Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 2024D27128 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 2024D27128 |
Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de geannoteerde agenda van de informele Milieuraad van 11 en 12 juli 2024 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 952)
De fungerend voorzitter van de commissie,
Postma
Adjunct-griffier van de commissie,
Wiendels
Inhoudsopgave
Inleiding
GroenLinks-PvdA-fractie
VVD-fractie
NSC-fractie
D66-fractie
BBB-fractie
Inleiding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Milieuraad op 11 en 12 juli 2024. Hierover hebben deze leden meerdere vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Milieuraad van 11 en 12 juli 2024. Zij hebben hierover nog enkele aanvullende vragen.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda en hebben daarover nog een aantal vragen.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Milieuraad van 11 en 12 juli. Hierover hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Milieuraad van 11 en 12 juli en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van geannoteerde agenda van de informele Milieuraad, en hebben hierover op dit moment geen vragen of opmerkingen.
GroenLinks-PvdA-fractie
Europese inzet richting de VN-Klimaatonderhandelingen
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben nog enkele vragen over de bespreking van de Europese inzet richting de Klimaatconferentie (COP29) in het najaar van dit jaar. Deze leden lezen het volgende in de geannoteerde agenda: «Verder is op COP28 de balans opgemaakt wat betreft de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs. In deze Global Stocktake (GST) en de zogenaamde «UAE Consensus» is afgesproken om het aandeel hernieuwbare energie wereldwijd te verdrievoudigen, om energie-efficiëntie te verdubbelen, en om weg te bewegen van fossiele brandstoffen in energiesystemen.» Tijdens de vooronderhandelingen in Bonn in juni dit jaar zijn verdere gesprekken in verschillende onderhandelingsonderwerpen, waaronder National Adaptation Plans, een Gender Action Plan en een Mitigation Work Progamme om deze uitkomst te implementeren, op niets uitgelopen. Wat wordt de Nederlandse en Europese strategie in het doorbreken van de huidige impasse in de onderhandelingen? Bereidt de Minister zich voor op een concreet aanbod (concreet bedrag in US-dollar) om ontwikkelingslanden financieel te gaan ondersteunen om daarmee de impasse te doorbreken?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie begrijpen dat de huidige impasse mede wordt veroorzaakt, doordat rijke landen, waaronder de EU, nog niet bereid zijn te onderhandelen over de omvang van de publieke kern van het nieuwe klimaatfinancieringsdoel. Arabische en Afrikaanse delegaties hebben aangegeven dat er een jaarlijks bedrag van 1,1 miljard dollar tot 1,3 miljard dollar vanaf 2025 nodig is, en roepen rijke landen op om met een concreet voorstel te komen en zo de dialoog voort te zetten. Wat is de inzet van de Minister in de EU voor het formuleren van een dergelijk voorstel voor het nieuwe klimaatfinancieringsbedrag?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen ten aanzien van klimaatfinanciering en schuldenproblematiek dat de Minister een belangrijke rol ziet voor internationale financiële instellingen en andere vormen van publieke en private financiering van klimaatactie. Toch wordt het grootste deel van klimaatfinanciering in de vorm van leningen gegeven, vaak niet eens onder voordelige voorwaarden, wat de schuldenproblematiek alleen maar verergert en daarmee contraproductief is. Hoe voorziet de Minister te voorkomen dat ontwikkelingslanden verder in de schulden worden geduwd bij het genereren van financiële middelen bij inmenging van private financiering en binnen de verantwoordelijkheid van international financial institutions (IFI's)?