2024D28592 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 9 juli 2024 vragen en opmerkingen aan de Minister van Financiën voorgelegd over zijn op 27 juni 2024 toegezonden brieven, waarbij hij de geannoteerde agenda van de vergaderingen van de Eurogroep en de Ecofinraad op 15 en 16 juli 2024 alsmede het verslag van de vergaderingen van de Eurogroep en Ecofinraad op 20 en 21 juni 2024 aan de Kamer heeft aangeboden (Kamerstuk 21 501-07, nrs. 2052 en 2053).

De fungerend voorzitter van de commissie,

Tielen

Adjunct- griffier van de commissie,

Meijerink

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-en PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP). Deze leden vragen in welke omstandigheden lidstaten kunnen verzoeken tot wijzigingen van mijlpalen en doelstellingen. Zij vragen een verdere uitleg van objectieve omstandigheden, zoals genoemd in artikel 21 van de HVF-verordening. Tevens vragen zij om nadere toelichting van wat eerder in een Kamerbrief is genoemd, namelijk dat een veranderende politieke situatie door de Commissie niet wordt gezien als een objectieve omstandigheid.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben ook een vraag over het onderwerp macro-economische ontwikkelingen en begrotingsbeleid in de eurozone. Zij lezen dat de Eurogroep mogelijk een verklaring aanneemt over de oriëntatie van het begrotingsbeleid voor het komende jaar, maar dat de inhoud van een dergelijke verklaring nog niet bekend is. Wanneer wordt hier meer over bekend?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben ook vragen over de aanbevelingen uit het Europees Semester.

Hoe gaat het kabinet de aanbeveling oppakken om de belastingheffing op de verschillende soorten inkomsten uit vermogen op één lijn te brengen, onder meer om de bevoordeling van schulden van huishoudens te beperken? Kan het kabinet daarnaast uiteenzetten welke aanbevelingen zijn gedekt door maatregelen die zijn opgenomen in het HVP?

Voorts hebben deze leden enkele vervolgvragen over het HVP. Zij merken op dat het eerste betaalverzoek van 24 mei 2024 is en dat de commissie in beginsel twee maanden de tijd heeft voor beoordeling. Zijn er in de tussentijd ontwikkelingen zijn rondom het eerste betaalverzoek?

Daarnaast vragen de leden wanneer de andere vier betaalverzoeken zijn voorzien. Ligt het kabinet op schema voor het indienen van de betaalverzoeken en het uitvoeren van de bijbehorende mijlpalen?

Ook hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen over het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en de daarbij horende buitensporigtekortprocedure. Zo lezen deze leden dat de Raad in het najaar of de winter zal besluiten over aanbevelingen voor de correctie van de buitensporige tekorten. Welke verwachtingen heeft het kabinet hiervan? Deze leden vragen daarnaast welke aanbevelingen er in het verleden zijn gedaan. Ook vragen zij naar de rol van het vast te stellen uitgavenpad en hoe deze het correctieve uitgavenpad zal beïnvloeden. Hoe zag het vorige uitgavenpad er voor Nederland uit?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen daarnaast naar een reflectie op de begrotingsopgave die uit de lenteraming volgt. Hoe verhoudt het benodigde primaire saldo en de aanpassingsperiode zich tot de begrotingsopgave die het kabinet zichzelf heeft gesteld van een tekort van maximaal 2,8%? Klopt het dat het primaire saldo niet wordt gehaald bij deze doelstelling?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben ook enkele vragen over het werkprogramma van het Hongaars voorzitterschap. Het Hongaars voorzitterschap wil de dialoog bevorderen over oplossingen die bijdrage aan hervormingen en investeringen ten bate van de groene en digitale transitie. Hoe staat het kabinet hier in en hoe gaat het kabinet klimaat en groene groei bevorderen?

Ten slotte hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie enkele vragen over investeren op Europees niveau.

