2023D35763 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen over het Tussenrapport commissie sociaal minimum (Kamerstuk 36 200 XV, nr. 95).

De voorzitter van de commissie,

Kuzu

De griffier van de commissie,

Meester-Schaap

Nr

Vraag

   

1

Kunt u meer inzicht geven in de uitgavennormen voor kinderen? Constaterende dat in het rapport een aantal huishoudmodellen staat, maar daarin de mogelijke schaalvoordelen van meerdere kinderen niet te onderscheiden zijn van de gesignaleerde hogere kosten voor oudere kinderen; hoe hangt het benodigde bedrag samen met de leeftijd van het kind? Hoe hangt het benodigde bedrag samen met de hoeveelheid kinderen (een, twee, drie of meer)? Hoe hangt het benodigde bedrag samen met of het om alleenstaanden of paren als ouders gaat? Zijn er andere (algemene) factoren die de uitgavennormen bepalen? Kunt u kwantitatief inzicht geven in bovenstaande vragen?

2

In het kader van wederkerigheid, welke inspanning mag worden verwacht van Nederlanders?

3

Hoe verhoudt volgens de Commissie sociaal minimum (hierna: de commissie) de individuele verantwoordelijkheid zich tot de oplossing in de hervorming van het stelsel?

4

Hoeveel procent van de bijstandsgerechtigden is deels of niet arbeidsongeschikt en zou in theorie nog enige vorm van betaald werk kunnen verrichten?

5

Hoeveel procent van de bijstandsgerechtigden is volledig arbeidsongeschikt?

6

Heerst er bij de commissie een angst dat de verhoging van de toeslagen kan leiden tot hogere terugvorderingen?

7

Hoe kijkt de commissie naar haar advisering om bepaalde toeslagen te verhogen in het licht dat een meerderheid van de Tweede Kamer pleit voor het afschaffen van het toeslagenstelsel?

8

Versterkt het verhogen van het minimumloon de kans op inflatie? Zo ja, hoe verhoudt deze inflatie zich tot de koopkracht?

9

Hoe kijkt de commissie naar een (verplichte) financiële advisering/coaching als oplossing voor onverwachte uitgaven en/of kleine misrekeningen? Welke voor- en nadelen zouden deze maatregelen hebben ten opzichte van een flexbudget?

10

Ziet de commissie naast inkomen ook andere positieve componenten van werk? Is de commissie van mening dat werk ook een positieve invloed heeft op het sociale leven van een werkende?

11

Met welke hoogte van het minimumloon heeft de commissie haar berekeningen gemaakt? Is er rekening gehouden met de drie procent stijging van het minimumloon vanaf 1 juli 2023?

12

In het advies staat dat zowel het minimumloon als de bijstandsuitkering verhoogd moeten worden, welke invloed gaat dit hebben voor de armoedeval? Gaat werken meer, evenveel of minder lonen?

13

Hoe beoordeelt de commissie het neveneffect van haar advies om de bijstand te laten meestijgen met het minimumloon – op meerdere plekken in het deelrapport geeft de commissie aan dat dit een negatieve invloed zal hebben op de arbeidsdeelname van mensen in de bijstand – en hoe groot zal de daling zijn met betrekking tot de arbeidsdeelname?

14

Wat zijn de redenen waardoor mensen niet in staat zijn om deel te nemen aan de arbeidsmarkt met regulier werk? Hoeveel procent van deze groep is volledig arbeidsongeschikt?

15

In het rapport spreekt de commissie niet over de mogelijkheid van het aanvragen van de bijzondere bijstand, kan de commissie aangeven welke voor- en nadelen zij ziet bij het instrument van de bijzondere bijstand?

16

Ziet de commissie een causaliteit tussen de stijging van het aantal voedselbanken in Nederland en het vangnet van de verzorgingsstaat?

17

Hoeveel euro per maand zou het besteedbaar inkomen van een alleenstaande of koppel met een Algemene Ouderdomswet (AOW), een alleenstaande of echtpaar in de bijstand zonder kind, met een kind, met twee kinderen en met drie kinderen stijgen, wanneer u in blijft zetten op een verlaging van niet-gebruik van voorzieningen?

18

Kunt u een overzicht geven van de hoogte van het sociaal minimum zoals gehanteerd door het Rijk tegenover de hoogte als de aanbevelingen zouden worden doorgetrokken naar het verleden?

19

Wat zijn knelpunten die u op dit moment ziet waardoor het bestaande sociaal minimum in het gedrang komt (zoals de beslagvrije voet en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)-problematiek)?

20

Klopt het dat gemeentelijke regelingen voor sociale participatie van minima zoals een stadspas niet meegenomen zijn in de budgetberekeningen? Waarom niet, en welk effect heeft dit op de in het rapport gepresenteerde resultaten?