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn van mening dat met name voor adaptatie en klimaatschade ook financiering in de vorm van giften nodig is. Hoe gaat de Minister zich ervoor inzetten dat er voldoende financiering in de vorm van giften voor met name adaptatie en klimaatschade in het doel New Collective Quantified Goal on Climate Finance (NCQG) komt te staan? In hoeverre zal de EU volgens de Minister in detail met een actieplan komen dat uitstippelt hoe meer klimaatfinanciering wereldwijd naar lokale gemeenschappen stroomt en direct voor hen toegankelijk wordt? Wordt er aandacht besteed aan hoe klimaat-kwetsbare groepen zoals vrouwen en inheemse gemeenschappen meer zeggenschap krijgen over waar internationale klimaatfinanciering terechtkomt? Schetst de NCQG hoe lokale klimaatfinancieringsinitiatieven de komende jaren kunnen worden opgeschaald?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen ook dat de inzet van de EU en de Minister is dat dat het nieuwe doel er anders uitziet dan het huidige puur kwantitatieve doel. «Het is van belang dat financiering van klimaatactie wordt gezien als mondiaal doel, waarbij ontwikkelde landen het voortouw nemen en er ook een rol is voor opkomende, geïndustrialiseerde economieën.» Het oproepen voor een mondiaal doel op dergelijke manier beschadigt het vertrouwen van ontwikkelingslanden door ogenschijnlijk de verantwoordelijkheid van rijke geïndustrialiseerde landen weg te halen, die hun eerdere beloftes op klimaatfinanciering structureel niet zijn nagekomen, op 2022 na. Hoe denkt de Minister dit vertrouwen te herstellen om daadwerkelijk een akkoord te kunnen verwezenlijken dat een «belangrijke factor [zal] zijn in de realisatie van ambitieuze klimaatplannen wereldwijd.»?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over klimaatadaptatie en de Internationale Klimaatstrategie (IKS). In de geannoteerde agenda onderstreept de Minister de urgentie van klimaatadaptatie en linkt deze aan de uitvoering van het UAE Framework (voor adaptatie) en de Nederlandse bijdrage hieraan via de IKS. Tegelijkertijd wordt in de op 8 mei jl. verstuurde voortgangsbrief (Kamerstuk ..., nr. ..) over de strategie het volgende vastgesteld: «Zoals aangegeven in de BHOS-begroting 2024 zijn door ombuigingen binnen het ODA-budget de doelstellingen in de Internationale Klimaatstrategie om in 2030 minimaal vier miljoen extra mensen minder kwetsbaar te maken voor klimaatverandering en zeven miljoen mensen extra toegang geven tot veilige en klimaatbestendige drinkwater- sanitaire voorzieningen niet langer haalbaar.» Het lijkt erop dat deze uitspraken elkaar tegenspreken. Kan de Minister toelichten hoe de planning en uitvoering van adaptatie uit de IKS, die niet meer haalbaar zijn verklaard, in lijn kunnen zijn met bijdragen aan de implementatie van de doelen uit het UAE Framework?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben tot slot nog enkele vragen over het Europese doel voor 2040 en de UAE Consensus. Volgens de geannoteerde agenda zal de nieuwe Nationally Determined Contribution (NDC) voor 2035 voortvloeien uit het Europese doel voor 2040, waarover momenteel wordt gesproken en dat via de Europese klimaatwet wettelijk bindend wordt voor de EU. Tegelijkertijd stelt het European Scientific Advisory Board on Climate Change (ESABCC) het volgende: «the EU must strive for net emissions reductions of 90–95% by 2040, relative to 1990 levels. These reductions are essential for mitigating climate risks and achieving a sustainable future». Waarom zet Nederland niet in op het doel dat volgens de ESABCC het eerlijke aandeel is dat Europa moet bijdragen? Welke landen moeten volgens de Minister het gat wel gaan dichten? Geeft de Minister met deze lagere inzet dan wat de wetenschap aangeeft, het Parijsdoel op?
