2024D11849 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 14 maart 2024 inzake de voorhang ontwerpregeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO 2024 (Kamerstuk 32 827, nr. 296).

De fungerend voorzitter van de commissie,

Michon-Derkzen

Adjunct-griffier van de commissie,

Bosnjakovic

Inhoud

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

  • Inbreng van de leden van de PVV-fractie

  • Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

  • Inbreng van de leden van de VVD-fractie

II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en RPO 2024.

De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of voor de afgelopen drie jaar in een overzicht kan worden aangegeven welk percentage van alle regionale publieke media-instellingen/RPO een verklaring met beperking, verklaring van oordeelonthouding of afkeurende verklaring heeft ontvangen. Tevens willen deze leden weten welke instellingen deze verklaringen hebben gekregen, wat de exacte scores waren inzake fouten (afwijkingen) in verantwoording en onzekerheden in de controle en wat door betreffende instellingen is ondernomen om zaken te verbeteren, teneinde betere scores te willen realiseren.

De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris hoe wordt gewaarborgd dat de verruiming van de tolerantiegrens voor rechtmatigheid niet resulteert in een «hellend vlak» dat mogelijk opnieuw leidt tot de situatie dat instellingen meer ruimte nodig hebben voor financieel beheer.

De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of een inschatting kan worden gegeven van de lastenverlichting die betreffende instellingen kunnen behalen door het verruimen van de tolerantiegrenzen.

Tot slot willen de leden van de PVV-fractie van de Staatssecretaris weten op welke wijze is nagedacht over welk signaal de voorgestelde verruiming, met betrekking tot fouten (afwijkingen) in verantwoording en onzekerheden in de controle, de Nederlandse bevolking geeft.

Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie

De GroenLinks-PvdA-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de Regeling financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en RPO 2024. Deze leden hebben nog enkele vragen. Eén van de doelstellingen van de regeling is dat het rekening houdt met het specifieke karakter van regionale publieke media-instellingen. Hoe komt dat tot uiting in de regeling? Waarin verschilt deze regeling ten opzichte van de regeling van nationale omroepen? Eén van de wijzigingen in de regeling is dat de tolerantiegrenzen voor rechtmatigheid worden verruimd van 1–3% naar 2–4%. Deze verruiming leidt tot minder administratieve lasten, wat door deze leden wordt toegejuicht. Kan nog verder worden toegelicht hoe deze verruiming precies leidt tot minder administratieve lasten? Wat zijn de eerdere ervaringen binnen het Rijk met deze verruiming?

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken. Deze leden hebben daarover enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie merken op dat in oktober 2023 de motie van het lid Van Strien c.s.1 is aangenomen. De regering wordt in deze motie verzocht om in kaart te brengen wat de effecten van de aangekondigde investeringen op het totale medialandschap zijn. Ook wordt de regering verzocht om in kaart te brengen wat er nodig is om het totale medialandschap te versterken en te professionaliseren op een wijze dat alle aanbieders van lokaal en regionaal nieuws hiervan kunnen profiteren. Deze leden vragen hoe op dit moment uitvoering wordt gegeven aan de motie en wat de huidige stand van zaken is hieromtrent. Wordt de Kamer, conform de aangenomen motie, geïnformeerd voordat over wordt gegaan tot verdeling van de gelden?

II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


X Noot
1

Kamerstuk 32 827, nr. 288

Naar boven