2024D22427 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 31 mei 2024 enkele vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van financiën voorgelegd over zijn op 26 april 2024 toegezonden Contourenbrief gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte (Kamerstuk 32 140, nr.186).

De fungerend voorzitter van de commissie,

Tielen

Adjunct-griffier van de commissie,

Lips

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de «Contourenbrief gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte» en hebben hierover enkele vragen.

Kan de Staatssecretaris de leden van de PVV-fractie nader inzage geven in de suikerinname onder diverse sociaaleconomische groepen? Uit eerder onderzoek van het Centraal Planbureau (CPB) kwam naar voren dat bijvoorbeeld grootgebruikers en gewoontegebruikers van suikerhoudende dranken minder prijsgevoelig zijn.1 In hoeverre is met prijselasticiteit rekening gehouden bij de beoogde budgetneutrale omzetting?

Uit recent onderzoek van Ecorys blijkt dat een suikerbelasting voor overgrote meerderheid (80 procent van de consumenten) slechts tot een zeer beperkte afname van de suikerconsumptie leidt. Het grootste effect zit hem in de resterende 20 procent waarbij de suikerconsumptie met zo’n tien procent zou dalen. Wat betekenen deze cijfers voor de opbrengsten van de schatkist? Draagt de groep waar de hoogste daling in suikerconsumptie wordt behaald ook het meeste bij?2

In het eerder aangehaalde CPB-onderzoek werd geconcludeerd dat de overheid terughoudend moet zijn met het beïnvloeden van gedrag via het belastingstelsel.

Kan de Staatssecretaris nader toelichten of, en zo ja welke, niet-fiscale alternatieven zijn overwogen die suikerconsumptie onder de bevolking kunnen doen verminderen? Bijvoorbeeld door op een andere manier te bewerkstelligen dat het suikergehalte van dranken afneemt.

Zo heeft het RIVM bijvoorbeeld om fabrikanten «aan te moedigen» om de samenstelling van voedingsmiddelen te verbeteren, een nationaal plan gelanceerd. De Nationale Aanpak Productverbetering (NAPV). Hierin zijn drie grenswaarden opgenomen voor zout, suiker, en/of verzadigd vet: laag, midden, hoog.

Kan de Staatssecretaris aangeven hoe deze nationale aanpak zich verhoudt tot een gedifferentieerde verbruiksbelasting? Kan de Staatssecretaris gelet op de doeltreffendheid en doelmatigheid van de doelstelling – verbetering samenstelling voedingsmiddelen – aangeven wat de (meer)waarde is van een gedifferentieerde verbruiksbelasting ten opzichte van de doelstelling in het NAPV?

De leden van de PVV-fractie wijzen erop dat tot en met eind 2015 de verbruiksbelasting op mineraalwater en vruchten- en groentesappen lager was dan de belasting op frisdrank. Vanaf januari 2016 is de verbruiksbelasting gelijkgesteld aan die op frisdrank. Op Finland na was de prijsstijging van alcoholvrije dranken in Nederland destijds de hoogste uit de eurozone. De prijzen in Nederland stegen ruim twee keer zo hard als gemiddeld in de eurozone.3

Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie duiden hoe effectief de verhoging van de verbruiksbelasting was in relatie tot geconsumeerde suiker (via dranken) en welke gezondheidswinst werd hiermee behaald?

Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie aangeven wat de grenseffecten per scenario zouden zijn als Nederland een vorm van gedifferentieerde verbruiksbelasting invoert?

Per 1 januari 2024 is de verbruiksbelasting wederom gestegen (van € 8,83 naar € 26,13), zo constateren deze leden. Deze leden hebben hierover de volgende vragen. Kan de Staatssecretaris aan de leden van de PVV-fractie aangeven hoe effectief de verhoging van de verbruiksbelasting per 1 januari 2024 is, welke gezondheidswinst hiermee reeds is behaald en of er een verschuiving van consumptie waarneembaar is (bijvoorbeeld van frisdrank naar uitgezonderd (mineraal)water)?