Waterweerbaarheid
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn positief over de erkenning dat klimaatverandering leidt tot veel grotere waterrisico’s voor onder andere Nederland. Wát er moet gebeuren, zegt de Minister niet. Het onderwerp vanuit Nederlands perspectief staat uiteraard wel regelmatig op de agenda, maar biedt ook geen inzicht of oplossingen voor de Europese dimensie. De recente overstromingen in Duitsland en in 2021 ook in Limburg laten zien dat onvoorspelbare stortbuien, maar ook periodes met langdurige regenval, tot grote overlast en schade kunnen leiden. Vergeleken met Duitsland viel de schade in Nederland de laatste keren erg mee. Dat lag onder andere aan de betere hoogwaterbescherming. Deze leden wijzen erop dat het niet alleen een kwestie is van hogere dijken hier, maar ook van lagere dijken dáár. Wij hebben het hier droog gehouden, juist omdat in Duitsland rivieren buiten hun oevers traden en zo veel water pas later en geleidelijker Nederland bereikte. Goed voor Nederland, maar met grote schade in Duitsland tot gevolg. Deze leden wijzen erop dat Duitsland voornemens is om in het kader van de klimaatadaptatie zijn hoogwaterbescherming nu op te hogen naar Nederlands voorbeeld en zo zijn eigen steden en dorpen beter te beschermen. Het gevolg hiervan is vermoedelijk wel een veel lager waterbergend vermogen van Duitsland, en dus een groter overstromingsrisico in Nederland. Klopt het dat daarmee onze eigen hoogwaterbeschermingsplannen alweer achterhaald zijn? Is hier overleg over in Europees of bilateraal verband? Moet er niet voor elke grote grensoverschrijdende rivier een inclusief plan komen waarin de risico’s van hoog en laag water voor de scheepvaart, omgeving, natuur en landbouw worden bepaald? Immers alles wat boven of benedenstrooms gebeurt, heeft gevolgen voor boven én beneden. Dijken en uiterwaarden, stuwen en vaargeulen, bruggen en sluizen, industrie en landbouwlozingen, koelwater, grindwinning; alles heeft invloed op elkaar en dus ook op wat in andere landen kan. Deze leden zouden graag zien dat er een Europese variant komt van «water en bodem sturend», die richtlijnen opstelt en belangen afweegt die grensoverschrijdende effecten hebben. Is de Minister bereid dit te bepleiten en hier initiatieven toe te nemen?
VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie zijn blij om te zien dat circulaire economie als kans voor het versterken van het EU-concurrentievermogen op de agenda staat. Meer stimulans voor bedrijven om te verduurzamen en te innoveren draagt bij aan zoveel mogelijk strategische autonomie als antwoord op de schaarste van grondstoffen. Welke elementen zullen wat de Minister betreft deel uitmaken van een derde «circulaire economie»-actieplan, waarvoor zij wil pleiten bij de Europese Commissie?
De leden van de VVD-fractie constateren dat de Nederlandse zomers droger zullen worden en de winters natter. Omdat de gevolgen van de klimaatverandering steeds zichtbaarder worden, zijn klimaatadaptatie en het vergroten van de weerbaarheid tegen klimaatrisico’s wat deze leden betreft van groot belang. Vanwege het door het KNMI voorspelde kantelpunt, waarbij veranderingen ineens sneller gaan als de gemiddelde temperatuurstijging boven een bepaalde drempelwaarde komt, is het goed om zo goed mogelijk voorbereid te zijn op en hulpverlening paraat te hebben bij extreme weersomstandigheden. Onderlinge bijstand tussen de EU-landen op het gebied van kennis en operationele inzet bij bijvoorbeeld overstromingen en natuurbranden kan hierbij van grote meerwaarde zijn. Hoe verloopt momenteel de samenwerking binnen RescEU en welke rol speelt de Minister hierin? Kan de Minister bijvoorbeeld gebruik maken van kennis, kunde en materieel van andere, meer zuidelijke landen, als het gaat om de preventie en de bestrijding van natuurbranden? En in welke mate is de interoperabiliteit gewaarborgd?
De leden van de VVD-fractie lezen wat betreft de Europese inzet richting de COP29 dat er op de COP29 naar verwachting veel aandacht zal zijn voor een nieuw langetermijndoel voor internationale klimaatfinanciering. Deze leden lezen dat de EU en de Minister erop willen inzetten dat het nieuwe doel er anders uit komt te zien dan het huidige puur kwantitatieve doel. Wat betekent dit precies? Hoe zou de Minister het doel idealiter willen vormgeven? Als het doel primair gericht moet zijn op de ondersteuning van de meest kwetsbare landen bij de implementatie van hun nationale klimaatplannen, wat vraagt dit dan van Nederland? Hoe ziet het krachtenveld er binnen de EU uit? En hoe staat het met de uitvoering van het Glasgow Climate Pact? Wordt hier al door alle landen gehoor aan gegeven? Deze leden zijn in ieder geval blij om te lezen dat de OESO recent heeft bevestigd dat het doel van 100 miljard dollar in 2022 is gehaald.
