Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 2024D42384 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 2024D42384 |
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 11 oktober 2024 inzake de aangescherpte conceptkerndoelen Nederlands, rekenen-wiskunde en eerste conceptexamenprogramma’s (Kamerstuk 31 289, nr. 593).
De voorzitter van de commissie,
Bromet
Adjunct-griffier van de commissie,
Arends
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
• Inbreng van de leden van de PVV-fractie
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de NSC-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie verzoeken de Staatssecretaris om een toelichting op de verdeling van studielasturen, specifiek binnen de kernprofielvakken. Zoals bekend, hebben de kernprofielvakken in de huidige situatie een groter aantal studielasturen dan overige profielvakken en is dit vastgelegd in de wet. Hoewel de ontwerpruimte formeel een andere status heeft dan studielasturen, lijkt het aannemelijk dat de verdeling van studielasturen in de praktijk de verdeling van de ontwerpruimte zal volgen. Kan de Staatssecretaris dit bevestigen?
Daarnaast is het de leden van de PVV-fractie opgevallen dat de ontwerpruimte voor kernprofielvakken in vergelijking met de huidige situatie een afname vertoont: voor havo met 2,5 procentpunt en voor vwo met 1,0 procentpunt. Daartegenover staat dat de ontwerpruimte voor maatschappijleer toeneemt, met 3,25 procentpunt voor havo en 2,5 procentpunt voor vwo. Deze leden ontvangen graag een toelichting op de achtergrond en de gewenste effecten van deze verschuivingen.
Wanneer burgerschapsvaardigheden (deels) binnen een door leerlingen gekozen profielvak worden aangeboden, lijkt het aannemelijk dat leerlingen gemotiveerder zijn om de betreffende vaardigheden te leren. Bovendien leren zij deze vaardigheden dan toe te passen in een voor hen relevante context, namelijk in de richting waarin zij waarschijnlijk een vervolgopleiding zullen kiezen en later werkzaam zullen zijn. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat deze benadering een positief effect kan hebben op de motivatie en de relevantie voor scholieren?
In het verlengde daarvan stellen de leden van de PVV-fractie de vraag of het mogelijk is om een deel van de ontwerpruimte voor maatschappijleer aan te passen. Voor het vwo zou de ontwerpruimte voor maatschappijleer bijvoorbeeld met slechts 1,5 procentpunt kunnen toenemen ten opzichte van de huidige situatie, in plaats van de voorgestelde 2,5 procentpunt, waardoor de resterende 1,0 procentpunt behouden blijft voor de kernprofielvakken. Voor het havo zou deze verhoging beperkt kunnen blijven tot 0,75 procentpunt, met de resterende 2,5 procentpunt eveneens toegewezen aan de kernprofielvakken. Hiermee blijven de kernprofielvakken op het huidige niveau. Kan de Staatssecretaris deze mogelijkheid overwegen?
De leden van de PVV-fractie vragen tevens om opheldering over de opdracht die het ministerie aan de vakvernieuwingscommissies heeft verstrekt. Begrijpen deze leden het goed dat deze commissies gevraagd is om twee versies van de conceptexamenprogramma’s op te stellen: één versie die qua omvang binnen de nieuwe ontwerpruimte past en een tweede versie die binnen de huidige (grotere) omvang blijft? Dit zou namelijk duidelijk maken welke delen van de vakinhoud moeten verdwijnen, als de nieuwe ontwerpruimte rechtstreeks vertaald wordt naar studielasturen.
Uit onderzoek blijkt dat vaardigheden effectiever onderwezen kunnen worden binnen de context van vakinhoud. De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris om te bevestigen dat dit principe meegenomen wordt in de toewijzing van de eindtermen voor burgerschap. Dit kan namelijk betekenen dat bepaalde burgerschapsvaardigheden ondergebracht kunnen worden binnen (kern)profielvakken, zodat leerlingen deze vaardigheden leren binnen de vakinhoud van het profiel dat zij zelf hebben gekozen. Hiermee zou gewaarborgd worden dat alle leerlingen voldoen aan de burgerschapseindtermen, terwijl deze vaardigheden op een voor hen relevante manier worden onderwezen.
