Provincie Zeeland - Referendumverordening voor de provincie Zeeland 2014

Besluit van Provinciale Staten van Zeeland van 14 maart 2014, CST-136 inzake het intrekken van de op 15 maart 2013 vastgestelde Referendumverordening voor de provincie Zeeland en het vaststellen van Referendumverordening voor de provincie Zeeland 2014.

De Staten der provincie Zeeland,

gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 25 februari 2014, nr. 14003308;

besluiten:

  • 1.De op 15 maart 2013 vastgestelde Referendumverordening voor de provincie Zeeland in te trekken.

  • 2.Een Referendumverordening voor de provincie Zeeland 2014 vast te stellen.

Referendumverordening voor de provincie Zeeland 2014

Provinciale Staten van Zeeland

  • -gelezen het initiatiefvoorstel van de fractievoorzitters van D66, PVV, Partij voor Zeeland en PvdA;

  • -overwegende dat het gewenst is een Referendumverordening voor de provincie Zeeland vast te stellen;

  • -gelet op artikel 5 van de Grondwet;

besluiten vast te stellen de navolgende Referendumverordening voor de provincie Zeeland

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

besluit: een te nemen of genomen besluit van Provinciale Staten inhoudende beleid of een project in de ontwerpfase;

referendum: een volksstemming onder de kiesgerechtigden over een te nemen of genomen besluit van Provinciale Staten;

kiesgerechtigden: de ingezetenen die krachtens de Kieswet kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van Provinciale Staten van Zeeland;

Artikel 2 Reikwijdte

Niet aan een referendum kunnen worden onderworpen besluiten:

  • a.waarin Provinciale Staten beslissen op bezwaar of als beroepsinstantie;

  • b.die handelen over zaken met betrekking tot personen, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen, beloningen, erkenningen en verlenen van kwijtschelding, alsmede over geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers en hun nabestaanden;

  • c.tot het voeren van rechtsgedingen;

  • d.tot het vaststellen of wijzigen van de provinciale begroting en de provinciale rekening;

  • e.in het kader van deze verordening;

  • f.tot het voor kennisgeving aannemen van nota's en rapporten;

  • g.inzake provinciale tarieven en belastingen;

  • h.die betrekking hebben op de organisatie van het provinciale apparaat;

  • i.waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de ermee gemoeide spoedeisende provinciale belangen;

  • j.ter uitvoering van een besluit van een ander bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent Provinciale Staten geen beleidsvrijheid of bevoegdheid heeft.

Hoofdstuk II Raadplegend referendum

Artikel 3 Raadplegend referendum

  • 1.Provinciale Staten kunnen besluiten tot het houden van een referendum over een te nemen besluit.

  • 2.Een besluit over het houden van een referendum vindt plaats op basis van een schriftelijk voorstel dat tenminste 10 dagen voor de vergadering van Provinciale Staten waarvoor het te nemen besluit als bedoeld in lid 1 geagendeerd is, wordt toegestuurd aan Provinciale Staten.

  • 3.een referendum als bedoeld in lid 1 zijn de artikelen 4, 5, 6, en 7 van deze verordening niet van toepassing.

Hoofdstuk III Raadgevend referendum

Artikel 4 Inleidend verzoek

  • 1.Kiesgerechtigden kunnen een inleidend verzoek indienen tot het houden van een referendum over een te nemen of genomen besluit. Het verzoek moet worden ondersteund door tenminste 1000 personen die op de dag waarop het verzoek wordt ingediend kiesgerechtigd zijn.

  • 2.Het inleidend verzoek moet schriftelijk bij Provinciale Staten worden ingediend.

    • a.Indien het een te nemen besluit betreft moet het verzoek tenminste 10 dagen voor de vergadering van Provinciale Staten waarvoor het te nemen besluit geagendeerd is worden ingediend.

    • b.Indien het een genomen besluit betreft moet het verzoek binnen 6 weken na de vergadering waarin het besluit genomen is worden ingediend.

  • 3.In het verzoek wordt aangegeven om welk te nemen of genomen besluit het gaat en gaat vergezeld van een handtekening van elke verzoeker, met opgave van diens naam, adres, leeftijd en woonplaats.

  • 4.Voor de vermelding van de in het derde lid bedoelde gegevens maken verzoekers gebruik van het formulier in bijlage I bij de Verordening burgerinitiatiefvoorstellen Zeeland 2003.