Heeft de Minister kennisgenomen van de oproep van VNO-NCW en MKBNL, onder andere verwoord in het artikel «Werkgevers willen minder Nederlandse zuinigheid in Brussel» (Financieel Dagblad, 21 mei 2024), om zich niet te richten op lagere EU-afdrachten en juist te investeren? Hoe verhoudt deze oproep zich tot het voorgenomen besluit om de afdracht aan de EU te verminderen. Heeft het kabinet hierover al met de polder heeft gesproken en, zo ja, hoe heeft de polder gereageerd?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de vergaderingen van de Eurogroep en Ecofinraad van 15-16 juli 2024 en hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie onderschrijven de opvatting van de Minister dat de begrotingspositie voor de eurozone als geheel een nuttig concept is, maar dat uit deze zogenaamde fiscal stance geen sturing op nationaal begrotingsbeleid dient te volgen. Kan de Minister bevestigen dat dit blijvend de autonomie van lidstaten is en dat sturing dus ook om die reden onwenselijk is? Hoe verhouden verder de «key messages» in de fiscal stance op Europees niveau zich tot de situatie in Nederland?

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat voor het dichten van het genoemde investeringsgat vooral ingezet moet worden op het verder aanjagen van private investeringen en het versterken van de kapitaalmarktunie, zowel door de EU als nationaal. Welke stappen worden daartoe nationaal gezet, bijvoorbeeld via InvestNL? Hoe zorgt de Minister ervoor dat ook het midden- en kleinbedrijf (mkb) profiteert van het verdiepen en versterken van de kapitaalmarktunie, gezien (internationale) financiering vaak voor deze bedrijven moeilijker is?

De leden van de VVD-fractie constateren dat het werkprogramma van de Eurogroep nog niet gepubliceerd is. Kan de Minister de Nederlandse opvatting ten aanzien van dit werkprogramma delen met de Kamer wanneer het werkprogramma beschikbaar is?

De leden van de VVD-fractie willen hun zorgen uiten over de forse begrotingstekorten en schulden in sommige EU-landen. Zij merken op dat landen een schuld hebben die bijna twee keer, of zelfs meer dan twee keer hoger is dan de 60% BBP die is toegestaan onder het SGP. Zij merken eveneens op dat dezelfde landen vaak tekorten hebben die ruim boven de 3% liggen en willen de Minister meegegeven dat ze zich daar zorgen om maken, ook gezien de conclusie van de Commissie dat daarvoor onvoldoende verzachtende factoren zijn. Kan de Minister uiteenzetten wat zijn visie hierop is, hoe deze tekorten zich verhouden tot het (vernieuwde) SGP en op welke manier hij dit bij zijn collega's onder de aandacht brengt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie

De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Eurogroep en de Ecofinraad. Deze leden hebben hierover een aantal vragen en opmerkingen, ook naar aanleiding van het verslag van de vorige Ecofinraad.

De leden van de NSC-fractie hebben er kennis van genomen dat er zeven landen zijn aangewezen in de buitensporigtekortprocedure (BTP). De Europese Commissie lijkt echter nogal arbitrair om te gaan met de vraag of een tekort tijdelijk, uitzonderlijk of beperkt is. Is er naar de mening van het kabinet voldoende objectiviteit betracht bij het aanwijzen van de zeven landen?

Deze leden constateren dat de lidstaten in de BTP zowel speler als scheidsrechter, die samen deelnemen aan één grote wedstrijd. Is er niet een betere scheiding van rollen en verantwoordelijkheden mogelijk? Wat als er nu veertien landen worden aangewezen als BTP-landen, dan zouden zij toch samen ieder voorstel in deze procedure kunnen tegenhouden? Kan een speler tegelijk ook scheidsrechter zijn in dezelfde wedstrijd?

De leden van de NSC-fractie vragen welke sancties uiteindelijk mogelijk zijn tegen landen die zich niet houden aan het SGP. Betreffen dit boetes of ook ontneming van het stemrecht in de Europese Raad? Zijn boetes effectief, nu het gaat om landen die zich niet erg druk maken om begrotingstekorten? Bovendien verergeren boetes toch ook juist de financiële problemen van deze landen? Zijn ook andere sancties denkbaar, zowel het niet uitkeren van middelen uit het HVF-fonds als de reguliere Europese budgetten uit het Meerjarig Financieel Kader (MFK)?