Welke invloed heeft de verhoging van de verbruiksbelasting (vanaf 2016) gehad op de koopkracht van burgers? Kan de Staatssecretaris dit kwantificeren op macro- en microniveau? Kan de Staatssecretaris de koopkrachteffecten, zowel op macro als microniveau, in kaart brengen van de voorliggende scenario’s? Kan de Staatssecretaris onderbouwen of, en zo ja, in hoeverre een daling van de belastingdruk (Tabel 3) wordt doorgegeven aan consumenten en in hoeverre een verhoging van de belastingdruk wordt afgewenteld op de eindgebruiker?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks- PvdA-fractie

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben de brief met interesse gelezen. Deze leden hebben enkele vragen aan de Staatssecretaris.

Deze leden lezen dat budgetneutraliteit gekozen is als uitgangspunt voor de hoogte van de heffing. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom de Staatssecretaris hiervoor heeft gekozen? Hoeveel zou de budgettaire opbrengst hoger of lager zijn bij een variant met, bijvoorbeeld, twee keer zo grote gezondheidseffecten? Hoe weegt de Staatssecretaris deze gezondheidseffecten ten opzichte van de budgettaire opbrengst?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie merken op dat de doelstelling van de verbruiksbelasting in het Verenigd Koninkrijk duidelijk was fabrikanten te bewegen hun receptuur aan te passen. Deze leden vragen de Staatssecretaris of die het ermee eens is dat dit slechts bijvangst is in de Nederlandse situatie, of anders een secundair doel. Kan de Staatssecretaris toelichten wat het primaire doel is van de Nederlandse heffing? Is dat in eerste instantie een bepaalde budgettaire opbrengst, waarbij vervolgens met de vormgeving geprobeerd wordt om zoveel mogelijk positieve gezondheidseffecten te realiseren, of is een positief gezondheidseffect het hoofddoel, waarbij de budgettaire opbrengst als secundair geldt?

De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA vragen de Staatssecretaris voorts om toe te lichten of de genoemde 15 tot 18 procent reductie in de verkoop van suiker via alcoholvrije dranken gebaseerd is op de gegeven scenario’s, mét de aanname van budgetneutraliteit. Kan de Staatssecretaris daarbij aangeven hoeveel hoger de reductie zou kunnen zijn bij hogere maximale tarieven, bijvoorbeeld van 100 euro per 100 liter? Wat zou het budgettaire effect hiervan zijn in verschillende scenario’s? Zou de Staatssecretaris het problematisch vinden als de nieuwe heffing met differentiatie meer of minder op zou leveren dan de huidige heffing?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat herformulering niet het doel is van de beoogde heffing. Deze leden vragen of het klopt dat er daarmee eigenlijk geen enkel argument bestaat voor het uitzonderen van vruchtensappen en andere dranken met natuurlijke suikers, behalve het stimuleren van de desbetreffende sector. Klopt het dat van «averechtse effecten» zoals genoemd in de motie Visseren-Hamakers4 geen sprake is, omdat er geen reden is waarom natuurlijke suikers anders behandeld zouden moeten worden dan toegevoegde suikers? Is de Staatssecretaris het ermee eens dat met een dergelijke uitzondering beleidsdoelen vermengd zouden worden met onnodige complexiteit tot gevolg. Deze leden vragen verder of deze leden het goed begrijpen dat differentiatie tussen natuurlijke suikers en toegevoegde suikers praktisch onuitvoerbaar is, omdat handhaving door de Douane daarmee niet meer goed mogelijk is, waardoor de heffing zeer fraudegevoelig zou worden.

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat het kabinet staffels voorstelt die tot maximale herformulering zouden moeten leiden. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe dit te rijmen valt met de eerdere constatering dat herformulering niet het hoofddoel van de heffing is? Klopt het dat een grens van 5 gram suiker per 100 milliliter ertoe zou leiden dat melk niet zwaarder belast wordt dan verreweg de meeste frisdranken (met uitzondering van suikervrije), waardoor er minder noodzaak zou bestaan voor een speciale uitzondering voor zuiveldranken? Deze leden vragen wat de Staatssecretaris vindt van deze optie.