De leden van de PVV-fractie danken de Staatssecretaris bij voorbaat voor de verduidelijking op deze punten.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van de onderhavige brief. Enerzijds zien deze leden met instemming dat de conceptkerndoelen voor Nederlands en rekenen-wiskunde zijn aangescherpt, maar anderzijds zijn zij ongelukkig met de keuze van de Staatssecretaris om de nu opgeleverde kerndoelen opnieuw te redigeren met een jaar vertraging als gevolg, zodat de nieuwe kerndoelen voor taal en rekenen pas vanaf 1 augustus 2027 wettelijk kunnen worden vastgesteld. Het argument dat de leerstof van de conceptkerndoelen overladen zou zijn, overtuigt de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie niet. Voor deze leden hangt overladenheid in de leerstof niet zomaar af van een optelling van het aantal kerndoelen, maar vooral van de manier waarop men deze gestalte geeft. Deelt de Staatssecretaris deze visie?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hechten aan onderwijs dat bijdraagt aan kansengelijkheid en dat zó fungeert als een emancipatiemotor: dat onderwijs het mogelijk maakt dat kinderen het verder schoppen dan hun ouders. Tegelijkertijd zien deze leden met lede ogen dat ons onderwijs lang niet altijd meer zo werkt. Zij waarderen het concept van kerndoelen, omdat deze helder maken waartoe ons onderwijs de leerlingen moet kwalificeren, maar het doel kwalificatie valt niet te isoleren van de doelen persoonsvorming en socialisatie. Persoonsvorming en socialisatie vormen in de samenleving van een school tevens een voorwaarde voor de kwalificatie. Dit is ook de strekking van het proefschrift1 dat onlangs werd verdedigd aan de Vrije Universiteit: kinderen uit gezinnen met een lage sociaaleconomische status hebben het moeilijker dan hun klasgenoten. Zij hebben vaker moeite met relaties met leeftijdsgenoten en hebben vaker te maken met pestgedrag. Je kunt niet leren als de basis er niet is. Kinderen moeten zich dus op sociaal-emotioneel gebied ontwikkelen, goed met vrienden kunnen omgaan, zich fijn voelen in de nabijheid van hun klasgenoten. Dit vormen basisbeginselen waarop ze verder kunnen bouwen. Een krampachtige focus op basisvaardigheden die leidt tot verwaarlozing van persoonsvorming en socialisatie, vergroot dus juist de kansenongelijkheid. Deelt de Staatssecretaris deze analyse? Hoe beziet de Staatssecretaris in dit licht haar beslissing om de bestaande kerndoelen, die hebben geleid tot arme en saaie lesmethoden van trucjes en ezelsbruggetjes nog een jaar langer te handhaven?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren met de Nederlandse Vereniging van Wiskundeleraren dat nieuwe kerndoelen voor rekenen-wiskunde een heldere focus bieden en goed aansluiten bij de onderwijsbehoeften van deze tijd. Zij vrezen echter dat nu het adagium «minder kerndoelen» voortkomt uit onbekendheid met de term «kerndoel». Beseft de Staatssecretaris dat kerndoelen een globale beschrijving geven van belangrijke onderwijsinhouden en dit echt iets anders is dan het Kerndoel van het onderwijs?
Scholen hebben terecht in de uitvoering van de kerndoelen veel vrijheid, maar daarin schuilt ook het gevaar dat ze de leerlingen overvragen. Is de Staatssecretaris voornemens om straks te monitoren hoe de vernieuwde kerndoelen bijdragen aan vermindering van de werkdruk voor leerlingen?
Voor het voortgezet onderwijs maken de kerndoelen geen expliciet onderscheid tussen praktijkonderwijs, vmbo, havo en vwo. Bij leraren leidt dit tot onzekerheid, omdat zij behoefte hebben aan duidelijkheid over de doelen die specifiek voor hun leerlingen gelden. Is de Staatssecretaris bereid om de differentiatie in niveau helder vast te leggen? Of wil zij dit overlaten aan de educatieve uitgevers? Dit laatste zou niet de voorkeur hebben van deze, want zij zien liever dat scholen de regie kunnen behouden over het eigen onderwijsaanbod.