De leden van de VVD-fractie lezen dat er op de COP29 ook wordt gesproken over handel in koolstofkredieten. Deze leden zien hier kansen in, maar zijn het met de Minister eens dat hiervoor robuuste kwaliteitscriteria moeten worden opgesteld, zodat de gerealiseerde koofstofverwijdering daadwerkelijk bijdraagt aan het behalen van de klimaatdoelen. Aan welke criteria denkt de Minister? Wat vinden andere lidstaten hiervan? Hoe gaat er gecontroleerd worden of de handel voldoet aan dergelijke criteria?
NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie vragen of al duidelijk is wanneer de mededeling over «water resilience» zal worden gepubliceerd en of Nederland daarop gaat aandringen bij de informele Milieuraad. In het schriftelijk overleg over het BNC-fiche klimaatadaptatie gaf de Minister aan de inzet van klimaatadaptatie in het Meerjarig Financieel Kader (MFK) over te laten aan het nieuwe kabinet. Hoe ziet de(nieuwe) Minister de inzet in het MFK ten gunste van klimaatadaptatie?
De leden van de NSC-fractie zijn verheugd te zien dat het «one out all out»-principe in de Kaderrichtlijn Water vervangen lijkt te worden door een beoordelingsmethodiek die een algemener beeld geeft over de stand van het oppervlaktewater. Deze leden vragen hoe de Minister dit onderhandelingsresultaat beoordeelt en of hij dit als een werkbare oplossing voor Nederland ziet. Ook zijn deze leden benieuwd naar de nieuwe doelen die al voor na 2027 gesteld zullen worden. Kan de Minister inzicht geven wanneer hij verwacht dat daar meer over bekend zal worden?
De leden van de NSC-fractie hebben meegekregen dat de Natuurherstelverordening bij de Milieuraad van 17 juni jl. is aangenomen en constateren dat deze nu geïmplementeerd dient te worden. Kan de Minister aangeven hoe hij het proces voor de totstandkoming van het natuurherstelplan de komende twee jaar voor zich ziet? Welke rol ziet de Minister daarin voor relevante partners zoals lagere overheden en de agrarische sector? Hoe zal de Kamer worden betrokken bij de totstandkoming van het natuurherstelplan? En hoe is de Minister van plan rekening te houden met de recent aangenomen motie-Van Campen(Kamerstuk 21 501-32, nr. 1657)?
Tot slot hebben de leden van de NSC-fractie nog een enkele vraag over de Europese inzet richting de VN-klimaatonderhandelingen (COP29). Deze leden lezen dat Nederland eind februari 2025 zijn nieuwe NDC voor 2035 in dient te dienen. Hoe staat het met de voorbereiding op de NDC-2035 in Nederland? Kan de Minister aangeven of, en zo ja hoe, de Minister van plan is de Kamer hierbij te betrekken?
D66-fractie
De leden van de D66-fractie constateren dat eerder dit jaar het Europees Parlement heeft ingestemd met het voorstel voor recht op reparatie. Dit is een mooie stap richting een circulaire en duurzame toekomst. Klopt het dat met dit voorstel niet is geregeld dat producenten verplicht worden om onderdelen te leveren aan niet professionele reparateurs (zoals bijvoorbeeld repaircafe’s)? Is de Minister het met deze leden eens dat ook repaircafe’s de mogelijkheid zouden moeten hebben om reserveonderdelen te bestellen om produceten te kunnen repareren? Zo ja, op welke manier gaat de Minister zich hier in Europa hard voor maken?
De leden van de D66-fractie constateren dat eerder dit jaar de Europese Raad ook een deal bereikte over nieuwe regels op het gebied van greenwashing (Green Claims). Hoe kijkt de Minister naar het voorstel vanuit de Europese Raad? Welke gevolgen gaat dit hebben voor de Nederlandse aanpak van greenwashing en de wet- en regelgeving daaromtrent?
