2024D39308 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 17 oktober 2024 enkele vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Financiën voorgelegd over de op 12 juni 2024 toegezonden brief inzake het Advies kwartiermaker Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden

De voorzitter van de commissie,

Nijhof-Leeuw

Adjunct-griffier van de commissie,

Lips

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Advies kwartiermaker Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden». Deze leden zijn voorstander van een meer dekkend aanbod ten aanzien van laagdrempelige fiscale dienstverlening. De brief van het kabinet roept echter veel vragen op.

Deze leden lezen in de brief dat de Belangenbehartiger een tweedelijns organisatie wordt bij wie casuïstiek wordt aangedragen door maatschappelijke partners en de uitvoering. Kunnen de Staatssecretarissen dit nader toelichten en aan de hand van voorbeelden expliciteren? Delen de bewindslieden het beeld dat de drempel voor uitvoeringsdiensten om casussen aan te dragen hoger ligt dan bij maatschappelijke organisaties? Waarom is dit zo naar de mening van de Staatssecretarissen? Hoe reflecteren de Staatssecretarissen in dat kader op het belang van duidelijke werkinstructies voor wanneer een casus moet worden doorgezet naar de Belangenbehartiger? In hoeverre en onder welke voorwaarden worden de uitvoeringsdiensten verplicht een casus door te verwijzen naar de Belangenbehartiger?

Wanneer het gaat om doorverwijzing door maatschappelijke partners hebben deze leden ook enkele vragen. Zouden de Staatssecretarissen deze maatschappelijke partners kunnen specificeren? Kunnen de Staatssecretarissen een overzicht geven van de bestaande netwerken en samenwerkingsverbanden waarbij deze organisaties al zijn aangesloten? Kunnen de Staatssecretarissen aangeven welke groep mensen op dit moment moeite heeft om deze organisaties te bereiken en hoe dit zich verhoudt tot de groep voor wie juist de Belangenbehartiger is bedoeld?

In hoeverre vinden de Staatssecretarissen het wenselijk dat er opslag komt voor fiscale zaken in de sociale advocatuur?

Onlangs heeft de Kamer de petitie «Routekaart fiscale rechtshulp» van de Bond voor Belastingbetalers ontvangen. Hierin komt naar voren dat de laagdrempelige fiscale rechtshulp in Nederland geografisch en inhoudelijk een lappendeken is. Hoe kijken de Staatssecretarissen naar dit probleem?

Delen de Staatssecretarissen de zorg van deze leden dat op dit moment eerstelijns fiscale rechtshulp in Nederland onvoldoende verspreid is en er geen gelijke kansen zijn op toegang tot hulp? Vinden de Staatssecretarissen dit aanbod voldoende? Denken de Staatssecretarissen dat dit aanbod voorziet dat individuele casussen uit heel het land de Belangenbehartiger bereiken? Zo nee, hoe gaat dit aanbod verbeterd worden?

Zien de Staatssecretarissen ook het risico dat door gebruik te maken van maatschappelijke partners voor doorverwijzingen de ongelijke verhouding in toegang tot hulp zich door zal zetten tot een ongelijke toegang tot de Belangenbehartiger? Wat gaan de Staatssecretarissen doen om te verzekeren dat alle Nederlanders gelijke toegang hebben tot de Belangenbehartiger?

In dat kader zijn deze leden ook benieuwd of en op welke manier burgers zelf contact kunnen opnemen met de Belangenbehartiger.

De leden van de GroenLinks-PvdA fractie hebben daarnaast vragen over de voorgestelde casusbehandeling die zou bestaan uit een triage waarin wordt gekeken of alle bestaande kanalen en instrumenten al zijn ingezet en of de casus in aanmerking komt voor behandeling door de Belangenbehartiger. Denken de Staatssecretarissen dat het nu duidelijk en overzichtelijk is welke bestaande kanalen en instrumenten er al zijn en bij welke instantie burgers terecht kunnen? Zo ja, kunnen de Staatssecretarissen dit overzicht geven? Zo nee, wat gaan de Staatssecretarissen doen om dit wel overzichtelijk te krijgen?

