Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Staatssecretaris
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 14 maart 2024 inzake de voorhang ontwerpregeling
financiële verantwoording regionale publieke media-instellingen en de RPO 2024 (Kamerstuk
32 827, nr. 296).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
-
– Inbreng van de leden van de PVV-fractie
-
– Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
-
– Inbreng van de leden van de VVD-fractie
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Regeling financiële
verantwoording regionale publieke media-instellingen en RPO 2024.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of voor de afgelopen drie jaar
in een overzicht kan worden aangegeven welk percentage van alle regionale publieke
media-instellingen/RPO een verklaring met beperking, verklaring van oordeelonthouding
of afkeurende verklaring heeft ontvangen. Tevens willen deze leden weten welke instellingen
deze verklaringen hebben gekregen, wat de exacte scores waren inzake fouten (afwijkingen)
in verantwoording en onzekerheden in de controle en wat door betreffende instellingen
is ondernomen om zaken te verbeteren, teneinde betere scores te willen realiseren.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris hoe wordt gewaarborgd dat de
verruiming van de tolerantiegrens voor rechtmatigheid niet resulteert in een «hellend
vlak» dat mogelijk opnieuw leidt tot de situatie dat instellingen meer ruimte nodig
hebben voor financieel beheer.
De leden van de PVV-fractie vragen de Staatssecretaris of een inschatting kan worden
gegeven van de lastenverlichting die betreffende instellingen kunnen behalen door
het verruimen van de tolerantiegrenzen.
Tot slot willen de leden van de PVV-fractie van de Staatssecretaris weten op welke
wijze is nagedacht over welk signaal de voorgestelde verruiming, met betrekking tot
fouten (afwijkingen) in verantwoording en onzekerheden in de controle, de Nederlandse
bevolking geeft.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De GroenLinks-PvdA-fractie heeft met interesse kennisgenomen van de Regeling financiële
verantwoording regionale publieke media-instellingen en RPO 2024. Deze leden hebben
nog enkele vragen. Eén van de doelstellingen van de regeling is dat het rekening houdt
met het specifieke karakter van regionale publieke media-instellingen. Hoe komt dat
tot uiting in de regeling? Waarin verschilt deze regeling ten opzichte van de regeling
van nationale omroepen? Eén van de wijzigingen in de regeling is dat de tolerantiegrenzen
voor rechtmatigheid worden verruimd van 1–3% naar 2–4%. Deze verruiming leidt tot
minder administratieve lasten, wat door deze leden wordt toegejuicht. Kan nog verder
worden toegelicht hoe deze verruiming precies leidt tot minder administratieve lasten?
Wat zijn de eerdere ervaringen binnen het Rijk met deze verruiming?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken. Deze
leden hebben daarover enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat in oktober 2023 de motie van het lid Van
Strien c.s.1 is aangenomen. De regering wordt in deze motie verzocht om in kaart te brengen wat
de effecten van de aangekondigde investeringen op het totale medialandschap zijn.
Ook wordt de regering verzocht om in kaart te brengen wat er nodig is om het totale
medialandschap te versterken en te professionaliseren op een wijze dat alle aanbieders
van lokaal en regionaal nieuws hiervan kunnen profiteren. Deze leden vragen hoe op
dit moment uitvoering wordt gegeven aan de motie en wat de huidige stand van zaken
is hieromtrent. Wordt de Kamer, conform de aangenomen motie, geïnformeerd voordat
over wordt gegaan tot verdeling van de gelden?
II Reactie van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap