Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 14 januari 2014, kenmerk 4.2/2013009067, afdeling Management Ondersteuning, tot bekendmaking van hun besluit tot wijziging van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies, IKAP-regeling en Levensloopregeling Provincies

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

BESLUITEN:

De volgende rechtsposi tieregelingen te wijzigen in verband met de wetswijzigingen in de fiscale regelgeving rond de levensloopregeling:

Artikel I

De Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies wordt gewijzigd als volgt:

A.Artikel D.10 komt als volgt te luiden:

Artikel D.10 Levensloop

Gedeputeerde Staten stellen overeenkomstig de hierover in het SPA gemaakte afspraken een levensloopregeling vast, met inachtneming van het bepaalde ter zake bij en krachtens de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet arbeid en zorg en de Wet inkomstenbelasting 2001.

  • A.Aan artikel D.16 wordt een zevende lid toegevoegd, luidende:

    • 7.Het bepaalde in het vierde en zesde lid is niet van toepassing op de ambtenaar aan wie onbetaald verlof is verleend, direct voorafgaand aan pensionering met het oog op vervroegde uittreding.

  • B.Artikel D.17 wordt als volgt gewijzigde:

    • 1.Aan het vierde lid wordt een tweede volzin toegevoegd, luidende:

Ingeval van onbetaald verlof, direct voorafgaand aan pensionering met het oog op vervroegde uittreding komt de verschuldigde pensioenpremie vanaf het begin van dit verlof volledig voor rekening van de ambtenaar.

1.In het vijfde lid wordt “vierde lid” vervangen door: vierde lid, eerste volzin.

Artikel II

De IKAP-regeling provincies wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 7, vierde lid, komt te vervallen.

Artikel III

De Levensloopregeling Provincies wordt gewijzigd als volgt:

  • A.Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt:

    • 1.In onderdeel b wordt na ‘1964’ een komma geplaatst en toegevoegd: zoals dit artikellid op 31 december 2011 luidde.

    • 2.In onderdeel d wordt na ‘rendementen’ de komma vervangen door een puntkomma en komt de rest van de zin te vervallen.

    • 3.In onderdeel f wordt na ‘1964’ een komma geplaatst en toegevoegd: zoals dit onderdeel op 31 december 2011 luidde.

    • 4.Onderdeel h komt te vervallen, onder vernoeming van onderdeel i tot nieuw onderdeel h.

  • A.Het opschrift van hoofdstuk 2 komt als volgt te luiden:

Hoofdstuk 2 Sparen

A.Artikel 2 komt als volgt te luiden:

Artikel  2 Deelname

De ambtenaar heeft onder bij en krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 gestelde voorwaarden elk kalenderjaar recht deel te nemen aan deze regeling. De ambtenaar kan daartoe eenmaal per jaar bij gedeputeerde staten een aanvraag indienen. De aanvraag wordt minimaal twee maanden voor de gewenste ingangsdatum ingediend.

  • A.Artikel 4 wordt gewijzigd als volgt:

    • 1.In het eerste lid, onderdeel f, vervalt het vierde gedachtestreepje en wordt in het voorlaatste gedachtestreepje ‘artikel 19’ vervangen door: artikel 12.

    • 2.In het tweede lid wordt ‘de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001’ vervangen door: het bepaalde bij en krachtens de Wet op de loonbelasting 1964.

    • 3.In het derde lid komt de zinsnede ‘voor het opnemen van verlof’ te vervallen.

  • A.In artikel 5, eerste lid, komt, na onderdeel b, de zinsnede ‘voor het opnemen van verlof’ te vervallen.

  • B.In artikel 6, eerste lid, wordt de zinsnede ‘de voorziening in geld voor het opnemen van verlof’ vervangen door: de levensloopregeling.

  • C.Het opschrift van hoofdstuk 3 komt als volgt te luiden:

Hoofdstuk 3 Opnemen van levenslooptegoed

A.De artikelen 10 en 11 komen als volgt te luiden:

Artikel  10 Aanvraag opname levenslooptegoed

  • 1.De ambtenaar kan een aanvraag tot opname van levenslooptegoed indienen. In die aanvraag vermeldt de ambtenaar het bedrag van de opname.