De Staatssecretaris stelt dat scenario 1 het eenvoudigst is vanuit uitvoeringsperspectief, terwijl scenario 2 qua gezondheidseffecten het best scoort. Het is de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie opgevallen dat er geen scenario is meegenomen zonder uitzonderingen, maar met een nultarief voor de eerste staffel, bijvoorbeeld voor dranken met een suikergehalte van 0 t/m 0,5 gram suiker per 100 milliliter. Deze leden vragen of het klopt dat met een dergelijke staffel zowel optimale gezondheidseffecten kunnen worden bereikt als eenvoud in de uitvoering, omdat dranken met weinig tot geen suiker, zoals mineraalwater en light-frisdranken, niet worden belast en er geen uitzonderingen zijn voor specifieke dranken. Kan de Staatssecretaris toelichten of een dergelijk scenario uitvoerbaar is en wat de appreciatie is van deze variant? Kan deze variant worden meegenomen in de verdere uitwerking?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie snappen dat het wenselijk is om te voorkomen dat frisdrank zwaarder wordt belast dan bier. Deze vragen de Staatssecretaris of het mogelijk zou zijn de suikerbelasting ook toe te passen op alcoholhoudende dranken. Klopt het dat hiermee gezondere bieren (met weinig suiker) minder zwaar belast zouden worden dan ongezondere bieren (met veel suiker)? Hoe apprecieert de Staatssecretaris dit mogelijke gezondheidsvoordeel?

De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen de Staatssecretaris of de Staatssecretaris kan toelichten hoe de Douane in de nieuwe opzet omgaat met geconcentreerde dranken, zoals limonadesiroop. Wordt daarbij nog steeds uitgegaan van een verhouding 1:3? Achten de Staatssecretaris dat nog steeds een realistische verhouding? Kan de Staatssecretaris ook toelichten hoe de Douane het onderscheid maakt tussen geconcentreerde en niet-geconcentreerde vorm? Hoe wordt omgegaan met poeders om dranken mee te maken, zoals chocolademelkpoeder?

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de «Contourenbrief gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte». Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van het verminderen van suikerinname dat het verminderen van de suikerinname via alcoholvrije dranken op twee manieren bereikt kan worden door het invoeren van een gedifferentieerde verbruiksbelasting. Met hoeveel procent is de verwachting dat de suikerinname zal dalen door het beïnvloeden van verkoopprijzen via belastingen voor de consument? Met hoeveel procent is de verwachting dat de suikerinname zal dalen door het stimuleren van productherformulering bij de producent? Op welke van deze twee manieren is het kabinet van plan het meest in te zetten?

De leden van de VVD-fractie lezen dat er door twee moties wordt opgeroepen om onderscheid te maken tussen dranken met toegevoegde suikers en dranken met alleen natuurlijke suikers. Wel lezen de leden dat deze uitzondering een zeer grote budgettaire impact heeft op het tarief voor de overige dranken. Over welke bedrag gaat het als het onderscheid zou worden gemaakt op basis van toegevoegde suikers? Wat is het tariefverschil tussen suikerhoudende dranken nu zonder onderscheid en suikerhoudende dranken na het onderscheid?

De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van de relatie met alcoholhoudende dranken/bieraccijns dat de beschreven scenario’s impact hebben op de accijns op bier. Het minimumbedrag aan bieraccijns is nu gelijk aan het tarief van de verbruiksbelasting per 100 liter. Geldt deze verhouding ook voor andere alcoholische dranken zoals wijn? Zo nee, welke verhoudingen worden bij andere alcoholische dranken gehanteerd? Hoeveel stijgt de opbrengst in bieraccijns wanneer de bieraccijns mee stijgt van 26,13 euro per 100 liter naar 40,00–52,75 euro per 100 liter?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de differentiatie in de verbruiksbelasting lastenverzwaringen op andere terreinen tot gevolg kan hebben zoals op de bieraccijns. Vindt het kabinet het wenselijk dat de differentiatie in verbruiksbelasting op suikerhoudende dranken invloed heeft op de accijns van bijvoorbeeld bier?

De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van de verbruiksbelasting op zuiveldranken dat het compleet uitzonderen van zuiveldranken onder de huidige verbruiksbelasting een aantal ongewenste effecten heeft. Zo zijn op dit moment bijvoorbeeld chocolade- en frambozenmelk, die vaak veel suiker bevatten, uitgezonderd. Hoeveel gram (toegevoegd) suiker zit er in chocolade- en frambozenmelk? Welk bedrag aan verbruiksbelasting zou er op zuiveldranken met een hoog suikergehalte zoals chocolade- en frambozenmelk geheven worden? Waarom is er bij zuiveldranken gekozen om geen onderscheid te maken in natuurlijke en toegevoegde suiker?

