2024D18011 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIGTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de initiatiefnemer voorgelegd over haar initiatiefnota «Energie met elkaar: Energiecoöperaties als hart van ons energiesysteem» (Kamerstuk 36 532).

De fungerend-voorzitter van de commissie,

Stoffer

De griffier van de commissie,

Nava

Inhoudsopgave

  • I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

  • II Antwoord / Reactie van de initiatiefnemer

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen vanuit de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met veel interesse kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij willen graag hun waardering uitspreken voor de moeite die de initiatiefnemer in deze nota heeft gestoken. De leden van de VVD-fractie hebben nog wel enkele vragen over de initiatiefnota.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe energiecoöperaties de netcongestie zullen beïnvloeden. Hoe wordt er voorkomen dat energiegemeenschappen de netcongestie verergeren? Deze leden lezen dat er wordt voorgesteld om energiecoöperaties voorrang te geven op het net. Hoe zal dit in de praktijk worden uitgewerkt en hoe wenselijk is dit? Hoe verhoudt dit zich tot bestaande initiatieven die al lange tijd moeten wachten op een aansluiting of uitbreiding?

De leden van de VVD-fractie weten dat de Europese Unie (EU) ook werkt aan het opstellen van wet- en regelgeving voor energiecoöperaties. Zou het niet beter zijn om deze wet- en regelgeving af te wachten? Hoe wordt er voorkomen dat Nederland anders straks haar wet- en regelgeving weer moet aanpassen omdat het anders niet in lijn is met de EU-regelgeving?

De leden van de VVD-fractie zijn ook benieuwd naar hoe er wordt omgegaan met de verschillende kosten die energiecoöperaties met zich meebrengen. Hoe wordt er bijvoorbeeld omgegaan met de energiebelasting of de netinvesteringen? Deze leden lezen ook dat er subsidieregelingen nodig zullen zijn voor energiecoöperaties. Hoeveel middelen zijn hiervoor nodig? Daarnaast lezen zij dat er wordt voorgesteld om energiegemeenschappen een ANBI-status toe te kennen. Wat zijn hiervan de financiële implicaties? Wie zal er dan moeten opdraaien voor de kosten?

De leden van de VVD vragen tot slot welke energiebronnen eronder energiecoöperaties zullen komen te vallen. Kunnen er bijvoorbeeld ook coöperaties worden opgericht voor aardwarmte, aquathermie en Small Modular Reactors (SMR’s)? Zo nee, waarom niet? Is initiatiefnemer het met deze leden eens dat het niet logisch zou zijn als energiecoöperaties alleen kunnen worden opgezet voor zonne- of windenergie?

Vragen vanuit de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met grote belangstelling kennisgenomen van de initiatiefnota. Zij danken de initiatiefnemer voor het opstellen van de nota en onderschrijven het belang van energiecoöperaties in het toekomstige duurzame energiesysteem. De leden van de ChristenUnie-fractie hebben nog enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie herkennen zich grotendeels in de kritiek van de initiatiefnemer op de wijze van organisatie van het energiesysteem. Het is geen gegeven, zo menen deze leden, dat onze publieke belangen het best worden gediend door de huidige liberalisering en privatisering van het energiesysteem. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aan de initiatiefnemer in hoeverre zij verwacht dat energiecoöperaties een substantiële rol kunnen spelen in het toekomstig energiesysteem en daadwerkelijk aan aanzienlijk marktaandeel zullen verkrijgen. Zou de initiatiefnemer hierop kunnen reflecteren, zo vragen deze leden. Acht zij het realistisch dat in de toekomst het merendeel van de burgers hun energie verkrijgen via energiecoöperaties?

De leden van de ChristenUnie-fractie zien net als de initiatiefnemer dat bij het opstarten en besturen van energiecoöperaties een specifieke groep vrijwilligers oververtegenwoordigd is. Coöperaties hebben specifieke kennis en expertise nodig. Vrijwilligers met deze kennis die ook nog de tijd en bereidheid hebben om zich in te zetten voor de coöperatie is schaars. Ziet de initiatiefnemer mogelijkheden voor coöperaties om te werken met pools van professionals of projectbureaus? Kent de initiatiefnemer daarnaast goede voorbeelden waarbij het gelukt is om de groep vrijwilligers daadwerkelijk te diversifiëren? Welke factoren hebben bijgedragen aan dit succes, zo vragen de leden?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de visie van de initiatiefnemer op professionele energiecoöperaties. Productie kan bij deze coöperaties nog steeds in handen zijn van commerciële partijen, maar coöperatieve energieleveranciers zullen wellicht beter de belangen van burgers in het oog houden dan commerciële leveranciers. Vindt de initiatiefnemer net als deze leden dat we ook deze coöperaties meer ruimte moeten geven?

De leden van de ChristenUniefractie zien mooie initiatieven van energiecoöperaties om energiearmoede aan te pakken. Deze leden kennen de initiatiefnemer als iemand die veel prioriteit geeft aan de aanpak van energiearmoede. Toch merken zij op dat de rol van energiecoöperaties bij de aanpak van energiearmoede in de initiatiefnota zijdelings een rol speelt. Is dit een bewuste keuze geweest? De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de initiatiefnemer meer zou willen toelichten over de rol die energiecoöperaties kunnen vervullen in de strijd tegen energiearmoede, welke knelpunten ze hierbij ondervinden en welke rol overheden zouden kunnen vervullen om energiecoöperaties hierbij beter te ondersteunen.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn het met de initiatiefnemer eens dat ook energieopslag een belangrijke rol speelt in het toekomstig energiesysteem, waarbij er ook voor energiecoöperaties kansen liggen om te benutten. Tegelijkertijd zullen buurtbatterijen niet rendabel zijn als ze naast opslag niet ook gebruikt worden voor het handelen in energie – en daarvoor zullen overigens waarschijnlijk grotere batterijen voor worden gebruikt. Kortom, deze leden verwachten dat het voorlopig niet realistisch is dat buurtbatterijen puur ongebruikte opgewekte stroom opslaan om ’s nachts te gebruiken. Verwacht de initiatiefnemer dit ook? Zou ze daarop willen reflecteren, ook gezien het feit dat de coöperatie dan alsnog gebruik moet maken van dure energie van elders op momenten dat de zon niet schijnt en/of de wind niet waait?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen aan de initiatiefnemer wat zij in dit kader verwacht van het afbouwen van de salderingsregeling. Zou dat ook niet financiële prikkels geven om lokaal energiedelen en energieopslag te stimuleren?

De leden van de ChristenUniefractie merken op dat gemeenten een cruciale rol spelen bij het faciliteren van energiecoöperaties. Heeft de initiatiefnemer een beeld van knelpunten bij de samenwerking met gemeenten? Op welke manier zou de samenwerking kunnen worden verbeterd?

II Antwoord / Reactie van de initiatiefnemer

Naar boven