Wijziging van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 tot toepassing van de provinciale coördinatieregeling voor de realisering van windturbineparken en voor de realisering van een windturbinepark annex testveld voor windturbines.

Besluit van Gedeputeerde Staten der provincie Groningen van 21 februari 2014, nr. 502954 afd. RS, tot bekendmaking van het besluit van Provinciale Staten van 29 januari 2014, nr. A.2, tot wijziging van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 en tot toepassing van de provinciale coördinatieregeling voor de realisering van windturbineparken en voor de realisering van een windturbinepark annex testveld voor windturbines.

Gedeputeerde Staten der provincie Groningen;

maken bekend dat door Provinciale Staten in hun vergadering van 29 januari 2014, nr. A.2, is vastgesteld hetgeen volgt:

Provinciale Staten van Groningen:

Gelezen de voordracht van Gedeputeerde Staten van 26 november 2013, nr.2013-51.310, RS; Gelet op:

  • -het besluit van uw Staten van 29 mei 2013, agendapunt A.2, inzake de start van de voorbereidingsprocedure tot partiële wijziging van de provinciale omgevingsverordening;

  • -de Wet ruimtelijke ordening en de Elektriciteitswet 1998.

  • -de afspraken tussen het Rijk en het IPO van 22 januari 2013 en 20 juni 2013,

B ES L U I T E N :

  • I.A. Het bijgevoegde Beleidskader Sanering en opschaling, gebiedsfonds en participatie vast te stellen.

  • B.Gedeputeerde Staten opdracht te geven het beleidskader toe te passen bij het maken van afspraken met ontwikkelaars van de nieuwe windparken in de gebieden waarop de provinciale coördinatieregeling voor windturbineparken van toepassing is.

  • C.Gedeputeerde Staten opdracht te geven Provinciale Staten een half jaar na de inwerkingtreding van het beleidskader te informeren over de stand van zaken.

II. Gedeputeerde Staten opdracht te geven om in samenwerking met betrokkenen een Parkfonds uit te werken.

III. Gedeputeerde Staten opdracht te geven om te onderzoeken of de provincie en gemeenten via cofinanciering een bijdrage kunnen leveren in een Parkfonds, zoals bedoeld in het Beleidskader sanering en opschaling, gebiedsfonds en participatie.

IV. Vast te stellen hetgeen volgt:

De Omgevingsverordening provincieGroningen2009wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 4.1 worden, met vervanging van de punt achter het onderdeel ggg door een puntkomma, de onderdelen hhh, iii en jjj toegevoegd die luiden als volgt:

hhh. prototype offshore testturbine: een nog niet gecertificeerde offshore windturbine die als primair doel niet het opwekken van elektriciteit heeft, maar die wordt gerealiseerd met als doel om een certificering voor de turbine te verkrijgen;

iii. prototype onshore testturbine: een nog niet gecertificeerde onshore windturbine die als primair doel niet het opwekken van elektriciteit heeft, maar die wordt gerealiseerd met als doel om een certificering voor de turbine te verkrijgen;

jjj. onderzoeksturbine: een commercieel verkrijgbare gecertificeerde windturbine die primair bestemd is voor offshore toepassing, waarmee langjarig onderzoek wordt gedaan naar zog-effecten en die bedoeld is voor andere onderzoeksdoeleinden.

B

Aan artikel 4.3, eerste lid, wordt toegevoegd een onderdeel c dat luidt als volgt:

c.de wieklengte van een windturbine: de afstand tussen de uiterste punt van een wiek en de naaf.

C

Artikel 4.13 wordt vervangen en komt te luiden als volgt:

Artikel 4.13Windturbines

  • 1.Een bestemmingsplan voorziet niet in:

    • a.de plaatsing van nieuwe windturbines met een ashoogte van 15 m of meer;

    • b.vervanging van bestaande solitaire windturbines, met uitzondering van vervanging van bestaande solitaire windturbines op de bestaande locatie, waarbij de ashoogte niet groter mag zijn dan de bestaande ashoogte of de wieklengte niet meer mag bedragen dan tweederde van de ashoogte;

    • c.vervanging van bestaande windturbines in een lijnopstelling met een grotere ashoogte dan 40 m of met een wieklengte van meer dan tweederde van de ashoogte.

