2023D37469 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport bestond bij enkele fracties behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over de brief Beleidsreactie op het Samenvattend magazine uitvoering Wlz 2021–2022 (Kamerstuk 34 104, nr. 391).

De voorzitter van de commissie,

Smals

De adjunct-griffier van de commissie,

Bakker

Inhoudsopgave

  • I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

    Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

  • II. Reactie van de Minister

I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de Beleidsreactie op het samenvattend magazine uitvoering Wlz 2021–2022. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen over de reactie. Zij zijn blij om te horen dat ook in 2021 in de meeste gevallen Wet langdurige zorg (Wlz)-cliënten tijdig toegang tot zorg hebben gekregen. De uitdagingen die de Zorgkantoren noemen, zien genoemde leden in alle delen van onze gezondheidszorg. Zij lezen 24.138 wachtenden op de lijst staan. Lukt het om de 331 mensen die de status: «urgent plaatsen» hebben gekregen ook daadwerkelijk snel te plaatsen? De definitie «op zeer korte termijn plaatsen» laat namelijk veel ruimte voor interpretatie en verschil tussen wachtenden.

De Minister schrijft dat in de jaren 2022 en 2023 sprake is van een stabiele situatie voor wat betreft het aantal mensen op de wachtlijst. De leden van de VVD-fractie vragen of dit al te zeggen is over 2023 voordat het kalenderjaar is afgerond. Hoe moeten zij deze conclusie lezen?

Genoemde leden lezen dat de inzet op het gebruik van digitale toepassingen belangrijk is. Deze opvatting delen zij. Hoe stimuleert de Minister dit soort innovaties zodat ze niet na de pilot fase stoppen? Hoe borgt de Minister de brede uitrol van succesvolle projecten en innovaties?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) geen goed beeld zegt te hebben over de Wlz-zorg thuis. Komt hier later nog een update over? Hoe wil de Minister ervoor zorgen dat de NZa deze informatie wel in kaart gaat brengen? Deze leden lezen ook dat de Minister het belangrijk vindt dat passende zorg wordt geleverd. Hoe wil de Minister dit belang onderstrepen als de NZa geen overzicht over deze situatie heeft?

Deze leden lezen dat er een toename is van het aantal persoonsgebonden budget (pgb)-aanvragen. Zij onderschrijven, net als de Minister, dat de keuze voor een pgb altijd een bewuste keuze moet zijn en nooit een noodgedwongen alternatief mag zijn om van een wachtlijst af te komen. De Minister stelt in gesprek te zijn om te zoeken wat nodig is om controle voorafgaand aan betaling bij pgb-houders zo goed mogelijk in te richten. De leden van de VVD-fractie zijn blij om dat te lezen. Hoe wil de Minister dat inrichten? Op welke termijn? Het is volgens genoemde leden niet de bedoeling dat budgethouders in de problemen komen omdat de zorgkantoren hun administratie niet goed op orde hebben. Wel zijn deze leden blij om te lezen dat de NZa noteert dat de zorgkantoren de afgelopen jaren samen met het ministerie en de NZa veel inzet hebben getoond om de onrechtmatigheden en onzekerheid terug te dringen als het gaat om de financiën van de langdurige zorg.

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie de Minister hoe het staat met het onderzoek van het Zorginstituut Nederland, waarin zij onderzoekt of het mogelijk is om de groep cliënten af te bakenen die zijn aangewezen op een verblijfsplek in het ziekenhuis.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brief van de Minister met de beleidsreactie op het magazine «Uitvoering Wlz 2021 – 2023». Deze leden vinden een aantal bevindingen uit het magazine verontrustend en hebben dan ook nog een aantal vragen en opmerkingen naar aanleiding van de brief van de Minister.

Er is al vaker melding gemaakt van het signaal dat veel cliënten nu vanuit de thuissituatie, direct worden opgenomen in een Wlz-instelling. Het vermoeden is dat dit veel «versnelde» of crisisopnames zijn. De NZa vermoedt dat deze ouderen nog niet lang of nog niet beschikken over een Wlz-indicatie en dus niet op een wachtlijst stonden. Kan de Minister toelichten hoe groot dit aandeel «onvoorziene» instroom is ten opzichte van het totaal? Is de Minister het met deze leden eens dat dit een zeer verontrustend beeld schetst, dat deze cliënten dus eigenlijk niet in beeld zijn en hun zorgvraag dan plotseling zover door escaleert dat zij de bestaande wachtlijst moeten passeren? Kan de Minister verklaren hoe dit kan? Hoe valt dit volgens haar te voorkomen en welke stappen heeft ze daartoe gezet?

