2024D38856 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 24 september 2024 inzake de voorhang ontwerpbesluit wijziging Mediabesluit 2008 in verband met de wijziging van het maximum aandeel televisiereclame en de verhoging van de maximum verenigingsreserve voor de landelijke publieke mediadienst (Kamerstuk 32 827, nr. 324).

De voorzitter van de commissie,

Bromet

Adjunct-griffier van de commissie,

Huls

Inhoud

  • I Vragen en opmerkingen uit de fracties

    • Inbreng van de leden van de PVV-fractie

    • Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

    • Inbreng van de leden van de VVD-fractie

    • Inbreng van de leden van de NSC-fractie

    • Inbreng van de leden van de BBB-fractie

    • Inbreng van de leden van de CDA-fractie

  • II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie danken de Minister voor de toegezonden stukken en hebben een aantal vragen met betrekking tot dit ontwerpbesluit.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat er in 2021 door toenmalig Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, de heer Slob, een wijziging is geweest in de Mediawet 2008 in verband met het percentage maximum aandeel televisiereclame op onze publieke zenders. Zo lazen deze leden in die wijziging dat het juist de bedoeling was om van tien procent af te bouwen naar uiteindelijk vijf procent reclame en dat er per jaar geen afwijkingen plaats mochten vinden van meer dan één procent. Voor het jaar 2024 werd dit percentage vastgesteld op zeven procent. Dit percentage is conform de afspraken voor dat jaar met één procent extra verhoogd. Ook viel het de leden op dat voor het jaar 2025 dit percentage afgebouwd zou moeten worden naar zes procent.

Echter, het viel de leden van de PVV-fractie ook op dat de Minister deze zes procent op acht procent wenst te houden. Dit wijkt uiteraard af van de afspraak dat het percentage aan reclame per jaar afneemt en dat deze maar met minimaal één procent extra verhoogd mag worden wanneer er verlaagd wordt. Kan de Minister de afweging die hij heeft gemaakt om af te wijken van dit reeds vastgestelde beleid uitgebreid toelichten aan de Kamer?

Ook vragen de leden van de PVV-fractie of in aankomende jaren afgeweken blijft worden van dit reeds gemaakte beleid. Kan de Minister toelichten of dit volgens hem een structurele afwijking blijft of dat er toch gehouden gaat worden aan de eerder genoemde afbouwpercentages? Mocht dit toch structureel worden, dan horen deze leden uiteraard graag waarom er afgeweken wordt van de eerder vastgestelde reclamepercentages.

De leden van de PVV-fractie vragen of de Minister kan aangeven welke opbrengsten worden verwacht uit het aanhouden van het reclamepercentage van acht procent.

Verder vragen de leden van de PVV-fractie of de Minister ook uit heeft laten zoeken wat voor impact deze extra Ster1-reclame heeft op de commerciële zenders. Zo nee, dan zouden deze leden uiteraard graag horen waarom dat niet is gebeurd. Zo ja, dan horen zij graag wat de uitkomst was van het onderzoek, alsook wat dan de motivatie van de Minister is geweest om te kiezen voor het behoud van deze acht procent.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het ontwerpbesluit voor de wijziging van het Mediabesluit 2008 om het maximum aandeel televisiereclame en de maximum verenigingsreserve voor de landelijke publieke mediadienst te wijzigen. Deze leden constateren dat deze wijziging, het verruimen van de mogelijkheid om méér reclameopbrengsten te genereren, is ingegeven door een bezuiniging op de rijksmediabijdrage. Zij vragen of dit de geëigende route is om bezuinigingen door te voeren en vragen de Minister hierop in te gaan.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Minister om de consequenties van dit voorstel nader uiteen te zetten. Deze leden vragen wat een ruimer reclameaandeel tot gevolg heeft voor het algemene kijkgedrag. Bezien vanuit belang van het bestaan van het publieke omroepbestel, het voorzien in een betrouwbare nieuwsvoorziening en het bieden van een forum voor aanbod dat commercieel minder interessant is maar wel een publiek belang dient, valt te vrezen dat de reclameblokken rond de populaire tv-programma’s disproportioneel langer worden, omdat andere tijdsloten voor commerciële partijen minder interessant zijn. Kan de Minister hierop reflecteren? En valt er niet voor te vrezen dat uiteindelijk een aanbod ontstaat waarbij gesproken moet worden van een reclame-onderbrekend programma-aanbod in plaats van het gewenste omgekeerde?

Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie of de verlaging van de rijksmediabijdrage daadwerkelijk gecompenseerd zal kunnen worden door hogere reclame-inkomsten en of hier niet op z’n minst een waarborg moet worden geboden als die inkomsten uiteindelijk niet behaald kunnen worden.

Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hoe concreet geregeld is dat commerciële belangen of optimalisering van reclame-inkomsten niet worden meegewogen in de inhoud van de programmering. Volstaat de formele scheiding tussen de Ster en de publieke omroep om een dergelijke ongewenste vermenging te voorkomen, zeker nu de financiële belangen bij het genereren van extra reclame-inkomsten toenemen?

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden stukken en hebben enkele vragen met betrekking tot dit ontwerpbesluit.

De leden van de VVD-fractie vragen of het juist is dat een tijdlang het beleid was om de Ster-inkomsten naar de vijf procent toe te werken en hierop te houden. Kan de Minister de Kamer zijn afwegingen doen toekomen waarom hiervoor gekozen is?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister de zorgen erkent bij de niet-belastinggeld gestuurde media wanneer de NPO2 zich bevindt op de reclamemarkt. Hoe gaat de Minister hiermee om en hoe wordt omgegaan met het verschil van verdienvermogen tussen niet-belastinggeld gestuurde media en wel-belastinggeld gestuurde media?

De leden van de VVD-fractie vragen wat de stand van zaken is rond de verkenning van het toestaan van Ster-reclames buiten de lineaire media. Kan de Minister aangeven of in de tussentijd geen onomkeerbare stappen worden gezet totdat de nieuwe Mediawet behandeld is?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Minister aanleiding heeft om te denken dat hiermee de € 100 miljoen bezuiniging op de publieke omroep (deels) mee opgevangen kan worden. Kunt u het antwoord toelichten?

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie de Minister of hij voornemens is de Ster-inkomsten nu op acht procent te houden of dat hij aanleiding heeft om te overwegen dat het in de toekomst wellicht nog een keer verhoogd dient te worden.

Inbreng van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen over de wijziging van het Mediabesluit 2008. Hoewel er begrip is voor de financiële overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, zijn er ook zorgen over de mogelijke impact op de onafhankelijkheid van de publieke mediasector.

Het oorspronkelijke doel van de stapsgewijze verlaging van het reclamepercentage was om de invloed van commerciële belangen op de publieke omroep te beperken. Met de voorgestelde verhoging naar acht procent ontstaat het risico dat deze invloed juist toeneemt. De leden van de NSC-fractie vragen daarom om een nadere toelichting van de Minister hoe de onafhankelijkheid van de publieke omroep gewaarborgd blijft onder dit nieuwe regime. Het is van groot belang dat de publieke taak van de omroep niet in gevaar komt door commerciële druk.

De verhoging van de maximale verenigingsreserve van € 750.000,– naar € 1,5 miljoen wordt door de leden van de NSC-fractie ondersteund gezien de veranderde financiële omstandigheden voor omroepverenigingen. Wel vragen deze leden om bevestiging dat deze reserves uitsluitend worden aangewend voor de publieke taak van de omroepen en niet voor commerciële nevenactiviteiten die buiten de kerntaken van de omroepen vallen.

Er is zorg over de afhankelijkheid van reclame-inkomsten als structurele oplossing voor de financiële problemen van de publieke omroep. De leden van de NSC-fractie vragen de Minister daarom om binnen zes maanden een toekomstbestendig plan te presenteren dat inzicht geeft in alternatieve financieringsmodellen voor de publieke omroep. Dit plan zou moeten voorzien in mogelijkheden om de omroep te financieren zonder verdere verhoging van reclame-inkomsten. Daarnaast wordt gevraagd om te onderzoeken of opties zoals publiek-private samenwerkingen of een herziening van de mediabijdrage tot de mogelijkheden behoren.

Tot slot verzoeken de leden van de NSC-fractie de Minister om nader toe te lichten hoe deze wijzigingen bijdragen aan een duurzame en onafhankelijke publieke omroep. Deze leden verzoeken de Minister dit mee te nemen in de plannen over de hervorming van de publieke omroep.