Deze leden lezen in het advies van het kabinet dat voorop moet blijven staan dat het voor mensen duidelijk blijft wanneer en waar zij terecht kunnen voor hulp. Vinden de Staatssecretarissen dat dit op dit moment duidelijk is? Zo ja, waar kan een burger deze informatie overzichtelijk vinden? Zo nee, wat zijn de Staatssecretarissen voornemens hieraan te doen? Hoe zijn de Staatssecretarissen van plan ervoor te zorgen dat alle hulpzoekenden afweten van het bestaan van de Belangenbehartiger?

Deze leden begrijpen de zorg die wordt uitgesproken over de dubbeling van hulp en bevoegdheden. Kunnen de Staatssecretarissen de verhouding tussen de door de Belangenbehartiger te bieden rechtshulp en de hulp die wordt geboden door de uitvoeringsdiensten, de eerstelijnshulp, de Inspectie Belastingen Toeslagen en Douane (IBTD) en de Nationale ombudsman schetsen? Kunnen de Staatssecretarissen een overzicht maken van de bevoegdheden van deze organisaties met betrekking tot fiscale rechtshulp?

Deze leden zijn daarnaast benieuwd hoe het kabinet reflecteert op de verhouding tussen individuele casusbehandeling door de Belangenbehartiger en de bestaande rechtsmiddelen, zoals verzoeken om ambtshalve vermindering, bezwaar en beroep. Welke rol is hierbij voor de Belangenbehartiger weggelegd?

De kwartiermarker adviseert in het kader van de signaleringsfunctie voor de Belangenbehartiger dat zij twee keer per jaar signalen die zijn opgekomen in de casusbehandeling rapporteert aan de Kamer, constateren deze leden. Kunnen de Staatssecretarissen beargumenteren waarom toch hun advies is om gebruik te laten maken van de reguliere rapportages van de uitvoeringsdiensten?

Deze leden zijn voorts benieuwd naar de beoogde doorzettingsmacht. De Staatssecretarissen vinden het niet voor de hand liggen om individuele casussen door te zetten naar bewindspersonen of de Kamer. Kunnen de Staatssecretarissen uitleggen hoe het kabinet dan de doorzettingsmacht wel concreet wil invullen? Zouden de Staatssecretarissen daarbij kunnen schetsen hoe de Staatssecretarissen de doorzettingslijn voor zich zien en vooral waar deze eindigt? Kunnen de Staatssecretarissen hierbij duidelijk aangegeven welke bevoegdheden de Belangenbehartiger krijgt om een casus te escaleren indien nodig? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de communicatie tussen de Belangenbehartiger en uitvoeringsorganisaties goed loopt?

Deze leden lezen in de brief dat de kwartiermaker ongeclausuleerde en directe toegang tot de gegevens van de uitvoeringsdiensten als randvoorwaardelijk acht voor de Belangenbehartiger om goed uitvoering te kunnen geven aan zijn taak. De Staatssecretarissen bevestigen echter alleen dat het van belang is dat de belangenbehartiger relevante informatie heeft. Deze leden vragen dan ook wie uiteindelijk bepaalt wat in een geval dan de relevante informatie is. Deze leden zijn benieuwd of alleen het gegeven argument over privacy maakt dat er geen gehoor wordt gegeven aan het advies van de kwartiermaker om ongeclausuleerde en directe toegang te verlenen? Zo ja, in hoeverre speelt de positionering van de Belangenbehartiger daarin een rol?

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretarissen van 12 juni 2024. Over deze brief hebben deze leden diverse vragen en opmerkingen.

Zo vragen de leden van de NSC-fractie wanneer de inrichtingsfase voor de organisatie van de Belangenbehartiger is afgerond. Uit de brief blijkt namelijk dat het de bedoeling is dat de belangenbehartiger eind 2024 formeel start.

