2024D14458 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Defensie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Defensie over de A-brief project «Verwerving Amfibische Transportschepen» (Kamerstuk 27 830, nr. 427).

De fungerend voorzitter van de commissie,

De Roon

Adjunct-griffier van de commissie,

Manten

Nr

Vraag

   

1

Waarom is gekozen voor LPX-vaartuigen als vervanging van de Amfibische transportschepen (LPD) en Patrouilleschepen (OPV)?

2

Welke bewapening en munitie zullen LPX-vaartuigen aan boord hebben?

3

Wat zijn de voordelen van de bewapening van de LPX-vaartuigen ten aanzien van de huidige LPD's en OPV's?

4

Hoe wordt onderzocht wat de omvang van de bemanning van de nieuwe amfibische transportschepen moet zijn?

5

Op welke termijn wordt het onderzoek naar de omvang van de bemanning en keuze van concept voor de inrichting van de nieuwe amfibische transportschepen verwacht?

6

Hoe wordt de operationele gereedheid bestendigd voor de komende 15 jaar?

7

Hoe wordt er rekening gehouden met klimaatneutrale technologische ontwikkelingen tot aan de levering van de LPX?

8

Wanneer wordt specifiek een huidig schip uit de vaart genomen bij het leveringsproces van een nieuwe LPX? Kunt u een planning geven met de in- en uitfasering van de verschillende oppervlakteschepen?

9

In hoeveel verschillende omstandigheden, van tropen tot IJszee kan de nieuwe klasse schepen varen en zijn ze daar optimaal geschikt voor?

10

Welke toename aan bewapening bent u van plan op de nieuwe Amfibische schepen te plaatsen ten opzichte van de LPD’s en de OPV’s gezien het hogere geweldsspectrum of dreiging waar de nieuwe schepen in kunnen gaan opereren?

11

Wat is de reden voor de aanzienlijke onzekerheidsmarge van 1,5 miljard euro in het budget? Is deze variatie alleen toe te schrijven aan het feit dat we ons momenteel in de A-fase bevinden, en zal er naar verwachting meer zekerheid ontstaan in de toekomst?

12

Zijn er uitdagingen op het vlak van interoperabiliteit met de Britten? Hoe kan deze interoperabiliteit worden geïntegreerd in de productie van de voertuigen om de samenwerking te versterken?

13

Hoe snel kan het proces doorlopen worden van A-brief naar D-brief bij deze trajecten?

14

In hoeverre spelen de amfibische transportschepen een rol in de maritieme samenwerking met het Verenigd Konikrijk en de Joint Expeditionary Force (JEF)?

15

Kunt u aangeven in welk jaar in de jaren ’30 de OPV’s uiterst in gebruikname kunnen zijn?

16

Klopt het dat er taken minder effectief uitgevoerd kunnen worden, aangezien de kwalitatieve behoefte vervanging OPV en LPD wordt samengevoegd in één klasse? Welke zijn dit?

17

In hoeverre zijn de te verwerven amfibische transportschepen in staat de rol van stationsschip in het Caribisch deel van het Koninkrijk te vervullen?

18

Welke amfibische transportschepen in gebruik bij onze partners zijn vergelijkbaar met het type en de kwaliteiten die u beoogt met de verwerving amfibische transportschepen?

19

Hoeveel mariniers kan een amfibisch transportschip in de toekomst maximaal meenemen? Hoeveel zal het waarschijnlijk gemiddeld meenemen in het genoemde «kleinere detachement»?

20

In hoeverre zal Nederland optrekken met het Verenigd Koninkrijk in de training van mariniers voor de Amfibische Transportschepen?

21

In hoeverre ondersteunen de nieuwe schepen onbemande systemen?

22

Waar ziet u de trade-offs die het samenvoegen van twee maritieme klassen vergt?

23

Kunt u de maritieme operationele concepten duiden die u in de analyse ten behoeve van de kwalitatieve behoeftestelling gebruikt heeft om tot de kwalitatieve behoeftestelling in deze A-brief te komen?

24

Welke omgevingsfactoren wat betreft dreiging en toekomstig optreden zijn volgens u wezenlijk veranderd de afgelopen 25 jaar en op welke wijze heeft dat invloed gehad op de kwalitatieve behoeftestelling?

25

Houdt u rekening met de inzet van de toekomstige amfibische transportschepen in de Pacific en welke implicaties heeft dat met betrekking tot een mogelijk Taiwan scenario?

26

Kunt u aangeven welke inzet Nederland heeft wat betreft grootte van de amfibische transportschepen? Hoe verhoudt zich dit tot het Verenigd Koninkrijk?

27

Kunt u uiteenzetten waarom er is gekozen voor het aantal van zes amfibische transportschepen? Is er mogelijkheid tot toekomstige uitbreiding van de vloot?

28

Hoe beoogt u versnelling door samenwerking met de defensie-industrie in voorbereidingstijd en bouwtijd?

29

Welke zelfbeschermingsmiddelen (sensors en shooters) voorziet u voor de amfibische transportschepen, aangezien u verwacht van deze schepen dat ze dicht onder de kust zullen opereren waar de gevaren groter zijn dan waar dan ook?

30

Verwacht u dat voor de amfibische transportschepen eenzelfde rol is weggelegd, namelijk een rol als interceptor en zijn daarmee in staat zijn om met hoge snelheid een «raid» of een onderschepping te kunnen uitvoeren?

31

Bent u er van verzekerd dat de benodigde snelheid haalbaar is met een schip dat ook landigsvaartuigen en marniers aan boord moet hebben?