Artikel 5 Beslissing op het inleidend verzoek

  • 1.Provinciale Staten besluiten in hun vergadering waarvoor het te nemen besluit is geagendeerd dan wel ingeval het een genomen besluit betreft in hun eerstvolgende vergadering na ontvangst van het verzoek:

    • a.of het inleidend verzoek een besluit betreft waarover, gelet op het bepaalde in artikel 2, een referendum kan worden gehouden; en

    • b.of het inleidend verzoek voldoet aan de in artikel 4 gestelde eisen.

  • 2.Provinciale Staten kunnen het besluit, bedoeld in het eerste lid, verdagen tot hun eerstvolgende vergadering. De indieners van het verzoek worden hiervan schriftelijk in kennis gesteld.

  • 3.Indien Provinciale Staten besluiten dat aan de vereisten van het inleidend verzoek is voldaan, houden zij het te nemen besluit aan respectievelijk schorten zij, indien mogelijk, de inwerkingtreding van het genomen besluit op totdat de termijn voor het indienen van een definitief verzoek ongebruikt is verstreken, dan wel totdat een besluit is genomen als bedoeld in artikel 7, dan wel totdat een besluit is genomen als bedoeld in artikel 13.

  • 4.De beslissing als bedoeld in het eerste lid wordt binnen zeven dagen na de vergadering van Provinciale Staten schriftelijk bekend gemaakt aan de indieners van het inleidend verzoek.

Artikel 6 Definitief verzoek

  • 1.Kiesgerechtigden kunnen binnen zes weken na de bekendmaking als bedoeld in artikel 5, vierde lid, een definitief verzoek indienen tot het houden van een referendum over een te nemen of genomen besluit. Het verzoek moet worden ondersteund door tenminste 2% van de kiesgerechtigden die op de dag waarop het verzoek wordt ingediend kiesgerechtigd zijn.

  • 2.Het definitief verzoek moet schriftelijk bij Provinciale Staten worden ingediend.

  • 3.Voor de vaststelling of voldaan wordt aan de in het eerste lid bedoelde percentage worden de kiesgerechtigden die het inleidend verzoek hebben ondersteund, meegerekend;

  • 4.Artikel 4, lid drie en vier zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 7 Beslissing op het definitief verzoek

  • 1.Provinciale Staten besluiten in hun eerstvolgende vergadering na ontvangst van het definitief verzoek als bedoeld in artikel 6 lid 1 of het verzoek voldoet aan de in artikel 6 genoemde vereisten, mits er tenminste vier weken gelegen zijn tussen de ontvangst van het verzoek en de dag van de eerstvolgende vergadering. Indien minder dan vier weken zijn gelegen tussen de ontvangst van het verzoek en de dag van de eerstvolgende vergadering wordt omtrent het verzoek besloten in de volgende vergadering van Provinciale Staten.

  • 2.Als het verzoek voldoet aan de vereisten als bedoeld in artikel 6 dan besluiten Provinciale Staten in dezelfde vergadering als bedoeld in artikel 7 lid 1 over het houden van een referendum.

Hoofdstuk IV Procedure

Artikel 8 Datum

  • 1.Provinciale Staten stellen de datum vast waarop het referendum wordt gehouden, waarbij er minimaal tien weken zijn gelegen tussen het besluit tot het houden van het referendum en de dag van het referendum.

  • 2.Indien sprake is van een raadgevend referendum is de datum gelegen binnen een termijn van zes maanden na ontvangst van een ontvankelijk definitief verzoek als bedoeld in artikel 6.

  • 3.De datum van het referendum kan uit doelmatigheidsoverwegingen worden gecombineerd met een geplande verkiezing of een ander referendum. In het geval van een raadgevend referendum kan dit slechts indien de initiatiefnemers daarmee instemmen.

Artikel 9 Uitvoering

  • 1.Gedeputeerde Staten zijn belast met de uitvoering van het besluit van Provinciale Staten tot het houden van een referendum. Gedeputeerde Staten regelen de bestuurlijke en ambtelijke coördinatie en kunnen andere bestuursorganen, instanties of personen inschakelen.

  • 2.Gedeputeerde Staten stellen de vormvoorschriften vast waaraan het stembiljet moet voldoen.

  • 3.Gedeputeerde Staten zijn belast met het zorg dragen voor een neutrale informatievoorziening en toezicht op hele proces;

  • 4.Gedeputeerde Staten doen binnen vier weken na het referendum aan Provinciale Staten schriftelijk verslag van hun bevindingen over de in lid 3 bedoelde informatievoorziening en toezicht op het hele proces.