Blijkens de brief is voorts de regiefunctie een bevoegdheid die noodzakelijk is voor het werk van de Belangenbehartiger. De leden van de NSC-fractie vragen of kan worden aangegeven hoe deze regiefunctie is vormgegeven.

Daarnaast vragen de leden van de NSC-fractie of de Belangenbehartiger zaken zelf kan behandelen/afhandelen of dat het enkel blijft bij een aanbeveling die kan worden overgenomen door uitvoeringsorganisaties.

In het verlengde hiervan vragen de leden van de NSC-fractie of de aanbevelingen worden voorgelegd aan de individuele belastingplichtige alvorens het wordt gedeeld met de uitvoeringsorganisaties. Het kan namelijk zo zijn dat de aanbeveling inhoudelijk verschilt van het standpunt van de belastingplichtige. Daaropvolgend vragen de leden van de NSC-fractie welke rechtsmiddelen openstaan voor de belastingplichtige die het niet eens is met de aanbeveling van, of de afhandeling door de Belangenbehartiger?

Het valt de leden van de NSC-fractie voorts op dat de juridische grondslag en reikwijdte voor de individuele casusbehandeling nog niet was onderzocht. Kunnen de Staatssecretarissen nader toelichten hoe deze casusbehandeling wordt ingebed in (huidige) wetgeving?

Verder zijn de leden van de NSC-fractie benieuwd naar de verhouding tussen deze manier van casusbehandeling en de al bestaande rechtsmiddelen waarvan het belastingplichtige gebruik kan maken. Hoe interacteert deze manier van casusbehandeling met deze bestaande rechtsmiddelen?

Kunnen de Staatssecretarissen nader toelichten hoe en waar de Belangenbehartiger wordt gepositioneerd? In de brief wordt gesproken over een hybride positionering waarbij de organisatie enerzijds binnen het Ministerie van Financiën wordt geplaatst en anderzijds werkplekken binnen de uitvoeringsdiensten heeft.

Voorts zijn de leden van de NSC-fractie benieuwd naar de verhouding met andere organisaties. Is er een samenloop of overlap met de IBTD? En met de Nationale ombudsman? In hoeverre verrichten zij dezelfde werkzaamheden?

Deze leden horen graag welke afstemming en protocollen er zijn tussen deze instellingen en ontvangen die graag. Ook ontvangen deze leden graag de communicatie richting de burger, die een keuze moet maken of hij zich wendt tot de belangenbehartiger, de inspectie of de Ombudsman.

De leden van de NSC-fractie vragen hoe de doorzettingsmacht van de Belangenbehartiger eruit gaat zien. Klopt het dat hij/zij zaken kan aanbrengen bij de DG’s? Nemen deze DG’s dan een beluit, of escaleren zij naar de SG of de Staatssecretaris, dan wel leggen het besluit weer terug naar hun ondergeschikten? Krijgt de Kamer inzicht in alle casussen die de belangenbehartiger aanbrengt bij ten minste de DG, eventueel op (deels) vertrouwelijke basis? Daar zouden de leden van de NSC-fractie wel voorstander van zijn. Op welk moment kan de belangenbehartiger de mogelijkheid krijgen om de openbaarheid te zoeken en is dat ook geborgd?

Ten slotte hebben de leden van de NSC-fractie nog een aantal vragen van organisatorische aard, namelijk: Over hoeveel fte gaat de Belangenbehartiger beschikken? Vanaf welk moment zal deze personeelsformatie beschikbaar zijn? Hoeveel procent van zijn/haar tijd gaat de Belangenbehartiger naar verwachting besteden aan Toeslagen, Douane en de Belastingdienst?