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Voorhang ontwerpbesluit wijziging Mediabesluit 2008 in verband met de wijziging van het maximum aandeel televisiereclame en de verhoging van de maximum verenigingsreserve voor de landelijke publieke mediadienst. Deze leden hebben hierbij vragen en opmerkingen.

De leden van de BBB-fractie vragen of de Minister kan toelichten waarom er, nu of bij de oorspronkelijke beslissing, geen impactassessment gemaakt is van de gevolgen van dit besluit voor de positie van de andere media in de Nederlandse advertentiemarkt. Is de Minister bereid om dit assessment alsnog uit te voeren? Zo ja, wanneer is dat gereed? En kan de Minister een toelichting geven indien hij hiertoe niet bereid is?

Daarnaast verbaast het de leden van de BBB-fractie dat het, in het zicht van aanstaande bezuinigingen, de NPO toegestaan wordt om via de Ster meer advertentie-inkomsten te genereren. Deze leden vragen de Minister hoe hij gaat voorkomen dat de meeropbrengsten die NPO en de Ster gaan ontvangen niet gebruikt gaan worden om een deel van de bezuiniging van € 100 miljoen in de komende jaren op te vangen.

De leden van de BBB-fractie constateren dat de hoeveelheid reclamezendtijd op lineaire kanalen op acht procent blijft, waar de oorspronkelijke inzet was om deze naar vijf procent terug te brengen. Deelt de Minister de opvatting dat hiermee sprake is van onvoorspelbaar en wisselend beleid dat impact heeft op andere Nederlandse partijen op de advertentiemarkt, waaronder commerciële radio- en televisiestations en hun verdienkansen? Uit het ontwerpbesluit blijkt dat deze partijen daarover niet geconsulteerd zijn terwijl dit wel is gebeurd bij de publieke omroepen. Deze leden vragen de Minister of inmiddels wel overleg met de commerciële omroepen over het ontwerpbesluit heeft plaatsgevonden. Zo ja, tot welke inzichten leidde dat? Zo nee, wanneer is de Minister voornemens om dat alsnog te doen? En is de Minister bereid om de maatregel op te schorten tot dit overleg is gevoerd?

De leden van de BBB-fractie vragen de Minister of hij de opvatting deelt dat betrouwbare media essentieel zijn in de strijd tegen desinformatie. Zo ja, deelt de Minister de mening dat alle grote Nederlandse omroepen hierbij een positie vervullen, omdat alleen door al die omroepen samen alle Nederlanders bereikt kunnen worden?

Daarnaast uiten de leden van de BBB-fractie hun zorgen over het feit dat de Nederlandse advertentiemarkt krimpt en dat het overgrote deel van de opbrengsten wordt opgehaald door grote, internationale big tech-partijen waarmee het geld uit Nederland weglekt en dus niet geherinvesteerd wordt in de Nederlandse mediamarkt en/of Nederlandse productiebedrijven. Deelt de Minister de mening dat dit commerciële omroepen onevenredig hard raakt, omdat deze niet duaal gefinancierd worden?

De leden van de BBB-fractie willen een meer integrale benadering waarbij maatregelen worden getroffen die de Nederlandse media als geheel versterken en niet alleen de NPO. Deze leden vragen de Minister of hij zijn visie hierop gedetailleerd kan toelichten aan de hand van de ideeën die hij hierover heeft. Tot slot vragen zij wat de visie is van de Minister op de wens van de NPO om op de online-advertentiemarkt actief te worden.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele verduidelijkende vragen te stellen over deze voorhang.

De leden van de CDA-fractie zien dat het kabinet met deze voorhang voornemens is de maximaal toegestane verenigingsreserve te verhogen naar € 1,5 miljoen. Dat is een verdubbeling. De achterliggende gedachte voor de hoogte van de reserve is enerzijds achtergebleven indexering en anderzijds een schatting. Kan de Minister deze schatting verder toelichten? Waarop is de schatting gebaseerd?

De leden van de CDA-fractie vragen of de Minister kan omschrijven wat hij een gezonde financiële basis van een omroepvereniging vindt. Gaat de Minister evalueren of het verhogen van de verenigingsreserve tot het gewenste resultaat leidt? Zo ja, wanneer vindt de evaluatie plaats?

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


X Noot
1

Ster: Stichting Ether Reclame

X Noot
2

NPO: Stichting Nederlandse Publieke Omroep

Naar boven