Deze leden lezen in de brief van de Minister dat veel zorgkantoren een nieuwe wachtlijstregistratie hanteren. Zodoende krijgen ze meer inzicht in de reis van cliënten binnen de Wlz en over de aard van hun zorgvraag. Dat is een nodige en nuttige stap volgens deze leden. Kan de Minister verduidelijken hoe cliënten in beeld worden gebracht? Hanteren zorgkantoren een uniform systeem, of doen zij dit allemaal afzonderlijk van elkaar? In hoeverre wordt gekeken naar de achtergrond van de zorgaanvrager, bijvoorbeeld naar nationaliteit, sociaaleconomische status en dergelijken? Kan deze wachtlijstregistratie ook worden benut om de zorg inclusiever en toegankelijker te maken?

De leden van de D66-fractie vinden het nogal schokkend dat er geen duidelijk beeld is van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de Wlz-zorg thuis. Dit is een speerpunt van het kabinetsbeleid. Hoe kan de Minister sturen op meer zorg thuis, als zij de invulling daarvan niet in beeld heeft? Welke stappen worden gezet om de NZa dit scherper te laten monitoren? Wanneer is er wel een duidelijk beeld?

Tenslotte hebben deze leden een aantal vragen over pgb-zorg. Kan de Minister een inschatting geven waardoor de toename in pgb-aanvragen kan worden verklaard? In hoeverre is dat wenselijk? Genoemde leden lezen dat meerdere zorgkantoren standaard het maximale beschikbare budget toekennen, ook wanneer minder budget is aangevraagd. Hoe kan het dat dit staande praktijk is? Is de genoemde onrechtmatigheid (€ 104 miljoen) ten aanzien van het pgb hier volledig door te verklaren, of zijn daar ook nog andere oorzaken voor? De leden van de D66-fractie begrijpen uit het werkveld dat er tot dusver géén wettelijke grondslag ligt om Pgb op maat toe te passen. In feite mag dit dus nog niet. In ieder geval moet aan de budgethouder duidelijk worden gemaakt dat het bijstellen van het Wlz-budget een keuze is en geen verplichting. Kan de Minister dit verduidelijken? Deze leden vinden het óók nogal verontrustend dat de NZa schrijft dat zorgkantoren controles niet vooraf uitvoeren. Buiten dat dit niet in overeenstemming is met hoe de Wlz dit voorschrijft, zorgt dit ervoor dat onrechtmatige zorg nooit terug te vorderen is. De leden van de D66-fractie zien weinig waarde in deze administratieve nacontroles. Kan de Minister toelichten hoe het kan dat zorgkantoren op deze manier blijven werken en kan zij toelichten welke stappen zij nog kan zetten om dit aan te passen? Deelt zij ook de opvatting van de NZa dat het aan zorgkantoren is om op onrechtmatigheden te controleren? In hoeverre denkt de Minister dat de zorgkantoren voldoende prikkel hebben om onrechtmatigheden te voorkomen, gezien het bovenstaande? In hoeverre hebben zorgkantoren de ruimte voor eigen beleid, bijvoorbeeld waar het gaat over het aantal uren van vertegenwoordigers, uren aftrekken vanwege gebruikelijke zorg en het laten invullen van gedetailleerde weekschema’s bij een aanvraag van een pgb? Kan de Minister reflecteren op haar eigen rol binnen de onrechtmatigheden binnen het pgb?

