UITVOERINGSREGELING GROEN ZUID-HOLLAND

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland,

Gelet op:

-artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

Overwegende dat :

  • -het wenselijk is dat de ambities en de doelstellingen zoals opgenomen in de Beleidsvisie Groen Zuid-Holland en het Uitvoeringsprogramma Groen Zuid-Holland worden gerealiseerd;

  • -de ambities gericht zijn op het scheppen van ruimte voor groenbeleving, biodiversiteit en agrarisch ondernemerschap;

  • -de te realiseren doelstellingen zijn: toename van recreatie in het groen; behoud van biodiversiteit; ontwikkeling en behoud van waardevolle en aantrekkelijke agrarische landschappen;

Besluiten:

Vast te stellen de “Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland”

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

  • b.cofinanciering: het aandeel in de totale kosten dat wordt gefinancierd met eigen middelen van de aanvrager of middelen van derden;

  • c.Beleidsvisie Groen: Groenbeleid, vastgesteld door provinciale staten van Zuid-Holland op 10 oktober 2012 en 30 januari 2013 en te vinden op http://www.zuid-holland.nl/overzicht_alle_themas/c_landschap/thema_groen.htm

  • d.Index Natuur en Landschap: gestandaardiseerde beheertypen voor onderhoud als opgenomen in Bijlage 9 van de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013, onderdeel landschap en te vinden op: http://www.zuid-holland.nl/loket/provincialeregelgeving

  • e.Uitvoeringsprogramma Groen: de actuele versie van het jaarlijks door Gedeputeerde Staten vast te stellen uitvoeringsprogramma ter uitwerking van de Beleidsvisie Groen en te vinden op: http://www.zuid-holland.nl/overzicht_alle_themas/c_landschap/thema_groen.htm.

Artikel 2 Weigeringsgronden

  • 1.In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv kan subsidie geheel of gedeeltelijk worden geweigerd indien:

    • a.er strijd is met bestaand of reeds bekend toekomstig relevant overheidsbeleid;

    • b.het project niet binnen drie maanden na de subsidieverlening in uitvoering kan gaan;

    • c.voor de activiteiten reeds eerder subsidie is verstrekt;

    • d.voor de activiteiten, op grond van een andere regeling of door andere overheden eveneens subsidie is of wordt verstrekt waardoor het totaal aan subsidie meer bedraagt dan de werkelijke kosten of de maximale vergoeding die is toegestaan op grond van Europese voorschriften.

  • 2.In afwijking van artikel 11, eerste lid, onder a van de Asv, kan subsidie worden geweigerd indien de te subsidieren activiteit reeds in uitvoering is voordat de aanvraag is ingediend.

Artikel 3 Subsidievereisten

Om voor subsidie onder deze regeling in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.de activiteit past in ten minste één van de drie hierna genoemde ambities van de Beleidsvisie Groen: het scheppen van ruimte voor groenbeleving, biodiversiteit en agrarisch ondernemerschap;

  • b.de activiteit past in ten minste één van de hiernavolgende doelstellingen van de Beleidsvisie Groen: toename van recreatie in het groen; behoud van biodiversiteit; ontwikkeling en behoud van waardevolle en aantrekkelijke agrarische landschappen;

  • c.de aanvraag heeft betrekking op een activiteit met een bovenlokaal belang.

Artikel 4 Rangschikking

  • 1.Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2.Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3.Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 5 Subsidieverplichtingen

  • 1.In aanvulling op de artikelen 18 tot en met 21 van de Asv wordt aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.het project gaat uiterlijk binnen drie maanden na de subsidieverlening in uitvoering, tenzij in de beschikking een andere termijn wordt bepaald;

    • b.de activiteiten of de resultaten van de activiteiten, worden gedurende ten minste vijf jaar na subsidievaststelling, of zolang als in de beschikking vermeld, in stand gehouden;

    • c.voor zover een subsidiabele activiteit bestaat uit fysieke inrichting of oprichting, is het onderhoud en beheer daarvan geregeld voor een periode van ten minste 7 jaar na realisatie van het betreffende projectonderdeel;

    • d.voor zover een subsidiabele activiteit bestaat uit het opdoen van kennis en ervaring in een pilot of innovatieproject wordt de opgedane kennis en ervaring openbaar gemaakt en gedeeld;

    • e.om Gedeputeerde Staten onverwijld in kennis te stellen van een statutenwijziging.

  • 2.Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger deze verplichtingen wijzigen bij beschikking.

Artikel 6 Bevoorschotting en betaling

  • 1.Het voorschot voor subsidies van € 25.000,- en hoger bedraagt maximaal 80% van de maximale subsidie.

  • 2.Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Artikel 7 Prestatieverantwoording

  • 1.Bij een subsidie van minder dan € 25.000,00 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een eigen verklaring.

  • 2.Bij een subsidie vanaf € 25.000,00 maar minder dan € 125.000,00 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een eigen verklaring.

  • 3.Bij een subsidie van € 125.000,00 of meer gaat de aanvraag tot subsidievaststelling in de vorm van een activiteitenverslag vergezeld van een financieel verslag met controleverklaring van een accountant.

Hoofdstuk 2 Integrale gebiedsgerichte subsidies

§ 2.1 Integrale groenprojecten

Artikel 8 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een integrale gebiedsafspraak als opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen.

  • 2.Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De integrale gebiedsafspraak, bedoeld in het eerste lid, leidt tot een aantoonbare bijdrage aan een of meer van de ambities en ten minste één van de doelstellingen zoals opgenomen in de Beleidsvisie Groen.

Artikel 9 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 8 wordt uitsluitend verstrekt aan de rechtspersonen die voor de betreffende integrale gebiedsafspraak zijn opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen.

Artikel 10 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.er is sprake van samenwerking tussen tenminste twee partijen;

  • b.er is sprake van een programma van activiteiten die een onderlinge samenhang hebben en bijdragen aan een of meer van de ambities, en aan een of meer van de doelstellingen van de Beleidsvisie Groen en het Uitvoeringsprogramma Groen.

Artikel 11 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen die kosten in de integrale gebiedsafspraak voor subsidie in aanmerking die rechtstreeks betrekking hebben op ambities en doelstellingen van de Beleidsvisie Groen.

Artikel 12 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten met als maximum het bedrag dat is opgenomen voor de betreffende activiteit in het Uitvoeringsprogramma Groen.

  • 2.In afwijking van het eerste lid kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat de hoogte van de subsidie maximaal 100% van de subsidiabele kosten bedraagt met een maximum van 50% van de kosten in het project indien en voor zover die projectkosten bijdragen aan in beleid vastgelegde doelen van de provincie, buiten de Beleidsvisie Groen.

§ 2.2 Projectverkenningen

Artikel 13 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor de uitvoering van een projectverkenning voorafgaand aan een voorgenomen integrale gebiedsafspraak als bedoeld in artikel 8 eerste lid.

  • 2.Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit, bedoeld in het eerste lid, geeft uitsluitsel over de haalbaarheid van een integrale gebiedsafspraak.

Artikel 14 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 13 wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

Artikel 15 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 13 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.de projectverkenning bestaat uit een onderzoek naar de scope, de haalbaarheid en het maatschappelijk draagvlak voor een integrale gebiedsafspraak;

  • b.bij de uitvoering van de projectverkenning zijn ten minste twee partijen betrokken wier medewerking van belang is voor het creëren van draagvlak voor de integrale gebiedsafspraak.

Artikel 16 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.de kosten van een uitvoerder van de projectverkenning;

  • b.de kosten van verslaglegging van de resultaten van de projectverkenning;

  • c.de kosten van het organiseren van bijeenkomsten ter uitvoering van de projectverkenning;

  • d.de kosten van inhuur van deskundig advies of begeleiding op specifieke terreinen.

Artikel 17 Subsidiehoogte

1.De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten met als maximum

€  150.000,00.

2.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 5.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 2.3 Pilots

Artikel 18 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

netwerksturing: niet hiërarchische vorm van sturing door deelnemende partijen gezamenlijk, ieder vanuit de eigen taak en verantwoordelijkheid;

pilot: onderzoeksproject bestaande uit vier deelfasen, te weten: initiatieffase, planningfase, ontwikkelingfase, realisatiefase en verspreidingfase;

initatieffase: de fase in een pilot wanneer een of meerdere personen een idee voor een pilot ontwikkelen en daarvoor een netwerk interesseren;

planningfase: de fase in een pilot waarin het idee wordt uitgewerkt in een planning, taakverdeling en een plan van aanpak voor de uitvoering;

ontwikkelingfase: de fase in een pilot waarin het plan experimenteel wordt uitgevoerd op beperkte schaal;

realisatie- en verspreidingfase: de fase in een pilot waar de uitkomsten van de ontwikkelingfase wordt omgezet naar een voor de praktijk geschikt instrument en voor een ieder bekend en toegankelijk wordt gemaakt.

Artikel 19 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor een pilot, of een deelfase daarvan, gericht op innovatieve realisatiemodellen en beheermodellen voor natuur- recreatie- of landschapsinrichting of het beheer ervan.

  • 2.Subsidie als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verwerving van kennis over efficiënter en goedkoper inrichten of beheer van natuur- recreatie- of landschapsgebieden.

Artikel 20. Doelgroep

  • 1.Subsidie als bedoeld in artikel 19 wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

  • 2.In afwijking van het eerste lid kan subsidie als bedoeld in artikel 19 worden verstrekt tot een bedrag van maximaal €  15.000,00 aan een natuurlijke persoon voor de initiatieffase en de planningfase.

Artikel 21 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 19 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.er is sprake van samenwerking tussen tenminste twee partijen;

  • b.in de pilot is netwerksturing verankerd;

  • c.de verdienmogelijkheden of het beheerarrangement dat wordt uitgevoerd in de pilot is nog niet eerder toegepast in Zuid-Holland

Artikel 22 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.de kosten van een haalbaarheidsstudie;

  • b.de kosten van het testen in de praktijk van het realisatie of beheermodel;

  • c.de kosten van een procesbegeleider;

  • d.de kosten van organisatie van het netwerk voor zaalhuur, vergaderfaciliteiten en bureaukosten;

  • e.de kosten van verslaglegging van de resultaten van het project en de verspreiding daarvan;

  • f.de kosten van inhuur van deskundig advies of begeleiding op specifieke terreinen;

  • g.de kosten van inrichtingsmaatregelen.