32

Heeft u scenario’s ontwikkeld met betrekking tot de «future operating environment», de dreiging en het toekomstige maritieme optreden om vast te stellen welke kwaliteit en kwantiteit Defensie nodig heeft met betrekking tot amfibische transportschepen? Zo ja, kunt u de scenario’s met de Kamer delen en uitleggen op welke wijze de scenario’s tot de keuzes in de A-brief hebben geleid?

33

Hoe voorziet u het optreden van de Marine in de toekomst en op welke wijze vullen de beoogde amfibische transportschepen daar een rol in?

34

Worden er geen stappen gezet op het gebied van autonome systemen, aangezien er in de kwalitatieve behoefte van de amfibische transportschepen niet wordt gesproken over drones op, onder of in het water?

35

Hoe bent u tot de kwantitatieve behoefte gekomen van zes transportschepen? Is dat enkel gebaseerd op een op een vervangen?

36

Welke maritieme amfibische capaciteit en amfibische transportcapaciteit specifiek vraagt de NAVO (NDPP) uit bij Nederland?

37

Kunt u een overzicht van inzetscenario’s opstellen waaruit de noodzaak van zes amfibische transportschepen valt af te leiden?

38

Kunt u aangeven hoe u zich inzet voor de bouw van de casco's in Nederland?

39

In hoeverre sluit de kwalitatieve en kwantitatieve behoefte uit de A-brief aan bij de NAVO behoefte? Is er sprake van een delta?

40

Wat zijn de kwantitatieve en kwalitatieve personele consequenties met betrekking tot de vervangingen van de vier OPV’s en twee LPD’s, gezien u van plan bent arbeidsextensief te ontwikkelen?

41

Hoeveel subsystemen van de schepen kunnen naar schatting interoperabel of identiek gemaakt worden met het Verenigd Koninkrijk?

42

Klopt het dat Defensie een uitzondering of flexibiliteit heeft op de regelgeving waar dat operationeel noodzakelijk is, aangezien aan duurzaamheidsregelgeving wordt voldaan indien operationeel mogelijk?

43

Welke onbemande systemen kunnen vanaf het dek opstijgen en welke niet?

44

Hoeveel helikopters kunnen mee op de amfibische transportschepen? Voor hoeveel helikopters is er ruimte in de hangars en op het dek?

45

Welk type helikopters kunnen in de toekomst op dit schip stijgen en landen? Betreft dit kleinere patrouille- en aanvalshelikopters of ook grotere transporthelikopters?

46

Lopen er ook trajecten voor de aanschaf van amfibische transportschepen in België en Duitsland gezien de huidige marinesamenwerking en interoperabiliteit?

47

In hoeverre denkt u na om gerelateerde projecten zoals «vervanging CIWS», «Maritime strike», «maritime surface to surface missle» en de «Naval Strike missile» te voorzien in het project amfibische transportschepen? Of om daar mogelijkheid toe te creëren?

48

Welke initiatieven ontplooit u, en wanneer, om de Nederlandse maakindustrie gereed te krijgen om invulling te geven aan de beoogde Industriële Participatie?

49

Wat heeft bij de afweging tussen meer interoperabiliteit en het risico op hogere kosten de voorkeur of prioriteit volgens het kabinet?

50

Is er ook een mogelijkheid tot verkoop van oud materieel bij de vervanging van de OPV's en LPD's?

51

Beseffende dat een LPD, prijspeil 2001–2007, ongeveer een half miljard euro heeft gekost, verwacht u dat het noodzakelijke budget eerder de 2,5 miljard euro overschrijdt dan dat het rond de 1 miljard euro uitvalt voor zes amfibische transportschepen?

52

Kunt u aangeven in hoeverre het Commando Materieel en IT in staat is alle maritieme projecten parallel van elkaar in te kopen en welke prioriteit de verwerving amfibische transportschepen daarbij krijgt?

53

Welk percentage van het budget voor amfibische transportschepen verwacht u te moeten reserveren voor de inhuur inkoopproces?

54

Bent u bereid om het onderhoud en de instandhouding onder dezelfde voorwaarden te stellen als de ontwikkeling en bouw, aangezien er in de A-brief niet wordt gesproken over onderhoud van de amfibische transportschepen?

55

Welke maatregelen waren vroeger nodig om schepen voorbij hun verwachte levensduur te laten varen? Wat waren de risico’s van het langer doorvaren? Kunt u dit toepassen op de LPD’s en de Kamer daarover verder informeren?

56

Welk veiligheidsrisico is er bij de vervanging van de Zr.Ms. Rotterdam waar het einde van de levensduur al is bereikt voor de instroom van de Amfibische Transportschepen?

57

In hoeverre vervullen de nieuwe amfibische transportschepen een rol in het beschermen van onze belangen op de Noordzee?

58

Wat wordt het leidende principe wat betreft naamgeving voor de amfibische transportschepen? Zijn Nederlandse zeehelden een optie?

59

Met de vervanging van zo ongeveer de hele vloot, welke initiatieven verwacht u te ontplooien om de interoperabiliteit te waarborgen?

60

Met de vervangen van zo ongeveer de gehele Nederlandse vloot, welk «lessons learned» systeem zet u in om ervaringen in ontwerp, bouw en gebruik uit eerdere vervangingsprojecten te kapitaliseren?

61

Is het plan voor de amfibische transportschepen om de casco’s in Nederland te bouwen, aangezien de casco's voor de LC-fregatten buiten Nederland worden gebouwd om budgettaire redenen?

Naar boven