  • 2.In afwijking van het in het eerste lid gestelde kan een bestemmingsplan voorzien in de oprichting van windturbines binnen de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven aanduidingen

Windturbinepark en Zoekgebied windturbinepark, mits:

  • a.deze deel gaan uitmaken van een park- of lijnopstelling, en

  • b.geen grotere wieklengte hebben dan tweederde van de ashoogte.

    • 3.In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan voorzien in de oprichting van:

  • a.maximaal vijf onderzoeksturbines ten behoeve van certificering van offshore windturbines en wetenschappelijk onderzoek binnen het op bijlage 11, kaart 5b, aangegevenZoekgebied onderzoeksturbines,mits:

    • 1.deze deel gaan uitmaken van een park- of lijnopstelling, en

    • 2.geen grotere wieklengte hebben dan tweederde van de ashoogte.

en;

b.maximaal vier prototype offshore testturbines, dan wel maximaal drie prototype offshore testturbines en één prototype onshore testturbine ten behoeve van certificering van offshore en onshore windturbines en wetenschappelijk onderzoek, binnen het op bijlage

11, kaart 5b, aangegeven Zoekgebied prototype offshore testturbines.

4.Ontheffing van het eerste lid is niet mogelijk.

D

Aan artikel 4.27, tweede lid, wordt, met vervanging van de punt achter het onderdeel d door een puntkomma, toegevoegd een onderdeel e dat luid als volgt:

e.het plaatsen van meetvoorzieningen, waaronder de oprichting van maximaal zes meetmasten ten behoeve van certificering van offshore en onshore testturbines en wetenschappelijk onderzoek, in het gebied dat in bijlage 11, kaart 5b, is aangegeven als Zoekgebied prototype offshore testturbines en Zoekgebied onderzoeksturbines.

E

Artikel 4.51, eerste lid, onderdelen a, b, c, worden gewijzigd en komen te luiden als volgt:

a.het is verboden om buiten de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven Windturbineparken, Zoekgebieden windturbineparken, Zoekgebied prototype offshore testturbines en Zoekgebied onderzoeksturbines een nieuwe windturbine met een ashoogte van meer dan

15 m te plaatsen;

  • b.het is verboden om buiten de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven Windturbineparken, Zoekgebieden windturbineparken, Zoekgebied prototype offshore testturbines en Zoekgebied onderzoeksturbines aanwezige solitaire windturbines te vervangen door windturbines met een grotere ashoogte dan de bestaande ashoogte of met een grotere wieklengte dan tweederde van de ashoogte;

  • c.het is verboden om buiten de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven Windturbineparken, Zoekgebieden windturbineparken, Zoekgebied prototype offshore testturbines en Zoekgebied onderzoeksturbines aanwezige windturbines die deel uitmaken van een park- of lijnopstelling te vervangen door een windturbine met een grotere ashoogte dan 40 meter of met een wieklengte van meer dan tweederde van de ashoogte;

F

Artikel 4.51, eerste lid, onderdelen i en j, worden gewijzigd en komen te luiden als volgt:

  • i.het is verboden om binnen de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven Windturbineparken, Zoekgebieden windturbineparken en Zoekgebied onderzoeksturbines een windturbine op te richten met een wieklengte van meer dan tweederde van de ashoogte;

  • j.het is verboden om binnen de in bijlage 11, kaart 5b, aangegeven Windturbineparken, Zoekgebieden windturbineparken en Zoekgebied onderzoeksturbines windturbines op te richten die geen deel uitmaken van een lijn- of parkopstelling;.

  • V.Bijlage 11, Kaarten 5b-1 en 5b-3 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009, waarbij Kaart 5b-3 is gewijzigd ten opzichte van het ontwerp zoals dat ter inzage heeft gelegen, te vervangen door nieuwe Kaart 5b-1 en een nieuwe Kaart 5b-3 die behoren bij en onderdeel uitmaken van dit besluit.

VI. De “Partiële herziening 2013 van de Omgevingsverordening provincie Groningen 2009 – uitbreiding zoekgebieden windturbineparken Eemshaven en Delfzijl”, digitaal vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9920.PHPOVzoekwindEemDe-VA01, gewijzigd ten opzichte van het ontwerp zoals dat ter inzage heeft gelegen, vast te stellen.