Artikel 23 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van de subsidie bedraagt:

    • a.ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten, bedoeld in artikel 22, onderdelen a tot en met f, en;

    • b.ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten als bedoeld in artikel 22 onder g.

  • 2.De subsidie bedraagt ten hoogste €  750.000,00 per pilot.

  • 3.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 5.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

Hoofdstuk 3 Sectorale subsidies

§ 3.1 Boekjaarsubsidies voet- en fietsveren met een regionale functie

Artikel 24 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor exploitatiekosten van een voet- of fietsveer.

  • 2.Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een boekjaarsubsidie.

  • 3.De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot behoud van routeverbindingen ten behoeve van voetgangers en fietsers.

Artikel 25 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 24 wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten en stichtingen die als statutaire doelstelling hebben het behoud van het veer.

Artikel 26 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 24 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.de exploitatie van het veer heeft gedurende minimaal drie achtereenvolgende jaren voorafgaande aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft een tekort vertoond;

  • b.er zijn geen acceptabele alternatieven voor de veerverbinding;

  • c.het veer vervult een recreatieve functie voor de regio en voldoet aan ten minste één van de volgende criteria:

    • -heeft een functie ten behoeve van het woon-, werk- of schoolverkeer of;

    • -heeft een cultuurhistorische waarde.

  • d.de gemeenten aan beide oevers van de routeverbinding leveren een financiële bijdrage aan de exploitatie van de veerdienst.

Artikel 27 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.personeelslasten;

  • b.kosten van onderhoud van het veer;

  • c.kosten van brandstof en water;

  • d.kosten van belastingheffingen en verzekeringspremies.

Artikel 28 Aanvraagvereisten

In aanvulling op artikel 34, tweede lid van de Asv bevat het activiteitenplan in ieder geval een overzicht van gegevens met betrekking tot het aantal personen dat gebruikmaakt van het veer en de gebruikersgroepen dat loopt van 1 september tot 1 september van het jaar voorafgaand aan de subsidieaanvraag.

Artikel 29 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 50% van het nadelige exploitatieresultaat, tot een maximum van € 20.000,00.

  • 2.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 3.2 Projectsubsidie agrarische structuurversterking voor de grondgebonden landbouw

Artikel 30 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten ten behoeve van de grondgebonden landbouw voor zover deze betrekking hebben op verbetering van de verkaveling en van de ligging van landbouwkavels ten opzichte van elkaar.

  • 2.Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot verbetering van de verkaveling en van de ligging van kavels ten opzichte van elkaar en de verbetering van de toegankelijkheid van kavels en percelen in de grondgebonden landbouw.

Artikel 31 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 30, wordt uitsluitend verstrekt aan agrarische ondernemingen en samenwerkingsverbanden daarvan, stichtingen voor kavelruil, landbouworganisaties, natuur- en landschapsorganisaties, waterschappen, gemeenten, en de Dienst Landelijk Gebied.

Artikel 32 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 30 in aanmerking te komen staat, naast aan de vereisten in artikel 3, de kavel op de in bijlage 1 opgenomen kaart ‘Agrarische structuurversterking' aangeduid als agrarisch gebied waar agrarische structuurversterking gewenst is.

A r t ikel 33 S ub si d i a b ele k o s t en planvorming verkaveling

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.de kosten van het tot stand brengen van een kavelruilplan;

  • b.de kosten van het tot stand brengen van een kavelruilovereenkomst;

  • c.de kosten van een kavelruilcoördinator;

  • d.kosten voor inzet van onderzoeksinstellingen en experts;

  • e.de kosten van de te houden voorlichtingsbijeenkomsten.

A r t ikel 34 Subsidiehoogte kosten planvorming verkaveling

  • 1.De hoogte van de subsidie bedraagt voor publiekrechtelijke rechtspersonen ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2.De hoogte van de subsidie bedraagt voor overige aanvragers ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten.

  • 3.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

A r t ikel 35 S ub si d i a b ele k o s t en uitvoering verkaveling

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.de kosten van het uitvoeren van een kavelruilovereenkomst;

  • b.de kosten van een kavelruilcoördinator;

  • c.kosten voor inzet van onderzoeksinstellingen en experts;

  • d.de kosten van vergunningenprocedures;

  • e.de kosten van kadastrale inschrijving van een kavelruilovereenkomst in de openbare registers en de daarmee samenhangende notariële kosten.

A r t ikel 36 Niet s u b si d i a b ele k o s t en uitvoering verkaveling

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.de kosten van ruil van productierechten en van gebouwen;

  • b.kosten van verrekening tussen eigenaren als gevolg van waardeverschillen van de te verdelen onroerende zaken;

  • c.de kosten van werken op of ten behoeve van onroerende zaken.

A r t ikel 37 Subsidiehoogte kosten uitvoering verkaveling

  • 1.De hoogte van de subsidie bedraagt voor publiekrechtelijke rechtspersonen ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2.De hoogte van de subsidie bedraagt voor overige aanvragers ten hoogste 75% van de subsidiabele kosten.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid geldt voor de kosten als vermeld in artikel 34, onder e, een drempel van 250,00 euro per hectare en worden deze kosten daarboven volledig vergoed met een maximum van 500,00 euro per geruilde hectare.

  • 4.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 3.3 Projectsubsidie soortenbeleid leefgebied en maatregelen verbetering natuurwaarden.

Artikel 38 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor maatregelen die zijn gericht op het versterken en beschermen van populaties van bedreigde dier- of plantensoorten of op het verhogen van de natuurwaarden in Zuid-Holland.

  • 2.Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit, bedoeld in het eerste lid, draagt bij aan het behoud van bijzondere diersoorten en verbetering van de natuurwaarden in Zuid-Holland.

Artikel 39 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 38 wordt verstrekt aan een ieder.

Artikel 40 Openstelling

  • 1.In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 38 worden ingediend, binnen een door gedeputeerde staten te bepalen tijdvak.

  • 2.Indien gedeputeerde staten het tijdstip bepalen als bedoeld in het eerste lid kunnen zij:

    • a.bepalen voor welke plant- en diersoorten en voor welke terreinen subsidie kan worden aangevraagd;

    • b.bepalen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld; en

    • c.in aanvulling op artikel 41 nadere vereisten stellen.

Artikel 41 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 38 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten van artikel 3 voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.de activiteit betreft een uitvoeringsproject of een studie;

  • b.de subsidieaanvrager beschikt over schriftelijke toestemming van de eigenaar in die gevallen waarin de subsidieaanvrager niet de eigenaar is van het terrein waarop de te subsidiëren activiteit wordt uitgevoerd.

Artikel 42 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de kosten van materialen en arbeid voor subsidie in aanmerking.

Artikel 43 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 3.4 Subsidies voor het recreatief basisroutenetwerk Zuid-Holland

§ 3.4.1 Projectsubsidie fietsen en wandelen

Artikel 44 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.CROW-publicatie 301: richtlijnen voor recreatieve stad-landverbindingen, september 2011, ISBN 978 90 6628 586 6;

  • b.boerenlandpad: een (onverhard) pad over particuliere gronden die in agrarisch gebruik zijn;

  • c.digitaal beheer: het op zodanige wijze vastleggen, bewaren, beheren en beschikbaar stellen van digitale (route)informatie, dat deze ook na verloop van tijd raadpleegbaar, toegankelijk en actueel is;

  • d.fietsknooppunten netwerk: Een netwerk van regionale fietsroutes met genummerde knooppunten en informatiepanelen met een overzichtskaart, in beheer en eigendom van regionale samenwerkingsverban-den of gemeenten en vindbaar op: http://www.nederlandfietsland.nl/knooppuntroutes/overzicht-fietsroutenetwerken

  • e.langeafstand fietsroute (LF): route die onderdeel is van het netwerk van Landelijke Fietsroutes, in beheer en eigendom van Stichting Fietsplatform;

  • f.langeafstand wandelroute (LAW): route die onderdeel is van het netwerk van Landelijke Wandelroutes, in beheer en eigendom van Stichting Wandelnet;

  • h.stad-landverbinding: een fietsroute vanuit de stad naar een aantrekkelijk landschap, recreatie- of natuurgebied die is aangesloten op het fietsknooppuntennetwerk;

  • j.wandelroutenetwerk Zuid-Holland 2010-2020: door Provinciale Staten vastgesteld wandelplan met bijbehorende plankaart, welke jaarlijks wordt geactualiseerd, en vindbaar op: http://www.zuid-holland.nl/overzicht_alle_themas/c_landschap/c_recreatie_en_toerisme/c_wandelroutenetwerk.htm

  • k.ontbrekende schakel: ontbrekend deel in fiets en wandelroutes waarmee na realisatie de bovenregionale aansluiting of de samenhang tussen de routes voor fietsers en wandelaars wordt verbeterd.

  • l.recreatief basisroutenetwerkZuid-Holland: geheel van recreatieve routes bestaande uit lange afstandroutes (LF’s, LAW’s en basistoervaartnet (BRTN), het fietsknooppunten netwerk, stad-landverbindingen en het wandelroutenetwerk Zuid-Holland en boerenlandpaden.

Artikel 45 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor de verbetering of het realiseren van nieuwe voorzieningen, routes, het oplossen van bestaande knelpunten en de aanleg van ontbrekende schakels in het recreatief basisroutenetwerkZuid-Holland.

  • 2.Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot het aanleggen van voorzieningen, bewegwijzering van routes of nieuwe routes in het recreatief basisroutenetwerk Zuid-Holland.

Artikel 46 Doelgroep

  • 1.Subsidie als bedoeld in artikel 45 wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten, Water- en Hoogheemraadschappen, regionale samenwerkingsverbanden van gemeenten, en organisaties met rechtspersoonlijkheid die zich (mede) inzetten voor routes voor wandelen, fietsen en toervaart.

  • 2.In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, wordt subsidie voor een boerenlandpad eveneens verstrekt aan (agrarische) natuurorganisaties en agrarische grondbezitters en pachters.

Artikel 47 Subsidievereisten

  • 1.Om voor subsidie als bedoeld in artikel 45 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.de activiteit leidt tot duurzame verbetering van de kwaliteit danwel de veiligheid van het recreatieve routenet;

    • b.de voorziening of route is vrij toegankelijk.

    • c.beheer en onderhoud van het routenet en de voorziening (inclusief digitaal beheer) zijn aantoonbaar voor ten minste 7 jaar geregeld.

    • d.de activiteit is afgestemd met de coördinerende gemeentelijke, regionale of landelijke (route)organisaties.

