Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 2024D31853 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 2024D31853 |
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Minister van Economische Zaken en de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap voorgelegd over de Geannoteerde Agenda informele bijeenkomst voor onderwijs- en onderzoeksministers d.d. 16 en 17 september 2024 (Kamerstuk 21 501-34, nr. 421) en het Verslag Raad voor Concurrentievermogen 8–9 juli 2024 en beantwoording resterende vragen over de Geannoteerde Agenda informele Raad voor Concurrentievermogen op 8–9 juli 2024 (Kamerstuk 21 501-30, nr. 610).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Stoffer
Adjunct-griffier van de commissie,
Teske
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
II Antwoord / Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-Fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Geannoteerde agenda voor de informele bijeenkomst voor onderwijs- en onderzoeksministers voor 16 en 17 september 2024. Deze leden zijn blij dat de Minister de ingezette positieve grondhouding ten aanzien van het concept van een gemeenschappelijke Europese graad voortzet en om de Europese (Hoger-)Onderwijsruimte nauwer samen te brengen waarin EU-lidstaten op dezelfde wijze werken aan kwaliteit en toegankelijkheid, met respect voor de academische vrijheid en autonomie van instellingen. Het roept de vraag op of het kabinet de ambitie van de Europese Commissie deelt om de Europese onderzoeksruimte nader te verankeren als gezamenlijke Europese ambitie, en zo ja, waaruit concreet de actieve Nederlandse bijdrage gaat bestaan. Deze leden vragen de Minister om een concretisering: hoe zou naar het oordeel van de Minister de Europese samenwerking in het hoger onderwijs vorm moeten krijgen? Wat zijn de Nederlandse prioriteiten voor de beleidsagenda van de Europese onderzoeksruimte van 2025–2027? Hoe stelt de Minister zich precies een gelijk speelveld van de afzonderlijke onderwijsstelsels voor?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie delen de mening van de Minister dat het borgen van academische vrijheid een kernwaarde is voor het doen van onderzoek. Tegelijkertijd is het de harde realiteit dat dit kabinet zich voorneemt om een slordige miljard euro te bezuinigen op hoger onderwijs en wetenschap. Is de Minister met deze leden van mening dat niet alleen academische vrijheid, maar vooral ook de hoogte van het beschikbare onderzoeksbudget fundamenteel en ongebonden onderzoek mogelijk maakt? Zo ja, kan de Minister uiteenzetten hoe de voorgenomen kabinetsbezuinigingen de Nederlandse innovatiekracht zullen raken? Wat vindt de Minister van de behoefte om de financiering van de Europese onderzoeksruimte uit te breiden? Kan de Minister voorzien in een concreet overzicht van de hoger-onderwijs- en onderzoeksbudgetten van de afzonderlijke EU-lidstaten voor de komende jaren om te beoordelen of en zo ja in hoeverre Nederland met de voor de komende jaren beschikbare hoger-onderwijs- en onderzoeksbudgetten naar verhouding bijdraagt aan het versterken van het Europese concurrentievermogen in onderzoek en innovatie. Met andere woorden, hoe ziet de Nederlandse bijdrage aan het behalen van de beste OenI-resultaten er concreet uit en hoe steekt deze bijdrage af tegen die van de andere EU-lidstaten, zo vragen deze leden. Hoe is «excellentie» en het werven en behouden van talentvolle onderzoekers en innovators concreet te behalen met de knellende ideologische en budgettaire OenI-voornemens van dit kabinet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn het eens dat vrijheid van wetenschappelijk onderzoek belangrijk is in Nederland en de Europese Unie. Echter, de Minister stelt dat het ook belangrijk is dat innovatie (en onderzoek) wordt gedaan in strategische onderzoeksprioriteiten en technologiegebieden. Hoe verhouden deze twee uitgangspunten zich tot elkaar? En hoe gaat de Minister hierop sturen? Hoe ziet de Minister dat de verhouding tussen deze vrijheid nu is en hoe die in de toekomst zou moeten worden? Moet hier wat betreft de Minister een verandering plaatsvinden, zowel in Nederland als in de Europese Unie?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie wijzen op het feit dat het kabinet eerder al heeft aangegeven de gedachten van Enrico Letta over het vrije verkeer van onderzoek interessant te vinden en steunt het versterken van en investeren in onderwijs, onderzoek en innovatie. Deze leden vinden het verstandig als onderzoek in de Europese Unie op elkaar wordt afgestemd zodat dubbel onderzoek wordt vermeden alsook dat strategisch belangrijke onderzoeksgebieden niet worden «gemist». Hoe wil de Minister dit concreet vorm gaan geven? Vindt de Minister het verstandig om een sterke coördinatie bij de Europese Commissie te beleggen? Vindt de Minister het verstandig om eventueel door middel van een Europees fonds sterk te kunnen sturen op zo sterk mogelijk onderzoek en innovatie in de Europese Unie omdat dit de concurrentiekracht van de EU verbetert? De Minister suggereert een gezamenlijke O&I-talentstrategie; waarom denkt de Minister dat voldoende zal zijn om de grote uitdagingen het hoofd te bieden?
