2023D42712 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 september 2023 inzake de Voorhang accreditatiekader NVAO (Kamerstuk 31 288, nr. 1074).

De voorzitter van de commissie

Michon-Derkzen

De adjunct-griffier van de commissie

Huls

Inhoud

  • I Vragen en opmerkingen uit de fracties

    • Inbreng van de leden van de VVD-fractie

    • Inbreng van de leden van de D66-fractie

    • Inbreng van de leden van de PvdA-fractie en GroenLinks-fractie

    • Inbreng van de leden van de BBB-fractie

  • II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

I Vragen en opmerkingen uit de fracties

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief «Voorhang accreditatiekader NVAO1». Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie constateren dat opleidingen die in een andere taal dan het Nederlands worden aangeboden, verplicht zijn om de noodzaak van anderstalig onderwijs aan te tonen. Wat zijn de criteria die worden gehanteerd om aan dit vereiste te voldoen? Hoe worden deze criteria in de praktijk beoordeeld? Wat zou er volgens het wetsvoorstel «internationalisering in balans» anders zijn bij het beoordelen van de opleidingstaal wanneer dit wordt gedaan door de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs, die vanuit het oogpunt van doelmatigheid de taalkeuze zal beoordelen?

Daarnaast valt het de leden van de VVD-fractie op dat het onderscheid tussen wetenschappelijk onderwijs en hoger beroepsonderwijs niet expliciet in het kader wordt benadrukt. Er wordt onderzocht of dit onderscheid nog steeds noodzakelijk is. Zou de Minister nader kunnen toelichten waarom dit onderscheid eventueel noodzakelijk zou blijven en waarom wellicht niet? En kan de Minister de uitkomsten van de gesprekken met de NVAO en met WJZ2 hierover met de Kamer delen?

Tot slot valt het de leden van de VVD-fractie op dat de Minister herhaaldelijk wijst op de overgang naar instellingsaccreditatie als onderdeel van de vernieuwing van het accreditatiestelsel, zoals ook besproken in het kader van de toekomstverkenning. Wanneer kan de Kamer concrete beslissingen van de Minister verwachten met betrekking tot deze voorgestelde vernieuwing van het accreditatiestelsel?

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie nemen kennis van de voorhang van het accreditatiekader van de NVAO. Deze leden wensen de Minister nog enkele vragen te stellen over de door te voeren verbeteringen.

De leden van de D66-fractie nemen kennis van de vereenvoudiging van het kader, waarbij alleen nog die elementen die bij wet verplicht moeten worden zijn opgenomen. Deze leden willen weten of, en zo ja welke, controle de Kamer behoudt op het uitvoeringsbeleid dat wordt opgenomen in een apart «werkwijzedocument».

De leden van de D66-fractie lezen dat de criteria voor de onafhankelijkheid van panelleden en secretarissen zijn gelijkgetrokken voor de opleidingsbeoordelingen enerzijds en de instellingstoets kwaliteitszorg anderzijds. Deze leden zijn optimistisch over deze wijzigingen en vinden het goed dat er adequaat is gehandeld na de casus bij de Fontys Hogeschool, waarbij de onafhankelijkheid van een van de panelleden in het geding was. Zij willen graag verdere verduidelijking over de informatie die de NVAO van instellingen verwacht. Betekent dit dat ook de onderwijsinstelling zelf, naast de beoogde panelleden, een onafhankelijkheidsverklaring moet indienen bij de NVAO? Kan de Minister een verduidelijking geven over wat de NVAO verwacht van instellingen?

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief van 25 september 2023 met de voorhang van het herziene accreditatiekader NVAO, waarmee de systematiek wordt vereenvoudigd en verduidelijkt. Deze leden vinden het bijzonder belangrijk dat voorzien is in een stelsel waarin de kwaliteit van het onderwijs en het onderwijscurriculum kritisch tegen het licht worden gehouden. Tegelijkertijd erkennen zij dat er spanning kan ontstaan door de wijze waarop visitaties worden georganiseerd. In eerdere debatten hebben de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie de meerwaarde van opleidingsaccreditaties benadrukt, vooral op het niveau van de opleiding, waar uiteindelijk de regie en het eigenaarschap voor kwaliteitszorg hoort te liggen. Deze leden hebben nog enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie zijn vooral benieuwd of, en zo ja in hoeverre, zowel de centrale medezeggenschapsraad als de decentrale raden en de opleidingscommissie een rol krijgen in het stelsel. Deze leden zijn daarnaast blij dat uitvoering is gegeven aan de motie van het lid Westerveld, die ertoe opriep om de accreditatiekaders voor studenten met een functiebeperking waar nodig aan te scherpen3. Zij zijn erg benieuwd hoe concreet de beoordeling van de inrichting van de leeromgeving wordt ingevuld. Welke rechten kunnen studenten met een functiebeperking precies ontlenen aan deze aangescherpte accreditatiekaders? Is de Minister het ermee eens dat de huidige formulering moet worden opgevat als een resultaatsverplichting voor onderwijsinstellingen, waarin de instelling de toegang garandeert tot de aangeboden onderwijsvoorzieningen? Zo ja, vindt de Minister dat de huidige formulering van standaard 2 dit voldoende krachtig tot uitdrukking brengt? 4 Had niet gekozen moeten worden voor een formulering waarin de toegankelijkheid en studeerbaarheid van het onderwijs wordt «gegarandeerd» in plaats van wordt «bevorderd»? Zo nee, waarom niet?

Inbreng van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie nemen kennis van de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap inzake het herziene accreditatiekader NVAO.

De leden van de BBB-fractie kunnen zich vinden in de vereenvoudiging van het accreditatiekader. De opleiding motiveert de keuze voor onderwijs in een andere taal dan het Nederlands. Deze leden vragen of deze motivering de functionele meerwaarde voor de betreffende opleiding moet bevatten van de keuze voor een andere taal. Volstaat een motivering per definitie of is het mogelijk dat er consequenties worden verbonden aan een toelichting die als niet overtuigend wordt beoordeeld?

II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap


X Noot
1

NVAO: Nederlands-Vlaams Accreditatieorganisatie

X Noot
2

WJZ: Wetgeving en Juridische zaken

X Noot
3

Kamerstuk 31 288, nr. 855.

X Noot
4

NVAO, Beoordelingskader accreditatiestelsel hoger onderwijs Nederland, september 2023, p. 20.

Naar boven