De onderwijswetgeving hanteert zowel kerndoelen als referentieniveaus. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zien dit als een bron van onduidelijkheid en administratieve complexiteit. Zou de Staatssecretaris het niet voor scholen en leraren eenvoudiger kunnen maken als er één duidelijke set zou komen zonder dubbelingen of tegenstrijdigheden?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie signaleren ook dat de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (hierna: IVN) dringend aanbeveelt om de nieuwe conceptkerndoelen voor Nederlands ongewijzigd over te nemen en dat het uitstel de verbetering van het leesonderwijs nodeloos vertraagt. Neerlandici maken een vergelijking tussen de beoordeling van onderwijs op de opsomming van kerndoelen met de keuring van soep op basis van de ingrediëntenlijst, zònder het recept te hebben gelezen, laat staan het gerecht te proeven. Deze leden wijzen erop dat het niet gaat om een lijst losstaande doelen, maar om de blend die deze samen vormen en zien het als de kracht van de nieuwe kerndoelen dat communicatie, taal en literatuur in het onderwijs met elkaar worden verbonden, zodat de inhoud er weer toe doet. Zij verkiezen een geïntegreerde aanpak: onderzoek heeft immers uitgewezen dat je vaardigheden beter kunt onderwijzen als je ze combineert met nadenken, het verwerven van diepere inzichten en zinvolle toepassingen. Dit betekent dat leerlingen telkens meerdere kerndoelen tegelijk aanpakken. Hoe reflecteert de Staatssecretaris op deze vergelijking met de soepkeuring en de overwegingen die door neerlandici hierbij naar voren worden gebracht?
Schrappen van kerndoelen zal volgens de IVN de verbetering van de taalvaardigheid van leerlingen bedreigen, hun kansenongelijkheid vergroten en hun motivatie voor lezen verder doen afnemen. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie geloven ook niet dat de gedachte van de Staatssecretaris dat scholen ook al eerder aan de slag mogen met de nieuwe kerndoelen enig soelaas biedt, want zolang er nog wordt geschrapt in de kerndoelen zullen educatieve uitgevers minder haast maken met het publiceren van nieuwe schoolboeken en wordt het voor leraren moeilijk om met de nieuwe kerndoelen aan de slag te gaan. Hoe weegt de Staatssecretaris deze nadelen?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de concepteindtermen voor havo en vwo zijn gebonden aan een ontwerpruimte per vak. Pas in 2026 wil de Staatssecretaris met een studielasturentabel komen. Deze leden zouden het wenselijk vinden dat dit eerder gebeurt, want pas dan kunnen scholen een goede vergelijking maken tussen de oude en de nieuwe situatie per vak. Is de Staatssecretaris daartoe bereid?
De leden van de GroenLinks-PvdA- fractie constateren dat SLO2 de eerste conceptexamenprogramma’s heeft opgeleverd voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs, voor de schoolvakken Nederlands, wiskunde havo-vwo, moderne vreemde talen, maatschappijleer, klassieke talen en Fries, maar dat de conceptexamenprogramma’s voor de natuurwetenschappelijke vakken pas begin 2025 worden verwacht. Nu worden de conceptexamenprogramma’s sterk bepaald door de omvang (ontwerpruimte) die vakken hebben toegewezen gekregen. Daarom hebben deze leden een aantal vragen over de ontwerpruimte die is toegewezen aan profielvakken en aan de vaardigheden burgerschap en digitale geletterdheid. Klopt het beeld dat ervan uitgegaan kan worden dat de verdeling van de studielasturen in principe conform zal zijn aan de verdeling van de ontwerpruimte, ook al is ontwerpruimte formeel iets anders dan de studielasturen? Klopt het beeld dat de manier waarop ruimte voor vaardigheden burgerschap en digitale geletterdheid is toegewezen aan de vakken als volgt is verlopen: een eerste oormerking van de ontwerpruimte voor burgerschap en digitale geletterdheid die plaatsvond in 2021 in het SLO Basismodel, waarna het advies van de Wetenschappelijke Curriculumcommissie volgde om deze inhouden te integreren in bestaande relevante vakken3, maar vervolgens een besluit van SLO en OCW viel in het SLO Kader4 – zonder raadpleging van politiek of onderwijsveld – om deze ontwerpruimte grotendeels toe te wijzen