziging van het natuurbeheertype (7.7) of voor wijzigingen van de baseline als bedoeld in Europese Verordening 1974/2006 (art. 7.8).
Verder zijn van overeenkomstige toepassing verklaard de art. 10.1 tot en met 10.4, waarin de SNL-regeling in geval van niet-naleving is opgenomen. Op grond van de overeenkomstige toepassing van art. 11 SNL tenslotte, zijn de boa’s die toezien op naleving van de SNL tevens bevoegd om toe te zien op naleving van deze subsidieregeling.
Artikel
3.5 Overeenkomstige toepassing
Een aantal bepalingen uit de SKNL zijn van overeenkomstige toepassing verklaard. Zo is ge-garandeerd dat de manier waarop de regeling voor investeringssubsidies wordt uitgevoerd niet afwijkt van de SKNL. Dit is onder meer van belang omdat deze pakketten naar verwachting in 2015 in de SNL worden opgenomen, waarna voor de investeringssubsidies de SKNL van toepassing wordt en deze regeling kan vervallen.
Voor een investeringssubsidie geldt dat GS subsidieplafonds mogen instellen (art. 2 SKNL), en dat er wordt gerangschikt op volgorde van binnenkomst (art. 3). Een gemachtigde moet een machtiging overleggen (art. 4). Er geldt een beslistermijn van tien weken, en in complexe gevallen van 26 weken, welke termijn éénmalig met tien resp. 26 weken kan worden verlengd (art. 4a) en er gelden dezelfde uitsluitingen en anti-cumulatiebedingen als onder de SKNL (art. 5 en 6). Daarnaast zijn de Communautaire richtlijnen voor staatssteun van toepassing (art. 6a). GS kunnen binnen het natuurbeheerplan de beheertypen en de toelagen op de ambitiekaart markeren (art. 7). De landbouwer moet het land krachtens een persoonlijk of een zakelijk recht beheren (art. 9 lid 2) dat niet met een ander recht is belast dat aan het beheer conform deze regeling in de weg zou kunnen staan (art. 9 lid 7). Verder geldt de uitsluiting van art. 9a lid 3 SKNL en is het GS toegestaan om te bepalen dat een aanvraag van een prétoets door DLG vergezeld wordt (art. 9b lid 1).
Voor de vereisten waaraan de aanvraag moet voldoen, is art. 10, leden 1 t/m 3, SKNL van overeenkomstige toepassing verklaard. De subsidievoorwaarden genoemd in art. 12, leden 1 en 2 SKNL zijn van toepassing, waarbij onder meer geldt dat bij investeringen gericht op meerdere SKNL-doelen een uitvoeringsovereenkomst moet worden gesloten. Verder geldt dezelfde regeling voor subsidiabele en niet-subsidiabele kosten (art. 13), is maximaal 95% van de werkelijke kosten subsidiabel (art. 14), moeten in de beschikking een aantal onderwerpen zijn geregeld zoals een tijdsplanning (art. 14a), en geldt de regeling van de bevoorschotting (art. 14b) voor overdracht aan een derde (art. 14d).
Art. 14c SKNL is uitdrukkelijk niet van overeenkomstige toepassing verklaard, omdat de Algemene Subsidieverordening waar deze regeling onder hangt, zelf een regeling kent voor de vaststelling van de subsidie.