Artikel 10  Budget

  • 1.Provinciale Staten stellen na een besluit tot het houden van een referendum budget beschikbaar aan Gedeputeerde Staten voor de uitvoering van het besluit.

  • 2.Er wordt geen subsidie aan verzoekers of belangengroeperingen verleend voor een campagnebudget.

Artikel 11 Stemming

  • 1.Stemgerechtigd zijn degenen die op de dag van het referendum kiesgerechtigd zijn.

  • 2.De bepalingen in de Kieswet zijn zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op de stemming.

  • 3.Aan de kiesgerechtigden wordt uitsluitend de vraag voorgelegd of zij vóór of tegen het te nemen respectievelijk genomen besluit zijn.

  • 4.Gedeputeerde Staten stellen vast op welke wijze er wordt gestemd.

Artikel 12 (Geldigheid) uitslag

  • 1.De uitslag van het referendum is geldig indien tenminste 30% van de stemgerechtigden een geldige stem heeft uitgebracht.

  • 2.De uitslag van het referendum wordt berekend op basis van een gewone meerderheid van het totaal aantal uitgebrachte geldige stemmen.

  • 3.Gedeputeerde Staten delen Provinciale Staten zo spoedig mogelijk schriftelijk de uitslag van de stemming mee.

  • 4.Gedeputeerde Staten kunnen een advies over de uitslag van het referendum en/of een advies over hoe daarmee kan worden omgegaan uitbrengen aan Provinciale Staten.

Hoofdstuk V Besluitvorming

Artikel 13 Besluitvorming

  • 1.In de eerstvolgende vergadering na ontvangst van de uitslag van de stemming als bedoeld in artikel 12 lid 3 nemen Provinciale Staten een besluit over het onderwerp van het referendum, mits er tenminste vier weken zijn gelegen tussen de dag van ontvangst van de uitslag en de dag waarop de vergadering plaatsvindt. Indien niet aan laatstgenoemde voorwaarde wordt voldaan vindt de besluitvorming plaats in de volgende vergadering van Provinciale Staten.

  • 2.Provinciale Staten betrekken een uitgebracht advies als bedoeld in artikel 12 lid 4 bij hun besluitvorming.

Hoofdstuk VI Strafbepaling

Artikel 14 Strafbepaling 

Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de eerste categorie wordt gestraft hij die bij de stemming:

  • a.stembiljetten of volmacht bewijzen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.stembiljetten of volmachtbewijzen die hijzelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken dan wel deze met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, in voorraad heeft met het oogmerk deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • c.als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden.

Hoofdstuk VII Slotbepalingen 

Artikel 15 Evaluatie

Vijf jaar na inwerkingtreding van deze verordening brengen Gedeputeerde Staten een evaluatierapport uit aan Provinciale Staten inzake de werking en het effect van deze verordening.

Artikel 16 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na publicatie in het provinciale blad.

Artikel 17

Daar waar deze verordening niet in voorziet, beslist het Presidium.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Referendumverordening voor de provincie Zeeland 2014'.

Aldus vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van 14 maart 2014.

Drs. J.M.M. Polman, voorzitter

Drs. P. Joosse, griffier

Uitgegeven 26 maart 2014.

De secretaris, A.W. Smit

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

In de begripsbepalingen wordt een aantal in de verordening veel voorkomende begrippen gedefinieerd.

Artikel 2

In artikel 2 is de reikwijdte bepaald. Uitgangspunt is dat zowel te nemen als genomen besluiten van Provinciale Staten referendabel zijn. Een aantal nadere aangeduide categorieën besluiten (a t/m j) zijn niet referendabel.

Artikel 3

In dit artikel is vastgelegd dat Provinciale Staten uit eigen beweging kunnen besluiten tot het houden van een raadplegend referendum over een te nemen besluit. Een voorstel hiertoe moet schriftelijk en tijdig worden ingediend. In lid 3 is bepaald dat de artikelen 4 t/m 7 niet van toepassing zijn op het raadplegend referendum. Genoemde artikelen zijn immers alleen van toepassing op het raadgevend referendum.