aan maatschappijleer, Nederlands en wiskunde? Klopt het beeld dat de ontwerpruimte voor de kernprofielvakken nu is afgenomen ten opzichte van de huidige situatie met 2,5 procentpunt op havo en 1,0 procentpunt op vwo maar dat de ontwerpruimte voor maatschappijleer is toegenomen ten opzichte van de huidige situatie met 3.25 procentpunt op havo en 2.5 procentpunt op vwo? De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat artikel 2.21 van de Wet op het Voortgezet Onderwijs bepaalt dat de verdeling van de studielasturen bij algemene maatregel van bestuur moet worden vastgelegd en dat uit de algemene maatregel van bestuur die nu van kracht is, volgt dat de kernprofielvakken bewust een groter aantal studielasturen hebben dan de overige profielvakken. Hoe verhoudt de ontwerpruimteverdeling over de verschillende vakken, zoals die de Staatssecretaris voor ogen staat, zich tot wat dit in de wet is vastgelegd?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie menen dat het succes van de curriculumvernieuwing sterk afhankelijk is van de mate waarin onderwijzend personeel in staat wordt gesteld om zich tijdig de leerstof en de bijpassende didactiek eigen te maken. Deelt de Staatssecretaris deze mening? De Nederlandse Vereniging voor de Ontwikkeling van Reken-WiskundeOnderwijs (NVORWO) noemt het van groot belang dat vakdidactisch onderzoek plaatsvindt naar rekenen-wiskunde in Nederland, waarbij wetenschap en praktijk elkaar ontmoeten en samen optrekken. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de onderzoeksagenda die de NVORWO heeft laten opstellen5, waarin een mogelijke inrichting van het reken-wiskundeonderwijs in de basisschool die past bij door de overheid gestelde doelen voor rekenen-wiskunde een belangrijk onderzoeksthema vormt? Hoe gaat de Staatssecretaris hiermee aan de slag?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie danken de Staatssecretaris voor het toesturen van de brief omtrent de aangescherpte conceptkerndoelen Nederlands, rekenen-wiskunde en eerste conceptexamenprogramma’s en hebben daar de volgende vragen over.
De leden van de VVD-fractie lezen dat de definitie van een kerndoel in de praktijk per leergebied zal verschillen en dat het bij mens & maatschappij erg vaag kan zijn. De leden vragen wat de gevolgen hiervan in de praktijk kunnen zijn.
De leden van de VVD-fractie vragen eveneens, nu de kerndoelen worden herzien, of ook de referentiekaders worden aangepast.
De leden van de VVD-fractie lezen dat scholen zelf al aan de gang kunnen met de herziene kerndoelen. Deze leden vragen hoe zich dat uit in de praktijk aangezien veel scholen met lesmethodes werken.
Tot slot lezen de leden van de VVD-fractie dat de conceptdoelen volgens leraren en schoolleiders leiden tot meer focus. Deze leden vragen met welke afvaardiging van leraren en schoolleiders is gesproken en hoe dit was georganiseerd.
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben kennisgenomen van de aangescherpte conceptkerndoelen Nederlands, rekenen-wiskunde en eerste conceptexamenprogramma’s. Deze leden hebben hierover de volgende vragen.
De leden van de NSC-fractie vinden het belangrijk dat de nadruk wordt gelegd op het tegengaan van overladenheid van het curriculum en concretisering van de kerndoelen. Lezen, schrijven en rekenen staan hierbij centraal, zoals in de brief beschreven staat. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe dit zich verhoudt tot de kerndoelen voor burgerschap en digitale geletterdheid? Is de Staatssecretaris nog steeds van mening dat deze genoemde leergebieden onder de basisvaardigheden vallen? Kan de Staatssecretaris toelichten wat het betekent voor verdere uitwerking, tempo en uitvoering als burgerschap en digitale geletterdheid al dan niet worden gezien als basisvaardigheden?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met grote teleurstelling kennisgenomen van het uitstel van de curriculumherziening door het kabinet. vinden het absoluut onverantwoord om, terwijl de onderwijssector na een tien jaar durend proces op één lijn zit en het kabinet forse bezuinigingen doorvoert op het onderwijs, het verbeteren van de onderwijskwaliteit nog verder uit te stellen.