Deze leden horen ook graag hoe de positie van de belangenbehartiger en de mensen die daar werken beschermd is tegen beïnvloeding van het ministerie of de Belastingdienst. Het moet in de ogen van deze leden namelijk te allen tijde voorkomen worden dat deze druk voelt om zaken wel of niet te doen vanwege arbeidsrechtelijke gevolgen. Dus hoe verloopt de benoeming en wat zijn de limitatieve gronden voor ontslag voor de Belangenbehartiger en de medewerkers? Op welke manier is hun arbeidsrechtelijke onafhankelijkheid geborgd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief «Advies kwartiermaker Belangenbehartiger voor Belastingplichtigen en Toeslaggerechtigden». Deze leden hebben hierover meerdere vragen.

De leden van de VVD-fractie willen allereerst voorkomen dat mensen en bedrijven door de bomen het bos niet meer zien. Er zijn veel verschillende organisaties die een rol hebben in de fiscale rechtshulp, van Juridisch Loket en (sociale) advocatuur tot en met intern bij de Belastingdienst zelf via de belastingtelefoon en verschillende balies en steunpunten.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het belang van een onafhankelijke Belangenbehartiger, maar vragen tegelijkertijd om een duidelijk overzicht van organisaties en plekken waar mensen en bedrijven terecht kunnen met verscheidene fiscale problematiek. Hoe wordt daarnaast geborgd dat taken als het rechtwaardig helpen van mensen en het doorzetten van signalen naar bewindspersonen en de Kamer ook binnen de diensten zelf verder worden opgepakt? In hoeverre vult de Belangenbehartiger hiaten in die niet door andere organisaties opgepakt worden of zouden moeten worden? Zo zien de leden een zekere overlap met bijvoorbeeld de IBTD. Wat als meldingen signalen worden? Of als signalen meldingen blijken te zijn? Hoe wordt voorkomen dat er «dubbel werk» wordt gedaan door zowel de Belangenbehartiger alsook de IBTD? Met andere woorden, hoe kunnen de Belangenbehartiger en de IBTD elkaar versterken en complementair zijn aan elkaar?

De leden van de VVD-fractie lezen op het punt van samen werken aan financieel gezonde huishoudens dat de Belangenbehartiger vanuit de eigen positie een steentje kan bijdragen en een stukje kan proberen te worden van de oplossing. Kan er een schatting worden gegeven van hoeveel casussen baat hebben bij de Belangenbehartiger? Wat moet er gebeuren als het aantal casussen oploopt? Is er nagedacht over vervolgstappen om lange wachttijden te voorkomen? Hoe wordt ervoor gezorgd dat de verwachtingen kunnen worden waargemaakt?

De leden van de VVD-fractie lezen dat het behandelen van casuïstiek de primaire taak van de Belangenbehartiger wordt waarvan ten eerste het oplossen van buikpijn dossiers en ten tweede het ophalen van signalen is. Hoeveel tijd is er gewoonlijk nodig voor het behandelen van casuïstiek? En wat is de verdeling van tijd in het oplossen van buikpijndossiers en het ophalen van signalen? Wat wordt er precies bedoeld met doorzettingsmacht en hoe wordt dit in de praktijk vormgegeven? Vraag dit om aanpassing van structuren en/of regels? Of vindt «escalatie» plaats middels rapportages? Hoe wordt de Kamer hierover geïnformeerd?

De leden van de VVD-fractie onderschrijven het standpunt van het kabinet dat het beoordelen van individuele casuïstiek niet thuishoort in de Kamer. Tegelijkertijd zijn deze leden wel van mening dat rapportage over voorkomende hardheden in beleid of over wetgeving die niet uitpakt zoals bedoeld of wenselijk is, ook als dit kleinere aantallen burgers en bedrijven raakt, belangrijk is. Op welke manier wordt dit geborgd?

De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van het punt van bondgenoot van burger, bedrijf, helper en uitvoerder dat op basis van het onderzoek de twee eerst geschetste opties het meest voor de hand liggen. Welke voor – en nadelen heeft de optie «Onafhankelijk binnen het Ministerie van Financiën»? Welke voor- en nadelen heeft de optie «Binnen de Diensten»?