Heeft het SGP sinds 2002 ooit goed gewerkt? Kan het kabinet een overzicht geven van alle effectieve sancties, die opgelegd zijn aan landen sinds het invoeren van de euro op 1 januari 2002?

De leden van de NSC-fractie vragen welke sancties van toepassing zijn op Roemenië, dat de Europese aanbevelingen niet opvolgt. Wanneer gaan deze sancties in?

Voorts vragen deze leden of de uitslag van de Franse parlementsverkiezingen een bijdrage zal leveren aan de beëindiging van het buitensporig tekort. Of zal eerder sprake zijn van een verlenging en verdieping van het buitensporig tekort als gevolg van deze verkiezingen?

De leden van de NSC-fractie vragen of het kabinet de langdurige overschrijding van de 3%-norm door Spanje ook beoordeelt als tijdelijk en uitzonderlijk.

De leden van de NSC-fractie vragen of onder de nieuwe Europese begrotingsregels het openen van een BTP voor deze landen ook tot zwaardere eisen voor de begrotingsopgave leidt?

Ook vragen zij waarom het monetaire instrument TPI niet ingezet mag worden bij landen die in een BTP zitten. Deze landen zouden toch juist meer baat hebben bij het TPI-instrument dan landen die niet in een BTP zitten? Kan het kabinet hierop ingaan?

Is de BTP eigenlijk wel echt strenger dan de reguliere begrotingsregels, waaronder de preventieve arm van het SGP? Waar zitten de verschillen tussen deze twee procedures? Is een afbetalingstermijn van zeven jaar niet heel erg lang? Op deze manier blijven de buitensporige tekorten toch wel heel erg lang in stand? En klopt het dat in de nieuwe BTP ook rekening gehouden wordt met overheidsinvesteringen, defensie en de energietransitie? Zo ja, op welke manier?

Ook vragen de leden van de NSC-fractie waarom wordt uitgegaan van een dalend pad van de netto-uitgaven. Immers, het tekort kan toch ook gedicht worden door de belastingen te verhogen?

De leden van de NSC-fractie vragen in hoeverre bezuinigingen (en/of belastingverhogingen) effect hebben op het concurrentievermogen van landen in de BTP. En gezien het feit dat het er inmiddels zeven zijn, hoe verhouden deze maatregelen zich tot de concurrentiepositie van de EU-zone als geheel? Kunnen dergelijke maatregelen, al dan niet met economische impact op het land, de regio, of de EU als geheel, effect hebben op de Nederlandse concurrentiepositie?

De leden van de NSC-fractie vragen waarom de niet-euro landen ook onder het SGP vallen. Zij hebben immers hun eigen valuta en dus geen directe invloed op de stabiliteit van de euro. Waarom stemmen niet-euro landen mee over het financieel beleid van de eurolanden?

Voorts vragen deze leden hoe het kan dat Nederland niet zelf beschikt over de «technische informatie» die de Europese Commissie (EC) meent nodig te hebben voor het vaststellen van de afbouwpaden van de nationale schuld. Waarom hebben het Centraal Planbureau, het Centraal Bureau voor de Statistiek, de Algemene Rekenkamer en de Raad van State deze informatie kennelijk niet? Wat gaat het kabinet eraan doen om dit wel op orde te krijgen?

Waarom kijkt de EC in 2024 en 2025 alleen naar het tekortcriterium en niet naar het schuldcriterium? In hoeverre hebben de grote hoeveelheid schulden van andere landen, en de Europese Centrale Bank (ECB), effect op de toekomstige inflatiecijfers?

De leden van de NSC-fractie vragen of het klopt dat landen met een hoge schuld en weinig pensioenkapitaal baat hebben bij een hogere inflatie, en dat juist landen als Nederland met relatief weinig schuld en een bijzonder groot pensioenkapitaal onevenredig geraakt worden door de inflatoire druk op de economie als gevolg van de Europese schulden. Is er inmiddels geen sprake van tegengestelde belangen?