Tenslotte vragen genoemde leden, nu het wetsvoorstel van de Wet aanpak meervoudige problematiek sociaal domein1 controversieel is verklaard, welke mogelijkheden er in demissionaire staat zijn om hier maatregelen in te treffen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de beleidsreactie op het samenvattend magazine Wlz 2021–2022 en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen. Zij willen weten of het tekort aan verpleeghuisplekken bijdraagt aan de uitdagingen bij de uitvoering van de Wlz. Immers, steeds meer ouderen die wettelijk recht hebben op een plek in het verpleeghuis worden daar niet geplaatst. Wat vindt de Minister ervan dat zorgkantoren de toegang tot verpleeghuizen beperken en alleen cliënten met een heel zware zorgvraag nog terecht kunnen in een verpleeghuis? Is de Minister voornemens te tornen aan dit wettelijke recht op een plek op zorg in een instelling? Wanneer kan de Kamer het onderzoek van het Zorginstituut Nederland verwachten naar de vraag of het mogelijk is om de groep cliënten af te bakenen die zijn aangewezen op een verblijfsplek in het verpleeghuis?

Een groot deel van de opnames zijn crisisopnames, deze ouderen stonden niet eens op de wachtlijst. Hoe gaat de Minister deze crisisopnames terugdringen? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat niet alle opnames in verpleeghuizen crisisopnames zullen worden? Hoe gaat de Minister de ouderenzorg voor iedereen, ook voor ouderen met een kleine beurs, toegankelijk houden? Waarom laat de Minister dit zo uit de hand lopen?

Voor wat betreft de mondzorg in de Wlz willen de leden van de PVV-fractie weten of mondzorg geleverd door de instelling in de toekomst mogelijk blijft. Of heeft het de voorkeur van de Minister dat ouderen dit zelf gaan regelen?

Hoe is de Minister van plan het toenemend tekort aan verpleeghuisplekken, verpleegzorgplekken en woonvoorzieningen voor ouderen op korte termijn op te lossen? Waarom worden niet met spoed meer verpleeghuisplekken gebouwd? Waar moet deze steeds grotere wordende groep ouderen heen als er geen extra verpleeghuisplekken bijkomen? Hoeveel verpleeghuisplekken, verpleegzorgplekken en seniorenwoningen zijn er het afgelopen jaar gerealiseerd?

Waarom wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen de kosten van intramurale Wlz-zorg en Wlz-zorg thuis (volledig pakket thuis (VPT), modulair pakket thuis (MPT) en pgb)?

Welke maatregelen neemt de Minister om het hoge ziekteverzuim in de zorg terug te dringen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie maken graag van de mogelijkheid gebruik enkele aanvullende vragen te stellen naar aanleiding van de brief Beleidsreactie op het Samenvattend magazine uitvoering Wlz 2021–2022. Op 1 september 2022 hadden 331 mensen de status «urgent plaatsen», 4.987 mensen de status «actief plaatsen». Kan de Minister de status van urgent wachtenden en actief wachtenden per 1 september 2023 aangeven? Wat vindt de Minister het belangrijkste verschil ten opzichte van 1 september 2022?

Genoemde leden lezen dat de NZa zelf ook onderzoek heeft gedaan naar de instroom van (oudere) cliënten in de Wlz. Uit deze eerste verkenning maakt de NZa op dat ruim de helft van de cliënten rechtstreeks vanuit de thuissituatie wordt opgenomen in een Wlz-instelling. Daarnaast blijkt een aanzienlijke instroom naar de intramurale Wlz te verlopen via zijpaden en versnelde opnames (het ziekenhuis of vanuit de geriatrische revalidatiezorg (GRZ-instelling). Wat betekent concreet een versnelde opname? Kan de Minister aangeven hoe groot deze twee groepen zijn? Is daar een percentage aan te koppelen? Moeten de leden van de CDA-fractie het zo lezen dat de groep van 331 urgent wachtenden uit deze twee groepen bestaat? Hoe werkt dit dan in praktijk? Hoe wordt gewogen of iemand uit de thuissituatie voor moet gaan of iemand uit het ziekenhuis of GRZ-instelling? Want, zo begrijpen genoemde leden, er is bij de laatste groep sprake van de «verkeerde beddenproblematiek». In hoeverre is sprake van een probleem in de keten?