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie waarderen het advies van de kwartiermaker Belangenbehartiger en erkennen de noodzaak van een onafhankelijk instituut dat burgers en toeslaggerechtigden bijstaat. Dit past binnen het bredere streven van de leden van de BBB-fractie om het vertrouwen van burgers in de overheid te herstellen, zoals ook verwoord in het Hoofdlijnenakkoord van 2024–2028.

De kwartiermaker stelt in de hoofdlijnen van het advies een drietal kerntaken voor de Belangenbehartiger voor: (1) casusbehandeling om tot een rechtvaardige oplossing te komen, (2) het agenderen van systeemkritiek, en (3) het functioneren als een kritische vriend van burgers en de overheid. De leden van de BBB-fractie ondersteunen de casusbehandeling als kernfunctie, maar benadrukken dat overlap met bestaande organisaties zoals de Nationale ombudsman en de IBTD moet worden vermeden. Graag ontvangen deze leden een reactie van het kabinet op dit punt.

Voorts hebben deze leden op dit punt de volgende twee vragen aan het kabinet: Kan de Belangenbehartiger niet beter ondergebracht worden bij de IBTD, zodat de lijnen korter en de overlap kleiner is? Hoe gaat het kabinet borgen dat de Belangenbehartiger een aanvullende rol gaat spelen, gericht op het oplossen van vastgelopen dossiers op een rechtvaardige manier?

De leden van de BBB-fractie vinden dat het vertrouwen in de overheid moet worden hersteld. Dit begint met het bieden van effectieve en toegankelijke hulp aan burgers die vastlopen in complexe belasting- en toeslagdossiers. De leden van de BBB-fractie hechten belang aan een rechtvaardige, menselijke aanpak die tot concrete oplossingen leidt, zoals ook wordt nagestreefd in het Hoofdlijnenakkoord.

Hoewel de rol van de Belangenbehartiger in de ogen van deze leden belangrijk is, zijn de leden van de BBB-fractie van mening dat er geen extra bureaucratische lagen gecreëerd mogen worden. Hoe gaat het kabinet borgen dat de Belangenbehartiger geen dubbel werk doet, maar juist efficiënte oplossingen biedt die aanvullend zijn op bestaande diensten?

De leden van de BBB-fractie steunen de aanbeveling om de Belangenbehartiger toegankelijk te maken voor burgers door middel van een landelijk dekkend netwerk. Er moet in de ogen van deze leden extra aandacht zijn voor kwetsbare groepen zoals kleine ondernemers en jongeren, die vaak niet de juiste toegang hebben tot fiscale rechtshulp. Deelt het kabinet deze visie?

De leden van de BBB-fractie onderschrijven het belang van doorzettingsmacht voor de Belangenbehartiger, zoals voorgesteld door de kwartiermaker. De Belangenbehartiger moet de bevoegdheid hebben om zaken door te zetten en knelpunten direct aan de politiek voor te leggen indien nodig. Deze leden hebben echter begrepen dat het een signaalfunctie wordt en dat de daadwerkelijke beslissingsbevoegdheid niet bij de Belangenbehartiger ligt. Is dit correct? Hoe gaat dit in de uitvoering concreet worden vormgegeven?

Het Hoofdlijnenakkoord, waarin de leden van de BBB-fractie de prioriteiten (mede) heeft verwoord, benadrukt het belang van rechtszekerheid en goed bestuur. De leden van de BBB-fractie willen dat burgers die in de knel komen, niet onnodig worden blootgesteld aan lange procedures en onduidelijke loketten. De Belangenbehartiger kan hierin in de ogen van deze leden een cruciale rol spelen, mits deze effectief en zonder overlap met andere instanties opereert.

Tot slot steunen de leden van de BBB-fractie het advies van de kwartiermaker, mits er een duidelijke focus blijft op het voorkomen van dubbeling van taken en het leveren van een daadwerkelijke meerwaarde voor burgers.