Ook vragen deze leden wat voor beleid Nederland voert of wat de opinie van dit kabinet is ten aanzien van de schuldenpositie van onze EU-partnerlanden. Vinden wij de regels die nu geleden in de Eurozone voldoende in het belang van Nederland?

Leiden de landenspecifieke aanbevelingen nog tot aanpassingen van het Hoofdlijnenakkoord (HLA) of andere beleidswijzigingen? Klopt het dat het EMU-saldo door het HLA met ca. 0,5% BBP verbetert?

De leden van de NSC-fractie vragen daarnaast of het klopt dat Aanbeveling 1 (CSR 1) betrekking heeft op box 1, 2 en 3. Is het Nederlandse boxenstelsel echt zo bevorderlijk voor schuldfinanciering? Welke wijzigingen stelt de EC voor?

Op welke manier zou volgens de EC meer aandacht besteed moeten worden aan achterstandsscholen? Welke rol zou het Programma Schoolmaaltijden hier een rol in kunnen spelen?

Voorts vragen deze leden welke wijzigingen de EC wenst te zien in de langdurige zorg. Waarom houdt de EC zich bezig met zorg, dat is toch een bevoegdheid van de lidstaten?

De leden van de NSC-fractie vragen of de koppeling van de uitkering van de HVP-gelden aan het voldoen van de landenspecifieke aanbevelingen niet betekent dat de EC toch een bepaalde invloed krijgt op zaken die tot nu toe nationale bevoegdheden waren. Is dit niet een eerste stap in de richting van een Europese superstaat?

Ook vragen deze leden of de deadline van augustus 2026 gehaald gaat worden, als Nederland alle hervormingen en investeringen afgerond moet hebben.

De leden van de NSC-fractie vragen wat de toegevoegde waarde van de digitale euro is. Wat voegt dit toe aan de girale en chartale euro? Een digitale euro werkt toch ongeveer hetzelfde als een girale euro op een bankrekening? Waarom is het om technische redenen onzeker of de offline digitale euro ingevoerd kan worden? Offline digitaal geld bestond toch al in Nederland tot 2015 in de vorm van de chipknip?

De leden van de NSC-fractie vragen of aan de Wet chartaal betalingsverkeer nog nadere eisen kunnen worden toegevoegd als het gaat om de beschikbaarheid van basisbetaaldiensten. Is in deze wet ook geregeld dat iedereen recht heeft op een bankrekening?

In hoeverre is Target een financieel risico voor de stabiliteit als er een grote bank failliet zou gaan? In hoeverre is er dan besmettingsgevaar voor de hele financiële sector?

Ook vragen deze leden wat de positie van het kabinet ten aanzien van het belasten van superrijken is. Hoe staat Nederland tegenover het voorstel in de G20 om de 3000 superrijken een jaarlijkse heffing op te leggen van 2% van hun vermogen? Klopt het dat dit wereldwijd zo’n 200 tot 250 miljard euro op zou kunnen leveren?

De G20 heeft dit probleem ook op de agenda gezet. Het is nu tijd om door te pakken. Het is goed te zien dat de Franse Minister van Financiën, die bij de meest recente G20 aanwezig was, daar heeft verklaard voorop te willen lopen met het introduceren van een wereldwijde minimumbelasting. Hoe kijkt het kabinet hiertegen aan? Is het kabinet het met de NSC-fractie eens dat Nederland zich ook hard moet maken voor een dergelijke minimumbelasting? Is het kabinet bereid om hierin samen met bijvoorbeeld de Franse regering op te trekken in EU-verband?

Natuurlijk zal een minimumbelasting een lange adem vragen. Ziet het kabinet een alternatief dat we misschien nu al kunnen doen en sneller kunnen doen. De leden van de NSC-fractie zouden ervoor willen pleiten om daarbij eens goed te kijken naar wat bijvoorbeeld landen als Duitsland en Finland doen ten aanzien van rijken die emigreren vanwege fiscale voordelen elders. Ziet het kabinet een mogelijkheid om dit in de komende Eurogroepvergadering te agenderen?

