Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 2024D04361 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | 2024D04361 |
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs d.d. 4 december 2023 inzake Periodieke voortgang onderwijshuisvesting najaar 2023 (Kamerstuk 36 410 VIII, nr. 30).
De fungerend voorzitter van de commissie
Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie
Morrin
Inhoud
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
• Inbreng van de leden van de BBB-fractie
• Inbreng van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
II Reactie van de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks-PvdA hebben met verontrusting kennisgenomen van de onderhavige brief. Deze leden zijn met de Minister van oordeel dat een goed schoolgebouw in belangrijke mate eraan bijdraagt dat leerlingen goed onderwijs kunnen krijgen en leerkrachten goed onderwijs kunnen geven, maar zij zijn daarnaast ook van mening dat het verduurzamen en vergroenen van schoolgebouwen en schoolpleinen een essentieel onderdeel is van een goed leerklimaat voor leerlingen en leraren. Daarvoor, maar ook voor de gestegen bouwkosten en de moderne eisen die aan schoolgebouwen worden gesteld moeten voldoende middelen ter beschikking van gemeenten komen. Heeft de Minister inzicht in de exploitatielasten voor scholen bij het gestelde ambitieniveau bij verduurzaming van gebouwen? Ontvangen schoolorganisaties hiervoor voldoende middelen? Hoe weegt de Minister de signalen van scholen dat de vooraf doorgerekende exploitatievoordelen niet realistisch zijn in de praktijk?
Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek Onderwijshuisvesting funderend onderwijs Een vak apart1 concludeerde al in 2021 dat € 730 miljoen per jaar extra nodig is om alle schoolgebouwen tot aan 2050 integraal te vernieuwen en renoveren. Naar het prijspeil van 2023 zou dit neerkomen op een benodigde extra investering van € 1,2 miljard per jaar, enkel aan de investeringskant. Toch worden binnen de programmatische aanpak geen middelen vrijgemaakt voor het renoveren, vernieuwen en exploiteren van schoolgebouwen. Hoe verklaart de Minister dit? Nu wijst de Minister wel op het Innovatieprogramma Onderwijshuisvesting waarvoor het Nationaal Groeifonds een bedrag van € 484 miljoen beschikbaar heeft gesteld, waarvan € 275 miljoen voorwaardelijk is toegekend en € 209 miljoen is gereserveerd. Kan de Minister uitleggen in hoeverre zij meent met zulke stapjes ooit in de buurt te gaan komen van het volgens het IBO benodigde bedrag? In het IBO Onderwijshuisvesting werden vier beleidsopties gepresenteerd, waarvan de eerste twee luiden: optimalisatie stelsel en aanpak verouderde voorraad met financiële impuls. Kan de Minister uitleggen wanneer en hoe zij hiervan de onderdelen:
– monitor en houd toezicht op gebouwenvoorraad (beleidsoptie 1),
– een budget dat meebeweegt met nieuwe eisen schoolgebouwen (beleidsoptie 1),
– een versnelde vernieuwing door verhogen vervangingstempo (beleidsoptie 2) en
– een financiële impuls voor het op orde brengen van de voorraad (beleidsoptie 2)
gaat oppakken?
Uit het rapport van Oberon QuickScan kwaliteit onderwijshuisvesting2 bleek vorig jaar dat helaas veel schoolgebouwen niet langer voldoen aan de eisen van deze tijd, onder meer op het gebied van (binnen-)klimaat, inclusie en toegankelijkheid. Slechts 2% van de schoolgebouwen is energieneutraal of nul-op-de-meter, slechts 7% voldoet aan de arboeisen voor een gezond binnenklimaat, slechts 9% is (onderwijs)adaptief, slechts 63% is toegankelijk en maar liefst van 9% van de gebouwen is de bouwtechnische staat niet op orde.
De Minister benoemt dat de «Maatwerkregeling ventilatie op scholen» nagenoeg volledig uitgeput is. Kan de Minister inzicht geven in het aantal scholen waar de ventilatie nu naar behoren presteert en wat dit betekent voor de exploitatielasten van scholen?
De Minister erkende onlangs bij het debat over de Onderwijsbegroting dat de middelen voor de kwaliteit van schoolgebouwen ontoereikend zijn en reageerde desgevraagd zó: «Het eerlijke antwoord is dat het op dit moment geen speerpunt is».3 Kan de Minister uitleggen welke overwegingen eraan ten grondslag liggen dat de kwaliteit van schoolgebouwen als belangrijke randvoorwaarde om personeel en leerlingen gezond te houden en optimale leerresultaten te behalen geen speerpunt is?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van Minister Paul over de onderwijshuisvesting. Deze leden hebben hierover een aantal vragen.