  • 2.De in het eerste lid bedoelde aanvraag bevat een machtiging van de ambtenaar om een uitkering ter grootte van het in de aanvraag aangegeven bedrag ten laste van diens levenslooptegoed aan de provincie te verstrekken op een door de provincie aangegeven wijze.

  • 3.Indien de ambtenaar het levenslooptegoed geheel of ten dele wil gebruiken ten behoeve van de opname van onbetaald verlof op grond van de Wet arbeid en zorg of op grond van de CAP, dan wordt de aanvraag tot opname van levenslooptegoed ten minste drie maanden vóór de gewenste aanvangsdatum ingediend.

Artikel 11 Beslissing en uitbetaling

  • 1.Gedeputeerde Staten kennen de in artikel 10, eerste lid, bedoelde aanvraag toe binnen dertig dagen na ontvangst daarvan en maken de beslissing op de aanvraag zo spoedig mogelijk bekend aan de ambtenaar en aan de levensloopinstelling.

  • 2.Na ontvangst van de in artikel 10, tweede lid, bedoelde uitkering wordt deze na inhouding van loonheffing aan de ambtenaar uitgekeerd.

  • 3.De uitkering aan de ambtenaar is niet aan te merken als salaris of bezoldiging.

  • 4.Indien geld uit het levenslooptegoed wordt ingezet voor toegekend onbetaald verlof, verstrekken gedeputeerde staten, voor zover het saldo uit dat tegoed toereikend is, de ambtenaar gedurende de periode van onbetaald verlof maandelijks een uitkering ter hoogte van het bij de aanvraag aangegeven percentage van de berekeningsgrondslag over de maand, direct voorafgaande aan de datum van ingang van dat verlof. De uitkering is ten hoogste gelijk aan die berekeningsgrondslag. Indien het onbetaald verlof voor een deel van de voor de ambtenaar geldende arbeidsduur is toegekend gaat de uitkering tezamen met het daarnaast genoten loon bij de provincie niet uit boven de berekeningsgrondslag

    • A.De artikelen 12 tot en met 18 komen te vervallen.

    • B.Na artikel 11 wordt ingevoegd: Hoofdstuk 4 Beëindiging bij overlijden.

    • C.Artikel 19 wordt vernummerd tot artikel 12.

    • D.De hoofdstukken 6 en 7 worden vernummerd tot de hoofdstukken 5 respectievelijk 6.

    • E.De artikelen 20, 21 en 22 worden vernummerd tot achtereenvolgens de artikelen 13, 14 en 15.

Artikel IV

Het aanvraagformulier voor deelname aan de Levensloopregeling provincies, als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Levensloopregeling Provincies wordt gewijzigd als volgt:

  • A.In punt 7 wordt ‘artikel 19’ tweemaal vervangen door: artikel 12.

  • B.In punt 8 komt het derde gedachtestreepje te vervallen, luidende‘ geen voorziening ingevolge de Levensloopregeling provincies te sparen in het kalenderjaar waarin ik bij deze of een andere inhoudingsplichtige loon spaar ingevolge een spaarloonregeling als bedoeld in artikel 32 van de Wet op de loonbelasting 1964’.

Artikel V

Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie van het Provinciaal blad waarin het is geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

WIJZIGING TOELICHTING RECHTSPOSITIEREGELING EN

A. WIJZIGING TOELICHTING C OLLECTIEVE ARBEIDSVOORWAARDENREGELING PROVINCIES

De toelichting op de artikelen D.16 en D.17 van de CAP wordt als volgt gewijzigd:

  • 1.In de eerste alinea vervalt de laatste volzin, luidende: Het onbetaald levensloopverlof is vergelijkbaar geregeld in de afzonderlijke levensloopregeling van de provincies.