De Minister stelt in haar brief dat de NZa nog geen goed beeld heeft van de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de Wlz-zorg thuis (overbruggingszorg of als keuze van de cliënt), in hoeverre het al lukt om met Wlz-zorg thuis cliënten langer thuis te laten wonen en wat daarvan de mogelijkheden en beperkingen zijn voor cliënt en mantelzorger. Kan de Minister aangeven wat voor soort beeld de NZa nu heeft en wat nog mist? Hoe en wanneer heeft de NZa een meer compleet beeld? Gaat dit nader onderzocht worden? Het lijkt de leden van de CDA-fractie namelijk van groot belang dat zij hier meer inzicht in krijgen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de onderhavige stukken. Deze leden hebben nog enkele vragen en opmerkingen hierover. Zij lezen dat de NZa geconstateerd heeft dat zorgkantoren en zorgaanbieders uitdagingen ervaren bij de uitvoering van de Wlz. Genoemde leden herkennen deze signalen. Tegelijkertijd zien zij dat de Minister recent nog heeft aangegeven dat de Wlz-zorg doelmatiger kan en daarmee ruimte zag om op de Wlz-zorg te korten. Deze leden vragen hoe de Minister deze twee zaken met elkaar verenigt. Is de Minister het met genoemde leden eens dat het geschetste beeld van de NZa juist een signaal is dat er op dit moment geen ruimte is voor doelmatigheidsombuigingen?

Daarnaast komt naar voren dat de NZa geconstateerd heeft dat de wachtlijsten in de verpleeghuiszorg oplopen. Tegelijkertijd missen deze leden in de beleidsreactie van de Minister een duidelijke reactie en actieplan als het gaat om het terugbrengen van deze wachtlijsten. Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat gezien deze cijfers er sprake is van een crisis in de verpleeghuiszorg? Welke stappen gaat de Minister zetten om op korte termijn deze wachtlijsten terug te dringen? Is de Minister het met de genoemde leden eens dat dit een directe actie vereist en dat niet kan worden gewacht op een eventuele toekomstige omslag die in allerlei akkoorden beloofd wordt? Is de Minister nog steeds van mening dat geen uitbreiding van het aantal verpleeghuisplekken een juiste stap is? Daarnaast missen de genoemde leden de cijfers voor de groep die wacht uit voorzorg in de brief. Kan de Minister deze cijfers alsnog voorleggen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de fractie van BBB-fractie nemen kennis van de beleidsreactie van de Minister op het Samenvattend magazine Wlz 2021–2022 van de NZa. Uitvoering dient op orde te zijn. Daarom is het geruststellend dat de financiële verantwoordingen en de rechtmatige bestedingen in orde zijn. Maar wat voor mensen telt, is de zorg die zij krijgen. Genoemde leden zijn niet verrast, maar wel ongerust over de bevestiging dat het voor een groeiende groep cliënten steeds lastiger is om tijdige en passende zorg te organiseren die aansluit bij de wens van de cliënt en diens omgeving. Met oplopende wachtlijsten en fricties tussen vraag en aanbod in de regio’s als gevolg, staat in de beleidsreactie.

De organisatie van de Wlz-zorg is kwetsbaar, signaleert de Minister dan ook. Knelpunten zijn steeds moeilijker op te lossen. De leden van de BBB-fractie vragen of de Minister in beeld heeft welke mensen geen toegang krijgen tot de zorg waar ze recht op hebben. Deze vraag wordt gesteld omdat knelpunten meer zijn dan statistieken. Want knelpunten niet oplossen, betekent dat mensen in de knel komen. Wat doen zorgkantoren en zorgaanbieders in deze situaties? Wat gaat de Minister ondernemen om ervoor te zorgen dat zorgkantoren beter kunnen inspelen op verbeterde inzichten rond het wachtlijstbeheer? Deze leden zijn benieuwd naar wat dit betekent.

De NZa vindt het van belang dat zorgkantoren laten zien dat zogeheten streefnormen, die rekening houden met de persoonlijke situatie van cliënten, breed worden gedragen door het veld. Zodra dat het geval is, wordt geadviseerd te onderzoeken of en hoe de veldpartijen deze streefnormen toepassen. Genoemde leden vragen de Minister welke termijn zij voor ogen heeft om ervoor te zorgen dat deze werkwijze toepassing vindt.

II. Reactie van de Minister


X Noot
1

Kamerstuk 36 295.

Naar boven