    • e.de route wordt bewegwijzerd op basis van gestandaardiseerde routemarkering voor wandelen en fietsen.

    • f.de route en voorziening worden ingericht zodanig dat deze geschikt en toegankelijk zijn voor het beoogde gebruik en de beoogde gebruikers.

  • 2.Van het bepaalde in het eerste lid onder b. kan worden afgeweken, mits beperkingen in de toegankelijkheid noodzakelijk zijn voor het vogelbroedseizoen.

Artikel 48 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.promotie- en voorlichtingskosten verbandhoudende met de ingebruikname van voorzieningen.

  • b.proceskosten tot een maximum van 20% van de subsidiabele kosten.

  • c.kosten van aanleg of wijziging van routes;

  • d.kosten van realisatie danwel aanpassing van bewegwijzering, informatieborden en panelen aan de gestandaardiseerde routemarkering;

  • e.kosten van kleinschalige inrichtingsmaatregelen;

  • f.kosten van voorzieningen om de recreatieve gebruikerscategorieën te scheiden.

Artikel 49 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.aankoopkosten van grond;

  • b.kosten voor beheer en onderhoud;

  • c.reguliere marketing en promotie kosten.

Artikel 50 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van de subsidie bedraagt voor de aanleg van een ontbrekende schakel of de verbetering of realisering van een voorziening of route ten hoogste 75 % van de subsidiabele kosten.

  • 2.De hoogte van de subsidie bedraagt voor de aanleg van een stad-landverbinding ten hoogste 50 % van de subsidiabele kosten.

  • 3.De hoogte van de subsidie bedraagt voor de aanleg en inrichting van een wandelroute ten hoogste 100 % van de subsidiabele kosten.

  • 4. De hoogte van de subsidie bedraagt voor de aanleg van een boerenlandpad ten hoogste 100 % van de subsidiabele kosten alsmede een tegemoetkoming in de kosten van beheer en openstelling ad € 0,45 per meter per jaar.

§ 3.4.2 Verbetering van het landelijk netwerk voor de recreatietoervaart (basis recreatie toervaartnet)

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Artikel 51 Begripsbepalingena. Beleidsvisie BRTN : De Actuele versie van de beleidsvisie, opgesteld door Stichting Recreatietoervaart Nederland voor het basis recreatietoervaartnet. Deze is vindbaar op : http://www.srn.nl/publicaties/;

Artikel 52 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor het opheffen van knelpunten en kwaliteitsverbetering in het basis recreatietoervaartnet of de opheffing van een knelpunt of ontbrekende schakel voor zover van belang voor het ontwikkelen van routenetwerken (rondjes) over Provinciale vaarwegen, gekoppeld aan het BRTN-net.

  • 2.Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit bedoeld in het eerste lid leidt tot het verbeteren van de bereikbaarheid van het basis recreatietoervaartnet vanuit de steden in Zuid-Holland.

Artikel 53 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 52 wordt uitsluitend verstrekt aan de eigenaar of erfpachter van de grond, of aan de bij wet aangewezen of gemandateerde beheerder van de grond waarop de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd.

Artikel 54 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 52 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan het vereiste dat de activiteit wordt uitgevoerd ter opheffing van een knelpunt of ontbrekende schakel als opgenomen in de Beleidsvisie BRTN 2008-2013 of ter opheffing van een knelpunt of ontbrekende schakel voor zover van belang voor het ontwikkelen van routenetwerken (rondjes) over Provinciale vaarwegen, gekoppeld aan het BRTN-net.

Artikel 55 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de kosten van materialen en arbeid voor subsidie in aanmerking.

Artike l 56 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele projectkosten met een maximum van € 300.000,00.

  • 2.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 5.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 3.4.3 Het realiseren van Toeristische Overstap Punten (TOP’s)

Artikel 57 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor de aanleg van een toeristisch overstappunt waarmee een herkenbare landmark wordt gerealiseerd dat als start- en overstappunt fungeert voor het recreatief basisroutenetwerk.

  • 2.Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit bedoeld in het eerste lid draagt bij aan realisatie van een provinciebrede dekking van TOP's.

Artikel 58 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 57 wordt uitsluitend verstrekt aan de eigenaar of erfpachter van de grond waarop de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd.

Artikel 59 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 57 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.de TOP wordt gerealiseerd op een lokatie die bijdraagt aan een evenwichtige spreiding van Top’s over de provincie;

  • b.De TOP sluit aan op routes in het recreatief basisroutenetwerk.

Artikel 60 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.de aanleg van een gestandaardiseerde TOP-inrichting, alsmede de hieraan gekoppelde digitale voorzieningen, markering en promotie-activiteiten;

  • b.het wijzigen van bestaande routes en bewegwijzering naar gestandaardiseerde Top-bewegwijzering, met als doel de route aan te laten sluiten aan de TOP.

Artikel 61 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele projectkosten tot een maximum van €20.000,00 per TOP.

  • 2.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 3.5 Projectsubsidie voor aanleg en herstel van landschapselementen

Artikel 62 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Landschapselement: bestanddelen in een landschap die als karakteristiek zijn aangeduid in het geldende Natuurbeheerplan Zuid-Holland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Zuid Holland en vindbaar op: http://www.zuid-holland.nl/loket/publicaties

Artikel 63 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor aanleg of herstel van landschapselementen.

  • 2.Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot herstel van de kwaliteit van karakteristieke landschapselementen of uitbreiding van karakteristieke landschapselementen in het agrarisch gebied van Zuid-Holland.

Artikel 64 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 63 wordt verstrekt aan een ieder.

Artikel 65 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 63 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.het landschapselement wordt aangelegd of hersteld op een wijze passend bij de cultuurhistorie en naaste omgeving voor wat betreft elementen als uitstraling, vorm, soortgebruik, aantallen en plaatsing;

  • b.het landschapselement wordt aangelegd of hersteld met inachtneming van de beperkende voorwaarde ten aanzien van met name opgaande beplanting die geldt in belangrijke weidevogelgebieden als opgenomen in de Provinciale Structuurvisie;

Artikel 66 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.de kosten van materialen en arbeid van de aanleg of het te herstellen landschapselement;

  • b.de kosten van het opstellen van een inrichtingsplan in het geval de aanvraag meerdere landschapselementen betreft danwel over grondgebied van meerdere eigenaren gaat, met een maximum van € 1.000,00;

  • c.de proceskosten met een maximum van 20% van de subsidiabele kosten ingeval een aanvraag landschapselementen betreft op het grondgebied van ten minste twintig verschillende eigenaren.

Artikel 67 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 3.6 Projectsubsidie grootschalige proef van onderwaterdrainage

Artikel 68 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor de aanlegkosten van onderwaterdrainage.

  • 2.Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot stimulering van de aanleg van onderwaterdrainage in het veenweidegebied, als onderdeel van een grootschalige proef teneinde:

    • a.de uitkomsten van modelonderzoeken en kleinschalige praktijkproeven te kunnen toetsen;

    • b.ervaring op te doen met de implementatie van onderwaterdrainage in de praktijk.

    • c.de bodemdaling in veenweidegebied te vertragen.

Artikel 69 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 68 wordt verstrekt aan een ieder.

Artikel 70 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 68 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.de onderwaterdrainage wordt aangelegd op een perceel dat staat aangeduid op de kaart opgenomen in bijlage 2.

  • b.de onderwaterdrainage wordt aangelegd op een gebied van ten minste 3 ha en ten hoogste 15 ha;

  • c.de onderwaterdrainage wordt aangelegd in blijvend grasland;

  • d.de onderwaterdrainage voldoet aan de volgende technische aanlegeisen, aangeduid op de kaart opgenomen in bijlage 2a.

  • e.de onderwaterdrainage, wordt tevens gebruikt voor onderzoeksdoeleinden in het kader van deze grootschalige proef;

  • f.de onderwaterdrainage is vóór 31 december 2014 gerealiseerd.

Artikel 71 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen uitsluitend de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.de kosten van aanschaf van het onderwaterdrainagesysteem;

  • b.de kosten van het aanleggen van het onderwaterdrainagesysteem.

Artikel 72 Subsidiehoogte

  • 1.De subsidie bedraagt maximaal 50% van de aanlegkosten van onderwaterdrainage, tot maximaal € 0,50 per meter drain en maximaal € 1000,00 per ha.

  • 2.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de totale subsidie minder bedraagt dan € 1.500,00, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 3.7 Projectsubsidie innovatie in afzetketens voor de grondgebonden landbouw

Artikel 73 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor een systeeminnovatie in de grondgebonden landbouw waarmee de ketens voor afzet van landbouwprodukten worden verbeterd of nieuwe ketens worden ontwikkeld.

  • 2.Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot versterking van de positie van agrariërs in de afzetketen van Zuid-Hollandse landbouwprodukten.

Artikel 74 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 73, wordt verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen

Artikel 75 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 73 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • b.de activiteiten worden uitgevoerd in samenwerking met in elk geval de essentiële ketenpartijen, waaronder agrariërs of agrarische organisaties.

  • c.voldoende aannemelijk is dat de te ontwikkelen systeeminnovatie zal gaan leiden tot daadwerkelijke verandering in de keten.

Artikel 76 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten in ieder geval voor subsidie in aanmerking:

  • a.kosten ten behoeve van de samenwerking tussen ketenpartijen en kennisinstellingen ten behoeve van het opstellen van een projectplan;

  • b.de kosten van het organiseren van een netwerkbijeenkomst;

  • c.de kosten van productontwikkeling;

  • d.de kosten van kennisontwikkeling en –verspreiding

Artikel 77 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.kosten van gebouwen;

  • b.de kosten van inrichting voor zover niet strikt noodzakelijk voor de uitvoering van de in het project opgenomen activiteiten;

  • b.exploitatiekosten;

  • c.onderhoudskosten van roerende of onroerende goederen.

Artikel 78 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 200.000,00.

  • 2.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 7.500,00, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 3.8 Projectsubsidie voor systeeminnovaties grondgebonden landbouw in veenweidegebieden

Artikel 79 Subsidiabele activiteiten en prestatie1. Subsidie kan worden verstrekt voor de kosten van systeeminnovatie in de grondgebonden landbouw in veenweidegebieden waarmee wordt bijgedragen aan de verduurzaming van de veenweidelandbouw.

  • 2.Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit, bedoeld in het eerste lid leidt tot verwerving van kennis over toepassingen voor vermindering van stikstof en fosfaat danwel het duurzamer maken van het bodemgebruik en de waterhuishouding.