VII. De realisering van windturbineparken en de realisering van een windturbinepark annex testveld voor windturbines binnen de gebieden die op de bij dit besluit behorende kaarten, getiteld Provinciale Coördinatieregeling kaart 1 en Provinciale Coördinatieregeling kaart 2, zijn aangeduid als 'Gebied waarop de provinciale coördinatieregeling voor windturbineparken van toepassing is' , aan te merken als projecten van provinciaal belang.

VIII. De coördinatieregeling ex artikel 3.33, eerste lid, onder b, van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing te verklaren op de onder VII genoemde projecten.

IX Als de te coördineren besluiten als bedoeld in artikel 3.33, eerste lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening aan te wijzen besluiten die nodig zijn voor het realiseren van de onder VII genoemde projecten:

1.als bedoeld in:

 de artikelen 2.1, eerste lid, en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht,

met inbegrip van een eventueel benodigde verklaring van geen bedenkingen, voor zover de desbetreffende omgevingsvergunning in elk geval betrekking heeft op een van de activiteiten, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, b, c, e, f en g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of op handelingen als bedoeld in artikel 46 of 47 van de Natuurbeschermingswet 1998 of artikel 75b van de Flora-en faunawet;

 de artikelen 16, eerste lid, en 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998;

 artikel 16.5, eerste lid, van de Wet milieubeheer;

 de artikelen 6.2, 6.4 en 6.5, onderdelen a en b, van de Waterwet;

 artikel 75, derde lid, van de Flora- en faunawet;

2.op grond van een bepaling in een verordening van een waterschap met betrekking tot het

verrichten of doen verrichten van handelingen aan of nabij een watergang of waterkering.

X.Ex artikel 3.33, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening dat Gedeputeerde Staten met uitsluiting van gemeenten en waterschappen bevoegd zijn de door hen te coördineren besluiten te nemen tenzij het Rijk het daartoe bevoegde gezag is.

XI. De bevoegdheid om wijzigingen aan te brengen in de onder IX gegeven opsomming te delegeren aan Gedeputeerde Staten.

XII. Dat onderdeel I in werking treedt met ingang van de eerste dag na vaststelling van het beleidskader.

XIII. Dat de onderdelen IV, V en VI in werking treden met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de datum van bekendmaking in het provinciaal blad.

XIV. Dat de onderdelen VII, VIII, IX, X en XI met toepassing van artikel 3.42 van de Algemene wet bestuursrecht bekend worden gemaakt.

XV. Dat de onderdelen VII, VIII, IX, X en XI in werking treden met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de datum van bekendmaking in het provinciaal blad.

Groningen, 29 januari 2014.

Provinciale Staten voornoemd:

M.J. van den Berg, voorzitter.

H.Engels-van Nijen, griffier.

.

Bijlagen bij het besluit:

Nr.

T i t e l

B ij g e v o e g d

T e r i n z a g e i n

d e St a t e n kast

1

Beleidskader Sanering en opschaling,

gebiedsfonds en participatie.

x

-

2

Bijlage 11, kaart 5b-1 en kaart 5b-3,

behorende bij de Partiële herziening 2013 van de Omgevingsverordening van de provincie Groningen 2009 – uitbreiding zoekgebieden windturbineparken Eemshaven en Delfzijl.

x

-

3

De toelichting op de Partiële herziening

2013 van de Omgevingsverordening van de provincie Groningen 2009 – uitbreiding zoekgebieden windturbineparken Eemshaven en Delfzijl; aanpassing

artikelen 4.1, 4.3 lid 1, 4.13, 4.27, lid 2, 4.51 en bijlage 11, kaarten 5b1 en 5b3.

x

-

4

Twee kaarten behorende bij de provinciale

coördinatieregeling voor windturbineparken, getiteld Provinciale Coördinatieregeling

kaart 1 en Provinciale Coördinatieregeling kaart 2.

x

-

Groningen, 21 februari 2014.

Deze beslissing is namens Gedeputeerde Staten genomen door het lid van Gedeputeerde Staten dat het onderwerp in portefeuille heeft.

M.J. van den Berg, voorzitter.

H.J. Bolding, secretaris.

Uitgegeven, 21 februari 2014

De secretaris:

H.J. Bolding.

Naar boven