Programmatische aanpak
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister het wenselijk vindt om onderwijshuisvesting niet langer individueel aan te pakken, maar dit juist via een integrale aanpak beter te coördineren. Deze leden deze mening. Er wordt aangegeven dat er ieder jaar structureel € 10,2 miljoen vrijgemaakt zal worden om te zorgen dat de processen van schoolbouwprojecten doelmatig verlopen. Zij vragen de Minister een indicatie te geven wanneer zij verwacht dat deze projecten afgerond zullen worden. Daarnaast vragen zij of de Minister ook werk maakt van het schrappen van regelgeving die het bouwen van integrale kindcentra bemoeilijkt.
Innovatieprogramma onderwijshuisvesting
In de brief geeft de Minister aan dat het innovatieprogramma onderwijshuisvesting zal moeten zorgen voor het stimuleren van het innovatief vermogen van de sector. De leden van deVVD-fractie vragen de Minister toe te lichten hoe dit innovatieve vermogen zal worden gestimuleerd. Ook geeft de Minister aan dat er vanuit het Groeifonds een impuls kan worden gegeven aan gewenste innovaties die niet of nauwelijks vanuit de markt komen. Kan de Minister aangeven waarom er geen aanbod vanuit de markt is?
Overige onderwerpen
De leden van de VVD-fractie vinden het een goede ontwikkeling dat CO2-meters in het gehele funderend onderwijs verplicht zullen worden gesteld. Welk deel van de scholen heeft momenteel een CO2-meter?
De leden van de VVD-fractie zijn wel verbaasd over de doorlooptijd van de pilot voor mobiele luchtreinigers. Het experimenteren met luchtreinigers is reeds in 2021 gestart in Staphorst, voornamelijk met het doel om het verspreiden van het Coronavirus tegen te gaan. De pilot wordt nu pas afgerond in voorjaar 2024. Waarom was meer dan twee jaar nodig voor dit proces? Hoe kijkt de Minister naar dit proces?
De leden van de VVD-fractie vragen tenslotte wat de adviezen van RuimteOK hebben opgeleverd. Wat zijn de kosten per advies geweest en wat hebben scholen gedaan met deze adviezen?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief over de periodieke voortgang onderwijshuisvesting. Deze leden zijn van mening dat onderwijshuisvesting cruciaal is voor de ontwikkeling van kinderen en het werkplezier van leraren. Daarom hebben zij nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zien dat de sector voor grote uitdagingen staat, met achterstanden in onderhoud, hogere duurzaamheidseisen en mogelijke eisen voor inclusiever onderwijs. Deze leden onderschrijven dat alle sectoren moeten kunnen meekomen in de transitie naar een klimaatneutrale samenleving en dat kinderen zo veel als mogelijk samen kunnen opgroeien. Zij beschouwen het als een positieve ontwikkeling dat – als les uit de coronatijd – er meer aandacht is voor ventilatie en frisse lucht als factor in de gezondheid en concentratie van leerlingen. Tegelijkertijd betekenen deze ontwikkelingen samen dat de eisen aan gebouwen omhooggaan, terwijl de financiering niet of beperkt meestijgt. Vindt de Minister de huidige financiering toereikend, gezien deze grote uitdagingen, zo vragen zij. Zij vragen daarnaast hoe het staat met de uitvoering van de motie van de leden Van Meenen en Paul4 uit 2022 over een revolverend fonds. Zij denken dat een revolverend fonds met investeerders zoals pensioenfondsen een mogelijke oplossing kan bieden voor het financieringstekort en de grote uitdagingen waar de sector voor staat. Wanneer gaat het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de leden van de Kamer hierover informeren, zeker gezien het dictum van de motie spreekt over terugkoppeling in het voorjaar van 2023, zo vragen zij.
De leden van de D66-fractie merken op dat in het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Onderwijshuisvesting uit 20215 is becijferd dat er 730 miljoen euro per jaar extra nodig is om in 2050 te verwezenlijken dat alle schoolgebouwen energieneutraal zijn, met een gezond binnenklimaat. Dat getal was gebaseerd op het prijspeil in 2019. Sindsdien zijn de bouwprijzen behoorlijk gestegen. Deze leden zien dat de sectorraden en de VNG inmiddels van 1,2 miljard euro per jaar spreken. Zij vragen of de Minister het oorspronkelijke bedrag kan indexeren naar het huidige prijspeil.