Artikel 80 DoelgroepSubsidie als bedoeld in artikel 79, wordt uitsluitend verstrekt aan agrarische ondernemingen en samenwerkingsverbanden daarvan, landbouworganisaties, provincies, waterschappen, gemeenten, natuur- en landschapsorganisaties, kennis- en innovatieinstellingen.

Artikel 81 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 79 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.de activiteiten worden uitgevoerd in samenwerking met in elk geval de essentiële partijen, waaronder agrariërs of agrarische organisaties;

  • b.voldoende aannemelijk is dat de te ontwikkelen systeeminnovatie zal gaan leiden tot daadwerkelijke verduurzaming van veenweidelandbouw specifiek gericht op verminderen van stikstof en fosfaat en/of verduurzaming van bodemgebruik en waterhuishouding;

  • d.het project biedt zicht op toepassing in de praktijk.

  • e.het project is niet subsidiabel onder paragraaf 3.6.

Artikel 82 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.kosten voor samenwerking tussen ketenpartijen en kennisinstellingen, waaronder het organiseren van netwerkbijeenkomsten en het formuleren van een gezamenlijk perspectief;

  • b.de kosten van productontwikkeling;

  • c.de kosten van kennisontwikkeling en –verspreiding.

Artikel 83 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.kosten van gebouwen en de inrichting ervan voor zover niet strikt noodzakelijk voor de uitvoering van de in het project opgenomen activiteiten;

  • b.exploitatiekosten;

  • c.onderhoudskosten van roerende of onroerende goederen.

Artikel 84 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 200.000,--.

  • 2.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 7.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 3.9 Projectsubsidie groenparticipatie

Artikel 85 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op toename van recreatief gebruik van recreatie- of natuurgebieden in Zuid-Holland of op groei van het aantal vrijwilligers dat werkzaam is in deze gebieden.

  • 2.Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot intensiever gebruik van de recreatie- of natuurgebieden, tot groei van het aantal recreanten en verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving.

Artikel 86 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 85, wordt uitsluitend verstrekt aan publieke rechtspersonen, stichtingen en (agrarische) natuurverenigingen.

Artikel 87 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 85 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan het volgende vereiste:

  • a.de activiteiten zijn gericht op duurzame toename van groenparticipatie;

  • b.het project komt voort uit of wordt aangesloten bij een bovenlokaal organisatieverband gericht op bewegen in het groen, natuurbeleving of vrijwilligers in het groen.

A r t ikel 88 S ub si d i a b ele k o s t en

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.de kosten voor werving en het betrokken houden van vrijwilligers;

  • b.de kosten voor het opstellen en uitvoeren van een samenhangend programma van activiteiten voor toename van recreatieve gebruikers of vrijwilligers in een recreatie- of natuurgebied;

  • c.materiële kosten ter ondersteuning van vrijwilligerswerk.

A r t ikel 89 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van de subsidie voor kosten die betrekking hebben op toename van het gebruik van een recreatie- of natuurgebied bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten.

  • 2.De hoogte van de subsidie voor kosten die betrekking hebben op toename van vrijwilligerswerk in een recreatie- of natuurgebied bedraagt ten hoogste 100% van de subsidiabele kosten.

  • 3.De subsidie bedraagt maximaal €200.000,--

  • 4.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 3.10 Projectsubsidie kwaliteitsimpuls bestaande groengebieden

Artikel 90 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Bestaand groengebied: een openbaar en vrij toegankelijk buitenstedelijk natuur- en/of recreatiegebied.

Artikel 91 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op de herinrichting van een bestaand groengebied.

  • 2.Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot een toename van recreatie in bestaande groengebieden, een hogere waardering door de bezoeker, of meer biodiversiteit.

Artikel 92 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 91 wordt uitsluitend verstrekt aan de eigenaar of beheerder van de grond waarop de subsidiabele activiteit wordt uitgevoerd.

Artikel 93 Aanvraagperiode

In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie, als bedoeld in artikel 91, jaarlijks gedurende de periode van 1 juli tot 30 september worden ingediend en gedurende de periode van 1 december tot en met de laatste dag van februari in het jaar daarop volgend.

Artikel 94 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 91 in aanmerking te komen, wordt, naast de vereisten in artikel 3 van deze regeling, voldaan aan het vereiste dat de activiteit bijdraagt aan de diversiteit van het recreatieaanbod binnen de regio.

Artikel 95 Rangschikking

  • 1.Indien de binnen de aanvraagperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond te boven gaan, wordt door Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de volgorde van behandeling voorrang gegeven aan de aanvragen die betrekking hebben op een groengebied binnen een van de prioritaire gebieden die staan aangeduid op ‘Kaart 7, Prioritaire gebieden voor de kwaliteitsimpuls’ als opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen.

  • 2.Als twee of meer aanvragen een gelijkwaardige plaats in de rangschikking hebben en hun plaats in de rangschikking zodanig is dat de som van de toe te kennen maximale subsidiebedragen het subsidieplafond overstijgt, dan vindt rangschikking plaats door middel van loting.

Artikel 96 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen uitsluitend de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.de proceskosten met een maximum van 20% van de subsidiabele kosten;

  • b.de realisatiekosten voortkomend uit het omvormen van terreinbeplantingen, het toevoegen, verwijderen of aanpassen van interne 'natte' of 'droge' infrastructuur en het toevoegen, verwijderen of opwaarderen van terreinmeubilair.

Artikel 97 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.aankoopkosten van grond;

  • b.kosten voor beheer, regulier- en groot onderhoud;

  • c.kosten voor normale vervangingsinvesteringen;

  • d.reguliere marketing-, promotie- en communicatiekosten.

Artikel 98 Subsidieverplichtingen

In aanvulling op artikel 5 worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.de subsidieontvanger verricht een nulmeting en een effectmeting voor de aspecten biodiversiteit en recreatie (bezoekersaantallen en waarderingscijfer) op projectniveau. Een nulmeting vóór aanvang van de activiteit, een effectmeting 6 jaar na realisatie, en rapporteert hierover aan de subsidieverstrekker;

  • b.de subsidieontvanger houdt voor de kosten van het project en de baten en lasten van het groengebied een van haar andere activiteiten afgescheiden boekhouding bij. Eventuele baten in de exploitatie vloeien terug in het beheer van het groengebied.

Artikel 99 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 1.000.000,--.

  • 2.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 3.11 Projectsubsidie ecologische verbindingen (Ecologische Hoofdstructuur)

§ 3.11.1 Projectsubsidie verwerving ecologische verbindingen

Artikel 100 Begripsomschrijvingen

a.ecologische verbindingen; die delen van de Ecologische Hoofd Structuur die in de Verordening Ruimte

zoals deze luidt op 1 juli 2014 en zijn aangeduid als Ecologische verbinding;

c.natuurbeheer: beheer van grond met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij

behorende plant- en diersoorten;

d.natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieregeling Natuur- en

Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013;

e.verwerving: verkrijging van het recht van de volle eigendom of het recht van erfpacht.

Artikel 101 Subsidiabele activiteiten en prestatie

1.Subsidie kan worden verstrekt voor de verwerving van terreinen ten behoeve van realisatie

van ecologische verbindingen.

  • 2.Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot realisatie van een of meer ecologische verbindingen.

Artikel 102 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 101, wordt uitsluitend verstrekt aan een ieder die duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten overeenkomstig het natuurbeheertype waarvoor de verwerving van het terrein is bedoeld.

Artikel 103 Openstelling

1.In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel

101 worden ingediend op een door gedeputeerde staten te bepalen tijdvak.

2.Indien gedeputeerde staten het tijdstip bepalen als bedoeld in het eerste lid kunnen zij tevens nader bepalen voor welke deelgebieden van de ecologische verbindingen op dat tijdstip subsidie kan worden aangevraagd.

Artikel 104 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 101 in aanmerking te komen, wordt naast aan de vereisten in artikel

3, voldaan aan de vereisten dat:

a. ecologische verbindingen worden ingericht voor het natuurtype zoals aangegeven in het natuurbeheerplan en of de nota 'Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland 1998' of,

b. ecologische verbindingen die niet in het natuurbeheerplan en of de nota 'Ecologische verbindingszones in Zuid-Holland 1998' zijn opgenomen worden ingericht volgens een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd natuurtype;

c. de kosten van verwerving van het terrein of de kosten van de beeindiging van de pacht zijn getaxeerd door een onafhankelijke taxateur;

d. ingeval de subsidie het beeindigen van pachtrechten betreft dienen deze pachtrechten te zijn verstrekt vóór het tijdstip dat de subsidieontvanger eigenaar of erfpachter is geworden van het betreffende terrein;

e. verwerving van het terrein of beeindiging van de pacht is noodzakelijk vanuit het oogpunt van natuur of landschapsbescherming.

Artikel 105 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a. de kosten voor de verwerving van het in artikel 101, eerste lid, bedoelde terrein, voor zover deze kosten niet meer bedragen dan de reële marktwaarde als landbouwgrond;

  • b. de kosten die verbonden zijn aan het vrijmaken van het terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of erfpacht;

  • c.de kosten voor het kadastraal recht en het registratierecht;

  • d.veilingkosten;

  • e.notariskosten, waaronder mede wordt verstaan de kosten van het opmaken van de notariële akte;

  • f.de kosten van inschrijving in de openbare registers;

  • g.overdrachtsbelasting voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

  • h.schenkingsrecht, voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

  • i.het afkoopbedrag van de landinrichtingsrente voor zover die rust op het verworven terrein;

  • j.kosten voor bodemonderzoek;

  • k.kosten van het wegwerken van het ten tijde van de verwerving aanwezige achterstallig onderhoud om de gronden te kunnen beheren;

  • l.kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen;

  • m.taxatie- en bemiddelingskosten.

Artikel 106 Niet subsidiabele kosten

De kosten van bodemsanering komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 107 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 1.000.000,--.

  • 2.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 108 Kwalitatieve verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.binnen acht weken na subsidieverlening sluiten de subsidieontvanger en Gedeputeerde Staten een overeenkomst, waarin is opgenomen:

  • -de verplichting, inhoudende dat degene aan wie het terrein toebehoort, het betreffende terrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals vermeld in artikel 31 lid a en datgene nalaat wat de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort;

  • -dat de verplichtingen, bedoeld onder 1, zullen overgaan op degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn degene die van de rechthebbende een recht op gebruik van het goed zullen krijgen;

  • b.de overeenkomst, bedoeld onder a, wordt bij overdracht van het terrein notarieel opgemaakt en ingeschreven in de openbare registers.