Dit sluit aan bij het bredere streven van deze leden om vertrouwen in de overheid te herstellen en burgers en ondernemers te ondersteunen in complexe belasting- en toeslagkwesties.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie achten het opzetten van een effectieve belangenbehartiger voor belastingplichtigen en toeslaggerechtigden van essentieel belang om fiscale rechtsbescherming voor mensen te verbeteren. Deze belangenbehartiger moet in de ogen van deze leden als tweede paar ogen dienen, dat meekijkt en oplossingen zoekt in vastgelopen belasting- en toeslagendossiers en daarbij de menselijke maat hanteert. Deze leden zijn blij met het advies van de belangenbehartiger, dat hiervoor een goede opzet schetst. De kabinetsreactie op het advies baart deze leden op enkele punten echter zorgen, omdat daar binnen de eigen comfortzone lijkt te worden gebleven. Deze leden willen voorkomen dat de belangenbehartiger een tandeloze tijger wordt waarmee burgers en bedrijven niet geholpen zijn. Deze leden vragen de Staatssecretarissen daarom op de volgende vragen in te gaan.

Ten aanzien van directe rapportagelijnen, merken de leden van de CDA-fractie op dat de onafhankelijke Amerikaanse Taxpayer Advocate Service twee keer per jaar rapporteert aan het Congres, zonder dat dit eerst langs de overheidslijnen gaat. Of de belangenbehartiger deze bevoegdheid ook krijgt, is nog een punt van discussie, zo lezen deze leden in de brief. De inspectie ziet overlap met zijn eigen rapportagerol, maar deze leden vragen of beiden niet aan de gezamenlijke doelstelling samen kunnen werken, vanuit hun afzonderlijke rollen. Deze leden hebben meer zorgen over het kabinetsstandpunt dat de rapportage kan worden geïntegreerd in de jaarlijkse rapportages van de Belastingdienst en de Dienst Toeslagen, terwijl het juist gaat over een onafhankelijke belangenbehartiger die een eigen perspectief biedt op de uitvoering vanuit de focus op rechtsbescherming. Deze leden vragen hoe dit eigen perspectief en de onafhankelijk kan worden geborgd als de belangenbehartiger op de vaste momenten binnen het verslag van de hele dienst moet rapporteren.

De leden van de CDA-fractie vinden het jammer dat het kabinet niet de meerwaarde ziet van het voorstel van de kwartiermaker om de Belangenbehartiger aan te laten sluiten bij de directietafels van de Diensten en het Ministerie van Financiën. Terwijl het juist in die top zo belangrijk kan zijn dat de Belangenbehartiger vanuit zijn perspectief van praktische rechtsbescherming feedback geeft en reflecteert. Dat is wat deze leden betreft helemaal niet ondermijnend voor de bestaande organisatie, maar kan juist de vrijheid vergroten die mensen voelen om hun mening te geven of ideeën te delen, met een positief effect op cultuurverandering, vakmanschap en handelen naar de menselijke maat. In het bedrijfsleven wordt de «tone-at-the-top» immers als bepalend gezien voor de cultuur en het gedrag van medewerkers op de andere niveaus binnen de organisatie. Deze leden vragen de Staatssecretarissen hierop te reflecteren en te overwegen het voorstel van de kwartiermaker toch over te nemen.

De kwartiermaker ziet ongeclausuleerde toegang tot gegevens en informatie als randvoorwaarde voor het werk van de Belangenbehartiger, constateren deze leden. In de brief lezen de leden van de CDA-fractie dat daar allerlei beren op de weg worden gezien met als uitkomst dat de uitvoeringsdiensten alleen de strikt noodzakelijke informatie aan de Belangenbehartiger beschikbaar zullen stellen. Daar zit volgens deze leden een heel groot risico, want ook het bepalen welke informatie relevant is voor een casus kan subjectief zijn, of er kan iets over het hoofd zijn gezien. Om een gelijkwaardige positie te creëren voor een eerlijk oordeel moet er dus juist geen licht zitten tussen de informatie waar de diensten en de Belangenbehartiger toegang toe hebben en is de gelijke toegang essentieel. Deze leden vragen of de Staatssecretarissen bereid zijn om de Belangenbehartiger toch die gelijke informatiepositie te geven.