  • 2.Na de voorlaatste volzin van de tweede alinea wordt ingevoegd: Deze mogelijkheid bestaat niet bij onbetaald verlof, direct voorafgaand aan pensionering met het oog op vervroegde uittreding.

B. NIEUWE TOELICHTING OP DE LEVENSLOOPREGELING PROVINCIES

ALGEMEEN

Sedert 1 januari 2012 is de wettelijke levensloopregeling vervallen en is er nog slechts een overgangsregeling van kracht voor bestaande deelnemers die op 31 december 2011 een spaartegoed hadden. De overgangsregeling loopt tot 1 januari 2022. Bestaande deelnemers met een spaartegoed van € 3.000,-- of meer hadden twee keuzes:

  • -Zij kunnen het volledige tegoed in 2013 in één keer opnemen. Dit geeft hen een fiscaal voordeel: zij betalen belasting over 80% van het spaartegoed dat op 31 december 2011 op de rekening stond. Over het in 2012 gespaarde bedrag wordt 100% belasting betaald. Zij mogen zelf weten waaraan zij het tegoed besteden. Hierna kunnen ze niet opnieuw via de levensloopregeling gaan sparen.

  • -Zij kunnen kiezen voor voortzetting van deelname aan de oude levensloopregeling die voor hen gehandhaafd blijft. Zij kunnen doorsparen tot uiterlijk het einde van de overgangsperiode. Daarna komt (de rest van) het spaartegoed in één keer vrij. Zij kunnen in de overgangsperiode hun spaartegoed in zijn geheel of in delen opnemen. Zij mogen zelf bepalen wanneer ze dat doen en waaraan zij het geld besteden. De besteding is met andere woorden niet langer beperkt tot uitkeringen tijdens onbetaald verlof of voor extra pensioen.

Voor bestaande deelnemers die op 31 december 2011 een spaartegoed hadden van minder dan € 3.000,-- is dit tegoed op 1 januari 2013 vrijgekomen. Het spaartegoed is in 2013 in één keer uitbetaald. Zij betalen belasting over 80% van het tegoed dat op 31 december 2011 op hun rekening stond. Over het in 2012 gespaarde bedrag wordt 100% belasting betaald. Een eventuele levensloopverlofkorting wordt verrekend.

De levensloopregeling staat niet meer open voor nieuwe deelnemers.

De levensloopregeling provincies is nu afgestemd op de deelnemers die onder de overgangsregeling vallen. De deelnemers dus met een spaartegoed op 31 december 2011 van € 3.000,-- of meer die hebben gekozen voor voortzetting van hun deelname aan de (overgangs)regeling.

De ambtenaar die gekozen heeft voor voortgezette deelname aan de overgangsregeling kan uit het brutoloon geld sparen. De werkgever is verplicht om daaraan mee te werken. Sparen gebeurt belastingvrij, de loonheffing wordt ingehouden bij opname uit het levenslooptegoed. Een voorbeeld ter verduidelijking. Een ambtenaar heeft op 31 december 2011 € 6.500,-- aan levenslooptegoed en heeft in 2012 € 1.000,-- gespaard. Hij kan tot 31 december 2021 blijven doorsparen. Hij neemt in maart 2013 € 5.000,-- op en in oktober 2013 de rest.

Hij betaalt in 2013 belasting over € 5.000,-- en over (80% van € 2.500,--) € 2.000,-- dus over in totaal € 7.000,--. Het te sparen bedrag wordt naar keuze van de ambtenaar gestort op een geblokkeerde rekening bij een bank of als premie bij een verzekeraar. Voor opname uit het levenslooptegoed is toestemming nodig van zowel de werknemer als de werkgever. Het levenslooptegoed kan worden meegenomen naar een volgende werkgever. Sinds 2012 wordt er geen levensloopverlofkorting meer opgebouwd.

De reeds opgebouwde rechten op levensloopverlofkorting kunnen bij opname van het tegoed worden verzilverd. Die is € 205,-- per tot 1 januari 2012 gespaard jaar, maar nooit groter dan het bedrag dat vrijvalt of wordt opgenomen.

