Beleidsregels masterplannen bodemenergie Gelderland 2014

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Maken bekend dat Gedeputeerde Staten op 1 juli 2014 het volgende hebben vastgesteld;

GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 6.4, eerste lid, onder b van de Waterwet en artikel 2.1, eerste lid, onder e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingswet;

BESLUITEN

Vast te stellen de volgende beleidsregels:

Artikel 1 Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a Activiteitenbesluit milieubeheer: Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer.

b Gesloten bodemenergiesysteem: gesloten bodemenergiesysteem zoals bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Waterbesluit en artikel 1.1, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

c Interferentiegebied: interferentiegebied dat is aangewezen krachtens artikel 2.2b van het Besluit omgevingsrecht of waarvan het voornemen bestaat het als zodanig aan te wijzen.

d Masterplan bodemenergie: een plan waarin voor een interferentiegebied een integrale gebiedsvisie wordt gegeven op het gebruik van bodemenergie.

e Omgevingsvergunning: vergunning zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e of i, van de Wabo.

f Open bodemenergiesysteem: open bodemenergiesysteem zoals bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van het Waterbesluit en artikel 1.1, eerste lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer.

g Ordeningsregels: regels over de ordening tussen verschillende bodemenergiesystemen.

h Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

i Watervergunning: vergunning zoals bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onder b, van de Waterwet.

j Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen: Besluit van 25 maart 2013 tot wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met regels inzake bodemenergiesystemen en enkele technische verbeteringen.

Artikel 2 Reikwijdte

Deze beleidsregels zijn van toepassing op beslissingen op aanvragen om een watervergunning

en een omgevingsvergunning voor bodemenergiesystemen waarvoor Gedeputeerde Staten

bevoegd gezag zijn en die zijn gelegen in een gebied dat is aangewezen als interferentiegebied

of waarvoor het voornemen bestaat deze aan te wijzen als interferentiegebied.

Artikel 3 Masterplan bodemenergie, toetsingskader en weigeringsgronden vergunning

1 Gedeputeerde Staten kunnen voor een interferentiegebied een masterplan bodemenergie vaststellen.

2 Het masterplan bodemenergie bevat ordeningsregels per type bodemenergiesysteem en

geeft inzicht in:

a de verwachte vraag naar bodemenergie;

b de motivering van de gekozen ordening van de verschillende typen bodemenergiesystemen;

c de belangen die mogelijk invloed kunnen ondervinden van de installatie van bodemenergiesystemen in het plangebied;

d de mogelijke hydrologische en thermische effecten van de uitvoering van het Masterplan bodemenergie.

3.Bij de beslissing op een aanvraag om een watervergunning of een omgevingsvergunning wordt rekening gehouden met het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Masterplan bodemenergie.

4 Een water- of omgevingsvergunning voor een bodemenergiesysteem wordt geweigerd indien het aangevraagde bodemenergiesysteem in strijd is met de ordeningsregels uit het Masterplan bodemenergie.

Artikel 4 Procedure

1 In afwijking van artikel 6.1c van het Waterbesluit wordt afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht toegepast op de voorbereiding van een beschikking tot verlening van een vergunning voor een open bodemenergiesysteem als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onder b, van de Waterwet binnen een interferentiebied waarvoor Gedeputeerde Staten geen Masterplan bodemenergie hebben vastgesteld.

2 In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten besluiten afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet toe te passen indien de belangen van (toekomstige) gebruikers van bodemenergie in het gebied reeds in een ander kader worden afgewogen.

Artikel 5 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als:

Beleidsregels masterplannen bodemenergie Gelderland 2014.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na de dag van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij worden geplaatst.

Artikel 3 Masterplan bodemenergie, toetsingskader en weigeringsgronden vergunning

1 Gedeputeerde Staten kunnen voor een interferentiegebied een masterplan bodemenergie vaststellen.

2 Het masterplan bodemenergie bevat ordeningsregels per type bodemenergiesysteem en geeft inzicht in:

a de verwachte vraag naar bodemenergie;

b de motivering van de gekozen ordening van de verschillende typen bodemenergiesystemen;

c de belangen die mogelijk invloed kunnen ondervinden van de installatie van bodemenergiesystemen in het plangebied;

d de mogelijke hydrologische en thermische effecten van de uitvoering van het masterplan bodemenergie.

3 Bij de beslissing op een aanvraag om een watervergunning of een omgevingsvergunning wordt rekening gehouden met het door Gedeputeerde Staten vastgestelde masterplan bodemenergie.

4 Een water- of omgevingsvergunning voor een bodemenergiesysteem wordt geweigerd indien het aangevraagde bodemenergiesysteem in strijd is met de ordeningsregels uit het masterplan bodemenergie.

Artikel 4 Procedure

1 In afwijking van artikel 6.1c van het Waterbesluit wordt afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht toegepast op de voorbereiding van een beschikking tot verlening van een vergunning voor een open bodemenergiesysteem als bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, onder b van de Waterwet binnen een interferentiebied waarvoor Gedeputeerde Staten geen masterplan bodemenergie hebben vastgesteld.

2 In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten besluiten afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet toe te passen indien de belangen van (toekomstige) gebruikers van bodemenergie in het gebied reeds in een ander kader worden afgewogen.

Artikel 5 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels masterplannen bodemenergie Gelderland 2014.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na de dag van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij worden geplaatst.