Uitstel
De leden van de D66-fractie merken op dat het hier louter gaat om een cosmetische ingreep om onenigheid in het kabinet te bezweren, ondanks stellige beweringen van de Staatssecretaris dat er een inhoudelijke weging plaatsvindt. In de beslisnota lezen deze leden dat er nieuwe, meer abstracte, kopdoelen worden geformuleerd om het aantal kerndoelen zogenaamd terug te brengen. De huidige kerndoelen worden daarmee zogenaamde «subdoelen». Daarmee gaat de Staatssecretaris rechtstreeks in tegen de wens van leraren, scholen en de Kamer om concretere kerndoelen te bewerkstelligen. De leden vragen daarom wat in het vervolg leidend gaat zijn voor leraren in de praktijk: de kopdoelen of de subdoelen. Waarom creëert de Staatssecretaris deze onduidelijkheid?
Bovendien vragen de leden van de D66-fractie in hoeverre het zin heeft om de curriculumherziening een jaar uit te stellen als dat vervolgens resulteert in een andere indeling van kopjes, als leraren vervolgens toch uitvoering moeten geven aan de subdoelen en niet aan de kopdoelen. Deze leden lezen in de beslisnota namelijk dat de subdoelen, die logisch geordend zouden moeten worden onder kopdoelen, alsnog onderdeel blijven van de wettelijke opdracht aan scholen. Wat levert deze exercitie van herschikkingen per saldo op? Daarbij vragen deze leden specifiek of de Staatssecretaris kan ingaan en kan reflecteren op haar eerdere uitspraken, zoals in de voortgangsbrieven voor het masterplan basisvaardigheden, waarin zij telkens spreekt over «glasheldere doelen». In de beslisnota bij de brief van 11 oktober 20246 lezen de leden van de D66-fractie op pagina 2 dat de nieuw te formuleren kerndoelen abstracter worden dan de huidige kerndoelen en dat dat niet in lijn is met eerdere toezeggingen aan de Kamer, het onderwijsveld en adviezen van de Onderwijsraad. Kan de Staatssecretaris uitleggen hoe deze ambtelijke waarschuwing voor abstractere doelen zich verhoudt tot de reeds genoemde «glasheldere doelen»? Kan de Staatssecretaris daarnaast deze toezeggingen aan de Kamer op een rij zetten en per toezegging toelichten hoe de Staatssecretaris hier afwijkt?
De leden van de D66-fractie lezen daarnaast in de beslisnota dat de ervaring van leraren zal zijn dat de definitie van een kerndoel in de praktijk per leergebied zal verschillen en dat deze bij taal redelijk concreet is maar bij mens & maatschappij erg vaag is. Hoe reflecteert de Staatssecretaris daarop in het licht van haar eerdere uitspraken over «glasheldere doelen»?
De leden van de D66-fractie vragen bovendien hoe de Staatssecretaris inmiddels reflecteert op haar eigen uitspraken in de voortgangsbrief van mei 2024, waarin zij stelt dat het belangrijk is om «koers te houden», dat het «ontwikkelproces volledig [is] afgerond» en er in principe geen aanpassingen meer worden gedaan, en dat we al lang genoeg wachten op concrete kerndoelen.
Het valt deze leden daarnaast op dat de Staatssecretaris van de twee varianten in de reeds genoemde beslisnota, de variant kiest die het meeste tijd kost. Hoe reflecteert zij daarop in het licht van haar eerdere uitspraken over het belang van koers houden en dat we al te lang wachten op nieuwe kerndoelen?