Hoofdstuk III Raadgevend referendum

De artikelen 4 t/m 7 zijn alleen van toepassing op het raadgevend referendum. Dat wil zeggen dat het initiatief hiertoe door een kiesgerechtigde Zeeuw genomen wordt. De in deze Verordening geregelde procedure voor een raadgevend referendum bestaat uit een inleidend verzoek en een definitief verzoek.

Artikel 4

Dit artikel bevat bepalingen over het inleidend verzoek. Wat de indieningstermijn betreft wordt onderscheidt gemaakt tussen een te nemen en een genomen besluit. In het eerste geval moet het verzoek tenminste 10 dagen voor de vergadering van Provinciale Staten ingediend zijn. Deze termijn is o.a. nodig om zorgvuldig te kunnen nagaan of het verzoek voldoet aan de daaraan gestelde eisen. In het geval van een genomen besluit is bepaald dat het verzoek binnen 6 weken ingediend moet zijn. Deze termijn is bepaald omdat het niet de bedoeling is dat de inwerkingtreding van een genomen besluit onnodig lang moet worden opgeschort.

Artikel 5

Dit artikel regelt met name de termijn waarbinnen op een inleidend verzoek moet worden besloten. Lid 3 is van belang omdat het bepaalt dat de besluitvorming over een te nemen besluit wordt aangehouden, en dat de inwerkingtreding van een genomen besluit wordt opgeschort. Lid 3 regelt ook hoe lang de aanhouding respectievelijk opschorting duurt.

Artikel 6

Artikel 6 bevat bepalingen over het definitief verzoek.

Artikel 7

Bevat bepalingen over de termijn waarbinnen een besluit moet worden genomen over het definitieve verzoek. Er dient tenminste vier weken te zitten tussen de ontvangst van het verzoek en de vergadering van Provinciale Staten waarin het besluit wordt genomen. Deze termijn is nodig om het besluit zorgvuldig voor te bereiden. Als er minder dan vier weken tussen zit, schuift de besluitvorming door naar de volgende vergadering. In lid 2 is geregeld dat tegelijkertijd met een besluit dat het verzoek ontvankelijk is ook een besluit wordt genomen over het al dan niet houden van een referendum.

Artikel 8

Als het definitieve verzoek ontvankelijk is en besloten is tot het houden van een referendum, stellen Provinciale Staten de datum waarop het referendum wordt gehouden vast. De minimale periode tussen het besluit tot het houden van een referendum en de dag waarop het referendum plaatsvindt is tien weken om zo de campagnes en de onafhankelijke voorlichting de kans te geven mensen goed geïnformeerd te laten deelnemen aan het referendum. Bovendien hebben Gedeputeerde Staten voldoende tijd nodig om het referendum zorgvuldig te organiseren en uit te voeren. Voor het raadgevend referendum is in lid 2 de termijn bepaald waarbinnen het referendum moet plaatsvinden.

Artikel 9

In dit artikel worden Gedeputeerde Staten belast met de uitvoering van een referendum. Dit betekent dat op het moment dat Provinciale Staten besluiten tot het houden van een referendum Gedeputeerde Staten zorg moeten dragen voor de uitvoering van dat besluit. Dit betreft zowel bestuurlijke en ambtelijke coördinatie als het verzorgen van neutrale informatievoorziening en het houden van toezicht.

Artikel 10

Het organiseren van een referendum is een kostbare aangelegenheid. Daarom is in artikel 10 vastgelegd dat Provinciale Staten budget beschikbaar moeten stellen voor de uitvoering van het referendum. Het benodigde budget hangt samen met de wijze van stemming (artikel 11 lid 4). In lid 2 wordt het verstrekken van subsidie voor het voeren van campagne uitgesloten. Deze kosten zullen de initiatiefnemers en (belangen)groeperingen zelf moeten dragen.

Artikel 11

Geen toelichting.

Artikel 12

Dit artikel bevat een aantal bepalingen over o.a. de geldigheid van de uitslag en het bepalen van de uitslag. In lid 4 is bepaald dat Gedeputeerde Staten advies kunnen uitbrengen aan Provinciale Staten. Dat advies kan zowel betrekking hebben op de uitslag (bijv. een toelichting daarop) als op de wijze waarop Provinciale Staten kunnen omgaan met de uitslag.

Artikel 13

Provinciale Staten moeten binnen een bepaalde termijn een besluit nemen over het onderwerp van het referendum. De uitslag van het referendum is in formele zin niet bindend voor Provinciale Staten.

Artikelen 14 t/m 18

Geen toelichting.

Naar boven