De leden van de D66-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de Minister in zal zetten op het opstellen van een derde actieplan voor circulaire economie. Daarnaast lezen deze leden dat de focus van het nieuwe Hongaarse voorzitterschap zal liggen bij concurrentievermogen en economische kansen voor de EU op circulair gebied. Is de Minister het met deze leden eens dat import van goedkoop plastic (en andere materialen en grondstoffen) het voortbestaan van circulaire industrie in Europa bemoeilijkt? Welke stappen gaat de Minister in Europees verband zetten om circulaire bedrijven die het nu moeilijk hebben te ondersteunen? Welke concrete voorstellen gaat hij doen voor een derde actieplan circulaire economie? Is de Minister bereid om op Europees niveau te pleiten voor een Europese circulaire industriepolitiek of een Europese recyclestrategie? Is de Minister bereid om op Europees niveau te pleiten voor eerlijke prijzen voor diverse grondstoffen zowel voor grondstoffen van binnen de EU als van daarbuiten, zodat gerecyclede grondstoffen een eerlijke kans maken tegenover virgin grondstoffen? Zo ja, op welke manier gaat de Minister daar concreet aandacht voor vragen?
De leden van de D66-fractie constateren dat de geannoteerde agenda vaag blijft over de inzet op het gebied van klimaat en water. Kan de Minister concreet aangeven wat zijn inbreng zal zijn namens Nederland op het gebied van waterweerbaarheid en COP29?
BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie lezen dat er voor een derde «circulaire economie»-actieplan gepleit gaat worden door de Minister. Welke concrete maatregelen zijn worden daarbij voorgesteld en hoe bindend is dit?
De leden van de BBB-fractie vragen op wat voor manieren de investeringsbereidheid versneld kan worden zonder dat dit het investeringsvermogen/vestigingsklimaat van Nederland schaadt.
De leden van de BBB-fractie constateren dat er een groot tekort is aan financiële middelen op Europese schaal om alle doelstellingen van de groene transitie te behalen. Deze leden vragen of daarover wordt gesproken en of de conclusies van het onderzoek ««road to net zero»« van het Instituut Rousseau kloppen. Is het überhaupt mogelijk om de tekorten te bekostigen vanuit Nederland en de andere lidstaten?
De leden van de BBB-fractie vragen hoeveel geld er in dit fonds moet komen, wanneer het fonds geopend wordt en of dit fonds Nederland kan helpen in de uitdagingen die het heeft om te adapteren ten aanzien van klimaatverandering op het gebied van water(infrastructuur) en landbouw.
De leden van de BBB-fractie constateren dat het aandeel hernieuwbare energie verdriedubbelen een enorme impact zal hebben op het vermogen van Nederland om netcongestie op te lossen. Deze leden vragen of de Nederlandse netcongestieproblematiek en de moeilijkheden die dit Nederland oplevert, voldoende bekend zijn en overgedragen kunnen worden door Europese onderhandelaars. Welke rol krijgt de Nederlandse netcongestieproblematiek in de onderhandelingen? Welke impact kan dit hebben op mogelijke uitkomsten?
De leden van de BBB-fractie vragen hoeveel de Nederlandse bijdrage voor het NCQG ongeveer zal worden en of dit te bekostigen is bovenop de nationale en Europese doelstellingen die behaald dienen te worden.
De leden van de BBB-fractie hebben zorgen over de internationale samenwerking op het gebied van water en dan met name de waterkwaliteit. Nederland is een delta en daarmee ligt het risico om het afvalputje van Europa te zijn op de loer. Nederland is dus erg afhankelijk van de internationale samenwerking. Weliswaar wordt er veel samengewerkt in internationale riviercommissies, maar, zoals de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) ook aangeeft: dit heeft nog niet geleid tot bindende afspraken. Deze leden willen daarom graag weten wat de inzet van de Minister op dit onderwerp is en welke rol de Europese Commissie hierin kan spelen. Zolang er enkel vrijblijvende afspraken gemaakt worden, loopt Nederland het risico op te draaien voor problemen die in het buitenland ontstaan. Deelt de Minister deze mening en wat is de visie van de Minister hierop?
De leden van de BBB-fractie vragen de Minister om een appreciatie van het akkoord dat in de Raad is gesloten op 19 juni 2024 omtrent de Kaderrichtlijn Water, de Grondwaterrichtlijn en de Richtlijn prioritaire stoffen. In het bijzonder vragen deze leden naar de voortgang rondom het schrappen van het principe «one out all out».
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2024D27128.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.