De ambtenaar kan per jaar maximaal 12% van zijn brutoloon sparen tot een maximum van 210% van het jaarloon. Het maximum van 12% geldt niet voor de ambtenaar die op 31 december 2005 de leeftijd van 51 jaar maar niet de leeftijd van 56 jaar heeft bereikt.

Zoals hierboven al aangegeven kan het tegoed voor alle gewenste doelen worden aangewend.

De provinciale werkgever verstrekt aan zijn ambtenaren een bijdrage in de levensloopregeling (levensloopbijdrage), ongeacht of zij ook daadwerkelijk (kunnen) deelnemen aan de levensloopregeling. De levensloopbijdrage is een bepaald percentage van het genoten salaris en wordt tegelijk met het salaris uitbetaald. Zij bedraagt 3,1% voor ambtenaren in de schalen 1 tot en met 13 en 2,55% voor ambtenaren in de schalen 14 en hoger.

Voor de opbouw van het levenslooptegoed kan de ambtenaar geld sparen uit het salaris, de vakantie-uitkering, de eindejaarsuitkering, de toelagen die tot de bezoldiging behoren, de waarde van het vakantieverlof dat in het kader van de IKAP-regeling is verkocht en de waarde van de uren die op grond van de IKAP-regeling meer zijn gewerkt.

Als gevolg van de Wet uniformering loonbegrip wordt de inleg aftrekbaar voor de premies werknemersverzekering. Eventuele uitkeringen op grond van de WW en WIA worden dan gebaseerd op een lager loon.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Definities

Onderdeel a berekeningsgrondslag

Om praktische redenen is de berekeningsgrondslag zo eenvoudig mogelijk gehouden. Alleen het salaris, de vakantie-uitkering en de eindejaarsuitkering maken deel uit van de berekeningsgrondslag. De berekeningsgrondslag wordt gebruikt als basis voor het berekenen van de maandelijkse uitkering bij inzet van levenslooptegoed voor onbetaald verlof.

Onderdeel  d levenslooptegoed

De definitie is ruim. Hieronder valt niet alleen het levenslooptegoed van de ambtenaar in zijn dienstbetrekking bij de provincie, maar ook elk ander levenslooptegoed uit een of meer beëindigde dienstbetrekkingen.

Onderdeel  h werkgeversbijdrage

De werkgeversbijdrage is geen salaris of bezoldiging. Dat betekent dat hierover ook geen vakantie-uitkering en eindejaarsuitkering wordt opgebouwd.

Artikel  2 Deelname

Dit artikel is de kernbepaling. In verband met de controle op het opgebouwde levenslooptegoed moet de aanvraag tot deelname aan de levensloopregeling elk jaar opnieuw worden ingediend.

Artikel  3 Bronnen

Dit artikel somt de bronnen op die de ambtenaar kan inzetten. Ter beperking van de uitvoeringslast zijn niet alle bestanddelen die onder het loonbegrip van de levensloopregeling vallen als bronnen aangewezen. Inzet van de in onderdeel e genoemde bron betekent dat de vergoeding voor de extra uren niet kan worden ingezet voor andere IKAP-doelen.

Artikel  4 Aanvraag deelname

Dit artikel regelt de procedure met betrekking tot de aanvraag tot deelname aan de levensloopregeling. In het eerste lid is aangegeven welke gegevens de ambtenaar bij zijn aanvraag moet verstrekken. Naast deze gegevens zal de ambtenaar een verklaring moeten overleggen (zie onderdeel f). Bij eerste aanvraag zal ook een verklaring van de levensloopinstelling moeten worden overgelegd (zie tweede en derde lid). Voor de aanvraag hebben Gedeputeerde Staten een standaardformulier vastgesteld (vierde lid).