De leden van de VVD-fractie delen de zorgen over de ongewenste truc waarbij producenten een geringe hoeveelheid zuivel toevoegen aan vruchten- en groentesappen of frisdrank om deze dranken onder de uitzondering te laten vallen. Hoeveel bedrijven passen deze truc toe om zo de verbruiksbelasting te omzeilen? Welke budgettaire derving is hier naar schatting mee gemoeid? Wat vindt het kabinet de beste aanpassing om deze omzeiling tegen te gaan? Welke stappen wil het kabinet nu zetten om deze ongewenste truc tegen te gaan, aangezien de voorbereidingsperiode voor een eventuele structuurwijziging minimaal 12–24 maanden duurt? Bij welk scenario ontstaan serieuze risico’s om misbruik of ongewenste trucs? Hoe denkt het kabinet dat te voorkomen?

De leden van de VVD-fractie begrijpen ten aanzien van staatssteun dat bij uitzonderingen die passen binnen de aard en opzet van het stelsel er geen sprake is van selectiviteit en dus geen sprake is van staatssteun. Welke andere toetsen moeten volgens het kabinet nog worden uitgevoerd om te komen tot een juridisch houdbaar stelsel? Is EU wet- en regelgeving van toepassing?

De leden van de VVD-fractie lezen ten aanzien van het budgettaire effect dat de inname van suiker via alcoholvrije dranken jaarlijks substantieel kan afnemen. Bij gelijkblijvende tarieven dalen de opbrengsten. Kan het kabinet inzicht geven in de budgettaire gevolgen in de verschillende scenario’s bij een jaarlijkse afname van drie procent van de inname van suiker via alcoholvrije dranken in de periode 2026–2030? De leden van de VVD-fractie stellen vast dat dalende opbrengsten als gevolg van het succes van de gedifferentieerde verbruiksbelasting in de vorm van een lagere verkoop van (hoog)suikerhoudende dranken evenwel een beleidsdoel is en daarmee niet onwenselijk.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de contourenbrief. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen. Deze leden onderschrijven de breed gedeelde wens voor een zo simpel, voorspelbaar mogelijk systeem. De huidige verbruiksbelasting laat zien dat een grote hoeveelheid uitzonderingen en een budgettaire opgave de tarieven op kunnen drijven tot slecht uitlegbare hoogtes.

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris welke suikerhoeveelheid aanwezig is in de verschillende zuiveldranken die in variant III uitgezonderd zijn van de verbruiksbelasting. Verschilt de benodigde voorbereidingstijd tussen de verschillende scenario’s? Wanneer is het laatste moment dat de keuze gemaakt moet worden om de wetgeving op een deugdelijke wijze mee te laten lopen in het pakket Belastingplan 2025 voor invoering in 2026, zoals de Staatssecretaris aangeeft in de brief?

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris om in te gaan op de mate waarin de budgettaire opgave in strijd kan zijn met de beleidsdoelstelling. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om de impliciet dreigende grondslagerosie aan de voorkant te voorkomen? Deze leden vragen de Staatssecretaris welke budgettaire regimes denkbaar zijn om bij bepaalde belastingmiddelen waar het beleidsdoel zwaarder weegt dan de budgettaire opgave, grondslagerosie niet (volledig) op te vangen binnen die heffing. Bij welke heffingen zou dit van toepassing kunnen zijn? Is de Staatssecretaris bereid een onderzoek te doen naar de verschillen in begrotingssystematiek rond grondslagerosie in ons omringende landen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Contourenbrief gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte en de verschillende scenario’s om een dergelijk voorstel vorm te geven.

Deze leden hebben enkele vragen met betrekking tot de uitwerking. De Staatssecretaris schrijft het volgende over gezondheidseffecten: «Daarnaast is er geen gezondheidsargument om dranken met toegevoegd suiker anders te behandelen dan dranken met van nature aanwezige suikers. De Gezondheidsraad adviseert zo min mogelijk suikers binnen te krijgen via dranken. Het maakt daarbij niet uit of deze suikers van nature aanwezig zijn in de drank, bijvoorbeeld via vruchten, of dat de suikers aan de drank zijn toegevoegd. Het lichaam maakt geen onderscheid tussen van nature aanwezige of toegevoegde suikers.»

Het gezondheidsaspect gaat in de visie van deze leden om meer dan alleen suikers: er zijn toch ook vitamines aanwezig in pure drank? Hoe ziet Staatssecretaris van Ooijen dit?