De leden van de NSC-fractie wensen nog een aantal vragen te stellen naar aanleiding van het verslag van de vorige Ecofinraad.

De Europese Unie moet er zijn voor de burger en niet andersom, zo stellen de leden van de NSC-fractie. Het uitgangspunt van subsidiariteit moet serieus genomen worden. Op sommige terreinen is Europese samenwerking nodig en noodzakelijk, zoals internationale handel, mededinging, internationale veiligheid en migratie en asiel. Op andere terreinen kunnen vraagtekens gezet worden bij de rol die Europa naar zich toetrekt. Zo zetten de leden van de NSC-fractie (al jaren) vraagtekens bij het enorme Europese opkoopprogramma, waarbij de ECB meer dan 4000 miljard euro aan staatsobligaties heeft opgekocht. Weliswaar niet rechtstreeks van de lidstaten, want dit zou monetaire financiering zijn, maar op de kapitaalmarkten. Volgens de ECB zou dit niet strijdig zijn met het Europees Verdrag. De Studiegroep ECB lijkt hier een soort middenpositie in te nemen. Maar de lidstaten worden zo wel blootgesteld aan de gevolgen van een eventueel faillissement van een lidstaat, die de staatsobligaties van dat land waardeloos zullen maken. Het opkoopprogramma drukte jarenlang de rente, met alle gevolgen van dien voor de indexatie van de Nederlandse pensioenen, dat wil zeggen: het gebrek hieraan. En het is ook de vraag of het opkoopprogramma niet heeft geleid tot extra inflatie, wat ook oorspronkelijk in 2015 de nadrukkelijke bedoeling was van dit programma. Maar het is de hoge inflatie die in 2022 en 2023 heeft geleid tot uitholling van de bestaanszekerheid, wat weer heeft bijgedragen aan de impopulariteit van het kabinet Rutte IV. De opbrengsten van aflopende staatsobligaties worden in het PEPP-programma in de loop van 2024 en 2025 niet meer geherinvesteerd op de kapitaalmarkt. Maar zou het opkoopprogramma niet sneller moeten worden afgebouwd, door actieve plaatsing van deze staatsobligaties bij de banken, zo vragen de leden van de NSC-fractie? Zouden deze eerder opgekochte obligaties niet eerder terug verkocht moeten worden aan de banken? Kunnen daarmee ook niet een deel van de verliezen van de centrale banken gedekt worden? Waarom verwacht DNB pas in 2029 weer winst te kunnen maken? Welk vertrouwenseffect gaat er uit van een jarenlang verliesgevende centrale bank?

Daarnaast vragen de leden van de NSC-fractie of het klopt dat het TPI opkoopprogramma nu niet meer geactiveerd hoeft te worden, net zoals het OMT-programma (de zogenaamde bazooka van Mario Draghi, «whatever it takes») van 2012 nooit daadwerkelijk geactiveerd is. Klopt het dat in sommige gevallen alleen al de aankondiging van een stabilisatiemaatregel genoeg kan zijn om de financiële markten te kalmeren? Zonder dat daadwerkelijk met duizenden miljarden euro´s aan indirect belastinggeld hoeft te worden gesmeten?

De inflatie daalt overal in Europa. Echter daalt de inflatie wel over even hard, zo vragen de leden van de NSC-fractie. Een nadeel van de monetaire unie was altijd al dat er maar één rentestand is voor alle 20 eurolanden. Voor het ene land zal deze mogelijk te hoog zijn en voor het andere land te laag. Hoe kan dit nadeel van de monetaire unie ondervangen worden?