  • 2.Voor zover aan de subsidieontvanger subsidie is verleend voor de verkrijging van het recht van erfpacht wordt de in het eerste lid bedoelde overeenkomst tevens afgesloten tussen Gedeputeerde Staten en de eigenaar van het terrein.

Artikel 109 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.het terrein wordt onmiddellijk na verwerving beheerd als natuur en binnen 2 jaar na verwerving overeenkomstig het natuurbeheertype zoals vermeld in artikel 31 lid a;

  • b.het terrein mag niet worden vervreemd, in erfpacht uitgegeven, of belast met zakelijke rechten;

  • c.het terrein wordt gedurende ten minste 358 dagen per jaar kosteloos opengesteld en toegankelijk gehouden voor publiek;

  • d.subsidieontvanger voert een gescheiden boekhouding overeenkomstig artikel 25b, eerste lid, Mededingingswet en houdt een lijst bij over alle verleende subsidies met betrekking tot het terrein.

  • e.eventuele opbrengsten uit beheer of exploitatie van het terrein worden aangewend ten behoeve van het beheer;

  • f.voor zover subsidie wordt verleend ten behoeve van verkrijging van het erfpachtrecht op grond, legt subsidieontvanger over een ondertekende schriftelijke toezegging van de eigenaar van het betreffende terrein, dat binnen een jaar na subsidieverlening de eigenaar met Gedeputeerde Staten een overeenkomst als bedoeld in artikel 36 lid 1 onder a van deze regeling sluit.

  • g.in de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, a, c, d en e, Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan Gedeputeerde Staten, welke wordt vastgesteld op de gerealiseerde vermogenstoename en bepaald aan de hand van de waarde van het met subsidie verworven terrein op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt;

  • h.bij beëindiging en liquidatie van de subsidieontvanger behoeft de bestemming van een batig liquidatiesaldo de goedkeuring van Gedeputeerde Staten;

  • i.eventuele opbrengsten van de met subsidie te verwerven terreinen worden uitsluitend besteed ten behoeve van het beheer van de terreinen waarvoor subsidie wordt verleend onder deze titel.

  • j.de gebouwen waarvoor subsidie voor het verlies ervan is verleend als bedoeld in artikel 105 eerste lid onder l, worden binnen een jaar na de subsidiverlening gesloopt;

  • k.overlegt en werkt samen met de beheerders van omliggende natuurterreinen om tot een samenhangend beheer te komen.

  • 2.Van de verplichtingen in het eerste lid onder a tot en met g kan worden afgeweken of uitstel worden verleend voor zover een verplichting onredelijk bezwarend is.

  • 3.In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid a, c, d en e van de Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan gedupteerde staten.

  • 4.De hoogte ven de vergoeding, bedoeld in het derde lid, wordt door gedeputeerde staten vastgesteld op de gerealiseerde vermogenstoename en bepaald aan de hand van de waarde van het met subsidie verworven terrein op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

§ 3.11.2 Projectsubsidie voor de inrichting van ecologische verbindingen

Artikel 110 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor de kosten van inrchting van terreinen ten behoeve van realisatie van ecologische verbindingen;

  • 2.Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot realisatie van een of meer ecologische verbindingen.

Artikel 111 Doelgroep

Subsidie, als bedoeld in artikel 110 wordt uitsluitend verstrekt aan de personen die in aanmerking komen voor subsidie als bedoeld in artikel 101.

Artikel 112 Subsidievereisten

Indien ook subsidie voor de verwerving van terreinen wordt aangevraagd, wordt de subsidie als bedoeld in

artikel 110 aangevraagd in dezelfde aanvraag als waarmee de subsidie als bedoeld in artikel 101 wordt

aangevraagd.

Artikel 113 Subsidiabele kosten

  • 1.Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding;

  • b.grondverzet;

  • c.het plaatsen van een raster;

  • d.afvoer van grond;

  • e.de verwijdering van opstallen;

  • f.de verwijdering van begroeiing en beplanting;

  • g.overige maatregelen in verband met de desbetreffende inrichting.

Artikel 114 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.de kosten van bodemsanering.

Artikel 115 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van de subsidie bedraagt ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten en bedraagt maximaal € 1.000.000,--.

  • 2.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 10.000,--, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 114 tot en met 150. Gereserveerd

Hoofdstuk 4 Beheersubsidies

§ 4.1 Projectsubsidie ingevolge artikel 10 Natuurbeschermingswet 1998.

Artikel 151 Subsidiabele activiteiten

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten in het kader van beheer, onderhoud en inrichting van gebieden als bedoeld in artikel 10 (natuurmonumenten) van de Natuurbeschermingswet 1998.

  • 2.Subsidie, als bedoeld in het eerste lid, wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot betere bescherming van als natuurmonument aangewezen gebieden.

Artikel 152 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 151 wordt uitsluitend verstrekt aan de (erf)pachters of eigenaren van gronden in de gebieden Koekoekswaard, Huys Ten Donck, Boezems Kinderdijk, de Oosterse en Westerse Laagjes.

Artikel 153 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 151 in aanmerking te komen wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan het volgende vereiste:

  • a.de activiteit draagt bij aan het realiseren van de voor het gebied bepaalde natuurdoelen, als aangeduid in bijlage 3.

Artikel 154 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.de kosten voor de in bijlage 3 onder a tot en met c opgenomen uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen in de betreffende gebieden;

  • b.de kosten voor de in bijlage 3 onder d opgenomen uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen voor zover in combinatie met een of meer van de in de in bijlage 3 onder e genoemde pakketten.

Artikel 155 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van subsidie wordt berekend aan de hand van uit te voeren dan wel uitgevoerde maatregelen en pakketten, gerelateerd aan het aantal hectares dat de aanvrager in beheer heeft.

  • 2.De krachtens het eerste lid berekende hoogte van de subsidie wordt bepaald aan de hand van de door gedeputeerde staten vastgestelde vigerende tarievenlijst ten behoeve van agrarisch natuurbeheer horend bij de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013.

  • 3.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.000,00 wordt de subsidie niet verstrekt.

§ 4.2 projectsubsidie voor het onderhoud van landschapselementen

Artikel 156 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

Landschapselement: bestanddelen in een landschap die als karakteristiek zijn aangeduid in het geldende Natuurbeheerplan Zuid-Holland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Zuid Holland en vindbaar op: http://www.zuid-holland.nl/loket/publicaties

Artikel 157 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1.Subsidie kan worden verstrekt voor regulier en periodiek onderhoud van bestaande landschapselementen, als opgenomen in het Natuurbeheerplan Zuid-Holland, dat van kracht is voor aanvang van de aanvraagperiode.

  • 2.Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie en wordt verstrekt voor een periode van zes jaren.

  • 3.De activiteit als bedoeld in het eerste lid leidt tot behoud van de kwaliteit van een karakteristiek landschapselement in het agrarisch gebied van Zuid-Holland.

Artikel 158 Doelgroep

  • 1.Subsidie als bedoeld in artikel 157, wordt uitsluitend verstrekt aan:

    • a.een natuurlijke persoon die krachtens een zakelijk of een persoonlijk recht gebruiker is van de grond waarop het landschapselement gelegen is en die de grond niet gebruikt in het kader van de uitoefening van een beroep of bedrijf.

    • b.een natuurlijke persoon of rechtspersoon die, al dan niet in samenwerkingsverband, een landbouwactiviteit uitoefent, en die krachtens een zakelijk of een persoonlijk recht gebruiker is van de grond waarop het landschapselement gelegen is.

Artikel 159 Openstelling

  • 1.In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 157 jaarlijks, als Gedeputeerde Staten hebben besloten tot openstelling, gedurende de periode van 16 november tot en met 15 januari daarop volgend.

  • 2.Bij het besluit tot openstelling als in het eerste lid bedoeld, worden de tarieven vastgesteld alsook de volgorde van behandeling.

Artikel 160 Aanvraagvereisten

Naast de gegevens als bedoeld artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van een opgave hoe wordt voorzien in het onderhoud van het landschapselement volgens de onderhoudsnormen uit de Index Natuur en Landschap;

Artikel 161 Subsidievereisten

  • 1.Om voor subsidie als bedoeld in artikel 157 in aanmerking te komen, wordt, naast aan de vereisten in artikel 3, voldaan aan het volgende vereiste:

    • a.Een aanvrager die meerdere elementen onderhoudt, vraagt gelijktijdig voor alle elementen gezamenlijk subsidie aan, waarbij voor ten minste één element in het eerste jaar van de aangevraagde periode, daadwerkelijk onderhoud is voorzien.2. In aanvulling op het eerste lid geldt voor subsidieaanvragers als bedoeld in artikel 158 eerste lid onder b dat zij uitsluitend in aanmerking komen voor subsidie ten behoeve van zandwallen, schurvelingen en landschapselementen op gronden die aansluitend gelegen zijn rondom de woning en de stallen (het erf), met inbegrip van de ontsluiting naar de openbare weg.

Artikel 162 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen in ieder geval de kosten voor regulier en periodiek onderhoud van bestaande landschapselementen zoals opgenomen in het Natuurbeheerplan Zuid-Holland en de Index Natuur en Landschap voor subsidie in aanmerking.

Artikel 163 Subsidiehoogte

  • 1.De hoogte van de subsidie genoemd in artikel 157, eerste lid, bedraagt ten hoogste het tarief per eenheid x het aantal eenheden x 6.

  • 2.De hoogte van de subsidie wordt voor de gehele subsidieperiode bepaald door het tarief dat van kracht is voor het eerste jaar waarvoor men aanvraagt.

  • 3.Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 1.200,00 voor 6 jaar, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 164 Subsidieverplichtingen

1.In aanvulling op artikel 5 wordt aan de subsidieontvanger de verplichting opgelegd het landschapselement te onderhouden volgens de beheervoorschriften die voor dat element opgenomen zijn in de Index Natuur en Landschap.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 165 Afwijkingsbepaling

Van openstellings- of toegankelijkheidseisen van voorzieningen in deze regeling kan worden afgeweken, mits beperkingen in de toegankelijkheid noodzakelijk zijn voor het vogelbroedseizoen.

Artikel 166 Evaluatie

De evaluatie van de risicoanalyse als bedoeld in artikel 8, vierde lid van de Asv zal drie jaar na de inwerkingtreding van deze regeling plaatsvinden.