Gezinnen en individuen die kwetsbaar zijn voor obesitas drinken, naar deze leden aannemen, niet massaal sinaasappelsap, maar cola of sinas. Deze producten lijken wat deze leden betreft meer aannemelijk voor massaal gebruik dan vruchtensappen, waardoor het optreden van nadelige gezondheidseffecten bij vruchtensappen aanzienlijk lager is. Is de Staatssecretaris het daarmee eens? Zijn er onderzoeken bekend op dit punt?

Bij de schetsing van de verschillende scenario’s wordt duidelijk dat vanaf scenario 3 zuivelhoudende dranken met toegevoegde suikers worden betrokken in het uitzonderingsscenario, zo constateren de leden van de BBB-fractie. Wat deze leden betreft is deze keuze merkwaardig, aangezien vruchtensappen mogelijk beter voor de gezondheid kunnen zijn dan suikerhoudende zuiveldranken gezien de aanwezigheid van vitamines.

Is er een scenario denkbaar waarbij het kabinet vruchtensappen en zero dranken uitzondert, maar suikerhoudende zuiveldranken niet, gezien laatstgenoemde categorieën vaak dezelfde hoeveelheid suiker bevat en niet rijk is aan vitamines? Is Staatssecretaris van Rij bereid om een dergelijk scenario budgettair uit te werken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de contourennota over de differentiatie van de suikertaks. Deze leden hebben al bij het vorige Belastingplan gepleit voor differentiatie naar de hoeveelheid suiker, omdat de huidige vlakke taks geen prikkel vormt voor mensen om een alternatief met minder suiker te kiezen of voor producenten om minder suiker toe te voegen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de scenario’s en begrijpen dat afhankelijk van het nagestreefde doel, de vormgeving anders kan worden ingestoken. Als men als doel het bevorderen van de gezondheid kiest, is het niet logisch uitzonderingen te maken op basis van type suikers. Als het doel herformulering is, dan zouden in de ogen van deze leden vooral de dranken moeten belasten waar minder suiker in kán worden toegevoegd. De leden van de CDA-fractie vinden beide doelen belangrijk. Deze leden willen zowel een positief effect op de gezondheid door consumptie van dranken met een hoog suikergehalte te ontmoedigen, als ook een duidelijke prikkel voor producenten om hun product aan te passen. Het gezondheidsperspectief weegt daarbij voor hen zwaar.

De leden van de CDA-fractie ervaren een dilemma bij een mogelijke uitzondering voor verse groente- en vruchtensappen en (plantaardige) melkproducten, nog los van de consequenties die dit heeft voor afbakening, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Deze leden merken op dat kijkend naar de suikers in deze producten, er een grond is de producten te belasten. Echter, er zijn ook gezondheidsvoordelen. Zo zitten in melkproducten eiwit, calcium en vitamines B2 en B12, in plantaardige melkproducten eiwitten en vitamine B2 en in groente- en vruchtensappen gezonde micronutriënten zoals vitamines en vezels. Maar waar halfvolle melk en sojamelk met toegevoegde calcium en vitamine B12 bijvoorbeeld wel in de schijf van vijf zijn opgenomen, zijn volle melk, plantaardige melkproducten en sappen dat niet. Deze leden merken wel op dat in groentesappen een significant lager gehalte suikers zit dan in vruchtensappen en dat die eerste categorie met een staffel lager belast zou worden dan in de huidige situatie.

Graag zouden deze leden een nadere analyse van het kabinet ontvangen van de gezonde stoffen in zowel groente- en vruchtensappen als in (plantaardige) melkproducten op basis van onderzoeken die hiernaar gedaan zijn. Ook vragen deze leden wat wordt bedoel met zuivel- en sojadranken met een «laag suikergehalte» onder scenario III.

De leden van de CDA-fractie lezen dat ook een aantal andere factoren consequenties hebben voor de uitvoering, zoals de budgettaire opbrengst. Hoe meer uitzonderingen men maakt, hoe hoger de heffing voor de rest van de dranken. Dat kan nadelige grenseffecten opleveren. Overigens vragen deze leden of deze budgettaire doelstelling vanuit een gezondheidsperspectief altijd houdbaar is. Deze leden vragen de Staatssecretaris of dit betekent dat de belasting jaarlijks omhooggaat, als blijkt dat mensen minder suikerhoudende dranken consumeren en of die hogere belasting dan gelijk wordt verdeeld over alle categorieën van de staffel. Zou vanuit een gezondheidsperspectief niet moeten worden gestreefd naar een zo laag mogelijke budgettaire opbrengst, zoals in het Verenigd Koninkrijk en Ierland, maar bijvoorbeeld ook Zuid-Afrika en andere landen?