De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van inclusieve gebouwen, zodat iedereen welkom is in de school en kinderen samen kunnen opgroeien en leren. Zij waarderen de inzet van de Minister daarop en haar toezegging in de werkagenda «Route naar inclusiever onderwijs 2035» dat onderzoek gedaan wordt naar wat er nodig is om ervoor te zorgen dat een schoolgebouw inclusief onderwijs mogelijk maakt en ook wat de financiële gevolgen daarvan zijn. Wanneer verwacht de Minister de resultaten van dit onderzoek te presenteren en hoe wil zij deze resultaten benutten, zo vragen deze leden. Wil de Minister de resultaten van dit onderzoek ook gebruiken om bepaalde eisen met betrekking tot inclusiviteit in wet- of regelgeving te verankeren? En hoe verhouden hogere eisen aan inclusieve schoolgebouwen zich tot de huidige achterstanden zoals die benoemd worden in het IBO Onderwijshuisvesting? Hebben mogelijke hogere eisen niet ook impact op de benodigde financiering, zo vragen zij.
De leden van de D66-fractie lezen in het IBO Onderwijshuisvesting dat het tempo waarin scholen worden gerenoveerd of door nieuwbouw worden vervangen te laag is, als gevolg van hogere eisen die (bij wet) aan het gebouw worden gesteld en de achterblijvende bekostiging voor het vernieuwen van de voorraad scholen. Kan de Minister delen wat het vervangingstempo in 2023 was, zo vragen deze leden. Zij maken zich ook zorgen over het behalen van de verduurzamingsdoelstellingen uit het Klimaatakkoord. Kan de Minister uiteenzetten of de sector met het huidige tempo van vernieuwing en renovatie op koers ligt om deze doelstellingen te halen in afzonderlijk 2030 en 2050, zo vragen zij. Zo nee, kan zij een indicatie geven in welk jaar de gewenste CO2-reductie van 95% gerealiseerd is, bij het huidige tempo? En wat acht de Minister noodzakelijk om deze doelen wel te halen, zo vragen zij.
De leden van de D66-fractie zijn bezorgd over het binnenklimaat in scholen. Slechte luchtkwaliteit leidt aantoonbaar tot lagere resultaten en verslechterde concentratie. Deze leden zijn blij met de inzet van de Minister om CO2-meters in het funderend onderwijs verplicht te stellen. Sinds corona hangen in veel schoollokalen al CO2-meters, waarmee scholen over de data van het binnenklimaat beschikken. Zij achten het wenselijk dat dit inzicht in het binnenklimaat wordt gebruikt, zodat schoolbesturen, gemeenten, het rijk en marktpartijen op de kwaliteit van de gebouwen kunnen sturen. Wat gaat de Minister doen met scholen waar de luchtkwaliteit niet op orde is? Hoe gaat zij de normen voor het binnenklimaat overal handhaven en ziet zij mogelijkheden om scholen waar dit niet op orde is te ondersteunen of aan te spreken, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie zijn daarnaast enthousiast over het Groeifondsproject met betrekking tot onderwijshuisvesting. Deze leden zien mooie kansen om onderwijshuisvesting in de breedte te verbeteren. Zij vragen wat hier nu de stand van zaken is en wanneer het budget (zowel de voorwaardelijke toekenning als de reservering) definitief wordt toegekend.
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennis genomen van de brief van de Minister voor primair en voortgezet onderwijs inzake de periodieke voortgang van de onderwijshuisvesting. Deze leden hebben hierover enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de BBB-fractie vragen waarom de aanvraag voor het nationaal Groeifonds maar deels voorwaardelijk is toegekend? Een aantal punten van de aanvraag moesten kennelijk meer uitgewerkt en toegelicht worden. In welke fase bevindt zich dit nu en waarom was de aanvraag niet volledig?
De leden van de BBB-fractie merken op dat via het nationaal Groeifonds wordt voorzien dat 132 duurzame schoolgebouwen tot stand komen. Er zijn echter meer dan 8000 schoolgebouwen in Nederland, de inzet van het Groeifonds helpt dus hooguit 2% van alle schoolgebouwen in Nederland, hoe gaat de Minister de overige 98% faciliteren? Is dit enkel met instrumenten als een kenniscentrum en gebundelde aanbesteding? Tevens lezen deze leden dat het nationaal Groeifonds wordt ingezet voor innovaties die vanuit de markt niet of nauwelijks tot stand komen. Welke innovaties worden hiermee bedoeld? En als deze innovaties niet uit de markt tot stand komen, is er dan wel behoefte aan deze innovaties?