Artikel 167 Intrekking

  • 1.Hoofdstuk 1, Hoofdstuk 3, onderdeel § 3.1, en Bijlage V , van de Subsidieregeling landelijk gebied 2013 worden ingetrokken.

  • 2.De Uitvoeringsregeling groen wordt ingetrokken.

Artikel 168 Overgangsrecht

  • 1.De Subsidieregeling landelijk gebied 2013, zoals deze luidde op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van kracht voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

  • 2.De Uitvoeringsregeling groen, zoals deze luidde op dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtre-ding van deze regeling, blijft van kracht voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 169 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang 1 juli 2014.

Artikel 170 Werkingsduur en overgangsrecht

Deze regeling vervalt op 31 december 2016, met dien verstande dat de regeling van kracht blijft voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 171 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling groen Zuid-Holland 2014. 

Den Haag, 20 mei 2014

Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland

Secretaris Voorzitter

Bijlage 1 De kaart behorende bij artikel 32 van de Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland 2014

(zie bijlage)

Bijlage 2. De kaart behorende bij artikel 70 onder a van de Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland 2014(zie bijlage)

Bijlage 2a behorend bij artikel 70 onder d van de Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland 2014

De onderwaterdrainage voldoet aan de volgende technische aanlegeisen:

  • a.drooglegging is maximaal 60 cm + minimaal 30 cm, t.o.v. zomerpeil;

  • b.bovenkant drain is minimaal 15 cm + maximaal 25 cm onder slootpeil, t.o.v zomerpeil;

  • c.bovenkant drain is minimaal 45 cm -maaiveld + maximaal 75 cm-maaiveld;

  • d.drainafstand is maximaal 6 m; .

  • e.drains die ongeveer parallel langs een sloot liggen, moeten op minimaal 6 m afstand van de sloot liggen;

  • f.drainlengte mag maximaal 300 m zijn;

  • g.draindiameter is minimaal 6 cm.

Illustratie van aanlegeisen onderwaterdrainage(zie bijlage)

Bijlage 3 behorende bij artikel 153 van de Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland 2014

  • a. Maatregelen Koekoekswaard:

    • -Maaien 8 hectare stroomdalgrasland (inclusief hoogtes en laagtes);

    • -Beweiding vanaf 1 september tot 1 maart met standweidesysteem met maximaal 15 stuks jongvee;

    • -Maaien rond hagen en struweel; van betreffende strook van 2 tot 3 meter breed jaarlijks de halve oppervlakte maaien en afvoeren (dus een keer per twee jaar de hele strook met een totaal van 800 meter), en;

    • -Jaarlijks terugsnoeien van over de weg hangende takken en onderhoud van de afrastering langs de haag.

  • b. Maatregelen Huys ten Donck

    • -Aanplant van bomen/struiken;

    • -Markeren, kappen, snoeien, dunnen en verwerken en vervoer van bomen/struiken;

    • -Maaien weiden en oprillen/afvoeren maaisel;

    • -Realiseren van glooiende oevers, en;

    • -Uitdiepen, schonen waterpartijen en gangen en verwerken afval uit watergangen.

  • c. Maatregelen Boezems Kinderdijk

    • -Rietbeheer; jaarlijks maaien en afvoeren van 9 hectare riet / rietruigte (incl. transport en stort) in een twee of driejarige cyclus;

    • -Jaarlijks gefaseerd afzetten van 3 hectare struweel en grienden;

    • -Jaarlijks maaien kaden (4,08 hectare + 2.6);

    • -Uit produktie nemen van rietland (circa., 9 hectare) door randen extensiever te beheren en percelen te laten overstaan.

    • -Monitoring van vegetatie en fauna (mn vogels)

  • d. Maatregelen Oosterse en Westerse Laagjes

    • -Uitstellen van de eerste maai- en weidedatum;

    • -Instellen van een periode waarin niet wordt gemaaid en beweid;

    • -Het daarvoor extensiveren van het agrarische gebruik;

    • -Verbeteren van de waterhuishouding voor natuurwaarden, en;

    • -Geen ongewenste recreatie, jacht en chemische onkruidbestrijding.

  • e. De onder d genoemde maatregelen zijn per (erf)pachter onderverdeeld in vijf pakketten :

    • -Pakket 1. Instellen rustperiode en voldoende foerageergelegenheid voor wintergasten en doortrekkers

    • -Pakket 2. Instellen rustperiode in verband met. broedende vogels in de periode 1 april tot en met 14 juni

    • -Pakket 3. Instellen rustperiode in verband met. broedende vogels in de periode 1 meitot en met 29 juni.

    • -Pakket 4. Instellen rustperiode in verband met broedende vogels in de periode 1 april tot en met 29 juni

    • -Pakket 5. Instellen natte omstandigheden van half november – half april ten behoeve van wintergasten en doortrekkers en instellen van rust van half april tot juli bij een tamelijk hoge waterstand.

TOELICHTING

Algemeen

De Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland 2014 (verder: URG) is de subsidieregeling die hoort bij de Beleidsvisie Groen, het beleidsprogramma van Provinciale Staten dat loopt tot eind 2015.

Met inwerkingtreding van deze regeling komt de Subsidieregeling landelijk gebied definitief te vervallen.

De regeling is eind 2013 integraal herzien en heeft toen ook een nieuwe naam gekregen. Met de URG wordt aangesloten op de in 2013 vastgestelde Beleidsvisie Groen waarin is vastgelegd:

1) aan inhoudelijke doelen: ruimte voor groenbeleving, biodiversiteit en agrarisch ondernemerschap;

2) te realiseren volgens een nieuwe werkwijze: meer vertrouwen geven aan partijen zelf door het afsluiten van integrale gebiedsafspraken, waarin projecten die aan één of meer van de genoemde doelen bijdragen worden gecombineerd binnen één pakket.

Daarnaast is de regeling ten opzichte van de SLG korter, eenvoudiger en overzichtelijker.

De URG is nog geen eindprodukt. De nieuwe werkwijze wordt werkendeweg ontwikkeld en verfijnd. Naarmate die verfijning vorm krijgt moet de URG, als instrument voor de beleidsuitvoerders, daaraan worden aangepast. Ook inhoudelijk wordt nog volop aan ontwikkeling van beleid gewerkt: het Europese Plattelandsontwikkelings-programma 2014-2020 (POP 3) en de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). In de loop van 2014 worden daarvoor subsidieartikelen toegevoegd. Bij gelegenheid van de wijzigingen wordt de URG tevens waar mogelijk verfijnd en verbeterd.

Opzet van de regeling

Hoofdstuk 1 bevat de algemene bepalingen die op alle subsidies in de regeling van toepassing zijn.

In hoofdstuk 2 staan de subsidieparagrafen waarin de nieuwe werkwijze van de provincie gestalte krijgt:

Onder dit hoofdstuk kan subsidie worden verleend aan integrale gebiedsafspraken. Daarin werken meerdere partijen samen en worden zo mogelijk verschillende maatschappelijke doelen en belangen verbonden. De provincie verbindt én geeft ruimte. Subsidie is mogelijk voor de uitvoering van integrale gebiedsafspraken, maar ook voor het traject om te onderzoeken of en integrale gebiedsafspraak tot stand kan komen.

De subsidieparagraaf voor pilots geeft de mogelijkheid om verschillende methoden om tot betere, efficientere methoden voor beheer en inrichting in de praktijk te toetsen.

In hoofdstuk 3 staan paragrafen met projectsubsidies voor sectorale activiteiten. Dit hoofdstuk is vooralsnog op de oude leest geschoeid. Het streven is ook binnen dit hoofdstuk op termijn de subsidiabele activiteiten meer integraal te benaderen. In hoofdstuk 4 staat een tweetal typen beheersubsidie. Deze beheersubsidies horen systematisch thuis in de Subsidieregeling Natuur en Landschap (SNL), technisch is dat op dit moment niet te realiseren omdat de provincie voor deze regeling aansluit bij een model van de regeling dat in IPO verband is opgesteld en ook in IPO verband actueel wordt gehouden. Hoofdstuk 5 bevat de overgangs- en slotbepalingen.

StaatssteunaspectenBij het beoordelen van subsidieaanvragen wordt beoordeeld of sprake is van staatssteun, indien dat het geval is wordt de subsidie zo mogelijk verleend onder één van de hierna genoemde de-minimis- of vrijstellingsverordeningen. Dit kan invloed hebben op de maximaal te verlenen subsidie.

Staatssteun is een synoniem van overheidssteun. Onder het begrip ‘staatssteun’ valt niet alleen steun van de centrale overheid, maar ook van gemeenten, provincies en waterschappen.

Ook steun die niet door (de)centrale overheden, maar bijvoorbeeld door (overheids)bedrijven wordt bekostigd, wordt als staatssteun beschouwd als de steunverlening uiteindelijk voor rekening van de (decentrale) overheid komt. Ook derving van overheidsinkomsten kan als steun worden gezien.

De-minimissteun

Steunmaatregelen van decentrale overheden die in omvang onder de zogenaamde de-minimisdrempel blijven, blijken een beperkt effect op het handelsverkeer tussen de lidstaten te hebben, waardoor deze niet aan alle staatssteuncriteria van artikel 107 lid 1 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (Pbeu L352/1). Dat heeft de Commissie vastgelegd in de verordening betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun nr. 1407/2013 (PbEU L352/1) van de Commissie d.d. 18 december 2013. Volgens deze verordening hoeft steun die onder de de-minimisdrempel blijft niet aan de Commissie te worden gemeld:

a) het plafond voor de-minimissteun bedraagt 200.000 euro over een periode van drie aaneengesloten belastingjaren. Een decentrale overheid mag dit bedrag aan één onderneming verlenen, in welke vorm van steun ook. De vrijstelling is ook van toepassing op de afzet en verwerking van landbouwproducten.

b) ten aanzien van de landbouwproductiesector geldt de verordening betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de landbouwproductiesector nr. 1408/2013 (PbEU L 352/9 van de Commissie van 18 december 2013 , die bepaalt dat over een periode van drie aaneengesloten belastingjaren € 15.000,= aan totale steun mag worden toegekend.

Vrijgestelde steun

c) Op kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren is in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden verordening (EG) nr. 1857/2006 van de Commissie van 15 december 2006

betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren van toepassing, PbEU L358. Van steun verleend op grond van deze verordening dient de Europese Commissie in kennis te worden gesteld.