De leden van de CDA-fractie zien daarnaast een voordeel in het beperken van de complexiteit in de uitvoering en het risico op fraude dat kleiner wordt naarmate minder uitzonderingen worden gemaakt. Kan de Staatssecretaris een inschatting maken welke scenario’s per 2026 wel en welke (waarschijnlijk) niet uitvoerbaar zullen zijn?

Tot slot zijn de leden van de CDA-fractie voorstander van het behouden van de koppeling met de verbruiksbelasting op alcoholische dranken.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende contourenbrief en hebben hier nog een aantal vragen en opmerkingen over.

Ten eerste willen de leden van de PvdD-fractie benadrukken dat zij groot voorstander zijn van een gedifferentieerde verbruiksbelasting, waarbij frisdranken zwaarder worden belast naarmate ze meer suiker bevatten. Overgewicht is namelijk een groeiend nationaal gezondheidsprobleem. In de huidige voedselomgeving worden consumenten juist gestimuleerd en verleid om ongezonde keuzes te maken. Zo besteedde de frisdrank- en fastfoodindustrie de afgelopen jaren miljarden aan reclames voor ongezond voedsel.5 Wat deze leden betreft moet dit stoppen. Volgends de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn prijsmaatregelen een effectieve manier om de voedingskeuzes van consumenten te beïnvloeden. De WHO raadt dan ook aan om een belasting op suikerhoudende dranken in te voeren als onderdeel van een integrale aanpak om overgewicht tegen te gaan. Deze leden zijn blij dat er hiervoor eindelijk opties worden voorgelegd aan de Kamer. Maar daarnaast is het volgens deze leden ook juist van belang om gezonde voeding beter verkrijgbaar, aantrekkelijker en goedkoper te maken. Denk bijvoorbeeld aan het afschaffen van de btw op groente en fruit, waarvoor deze leden zich meermaals hebben ingezet. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om het geld dat een gedifferentieerde frisdrankentaks opbrengt in te zetten om gezonde voeding vervolgens goedkoper te maken?

De leden van de PvdD-fractie lezen dat scenario 2, waarin mineraalwater wordt uitgezonderd van de gedifferentieerde verbruiksbelasting, vanuit het perspectief van volksgezondheid het meest passend is. Deze leden constateren dat de Staatssecretaris alleen heeft gekeken naar volksgezondheid. Waarom heeft de Staatssecretaris niet ook gekeken naar het belang van een gezonde leefomgeving? Wat deze leden betreft is dit namelijk ook een zeer belangrijk aspect, dat door alle ministeries in hun afwegingen moet worden meegenomen. Fleswater zorgt voor (zwerf)afval, bevat vaak microplastics en is slecht voor de biodiversiteit. Daarnaast kunnen er voor fleswater 3500 keer meer grondstoffen nodig zijn dan voor kraanwater6 en de klimaatimpact van één glas fleswater is vergelijkbaar met 100 tot 200 glazen kraanwater.7 Ook is om één liter fleswater te produceren wel drie tot zes liter kraanwater nodig, terwijl het RIVM waarschuwt voor dreigende drinkwatertekorten.8 Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat consumenten om al deze redenen niet gestimuleerd moeten worden om fleswater te kopen? Zo nee, waarom niet? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat scenario 1 om bovenstaande redenen het meest gezonde scenario is voor mens en planeet? Zo nee, waarom niet? Is de Staatssecretaris bereid om scenario 1 uit te werken in een wetsvoorstel? Zo nee, waarom niet? Welk effect verwacht de Staatssecretaris dat scenario 1 heeft op het verminderen van de hoeveelheid suiker in producten door producenten (productherformulering)? Hoe verhoudt dit zich tot de andere scenario’s? Wordt in het kader van productherformulering ook minder gebruik van zoetstoffen meegenomen? Zo ja, hoe wordt dit meegenomen? Zo nee, waarom niet?

