BELEIDSREGEL OPEN BODEMENERGIESYSTEMEN IN BODEMENERGIEPLANNEN ZUID-HOLLAND
Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,
gelet op:
  • -
    artikel 6.4 van de Waterwet;
  • -
    artikel 6.11 van het Waterbesluit;
  • -
    het provinciaal Waterplan Zuid-Holland 2010-2015;
  • -
    het provinciale Toetsingskader vergunningverlening bodemenergie;
  • -
    artikel 4.81 van de Algemene wet bestuursrecht.
overwegende dat:
  • -
    in Zuid-Holland, ter benutting van de ondergrond door bodemenergiesystemen, lokale plannen voor bodemenergie worden opgesteld;
  • -
    deze plannen aan de provincie worden aangeboden om vast te stellen en vervolgens te betrekken bij de vergunningverlening in het kader van de Waterwet;
besluiten:
vast te stellen de Beleidsregel open bodemenergiesystemen in bodemenergieplannen Zuid-Holland.
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
  • -
    beleidsregel: ‘Beleidsregel open bodemenergiesystemen in bodemenergieplannen Zuid-Holland’ die betrekking heeft op de plangebieden voor open bodemenergiesystemen;
  • -
    bodemenergieplan: een door Burgemeester en Wethouders van een gemeente aan het college van Gedeputeerde Staten aangeboden plan, waarin wordt aangegeven, hoe de ondergrond optimaal kan worden benut voor (onder andere) open bodemenergiesystemen;
  • -
    open bodemenergiesysteem: installatie waarmee van de ondergrond gebruik wordt gemaakt voor de levering van warmte of koude, ten behoeve van de verwarming of koeling van ruimten in bouwwerken, door grondwater te onttrekken en na gebruik in de bodem terug te brengen, met inbegrip van het bovengrondse deel van de installatie;
  • -
    plangebied bodemenergie: gebied waar het bodemenergieplan betrekking op heeft;
  • -
    toetsingskader: het provinciale Toetsingskader vergunningverlening bodemenergie;
  • -
    vergunning: vergunning als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, aanhef en onder b. van de Waterwet.
Artikel 2. Toepassingsbereik
Deze beleidsregel is van toepassing op vergunningverlening van open bodemenergiesystemen in bodemenergieplannen die door Gedeputeerde Staten zijn vastgesteld.
Artikel 3. Vergunningseisen
Vergunningen voor open bodemenergiesystemen in een plangebied voor bodemenergie worden alleen verleend, indien de aanvragen voldoen aan een bodemenergieplan, dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld.
Artikel 4. Procedure vergunningverlening
Indien (een deel van) het bodemenergieplan voldoet aan het toetsingskader, wordt besluitvorming omtrent vergunningaanvragen voor open bodemenergiesystemen (voor dat deel) voorbereid op basis van titel 4.1. Awb. Indien dit niet het geval is, wordt besluitvorming voorbereid op basis van afd. 3.4 Awb.
Artikel 5. Inwerkingtreding
Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het
Provinciaal Blad waarin deze beleidsregel wordt geplaatst.
Artikel 6. Citeertitel
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel open bodemenergiesystemen in bodemenergieplannen Zuid-Holland.
Toelichting
1. Algemeen
a. Aanleiding en kader
Initiatiefnemers (gemeenten, andere organisaties) in Zuid-Holland laten voor (delen van) hun grondgebied plannen voor bodemenergie opstellen. Deze bodemenergieplannen worden door de colleges van B&W aan het college van GS voorgelegd, voor zover het gaat om zaken waarvoor de provincie bevoegd gezag is (i.c. vergunningverlening open warmte-koudeopslagsystemen).
Het provinciale beleid inzake bodemenergiesystemen is op de Waterwet gebaseerd, en in hoofdlijnen vastgelegd in het provinciaal Waterplan 2010-2015. Het beleid voor het benutten van de ondergrond voor open systemen door het opstellen van bodemenergieplannen is verder uitgewerkt in het Toetsingskader vergunningverlening bodemenergie (feb. 2011). Wanneer duidelijk is dat –een deel van- het bodemenergieplan wat betreft open bodemenergiesystemen aan het Toetsingskader voldoet, geldt voor dit plan deze beleidsregel.
Het doel van de bepalingen in de beleidsregel is, om de benutting van de ondergrond in plangebieden door open bodemenergiesystemen te faciliteren, dat wil zeggen de ondergrond op de lange termijn maximaal voor deze tijdelijke energieopslag/winning te benutten, zonder negatieve consequenties voor andere bestaande of toekomstige functies.
Bodemenergiesystemen komen voor als open en gesloten systemen.
De beleidsregel bodemenergie is beperkt van omvang, omdat ze enkel betrekking heeft op open bodemenergiesystemen. Bij inwerkingtreding van de AMvB Bodemenergie (juli 2013) zijn gemeenten bevoegd gezag geworden voor gesloten systemen. Daarnaast heeft de beleidsregel enkel betrekking op de ruimtelijke plaatsing van de open systemen, zoals aangegeven in een bodemenergieplan. Zaken met betrekking tot het functioneren van individuele systemen komen standaard in de Waterwet-vergunning aan de orde.
b. Typen bodemenergiesystemen
Open bodemenergiesystemen zijn systemen waarbij grondwater door middel van putten aan de bodem wordt onttrokken en later weer daarin geïnfiltreerd. De standaardvariant bestaat uit een zogenoemd doubletsysteem. Daarbij is sprake van twee boorgaten, waarbij na infiltratie, doordat de stroomrichting van het water in de zomer tegengesteld is aan de winter, in de ondergrond warme en koude bellen ontstaan, die horizontaal ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd.