De leden van de BBB-fractie vragen vooral waar de financiële middelen vandaan moeten komen om alle schoolgebouwen duurzaam en met een gezond binnenklimaat te maken. Het energieneutraal maken van schoolgebouwen kost alleen al heel veel geld. Het eenzijdig opleggen van dit doel aan gemeenten en schoolbesturen gaat er niet voor zorgen dat het doel bereikt wordt: alles valt of staat immers met de beschikbaarheid van financiële middelen. Daarbij komt dat het opheffen van het investeringsverbod in PO en gewijzigde financieringsstructuren er voor zorgen dat steeds meer middelen die bedoeld zijn voor het onderwijs zelf, gebruikt worden voor de huisvesting. Dit lijkt geen wenselijke ontwikkeling. Wat gaat de Minister doen om dit te voorkomen?
De leden van de BBB-fractie merken op dat volgens VNG, PO-Raad en VO-Raad er een tekort is van 1,2 miljard per jaar om de huisvesting van scholen aan te pakken. Wat is de visie van de Minister op deze waarschuwing van deze betrokken partijen? Deze leden vinden dit signaal van de VNG, PO en VO-Raad zeer zorgelijk. Des te meer daar de gemiddelde leeftijd van een schoolgebouw in Nederland meer dan veertig jaar is. Het voorgestelde beleid van de Minister lijkt daarom volstrekt ontoereikend. Bent u het eens met de stelling dat als het de Minister ontbreekt aan de financiële middelen om de doelen met betrekking tot huisvesting in het onderwijs te halen, we óf de doelen moeten bijstellen óf de financiële middelen moeten uitbreiden?
Wat de leden van de BBB-fractie betreft staan haalbaarheid en betaalbaarheid voorop. Daarbij komt dat het bij onderwijshuisvesting in eerste instantie moet gaan over huisvesting die gezond is en bijdraagt aan goede leerprestaties van kinderen. De onderwijshuisvesting is vaak erbarmelijk slecht, mogelijkheden van goede ventilatie ontbreken vaak, verwarmingen werken gebrekkig, kinderen zitten soms met de jas aan in de klas, enzovoort. Tijdens de Covid-19 pandemie is heel duidelijk geworden hoezeer de kwaliteit van leslokalen te wensen overlaat. Deze leden kunnen zich niet aan de indruk onttrekken dat er een groot verschil zit in de doelstelling van de Minister en de praktijk van alle dag. Hoe denkt de Minister de eigen ambitie te behalen? Heeft de Minister erover nagedacht om eerst te inventariseren waar de nood het hoogst is en daar te beginnen?
Inbreng van de leden van de Partij voor de Dieren-fractie
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voortgang met betrekking tot de onderwijshuisvesting, zoals beschreven in de brief van de Minister. Deze leden onderschrijven het belang van een integrale en goed gecoördineerde aanpak van onderwijshuisvesting en zijn verheugd te zien dat de Minister hierop actie onderneemt. Zij willen wel graag de aandacht vestigen op een belangrijk aspect dat volledig ontbreekt in de huidige wetgevingsinitiatieven: de buitenruimte. Deze leden bepleiten dat de gehele onderwijskavel, bestaande uit zowel het gebouw als de buitenruimte, essentieel is voor een gezonde, veilige, stimulerende en prettige leeromgeving. Hierbij benadrukken zij dat deze aspecten integraal moeten worden meegenomen in de wetgeving met betrekking tot onderwijshuisvesting.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie staan geheel achter het plan om een gezondere leeromgeving te creëren op scholen en zij willen het belang van groene schoolpleinen hiervoor benadrukken. Zoals deze leden het in lijn met wetenschappelijk onderzoek over dit onderwerp zien, dragen groene schoolpleinen immers niet alleen bij aan klimaatadaptatie en biodiversiteit, maar hebben deze ook bewezen positieve effecten op het welzijn en de schoolprestaties van leerlingen. Zij stellen vast dat er tal van voorbeelden zijn waarbij het schoolplein door vergroening aanzienlijk aangenamer is geworden voor zowel spelen als leren, met minder hitte en een betere sfeer tot gevolg. Zij vragen of de Minister ervan op de hoogte is dat onderzoek aantoont dat een groen, gezond schoolplein zorgt voor minder competitief gedrag onder leerlingen en dat op zo’n schoolplein minder wordt gepest. Is de Minister er tevens van op de hoogte dat buitenles op een goed ingericht schoolplein zorgt voor betere leerprestaties, ook op het gebied van vakken als rekenen en taal?