De Staatssecretaris schrijft dat een reden om mineraalwater uit te zonderen van de verbruiksbelasting is omdat mensen onderweg niet altijd toegang tot kraanwater hebben en je in die gevallen het drinken van mineraalwater wil stimuleren boven het drinken van andere dranken. Is het antwoord op dit probleem, kijkend naar de vervuilende aspecten van fleswater die deze leden hierboven hebben genoemd, niet juist om daarom méér watertappunten aan te leggen? Zet het kabinet momenteel in op het uitbreiden van het aantal watertappunten in de publieke ruimte? Zo ja, hoeveel watertappunten komen er in de komende jaren bij en waar? Zo nee, waarom niet en is de Staatssecretaris bereid om zich hier – met zijn collega’s – wel voor in te gaan zetten?

De leden van de PvdD-fractie zijn blij dat in de voorliggende contourenbrief wordt erkend dat het zowel vanuit het oogpunt van duurzaamheid als het oogpunt van gezondheid niet logisch is dat zuiveldranken niet zijn belast en plantaardige alternatieven wel. De productie van dierlijke eiwitten heeft immers grotere negatieve effecten op het dierenwelzijn, klimaat, milieu en de kwaliteit van de leefomgeving. In het verlengde hiervan vinden deze leden het van onzorgvuldig bestuur getuigen als er een variant wordt uitgewerkt waarbij bijvoorbeeld dierlijke chocolademelk met veel toegevoegde suikers, is vrijgesteld van de belasting, terwijl plantaardige melkdranken, zoals havermelk zonder toegevoegde suikers, wel worden belast. Kan de Staatssecretaris bevestigen dat het onwenselijk is om dit onlogische verschil tussen dierlijke melk en sojamelk enerzijds en andere plantaardige melkdranken anderzijds in stand te houden?

De leden van de PvdD-fractie wijzen erop dat fabrikanten nu al misbruik maken van de uitzondering voor koemelk, door zuivel toe te voegen aan vruchtensappen. Hierdoor kan een fabrikant de belasting ontwijken. Een in de ogen van deze leden ongewenste ontwikkeling vanuit fiscaal, gezondheids- en duurzaamheidsperspectief. Volgens de Staatssecretaris kan het aanpassen van de definitie van de zuivel-uitzondering ook onder de huidige platte verbruiksbelasting voor alcoholvrije dranken. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat, ongeacht of er een scenario door de Kamer wordt gekozen en welke dat dan wordt, hij er in ieder geval voor zorgt dat bovenstaande loophole wordt gedicht? Zo nee, waarom niet?

De Staatssecretaris geeft aan om onder een representatieve afspiegeling van de Nederlandse samenleving een flitspeiling te houden over de introductie van een gedifferentieerde verbruiksbelasting. Wanneer wordt deze flitspeiling gedaan en wanneer ontvangt de Kamer hiervan de resultaten?

Tot slot lezen de leden van de PvdD-fractie in het rapport «Impact van een getrapte verbruiksbelasting op de verkoop van suiker via alcoholvrije dranken», waarnaar ook wordt verwezen in de contourenbrief, dat het RIVM in een volgende modelstudie gaat onderzoeken hoe groot de impact van de getrapte verbruiksbelasting kan zijn op het aantal mensen met overgewicht. Wanneer wordt er met deze studie gestart? Wanneer zijn de resultaten hiervan bekend?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de contourenbrief gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte. Deze leden vinden het een goed voornemen om de huidige verbruiksbelasting zo te veranderen dat het tarief van de verbruiksbelasting afhankelijk wordt van het suikergehalte van de drank, conform de motie Grinwis. Deze leden hebben nog een aantal vragen. Momenteel is het zo dat de alcoholaccijns gekoppeld is aan de huidige verbruiksbelasting. Dat betekent dat bij de introductie van een nieuwe verbruiksbelasting de vraag ter tafel komt aan welke nieuwe tarieven de alcoholaccijns in de toekomst wordt gekoppeld. Kan het kabinet de verschillende scenario’s voor de koppeling met de alcoholaccijns, de opbrengsten daarvan en een opbrengstsleutel voor de verschillende tarieven weergeven?