Ten aanzien van de doorzettingsmacht, namelijk dat de Belangenbehartiger een casus kan escaleren als hij mogelijkheden ziet om tot een oplossing te komen waar de behandelaren die niet zien adviseert de kwartiermaker om de escalatieladder tot aan de Staatssecretaris en uiteindelijk de Kamer in te richten. In de kabinetsreactie lezen deze leden dat het kabinet op de rem trapt op DG-niveau. Het zou immers niet de taak van de bewindspersoon of Kamer zijn om zich met individuele gevallen bezig te houden. De leden van de CDA-fractie zijn echter van mening dat een lange escalatieladder juist een belangrijk doel heeft, omdat dit een instrument is om echte tegenmacht te kunnen bieden. Misschien wordt het instrument wel nooit ingezet, maar het kan in de visie van deze leden wel een stok achter de deur zijn om tot oplossingen te komen voor inwoners en ondernemers en hun rechten te beschermen. Deze leden vragen ook op dit punt of de Staatssecretarissen het standpunt van het vorige kabinet willen heroverwegen.

In de brief wordt de ambitie van «rechtwaardige oplossing» beschreven zonder dat dit wordt geoperationaliseerd. De leden van de CDA-fractie zien hier juist een rol voor het Handvest voor bescherming van de rechten van belastingbetalers en toeslagontvangers, waarvoor deze leden een initiatiefnota hebben ingediend, die positief is ontvangen door het vorige kabinet. Deze leden vragen of de Staatssecretarissen de mening van de leden van de CDA-fractie delen dat invoering van een dergelijk Handvest een concreet handelingsperspectief kan bieden voor de Belangenbehartiger en de uitvoeringsdiensten bij het bereiken van een rechtwaardige oplossing. Deze leden vragen ook op welke manier de Staatssecretarissen dit Handvest kunnen betrekken in de uitwerking van de ministeriële regeling voor de oprichting van de Belangenbehartiger?

In de brief wordt aangegeven dat een casus in de meeste gevallen zal worden aangedragen vanuit de uitvoeringsdiensten of vanuit maatschappelijke partners. Als deze eerstelijnsorganisaties cruciaal zijn voor het aandragen van casussen, is het essentieel dat zij een landelijke dekking hebben. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de Staatssecretarissen aankijken tegen de enorme versnippering van fiscale rechtshulp in Nederland met een zeer gebrekkige landelijke dekking. Ook vragen deze leden of de Staatssecretarissen het met deze leden eens zijn dat de Belangenbehartiger zou kunnen bijdragen aan het versterken van dit landelijke netwerk, omdat om zijn rol effectief uit te kunnen oefenen en zaken aangedragen te kunnen krijgen, versterking van eerstelijnsorganisaties essentieel is.

Tot slot merken de leden van de CDA-fractie op dat uit recent onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) naar betere rechtshulp voor burgers blijkt dat de aanwezigheid van medewerkers van de Belastingdienst op lokaal niveau veelbelovende resultaten oplevert. In een pilot in Den Bosch waren medewerkers van de Belastingdienst aanwezig op spreekuren van sociaal raadslieden op de locatie van het team Inkomen & Juridische zaken van de gemeente Den Bosch. Uit de evaluatie blijkt dat door deze samenwerking burgers beter antwoord op hun vragen kregen en het aantal ingediende bezwaarschriften afneemt. Deze leden vragen welke vervolgstap de Staatssecretarissen verbinden aan de uitkomst van deze pilot. Deze leden vragen in hoeverre dit onderzoek een rol speelt bij de verdere vormgeving van het organisatiebesluit en de ministeriële regeling voor de oprichting van de Belangenbehartiger.

Naar boven