Toelichting

Algemeen

Een bodemenergiesysteem slaat warmte en koude op in het grondwater. In de winter wordt het warme water gebruikt om bijvoorbeeld gebouwen te verwarmen en in de zomer wordt het koude water gebruikt om te koelen. Daarmee dragen zij bij aan beperking van het gebruik van aardgas en elektriciteit en de uitstoot van CO2. Bodemenergiesystemen hebben thermische invloedsgebieden.

Dit zijn relatief koude en/of warme zones in de bodem (inclusief grondwater) omdat het water in een buizenstelsel of het water dat in de grond wordt gebracht een andere temperatuur heeft dan de natuurlijke bodemtemperatuur. Bij bodemenergiesystemen in elkaars nabijheid bestaat het risico dat thermische invloedsgebieden elkaar overlappen (interferentie). Interferentie kan ongewenst zijn wanneer dit het energierendement van de betrokken bodemenergiesystemen vermindert (negatieve interferentie). Daarnaast kan negatieve interferentie die een nieuw (groot) systeem met een bestaand (klein) systeem heeft er voor zorgen dat het nieuwe systeem niet kan worden vergund. In dat geval kan het kleine systeem de ontwikkeling van bodemenergie in een gebied tegenhouden en het gebied als het ware ‘op slot’ zetten (het zogenaamde beginsel “wie het eerst komt, het eerst pompt”).

Het risico op interferentie neemt toe als een groot aantal bodemenergiesystemen in een beperkt gebied wordt gerealiseerd. In gebieden waar dergelijke druk op de (energieopslag)capaciteit van de bodem voorzien wordt, is het wenselijk dat regie wordt gevoerd om vraag naar en beschikbaarheid van ruimte voor bodemenergie op elkaar af te stemmen. Dit kan door het aanwijzen van interferentiegebieden en het opstellen van beleidsregels ten behoeve van vergunningverlening.

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd gezag voor vergunningverlening op grond van artikel 6.4, eerste lid, onder b, van de Waterwet (Wtw) voor open bodemenergiesystemen. Daarnaast zijn zij bevoegd te beslissen op aanvragen om omgevingsvergunningen op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e en i, van de Wet algemene bepalingen omgevingswet (Wabo) voor bodemenergiesystemen binnen een provinciale inrichting. Deze beleidsregels hebben als doel inzichtelijk te maken hoe Gedeputeerde Staten vergunningaanvragen voor bodemenergiesystemen beoordelen voor zover deze zijn gelegen in een interferentiegebied. Zij dragen er aan bij dat het potentieel aan bodemenergie in gebieden met een grote bodemenergievraag zo veel mogelijk wordt benut met zo min mogelijk effecten op andere belangen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Artikel 1 geeft definities van enkele in de beleidsregels voorkomende begrippen. Er wordt zo veel mogelijk aangesloten bij de begrippen uit geldende wet- en regelgeving.

Bij bodemenergiesystemen wordt onderscheid gemaakt tussen open en gesloten systemen. Bij gesloten bodemenergiesystemen wordt water, vaak gemengd met een antivriesmiddel, door een buizenstelsel in de bodem geleid.

Terwijl het water door het buizenstelsel gaat, wordt warmte of koude uitgewisseld met (het water in) de bodem. Gesloten bodemenergiesystemen worden veelal toegepast bij individuele woningen en kleinschalige kantoorgebouwen.

Een open bodemenergiesysteem pompt grondwater heen en weer tussen twee bronnen. ‘s Zomers wordt relatief koud grondwater uit de koude bron onttrokken om daarmee gebouwen te koelen. Na opwarming door de warme omgeving bovengronds wordt het water terug in de bodem gebracht in de warme bron. ’s Winters wordt relatief warm gebleven grondwater aan de warme bron onttrokken om daarmee gebouwen te verwarmen. Na afkoeling door de koude omgeving bovengronds wordt het water in de bodem teruggebracht in de koude bron.

Waar in deze beleidsregel wordt gesproken over een omgevingsvergunning wordt in de regel een omgevingsvergunning in de zin van artikel 2.1, eerste lid, onder i, van de Wabo (de zogenaamde omgevingsvergunning beperkte milieutoets) bedoeld. Een omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wabo is alleen benodigd indien sprake is van een inrichting waarin zich een IPPC-installatie in de zin van de Wabo aanwezig is.

Zowel gemeenten als provincies kunnen interferentiegebieden aanwijzen in hun verordening (artikel 2.2b van het Besluit omgevingsrecht). In beginsel worden interferentiegebieden aangewezen door de gemeente. Het rechtsgevolg van deze aanwijzing is dat voor installatie van een klein gesloten bodemenergiesysteem een vergunning in plaats van een melding nodig is.

In een Masterplan bodemenergie wordt vooraf nagedacht over de ordening tussen de verschillende bodemenergiesystemen. Dit Masterplan bodemenergie heeft niet alleen betrekking op bodemenergiesystemen waarvoor burgemeester en wethouders het bevoegd gezag zijn, maar ook op systemen waarvoor Gedeputeerde Staten bevoegd zijn de vergunningen te verlenen.

Gedeputeerde Staten voornoemd

Gegeven te Arnhem, 8 juli 2014 - zaaknr. 2013-018143

Gedeputeerde Staten van Gelderland

C.G.A. Cornielje - Commissaris van de Koning

drs. P.P.L. van Kalmthout - secretaris

Naar boven