Cumulatiebeperking

Bovengenoemde verordeningen bevatten een cumulatiebeperking. Deze cumulatiebeperking is als anticumulatiebepaling opgenomen in de subsidieregeling in artikel 2 onder d. Mogelijk heeft bijvoorbeeld een onderneming voor dezelfde kosten die in aanmerking komen voor de-minimissteun, reeds staatssteun ontvangen, die onder een groepsvrijstellingsverordening valt of bij een besluit van de Commissie is vastgesteld. Het totaalbedrag van de de-minimissteun en deze reeds ontvangen staatssteun mag dan de maxima niet overschrijden die in de voor het specifieke geval relevante wetgeving zijn vastgesteld. Alle overheidssteun (ook decentrale steunmaatregelen) moet worden opgeteld, zelfs indien dit geheel of gedeeltelijk uit communautaire middelen wordt gefinancierd. Steun die in zijn totaliteit het de-minimissteunplafond overschrijdt, mag niet worden opgesplitst in een aantal kleinere tranches om deze tranches afzonderlijk onder de toepassing van deze verordening te brengen.

De subsidies in hoofdstuk 2: de integrale gebiedsprojecten, de eventueel daaraan voorafgaande verkennin-gen en de pilots worden aan de hand van de concrete subsidieaanvraag getoetst op mogelijke strijd met de staatssteunregels. Indien en voor zover nodig worden subsidies, alvorens te worden verstrekt, ter goedkeuring aangemeld bij de Europese Commissie.

Voor wat betreft de staatssteungevoeligheid van de subsidies in hoofdstuk 3 geldt dat de paragrafen § 3.6 Projectsubsidie grootschalige proef van onderwaterdrainage en § 4.2 Projectsubsidie voor het onderhoud van landschapselementen vallen onder de hierboven genoemde verordening (EG) nr. 1857/2006. § 3.11.1 Projectsubsidie verwerving ecologische verbindingen valt onder een regeling die is goedgekeurd door de Europese Commissie.

Bij de overige subsidieparagrafen worden veel subsidies verstrekt aan overheden, voor activiteiten van algemeen belang waarmee ook geen verstoring van de marktverhoudingen aan de orde is. Voor zover in die paragrafen aan subsidie wordt verstrekt aan privaatrechtelijke organisaties, al dan niet rechtstreeks aan te merken als onderneming, zijn in voorkomend geval de hier bovengenoemde de-minimisverordening algemeen en de-minimisverordening voor de landbouw van toepassing. In die gevallen moeten subsidieaanvragers een verklaring de-minimissteun overleggen en wordt bij beschikking steun verleend onder toepassing van een van die verordeningen.

De subsidies in hoofdstuk 2: de integrale gebiedsprojecten, de eventueel daaraan voorafgaande verkenningen en de pilots zijn naar hun aard niet te voren toetsbaar op mogelijke strijd met de staatssteunregels. Dit gebeurt steeds aan de hand van de concrete subsidieaanvragen.

Indien en voor zover nodig worden worden subsidies, alvorens te worden verstrekt, ter goedkeuring aangemeld bij de Europese Commissie als ad hoc steun.

Voor wat betreft de staatssteungevoeligheid van de subsidies in hoofdstuk 3 geldt dat een groot deel van deze subsidies geen verboden staatssteun betreft. De paragrafen § 3.6 Projectsubsidie grootschalige proef van onderwaterdrainage en § 4.2 Projectsubsidie voor het onderhoud van landschapselementen vallen onder de hierboven genoemde verordening (EG) nr. 1857/2006. § 3.11.1 Projectsubsidie verwerving ecologische verbindingen valt onder een regeling die is goedgekeurd door de Europese commissie.

De Boekjaarsubsidies voet- en fietsveren met een regionale functie de paragrafen Projectsubsidies recreatief netwerk fietsen en wandelen worden niet staatssteungevoelig geacht. Bij de overige subsidieparagrafen worden veel subsidies verstrekt aan overheden, voor activiteiten van algemeen belang waarmee ook geen verstoring van de marktverhoudingen aan de orde is. Voor zover in die paragrafen aan subsidie wordt verstrekt aan privaatrechtelijke organisaties, al dan niet rechtstreeks aan te merken als onderneming, zijn de hier bovengenoemde de-minimisverordening algemeen en de-minimisverordening voor de landbouw van toepassing. In die gevallen moeten subsidieaanvragers een verklaring de-minimissteun overleggen en wordt bij beschikking steun verleend onder toepassing van een van die verordeningen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 8

Voordat een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend moet helder zijn wat de integrale gebiedsafspraak precies inhoudt: welke partijen zijn erbij betrokken. Welke activiteiten worden uitgevoerd, aan welke doelen dragen deze activiteiten bij, met in het bijzonder aandacht voor de provinciale doelen.

De mate waarin de activiteiten voldoen aan de provinciale doelen of aan de doelen van de Beleidsvisie Groen heeft invloed op de omvang van de provinciale bijdrage. Deze is altijd maximaal de helft van de totale kosten. In deze integrale gebiedsafspraken wordt dan ook altijd substantieel geïnvesteerd door de aanvragende partijen zelf.

Als de integrale gebiedafspraak ‘rond’ is: partijen hebben zich gecommitteerd tot deelname en bijdrage, wordt het totale pakket aan maatregelen opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Groen (verder: UPG). De afspraken en financiering wordt getoetst op staatssteuntechnische aspecten en zo nodig aangemeld bij de Europese Commissie. Daarna kan de subsidieaanvraag worden ingediend.

Artikel 13

Projectverkenningen zijn gericht op de haalbaarheid (draagvlak, financiering, uitvoerbaarheid) van een integrale gebiedsafspraak. De provinciale cofinanciering bestaat uit een bijdrage aan de proceskosten. Op basis van een projectverkenning wordt beoordeeld of een integrale gebiedsafspraak kan worden gerealiseerd.

Artikel 19

Met een pilot wil de provincie het bereiken van de provinciale doelen via nieuwe realisatie- en beheermodellen verkennen en uitvoeren. Netwerksturing en initiatief van de netwerkpartners is hier het uitgangspunt. Trekker van een pilot is een van de deelnemende partijen. De provincie zet parallel aan deze pilots een kennisnetwerk op waarin de opgedane kennis en ervaring kan worden uitgewisseld tussen en met partners in de pilots en externe deskundigen. Kennisuitwisseling zal in netwerken op verschillende manieren plaatsvinden: conferenties, workshops, netwerkbijeenkomsten gericht op het delen van kennis en ervaringen.

Artikel 22.g

Omdat in pilots ook realisatiemodellen kunnen worden getoetst in de praktijk horen ook inrichtingsmaatregelen, dwz de feitelijk te maken kosten van inrichting van een gebied, als bijvoorbeeld aanschaf en aanleg van beplanting en recreatief meubilair tot de subsidiabele kosten.

Artikel 26

De veerverbindingen worden door diverse gebruikersgroepen benut. De vraag wanneer een alternatieve verbinding acceptabel geacht kan worden moet dan ook in relatie tot die gebruikersgroepen worden gezien. Als de omweg recreatief ook aantrekkelijk is en de gebruikers van het veer vooral gericht zijn op recreatie is een grotere omweg acceptabel dan als de omweg recreatief niet aantrekkelijk is. Als een veer ook gebruikt wordt voor woon- school verkeer maakt het uit of dat lagere school kinderen zijn of middelbare scholieren. Een harde scheidslijn in kilometers voor dit criterium is daarom niet opgenomen.

Artikel 30

Een betere verkaveling houdt in een nieuwe verdeling van kavels onder de eigenaren, om per eigenaar zoveel mogelijk een aaneengesloten grondeigendom te krijgen nabij de boerderij en/of minder versnippering van het eigendom. Dit leidt tot een verbetering van de agrarische bedrijfsvoering.

Artikel 38

Met subsidie voor versterking en bescherming van bedreigde dier- of plantensoorten of natuurwaarden in uitvoeringsprojecten wordt bedoeld dat daadwerkelijk maatregelen worden getroffen ter verbetering van het leefgebied van dier- of plantensoorten of de natuurwaarden. Enkele voorbeelden zijn: het creeren van extra voedsel- schuil of voortplantingsplaatsen of het opheffen van barrieres tussen leefgebieden. Waar nog onderzoek nodig is om goede maatregelen te treffen ter bescherming van een speciale soort is het ook mogelijk subsidie voor onderzoek aan te vragen.

Artikel 45

De provincie realiseert een aantrekkelijk recreatief netwerk voor wandelen, fietsen en varen.

Een aantrekkelijke route is duidelijk aangegeven, makkelijk vindbaar, zowel digitaal als tijdens het wandelen of fietsen. Ook dragen voorzieningen als recreatieve bewegwijzering, voldoende aanwezigheid van knooppuntborden en informatiepanelen, rustvoorzieningen, uitzichtpunten en een aantrekkelijke beplanting langs de route bij aan de kwaliteit en belevingswaarde van het netwerk.

Artikel 47.1.a

Duurzame verbetering van de kwaliteit en de veiligheid houdt in dat verbeteringsmaatregelen tenminste 7 jaar in stand gehouden worden (zie artikel 5). Veiligheid bevorderend zijn bijvoorbeeld maatregelen bij gelijkvloerse kruisingen voor wandelaars en fietsers als: fiets- en voetgangersvriendelijke inregeling van de frequentie van verkeersregelinstallaties, voorrangsmaatregelen voor het langzaamverkeer en middeneilanden om het oversteken te verbeteren.

Artikel 47.1.f

Soms komen routes voor wandelaars, fietsers, skaters en ruiters bij elkaar en moet men gezamenlijk gebruik maken van één (fiets-)pad . Bij zeer intensief gebruikte paden kan het vanuit het oogpunt van veiligheid nodig zijn maatregelen te treffen om de de verschillende gebruikersgroepen te scheiden en de routes te ontvlechten. Dit betreft bijvoorbeeld het aanleggen van een wandelstrook op een schelpenpad in de berm van het fietspad.

Artikel 48.b

Onder proceskosten worden met name verstaan kosten voor de ontwikkeling van een project. Denk hierbij aan ontwerpkosten (schets- en definitief ontwerp, kostenraming) en voorbereidingskosten (bestek, aanbestedingsprocedure). De subsidiabele proceskosten bedragen maximaal 20% van de subsidiabele kosten

Artikel 48.e

Kleinschalige inrichtingsmaatregelen zijn bijvoorbeeld voorzieningen als bankjes, beplantingen, overstapjes, klaphekjes of een loopplank over een sloot bij wandelverbindingen. Verdere voorbeelden zijn te vinden in de brochure Recreatieve stad-land verbindingen (22 november 2012), op te vragen bij de provincie,.