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie constateren daarnaast dat de druk op de ruimte voor kinderen om te spelen, leren en bewegen toeneemt.6 Is de Minister op de hoogte van deze inperking op de ruimte waarin kinderen zich kunnen ontwikkelen? Daarnaast zien deze leden dat met name scholen in ook al versteende en ongezondere stadswijken kampen met versteende schoolpleinen. Is de Minister het er mee eens dat het onacceptabel is dat kinderen in bepaalde wijken amper in aanraking komen met groen? Ziet de Minister dat dit bijdraagt aan kansenongelijkheid, aangezien groenere schoolpleinen de leerprestaties en het welzijn van kinderen verhogen? Is de Minister zich ervan bewust dat we de beschikbaarheid van een gezonde, groene leeromgeving voor alle kinderen niet kunnen laten afhangen van de welwillendheid van enkele gemeenten en provincies? Deelt de Minister de mening dat het in principe onwenselijk is dat zelfs bij nieuwbouw nog steeds versteende schoolpleinen worden opgeleverd, wat de prestaties en welzijn van kinderen niet bevordert? Vaak vragen scholen dan alsnog subsidie aan om de schoolplein te vergroenen, maar de subsidiepotjes zijn snel leeg en de meest kwetsbare scholen vissen vaak achter het net. Ziet de Minister dat zolang regels en afspraken hierover niet veranderen, ze blijft dweilen met de kraan open? Welke mogelijkheden liggen er in ieder geval in theorie (nog los van politieke keuzes) voor landelijke borging van de kwaliteit van de (groene) buitenruimte, in het belang van leerprestaties van kinderen?
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie zijn – met betrekking op het bovenstaande – benieuwd of de Minister bereid is om de buitenruimte mee te nemen in de voorstellen over onderwijshuisvesting. Dit in lijn met de ambitie van de regering om meer integraal te denken en te doen. Op welke manier is de Minister (eventueel in overleg met zijn collega’s op andere departementen) bereid zich in zijn inspanning rond onderwijshuisvesting in te zetten om de omvang en kwaliteit van de beschikbare (groene) buitenruimte voor kinderen integraal mee te nemen in toekomstig beleid? En in hoeverre wordt, met het oog op de omgevingswet in het beleid omtrent onderwijshuisvesting, de kwaliteit van de buitenruimte rond scholen geborgd om zodoende de gezondheid te bevorderen? In hoeverre is in het kader van klimaatadaptatie voor scholen in beeld wat de situatie is met betrekking tot hittestress en de waterbergende kwaliteit van het kavel? Op welke manier wordt integraal geborgd dat de gehele onderwijskavel, bestaande uit zowel het gebouw als de buitenruimte, past bij de noodzakelijke klimaatadaptatie? De Minister weet op dit moment wel in welke lokalen een CO2-melder hangt, maar niet wat de status is van de buitenruimte rond scholen. Is de Minister het met ons eens dat inzicht in dat laatste minstens zo belangrijk is voor de gezonde ontwikkeling van kinderen? Is de Minister bereid om voortaan te rapporteren over de staat van de buitenruimte rond scholen? Overheden zoals provincie Noord-Brabant vragen de regering om meer regie hierin. Is de Minister bereid met zulke overheden in gesprek te gaan en hun input mee te nemen in verder beleid met betrekking tot onderwijshuisvesting?
Onderwijshuisvesting funderend onderwijs Een vak apart Een toekomstbestendig onderwijshuisvestingsstelsel; bijlage 2021D51133 bij Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 144.
QuickScan kwaliteit onderwijshuisvesting Wat is de kwaliteit van onze schoolgebouwen; bijlage 2023D04083 bij Kamerstuk 36 200 VIII, nr. 200.
Stenogram Kamerdebat Begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, antwoord 1e termijn (2024D01565, blz.42).
Pointer, 2 februari 2024:https://pointer.kro-ncrv.nl/klein-schoolplein-niet-iedereen-spelen.
NRC, 2 februari 2024; Spelen de kinderen eens buiten, komen er klachten over lawaai. De harde strijd om een voetbalkooi: https://www.nrc.nl/nieuws/2024/02/02/spelen-de-kinderen-eens-buiten-komen-er-klachten-over-lawaai-de-harde-strijd-om-een-voetbalkooi-a4188929#:~:text=Verdwijnende%20sport%2D%20en%20speelruimte%20voor,sluiting%20of%20verkleining%20bedreigd%20worden.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2024D04361.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.