De leden van de Groenlinks-PvdA-fractie constateren dat de Europese Unie in het algemeen en Nederland in het bijzonder veel minder investeren in onderzoek en innovatie dan andere landen en minder dan de afgesproken 3%-norm. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de Europese Unie in het algemeen en Nederland in het bijzonder veel minder investeren in onderzoek en innovatie dan andere landen en minder dan de afgesproken 3%-norm. Deze norm is uitermate belangrijk om ervoor te zorgen dat de Europese Unie en Nederland innoveren zodat maatschappelijke uitdagingen het hoofd kunnen worden geboden, zodat de internationale concurrentie het hoofd kan worden geboden en in de toekomst het geld nog verdiend kan worden. Gaat de Minister dit feit ook ter sprake brengen en overleggen hoe wel aan deze norm voldaan kan worden? Welke ideeën heeft het kabinet om de investeringen in onderzoek en innovatie te vergroten, zowel in de Europese Unie als in Nederland? Heeft de Minister zicht op de haalbaarheid van deze ideeën en hoe andere lidstaten daarin staan?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat één van de uitdagingen in de EU en in Nederland het laten doorgroeien van start-up bedrijven naar scale-up bedrijven is. Naast uitdagingen in financieringen lijkt het ook belangrijk dat het onderzoek en de innovatie gericht is op het opschalen van nieuwe vindingen. Ziet de Minister dit ook zo? Zo ja, heeft hij ideeën hoe onderzoek en innovatie aangepast kunnen worden om scale ups meer succesvol te maken? Ziet hij hier een rol voor de Europese Unie? Gaat hij dit ter sprake brengen bij de Raad?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat de woorden van het kabinet over het belang van onderzoek en innovatie in schril contrast staan met de miljardenbezuinigingen op zowel onderwijs, innovatie als verduurzaming die het kabinet doorvoert. Hoe denkt de Minister in dit licht wel te kunnen zorgen dat Nederland gaat voldoen aan de afspraak om 3% van het bbp te besteden aan onderzoek en innovatie? Dit hoeft immers niet allemaal publieke financiering te zijn, maar met minder publieke financiering, hoe denkt de Minister dan (veel) meer private financiering los te krijgen voor onderzoek en onderwijs? Wat denkt de Minister dat dit besluit van het kabinet (om te bezuinigen op onderzoek, onderwijs, innovatie en verduurzaming) zal doen met zijn positie in de Raad?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-Fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Geannoteerde agenda voor de informele bijeenkomst voor onderwijs- en onderzoeksministers van 16 en 17 september 2024 en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het versterken van het Europese concurrentievermogen hoog op de politieke agenda staat. Dit blijkt onder andere uit de prioriteiten die Commissievoorzitter Von der Leyen heeft aangekondigd voor de komende vijf jaar. Deze leden onderschrijven het belang van het versterken van het Europese concurrentievermogen en de prioriteit die de Commissie hieraan geeft. Bovendien heeft Von der Leyen aangegeven dat er een nieuw Europees welvaartsplan moet komen, zodat onder andere ondernemen gemakkelijk wordt en de interne markt wordt verdiept. Hoe kijkt de Minister aan tegen een nieuw Europees welvaartsplan? Hoe zou Nederland mogelijk kunnen profiteren van dit plan?
In het rapport Much more than a market van Enrico Letta (hierna: rapport-Letta) wordt gepleit voor een vijfde vrijheid gericht op een vrij verkeer van onderzoek, innovatie en kennis naast de bestaande vier vrijheden. Wat is de Minister zijn visie op het uitbreiden van de huidige vier vrijheden met een vijfde vrijheid voor onderzoek, innovatie en kennis? Hoe kan Nederland mogelijk profiteren van deze uitbreiding? En zou een uitbreiding ervoor kunnen zorgen dat de Lissabon-doelstelling van 3% gehaald kan worden door Nederland?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-Fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst voor onderwijs- en onderzoeksministers d.d. 16 en 17 september en hebben nog enkele vragen.
De leden van de NSC-fractie waarderen dat de Minister het van belang vindt dat er focus komt op strategische onderzoeksprioriteiten en technologieën. Deze leden vragen zich af of en hoe de Minister de Nationale Technologie Strategie wil betrekken in deze discussie. Op welke manier verhoudt de Europese focus zich tot deze Nationale strategie? Hoe zou het Europese proces om tot meer focus te komen zich moeten verhouden tot focusstrategieën van de lidstaten zelf? Wat bepalen de lidstaten zelf en waar neemt Europese Unie de leiding?
De leden van de NSC-fractie waarderen dat ook het tekort aan talent een onderwerp van gesprek zal zijn. Op dit moment hebben de meeste lidstaten belastingwetgeving die ervoor zorgt dat lidstaten concurreren om talent aan te trekken, zoals de 30%-regeling voor expats. Zou de Minister dit punt bespreekbaar kunnen maken? En zo ja, wat zou de beste manier zijn om dit te doen?
De leden van de NSC-fractie waarderen dat de Minister een punt gaat maken van het borgen van academische vrijheid. Deze leden erkennen dat kennisdeling, creativiteit en diversiteit basiselementen zijn voor innovatie en dat een dergelijke cultuur zal bijdragen aan het versterken van de concurrentiepositie van Europa. Aan de ander kant wordt techniek steeds complexer en is soms veel voorkennis en specialisme nodig om stappen te maken, specifiek op sommige sleuteltechnologieën. Hoe ziet de Minister de balans tussen vrijheid en focus? Kan de Minister voor meer scherpte aanbrengen in de gedachtewisseling op dit punt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-Fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van de Geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst voor onderwijs- en onderzoeksministers d.d. 16 en 17 september en hebben nog enkele vragen.
De leden van de BBB-fractie lezen dat het kabinet een positieve grondhouding heeft ten opzichte van een gemeenschappelijke Europese graad. Dit zou de toegankelijkheid en kwaliteit van het Europese hbo en wo verhogen. Deze leden wijzen erop dat we in Nederland een overvolle woningmarkt hebben en een toename van internationale studenten niet aan zal meehelpen, en hier zelf ook de dupe van kan worden. Heeft de betere internationale/Europese (en dus Nederlandse) toegankelijkheid als gevolg dat er meer internationale studenten in Nederland gaan studeren? Zo ja, is er over dit onderwerp overleg met de Minister van volkshuisvesting?
De leden van de BBB-fractie lezen in de brief ook dat in het licht van de huidige complexe transities en veranderende geopolitieke situaties, strategische Europese samenwerking op het gebied van O&I essentieel is, waarbij Nederland onder andere gaat onderstrepen dat er meer focus moet komen op strategische onderzoeksprioriteiten en technologiegebieden. Iets eerder in de brief gaat het over de academische vrijheid en de vrijheid van wetenschappers om eigen onderzoeksrichtingen te kiezen. Deze leden zijn het hier volmondig mee eens, alleen zijn zij wel benieuwd hoe enerzijds de academische vrijheid en vrijheid van wetenschappers om zelf onderzoeksrichtingen te kiezen gestimuleerd gaat worden, terwijl er anderzijds gepleit gaat worden voor onderzoeksprioriteiten en technologiegebieden. Het lijkt deze leden dat daar enige vorm van sturing nodig is, wat ten koste zal gaan van de vrijheid van wetenschappers om zelf onderzoeksrichtingen te kiezen
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2024D31853.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.