Artikel 57

De landelijke stichting TOP routenetwerken is de organisatie die zich richt op de ontwikkeling van TOP’s. Deze Top’s waren aanvankelijk gesitueerd in het Zuid-Hollandse deel van het Groene Hart. Ook in de provincies Utrecht en Noord-Brabant zijn inmiddels Top’s gerealiseerd. Door de inrichting van Top’s te standaardiseren en evenwichtig te spreiden wordt een overzichtelijk, herkenbaar netwerk van toegangspunten gerealiseerd in het Groen waarmee dat toegankelijk en aantrekkelijk wordt voor de recreant. Informatie over de standaardinirchitng en spreiding is te vinden op: http://www.toproutenetwerk.nl/

Artikel 63

Met deze subsidieparagraaf wil de provincie een bijdrage leveren aan toename van karakteristieke landschapselementen. Deze elementen dragen bij aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied, vertellen iets over de ontstaansgeschiedens en hebben vaak natuurwaarden.

In het Natuurbeheerplan Zuid-Holland, dat jaarlijks wordt geactualiseerd, is opgenomen welke landschapselementen als karakteristiek worden beschouwd in de verschillende landschapstypen in Zuid-Holland. Naast deze paragraaf is er met betrekking tot landschapselementen ook subsidie beschikbaar voor onderhoud, dit staat geregeld in paragraaf 4.2.

Artikel 65

In de subsidieaanvraag moet met behulp van een gedetailleerde kaart duidelijk worden gemaakt waar het landschapselement zich bevindt en hoe wordt aangesloten bij de uitstraling van het bestaande landschapselement als het gaat om soortgebruik, plaatsing van de elementen, aantallen etc.

Voor nieuwe elementen moet daarnaast worden aangegeven hoe het element past bij de cultuurhistorie van de plek en bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse. De kwaliteitskaart en de regionale uitwerking daarvan in de Gebiedsprofielen Ruimtelijke Kwaliteit die de  provincie opstelt geven hiervoor een handvat. In gebieden met de aanduiding ‘belangrijk weidevogelgebied’ op de PSV-kaart moet bij het ontwikkelen van nieuwe landschapselementen rekening gehouden worden met de beperkingen die deze aanduiding oplegd. Het gaat dan vooral over opgaande beplanting. Dat is in deze gebieden niet wenselijk.

Artikel 68 t/m 72

Deze paragraaf valt onder Verordening EG nr 1857/2006. Zij valt onder de vrijstelling als gereld in artikel 5: ‘’instandhouding van traditionele landschappen’’.

Artikel 85

Met het begrip groenparticipatie wordt gedoeld op verschillende vormen van een intensiever gebruik van de beschikbare groen en recreatiegebieden in de provincie. Bij bewegen in het groen gaat het om een intensiever sportief gebruik van de groengebieden, bij natuurbeleving om een intensiever gebruik van de groengebieden gecombineerd met educatie: het ontdekken en leren kennen van flora en fauna in de natuur en kennis van de seizoenswisselingen. Bij stimulering van vrijwilligers in het groen gaat het om het benutten van groengebieden door vrijwilligers, gecombineerd met zorg en beheer van diezelfde natuur.

Artikel 90 t/m 99

Met deze subsidieparagraaf wil de provincie een bijdrage leveren aan de herinrichtingskosten van bestaande natuur- en recreatiegebieden, zodat de recreatieve kwaliteit daarvan toeneemt.

Naast aangepast beheer kan de biodiversiteit in recreatiegebieden verhoogd worden door inrichtingsmaatregelen.

Artikel 95

De realisatie- en proceskosten zijn voor 50% subsidiabel. Onder proceskosten worden verstaan kosten voor de ontwikkeling van een project. Denk hierbij aan ontwerpkosten (schets- en definitief ontwerp, kostenraming) en voorbereidingskosten (bestek, aanbestedingsprocedure). De subsidiabele proceskosten bedragen maximaal 20% van de totale subsidiabele kosten. Dit maximum is gesteld zodat de provinciale bijdrage vooral kan worden ingezet ter dekking van realisatiekosten. Onder realisatiekosten worden verstaan alle kosten (materieel en personeel) om het ontwikkelde project uit te voeren.

Artikel 100 t/m 115

Deze artikelen voorzien in de subsidiering van verwerving van grond voor en de kosten van inrichting van ecologische verbindingen. § 3.11.1 Projectsubsidie verwerving ecologische verbindingen valt onder een regeling die is goedgekeurd door de Europese commissie. Voor § 3.11.2 geldt zo nodig de toepasselijke de-minimisregeling.

De subsidieregeling is bedoeld voor de verwerving van gronden die zijn gelegen in de ecologische verbindingen in de hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van natuurbeschermings-gebieden van (inter)nationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten.

Artikel 103

Voor deze in de EHS gelegen gronden kan uitsluitend subsidie worden verleend, indien de grond door de provincie in de Verordening Ruimte is aangeduid als 'ecologische verbinding'. Hierbij heeft deze begrenzing een enigszins indicatief karakter. In vrijwel alle gevallen zal het bij de verwerving van grond gaan om (landbouw)grond die is of wordt omgezet in natuurgrond.

Artikel 108 en 109

Na subsidieverlening voor de verwerving van terreinen geldt voor de subsidieontvanger een aantal verplichtingen. De subsidieontvanger dient een gescheiden boekhouding te voeren conform artikel 25b, eerste lid, Mededingingswet (artikel 12, eerste lid, onder h). In genoemde bepaling heeft de Nederlandse wetgever de Europese transparantierichtlijn 2006/111/EG geïmplementeerd. Deze bepaling bevat gedetailleerde informatie over de wijze waarop de boekhoudkundige scheiding dient te worden uitgevoerd.

Om te verzekeren dat de grond ook in de toekomst natuurgrond zal blijven en zal worden beheerd overeenkomstig het voorgeschreven natuurbeheertype, is de subsidieontvanger verplicht een kwalitatieve verplichting te vestigen op het terrein. Ingevolge artikel 6:252 BW kan bij overeenkomst worden bedongen dat de verplichting van een der partijen om iets te dulden of niet te doen ten aanzien van een haar toebehorend registergoed, zal overgaan op degenen die het goed onder bijzondere titel zullen verkrijgen, en dat mede gebonden zullen zijn degenen die van de rechthebbende een recht tot gebruik van het goed zullen verkrijgen. Deze verplichting wordt de 'kwalitatieve verplichting' genoemd. Hoewel de basis van de kwalitatieve verplichting verbintenisrechtelijk is, bestaat door inschrijving in de openbare registers de mogelijkheid aan de overeenkomst zakelijke werking te verlenen. De subsidieontvanger dient met de provincie een overeenkomst te sluiten, waarin een dergelijke kwalitatieve verplichting (met boeteclausule bij niet-nakoming) is opgenomen. De in de overeenkomst op te nemen kwalitatieve verplichting behelst dat, vanaf het moment dat de grond is omgevormd tot natuurterrein, dit in beginsel niet meer anders mag worden beheerd, dan als natuurterrein. Aangezien de kwalitatieve verplichting overgaat op degenen die het goed middels overdracht zullen verkrijgen, wordt met deze verplichting verzekerd dat de grond na omvorming natuurterrein blijft. Dit is in beginsel een eeuwigdurende verplichitng.

Mocht er sprake zijn van vermogensvorming als gevolg van verkoop of onteigening, dan zullen Gedeputeerde Staten op grond van deze regeling deze vermogensvorming afromen. Deze vergoeding is verschuldigd indien de subsidieontvanger de gesubsidieerde grond vervreemdt, bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt, de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of indien de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Het is ook mogelijk subsidie aan te vragen voor de verwerving van grond en los daarvan voor de beëindiging van pachtovereenkomsten. Het is immers mogelijk dat gronden verworven zijn, waarop nog pachtrechten rusten. Om te voorkomen dat in dergelijke gevallen geen subsidie voor de beëindiging van pacht meer kan worden verleend, wat tot gevolg kan hebben, dat deze gronden niet spoedig tot een natuurterrein zullen worden omgevormd, is de mogelijkheid opgenomen om subsidie te verlenen voor de kosten die verbonden zijn aan beëindiging van pacht.

Artikel 157

De subsidie is uitsluitend beschikbaar voor het onderhoud van landschapselementen in het agrarisch gebied. Agrariers komen, op een enkele uitzondering na, niet in aanmerking voor subsidie op basis van de URG. Agrariers kunnen een subsidie voor landschapsonderhoud aanvragen onder de subsidieregeling natuur en landschap.

Vaststelling subsidieplafonds voor § 3.10 en § 3.11 van de Uitvoeringsregeling Groen, intrekking van het subsidieplafond van § 3.1 van de Subsidieregeling Landelijk Gebied en verlaging van het subsidieplafond van § 3.8 van de Uitvoeringsregeling Groen

 

 

Provinciale Staten van Zuid-Holland,

Gelet op:

Artikel 105, 143 en 196 van de Provinciewet en artikel 6 van de Financiële Verordening alsmede

de vaststelling van het Uitvoeringsprogramma Groen 2014;

Besluiten:

vast te stellen de subsidieplafonds voor het begrotingsjaar 2014 voor onderstaande paragrafen van de Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland (URG) en in te trekken het op 25 maart 2014 vastgestelde subsidieplafond van paragraaf 3.1 van de Subsidieregeling Landelijk Gebied (ecologische verbindingen).

Ten behoeve van de Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland,

§ 3.10 Projectsubsidie kwaliteitsimpuls bestaande groengebieden

€ 4.000.000

Ten behoeve van de Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland,

 § 3.11 Projectsubsidie verwerving en inrichting ecologische verbindingen

€ 1.500.000

Ten behoeve van de Uitvoeringsregeling Groen Zuid-Holland,

§ 3.8 Projectsubsidie voor systeeminnovaties grondgebonden landbouw in veenweidegebieden; betreft verlaging van het in december 2013 door PS vastgestelde subsidieplafond van € 600.000.

€ 0,-

 

 

Den Haag, 25 juni 2014,

Provinciale Staten van Zuid-Holland,

 

 

 

Griffier

Voorzitter

 

Naar boven