Verder zien deze leden dat bij onbewerkte fruit- en groentesappen geen mogelijkheden voor producenten om het suikergehalte te verlagen, wat de effectiviteit van de verbruiksbelasting op deze categorie lager maakt dan op dranken waarbij een verlaging van het suikergehalte door de producent onmogelijk is. Deze leden vragen het kabinet om een reflectie op dit punt.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende brief. Deze leden hebben daarover enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie lezen ten aanzien van het onderscheid tussen natuurlijke en toegevoegde suikers dat het uitzonderen van dranken zonder toevoegde suikers een zeer groot budgettair effect heeft. En dat de tarieven voor de overige dranken daarom zeer stijgen. Klopt het dat dit alleen geldt als wordt uitgegaan van budgetneutraliteit? En dat de tarieven van de overige dranken niet hoeven te stijgen als het principe van budgetneutraliteit wordt losgelaten?

De voorliggende brief is mede het gevolg van aangenomen moties, zo constateren de leden van de SGP-fractie. Een aantal van deze moties vroeg naar een onderscheid tussen toegevoegde en natuurlijke suikers. De Staatssecretaris geeft aan dat in geen van de scenario’s wordt voorgesteld onderscheid te maken op basis van toegevoegde suikers. Is de Staatssecretaris bereid dit alsnog te doen? Is de Staatssecretaris het eens dat er ook gerechtvaardigde redenen zijn om dit onderscheid wel te maken? De leden van de SGP-fractie wijzen bijvoorbeeld op het feit dat producenten van dranken met alleen natuurlijk suikers niet kunnen herformuleren en in veel gevallen ook geen andere maatregelen kunnen nemen om het aandeel natuurlijke suikers te verlagen?

De leden van de SGP-fractie vragen ten aanzien van een budgetneutrale omzetting naar een reflectie van de Staatssecretaris op het aspect van grondslagerosie. Door herformulering en door gedragseffecten kan het voorkomen dat de opbrengst onder druk komt te staan. Hoe wordt voorkomen dat de tarieven daardoor stijgen om het geraamde budget te halen? Is het geen politieke keuze om te stellen dat hoe meer uitzonderingen er zijn, hoe hoger de tarieven worden voor de dranken die nog wel belast worden. Kan de Staatssecretaris daarop reflecteren?

De leden van de SGP-fractie vragen ten aanzien van de staffels naar de alternatieven die overwogen zijn als het gaat om de indeling van staffels? Waarom is voor vijf staffels gekozen en niet voor meer staffels? Klopt het dat meer staffels leidt tot een betere stimulans voor herformulering?

De leden van de SGP-fractie vragen ten aanzien van de scenario’s of inzichtelijk kan worden gemaakt hoe de budgettaire opbrengst van de belasting in de afzonderlijke scenario’s neerslaat in de afzonderlijke staffels.

De leden van de SGP-fractie vragen ten aanzien van staatssteun of de Staatssecretaris een eerste analyse kan geven over de mogelijke staatssteun van de scenario’s die in de brief worden genoemd.

Scenario 1: geen dranken uitgezonderd is de meeste eenvoudige en meest uitvoerbare variant van een verbruiksbelasting, zo lezen de leden van de SGP-fractie. Uitzonderingen maken het systeem logischerwijs ingewikkelder. In hoeverre verkleint dit risico door de invoering van een nultarief?

Ten aanzien van scenario III: naast mineraalwater zuivel- en sojadranken met een laag suikergehalte uitgezonderd vragen de leden van de SGP-fractie naar de mogelijke risico’s en geitenpaadjes die de Staatssecretaris ziet als aangesloten wordt bij de GN-codes? In hoeverre wordt herformulering door het toevoegen van melkvet daadwerkelijk voorkomen?

De leden van de SGP-fractie vragen of de Staatssecretaris inzicht kan geven in hoeverre de tarieven kunnen dalen als de huidige uitzondering voor zuivel- en sojadranken budgettair neutraal vervalt.

De leden van de SGP-fractie begrijpen ten aanzien van de uitvoering door de Douane dat het demissionaire kabinet geen wetsvoorstel indient. Deze leden vragen naar de termijn tussen opstart van het opstellen van een mogelijk wetsvoorstel en de inwerkingtreding daarvan. Welke termijn heeft de Staatssecretaris nodig om een wetsvoorstel in het pakket Belastingplan 2025 op te nemen?

Ten aanzien van de uitvoering van de stelsels in het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben deze leden de volgende vragen. Waarom kan men in het VK wel handhaven op basis van toegevoegd suikers en is dat in Nederland niet mogelijk? Welke ingrepen zijn nodig om het systeem zoals in het Verenigd Koninkrijk in Nederland in te voeren?

Naar boven