Artikel  5 Beslissing op de aanvraag

Dit artikel handelt over het nemen van een beslissing door Gedeputeerde Staten op de aanvraag van een ambtenaar. De aanvraag kan worden geweigerd als het levenslooptegoed uit de provinciale dienstbetrekking, samen met die elementen op 1 januari van het kalenderjaar waarin aan de levensloopregeling wordt deelgenomen gelijk is aan of meer bedraagt dan 2,1 maal het loon over het voorafgaande jaar. Als in het voorgaande kalenderjaar een salarisvermindering heeft plaatsgevonden mag bij de beoordeling of nog kan worden doorgespaard van het niet verminderde salaris worden uitgegaan mits die salarisvermindering het gevolg is van het aanvaarden van een deeltijdfunctie of het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie in de periode die aanvangt tien jaar direct voor de ingangsdatum van het pensioen. Daarbij geldt als extra eis dat het dienstverband na het aanvaarden van een deeltijdfunctie niet minder mag zijn dan 50% van de omvang van het dienstverband op de laatste dag voor de dag die tien jaar voor de pensioendatum ligt. Op een eenmaal toegekende

aanvraag kan door de ambtenaar niet meer worden teruggekomen. Wel is correctie door de provincie mogelijk als achteraf blijkt dat de aanvraag ten onrechte is toegekend.

Artikel  6 Maximum te sparen bedrag

Gelet op de fiscale wetgeving is bepaald dat ten behoeve van het levenslooptegoed per kalenderjaar niet meer wordt gespaard dan 12% van het loon over dat jaar. Uitzondering hierop vormt de categorie ambtenaren die op 31 december 2005 ten minste 51 jaar en nog geen 56 jaar oud is. Deze ambtenaren mogen meer dan 12% sparen en kunnen zo versneld een levenslooptegoed opbouwen. Wel geldt voor hen het maximum levenslooptegoed van 2,1 maal het jaarloon. Indien meer dan 12% is gespaard wordt het bovenmatig deel teruggestort naar de provincie die vervolgens na inhouding van loonheffing het restant zo spoedig mogelijk uitbetaalt aan de ambtenaar.

Artikel  7 Storting/overmaking

Dit artikel regelt op welk moment het geld naar de levensloopinstelling wordt overgemaakt. Uitgangspunt is dat dit zoveel mogelijk op de gebruikelijke betaaldata gebeurt. De overmaking geschiedt door de provincie. De ambtenaar mag dus niet rechtstreeks gelden overmaken.

Artikel  8 Aanvraag beëindiging spaarperiode

Dit artikel biedt de ambtenaar de mogelijkheid om te stoppen met sparen.

Artikel 9 Werkgeversbijdrage levensloop

De werkgeversbijdrage is vanaf 2007 in zijn geheel pensioengevend inkomen, dus ook de 0,8% uit het centraal akkoord vut/prepensioen en levensloop voor overheid- en onderwijspersoneel dat deel uitmaakt van deze bijdrage. Hiervoor geldt de standaardverdeling van de pensioenpremie tussen werkgever en werknemer.

Artikelen  10 en 11 Aanvraag, beslissing, uitbetaling levenslooptegoed

Dit artikel regelt de procedure van aanvraag, besluitvorming en uitbetaling van levenslooptegoed. Alleen bij inzet voor onbetaald verlof geldt er een aanvraagtermijn, voorafgaande aan de aanvang van het verlof (drie maanden).De uitkering tijdens onbetaald verlof is ten hoogste 100% van de berekeningsgrondslag.

De uitkering uit het levenslooptegoed aan de ambtenaar is geen salaris of bezoldiging. Ingeval van ontslag tijdens de spaarperiode blijft het levenslooptegoed, als niet anders is beslist, bij de levensloopinstelling staan.

Artikel  12 Overlijden

In dit artikel wordt geregeld dat na overlijden het levenslooptegoed door de levensloopinstelling aan de provincie wordt uitgekeerd en dat de provincie dit tegoed na inhouding van loonheffing aan de erfgenamen uitkeert.

Gedeputeerde Staten voornoemd,

J.Tichelaar, voorzitter

mevrouw mr. A.M. van Schreven, secretaris

Uitgegeven 21 januari 2014

Naar boven