De leden van de NSC-fractie hebben ook altijd vraagtekens gezet bij het Herstel- en Veerkrachtfonds (RRF) van 580 miljard euro. Niet zozeer vanwege het fonds zelf, maar vanwege het op Unie-niveau aangaan van nieuwe gezamenlijke schulden. Klopt het dat dit fonds Nederland in totaal 35 miljard euro gaat kosten en maximaal 5,4 miljard euro gaat opleveren? En daarvoor moet Nederland dan ook nog aan allerlei Europese eisen voldoen. Hoe verhoudt zich dit tot een eventueel nieuw herstelfonds, waar president Macron over gesproken heeft? Wat is de Nederlandse positie hierin?

Voorts constateren deze leden nog een ander punt waar sinds februari 2022 weinig voortgang in zit, namelijk de bevroren Russische tegoeden van ca. 260 miljard euro. Waarom kan dit geld niet sneller ter beschikking worden gebracht voor de Oekraïense wederopbouw en oorlogsinspanning? Een theoretisch argument dat daarbij genoemd wordt, is dat de euro als internationaal betaalmiddel aan geloofwaardigheid zou verliezen omdat het eigendomsrecht niet gerespecteerd zou worden. Echter, vragen de leden, deelt het kabinet de mening dat het eigendomsrecht een relatief recht is en geen absoluut recht? En dat het doel van het promoten van de euro als reserve- en handelsmunt ondergeschikt zou moeten zijn aan het bestrijden van de ongekende Russische agressie? Hoe kan het dat de VS en een aantal andere landen de Russische middelen wel wil inzetten en een aantal Europese landen niet?

De leden van de NSC-fractie vragen of een Europese lening van 50 miljard euro wel het juiste middel is om Oekraïne te helpen. Wordt Oekraïne zo niet bedolven onder de schulden, die een latere wederopbouw juist zou kunnen belemmeren? Waarom wordt de steun niet betaald uit de 260 miljard euro aan bevroren Russische tegoeden?

Is de EU voornemens om een beroep te doen op de EU-begroting om het EU-deel van de G7-lening aan Oekraïne te garanderen? Vergt een dergelijke garantie een aanpassing van de EU-begroting, waarvoor unanimiteit in de Raad nodig is?

Is de EU voornemens om de Russische tegoeden bevroren te houden totdat Rusland herstelbetalingen aan Oekraïne heeft betaald, zoals is vastgelegd in het G7-communique? Welke juridische aanpassingen in de EU-sancties zijn hiervoor nodig?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken en hebben geen verdere vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het verslag van de Eurogroep en de Ecofinraad van 20 en 21 juni 2024 en de geannoteerde agenda van de vergaderingen van de Eurogroep en Ecofinraad van 15 en 16 juli 2024. Deze leden hebben de volgende vragen over de inhoud van de stukken.

De voorgaande Minister schreef dat op 13 en 14 juni de G7-leiders een akkoord hebben bereikt om rente-inkomsten van bevroren Russische tegoeden te gebruiken voor een nieuwe leenfacalitiet voor Oekraine. Daarbij wordt opgemerkt dat verdere (juridische) risico’s moeten worden uitgewerkt. Kan de (huidige) Minister de juridische risico’s al enigszins toelichten?

De voorganger van de Minister schreef verder dat in de uitstaande Griekse ESFS gelden niet de uitstaande rente is opgenomen als gevolg van de Griekse schuldmaatregel uit 2018, die Griekenland meer ademruimte moest geven. Dit leidt ertoe dat de uitgestelde rente toeneemt. Welke risico’s kleven volgens de Minister aan deze toename?

De leden van de BBB-fractie hebben ook enkele vragen over de Oekraïne faciliteit. In hoeverre is deze nog steeds toereikend? Wanneer verwacht de Minister dat deze uitgeput is?

Tot slot hebben deze leden een vraag over de uitrol van de digitale euro. De voorganger van de Minister schreef dat privacywaarborgen essentieel zijn. Alle gebruiksdata worden dan ook gepseudonimiseerd. Kan de Minister aangeven hoe makkelijk het zou zijn voor beleidsmakers om deze pseudonimisatie op te heffen in de toekomst, welke eventuele (wets)wijzigingen zouden daarvoor nodig zijn?

Naar boven