In tegenstelling tot open systemen wordt bij gesloten systemen het grondwater niet zelf rondgepompt. Ze bestaan uit lussen (verticaal, horizontaal, spiraalvormig) waarin een vloeistof circuleert, die de warmte of koude van het grondwater absorbeert.
c. Bodemenergieplan
Uit een inventarisatie van bestaande en (mogelijke) toekomstige bovengrondse en ondergrondse bouwwerken en infrastructuur, blijkt soms dat de ruimte in het eerste watervoerende pakket nu en in de toekomst voor verschillende functies, anders dan ‘open’ bodemenergie, nodig is. Indien in het eerste watervoerende pakket ook open bodemenergiesystemen zouden worden gerealiseerd, zou dat in de toekomst naar verwachting leiden tot negatieve onderlinge beïnvloeding van functies. Daarom kiezen sommige gemeenten er voor, om het provinciale verbod op open bodemenergiesystemen in het eerste watervoerende pakket, zoals dat is opgenomen in het provinciale Waterplan, voor het plangebied te blijven aanhouden. Deze gemeenten maken dan dus geen gebruik van de in het provincialeToetsingskader vergunningverlening bodemenergie aangegeven uitzondering om, bij het opstellen van een bodemenergieplan, in het eerste watervoerende pakket open bodemenergiesystemen te (laten) plannen.
Overigens is, in het kader van de aanpassing van het Activiteitenbesluit milieubeheer, de provincie bevoegd gezag voor gesloten systemen geworden die onderdeel van een IPPC- of BRZO-inrichting vormen (Integrated Pollution-Prevention and Control, richtlijn nr. 2008/1/EG, Besluit Risico Zware Ongevallen). Het aantal gevallen waarin de provincie voor gesloten systemen het bevoegd gezag is, is zo klein, zo dat het niet zinvol is om deze systemen in bodemenergieplannen op te nemen.
Bij het opstellen van een bodemenergieplan is het verstandig alle bestaande en (mogelijke) toekomstige bovengrondse en ondergrondse bouwwerken en infrastructuur te inventariseren, en hun effecten te beschouwen. Soms kunnen in delen van het plangebied veel systemen aanwezig zijn en worden gepland, met daartussen gebieden, waar minder duidelijk is hoeveel systemen er zullen komen. Deze situatie doet zich in het Centrumgebied van Rotterdam voor (zie dit bodemenergieplan). Omdat in het laatste geval de effecten van open bodemenergiesystemen op belangen en grondwaterstromingen niet volledig kunnen worden doorgerekend, wordt voor deze deelgebieden niet voldaan aan het Toetsingskader vergunningverlening bodemenergie en dus is deze beleidsregel hier niet van toepassing.
d. Gevolgen van deze beleidsregel voor initiatiefnemers van een bodemenergiesysteem
Deze beleidsregel koppelt de provinciale vergunningverlening aan het bodemenergieplan dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld. Met het bodemenergieplan wordt voor de initiatiefnemer die een bodemenergiesysteem wil laten installeren, duidelijkheid geboden over de mogelijke locaties hiervoor. Doordat de provincie in principe alleen vergunningen verleent als aan het bodemenergieplan wordt voldaan, zal een initiatiefnemer (in principe) alleen een vergunning ontvangen, wanneer zijn aanvraag binnen het bodemenergieplan past.
2. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2. Toepassingsbereik
Gemeenten of andere initiatiefnemers maken in overleg met de provincie (en vaak ook met private partijen) een inschatting en afweging, hoe de te verwachten ruimtelijke ontwikkelingen (bovengronds- en ondergronds) hun beslag zullen moeten krijgen.
Soms gaat het hierbij om nieuwe locaties. In Zuid-Holland zal het vaak gaan om gebieden die al grotendeels zijn ingericht, en waar al vele functies zijn gelokaliseerd, waardoor inpassing van nieuwe functies gecompliceerd is.
Met het opstellen van het ontwerp van het bodemenergieplan neemt de gemeente verantwoordelijkheid op zich voor de ruimtelijke plaatsing van open bodemenergiesystemen, ten opzichte van elkaar en ten opzichte van andere functies in de ondergrond. Dit is bijvoorbeeld van belang bij het functioneren van blusvoorzieningen.
Een bodemenergieplan kan betrekking hebben op open systemen, op gesloten systemen of op beide.
Voor de gesloten systemen is de gemeente doorgaans het bevoegd gezag. Het aantal gevallen waarin de provincie voor gesloten systemen het bevoegd gezag is, is zo klein, zo dat het niet zinvol is om deze systemen in bodemenergieplannen op te nemen.
Artikel 3. Vergunningseisen
De vergunningaanvraag wordt aan het bodemenergieplan getoetst. Elk bodemenergieplan kan daarbij zijn eigen systematiek hanteren zoals aansluitregels en maximale debieten.
Artikel 4. Procedure vergunningverlening
Voor (delen van) het bodemenergieplan die voldoen aan het Toetsingskader kan, omdat de effecten van de mogelijk te vergunnen open bodemenergiesystemen al zijn doorgerekend, de vergunningverlening worden vereenvoudigd. Daarom kan de zogenoemde verkorte procedure worden gevolgd (Titel 4.1 Awb; de reguliere procedure zonder een inspraakprocedure op de aanvraag met ontwerpbesluit). Hierdoor wordt voor het betrokken bedrijfsleven en voor de provincie de lastendruk beperkt.
Voor delen van het bodemenergieplan die niet voldoen aan het Toetsingskader, wordt de uitgebreide procedure toegepast (Afdeling 3.4 Awb; de uniforme openbare voorbereidingsprocedure).
Bij bevestiging van ontvangst van de vergunningaanvraag, wordt de aanvrager door de Omgevingsdienst Haaglanden in kennis gesteld van de procedure die zal worden gevolgd.
Naar boven