De leden van de D66-fractie vragen daarnaast of de Staatssecretaris helder kan omschrijven wanneer er volgens de Staatssecretaris is voldaan aan «fors minder» kerndoelen. Hoeveel kerndoelen moeten er minder en wanneer is het precies voldoende? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat, zoals het er nu voor staat, zij niet akkoord gaat met enkel een herschikking van kop- en subdoelen waarbij er meer kopdoelen komen voor taal en rekenen?
De leden van de D66-fractie maken zich grote zorgen over het verloop van het proces. De huidige conceptkerndoelen zijn uitvoerig getest in de praktijk. Deze leden vragen of uit deze praktijktoets overtuigend is gebleken dat de huidige conceptkerndoelen te veel zijn. Daarnaast vragen zij of de vagere kopdoelen en subdoelen, zoals de Staatssecretaris dat nu voor ogen heeft, ook in de praktijk getest worden op duidelijkheid en concreetheid. In algemenere zin vragen de leden van de D66-fractie wat er in de werkopdracht aan SLO staat (of komt te staan), welk tijdspad daarin wordt aangehouden en of deze werkopdracht zo snel mogelijk gedeeld kan worden met de Kamer.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Staatssecretaris in de beslisnota pleit voor een grootschalige communicatiecampagne, onder andere via een sticky note met de tekst «DUS communicatie campagne!» op pagina 4 van de beslisnota7, om de door haarzelf gecreëerde onduidelijkheid recht proberen te zetten. Deze leden vragen expliciet of de Staatssecretaris afzonderlijk kan beantwoorden hoeveel geld dit gaat kosten, waar deze middelen vandaan komen, waar het ten koste van gaat, hoeveel uren van ambtenaren of externe organisaties hierin gaat zitten en of de Staatssecretaris vindt dat ze het juiste aan het doen is door zelf vaagheid en onduidelijkheid te creëren wat vervolgens rechtgezet moet worden via een communicatiecampagne. Daarnaast vragen zij hoe het voornemen van het kabinet voor een communicatiecampagne wegens deze zelfgecreëerde onduidelijkheid, zich verhoudt tot de ambitie van ditzelfde kabinet om minder te doen aan externe inhuur en te komen tot een vermindering van ambtenaren. Vindt de Staatssecretaris dit niet ook onnodige werkverschaffing, waarvoor ambtenaren hun tijd beter kunnen gebruiken?
Ontwerpruimte en SLU8
De leden van de D66-fractie ervaren veel onduidelijkheid rond de ontwerpruimte en de studielasturen. Er gaan verschillende tabellen en aannames rond, zoals een artikel van het Onderwijsblad van de AOb9 van 28 maart 2024 waarin een berekening is gemaakt. Deze leden vragen of de Staatssecretaris een tabel voor alle vakken/vakgebieden kan geven met de toe- en afname in uren en percentages ten opzichte van de huidige ontwerpruimte en of zij kan bevestigen dat deze berekening van de AOb klopt. Daarnaast vragen zij om een tabel met de wijziging in studielasturen, met een overzicht in toe- en afname in uren en percentages ten opzichte van de huidige studielasturentabel.
Daarnaast merken de leden van de D66-fractie op dat er in de werkopdracht aan SLO 5% extra ontwerpruimte voor havo/vwo wordt gereserveerd voor burgerschap en digitale geletterdheid. Deze leden vragen waar deze extra ontwerpruimte nu precies voor gebruikt wordt.
Tot slot vragen de leden hoe de Staatssecretaris gaat borgen dat burgerschap niet als apart vak wordt ingericht in de praktijk.
Nil Horoz: Towards a more holistic understanding of inequalities in childhood: A multi-context approach to parental education and child development (Vrije Universiteit Amsterdam 2024; https://research.vu.nl/ws/portalfiles/portal/357645856/pdf+with+acknowledgementsredacted+-+66e41d6a60b15.pdf).
Wetenschappelijke Curriculumcommissie: Examenprogramma’s in perspectief (juni, 2021), blz. 28.
Op weg naar NVORWO onderzoeksagenda (https://www.volgens-bartjens.nl/art/50-6177_Op-weg-naar-NVORWO-onderzoeksagenda).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2024D42384.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.