21

Het Centraal Planbureau (CPB) geeft aan dat het verhogen van de bijstand werkgelegenheidseffecten kan hebben (in negatieve zin), de commissie geeft aan dat een voorspelbaar stelsel en activerend arbeidsmarktbeleid dit kan voorkomen; op welke wijze kan dit laatste concreet worden gemaakt?

22

Klopt het dat de bijzondere bijstand, bedoeld voor bijvoorbeeld tegenvallers zoals een kapotte wasmachine op te vangen, niet is meegenomen? Waarom niet en heeft dit invloed of een relatie met het pleidooi van de commissie voor een flexbudget om tegenvallers op te kunnen vangen?

23

Hoe zou een flexbudget kunnen werken om ook daadwerkelijk als buffer te kunnen functioneren en niet als onderdeel van hogere inkomsten ook leiden tot regulier hogere uitgaven (waardoor bufferfunctie feitelijk teniet wordt gedaan)?

24

De positie van kinderen binnen het stelsel van het sociaal minimum is kwetsbaar; hoe kan dit ondanks regelingen als kinderbijslag en kindgebonden budget? Hoe kan de positie van kinderen versterkt worden, is dat met dezelfde instrumenten of moet dat via andere instrumenten?

25

Nederland is niet effectief in het bereiken van kinderen in armoede met verschillende beschikbare tax-/benefitregelingen; hoe kan (1) periodiek inzicht worden gegeven in de samenstelling van referentiebudgetten van sociale minima (inkomsten en uitgaven) en (2) bij het opstellen van de jaarlijkse koopkrachtplaatjes tevens de gevolgen voor kinderen specifiek en afzonderlijk in beeld worden gebracht op basis van het bereik en beschikbaarheid van kindregelingen (in fiscale en inkomensregelingen), in verschillende gezinssituaties met bijvoorbeeld een, twee, drie of vier kinderen, zodat de effecten van het beleid op kinderen beter gevolgd kunnen worden, conform motie Palland/Stoffer (Kamerstuk 26 448, nr. 698)?

26

Wat is er bekend over inverdieneffecten van het verhogen van het wettelijk minimumloon (Wml)? Hoeveel zou dit bedragen voor een verhoging van 5, 10, 20, 40%?

27

Wat is het mediane loon in Nederland?

28

Wat is 60% van het mediane loon in Nederland?

29

Wat is het gemiddelde loon in Nederland?

30

Hoeveel werkenden zijn er in Nederland?

31

Wat is de ontwikkeling van het Wml in de afgelopen veertig jaar per jaar?

32

Wat is de ontwikkeling van het Wml in de afgelopen veertig jaar per jaar afgezet tegen de ontwikkeling van de inflatie?

33

Wat is de ontwikkeling van de inflatie in de afgelopen veertig jaar per jaar?

34

Wat is de ontwikkeling van de inflatie in de afgelopen vijf jaar per jaar?

35

Hoeveel zijn de gemiddelde kosten van wekelijkse boodschappen gestegen in de afgelopen vijf jaar, in absolute en relatieve getallen?

36

Hoeveel is de gemiddelde huur gestegen in de afgelopen vijf jaar, in absolute en relatieve getallen?

37

Hoeveel mensen verdienen tot 100% Wml?

38

Hoeveel mensen verdienen tot 110%, 120, 130, 135, 140% Wml?

39

Wat is de verdeling medewerkers met Wml per sector? Kan deze verdeling ook uitgesplitst per sector aangegeven worden voor 105, 110, 120, 130% Wml?

40

Wat is de hoogte van het Wml in de andere EU landen?

41

Wat is de hoogte van het Wml in internationaal perspectief?

42

Wat is het Wml in Duitsland en welke verschillen heeft deze regeling met Nederland?

43

Wat is het Wml in België en welke verschillen heeft deze regeling met Nederland?

44

In welke Eurolanden is de afgelopen tien jaar het Wml verhoogd? Met hoeveel was dit en wat waren de effecten op de werkgelegenheid en armoede?

45

Wat zijn de gevolgen van het verhogen van het Wml voor grensregio’s?

46

Wat is de hoogte van het mediane loon in andere Europese Unie (EU)-landen? Hoe verhoudt zich dit met het mediane loon in Nederland (gecorrigeerd voor koopkracht)?

47

Wat is de hoogte van het gemiddelde loon in andere EU-landen? Hoe verhoudt zich dit met het mediane loon in Nederland (gecorrigeerd voor koopkracht)?

48

Wat is de gemiddelde toegevoegde waarde in euro’s per gewerkt uur? Wat is hiervan de ontwikkeling de afgelopen twintig jaar?

49

Wat is de netto gemiddelde opbrengst per arbeidsuur in euro’s uitgedrukt?

50

Wat is de huidige arbeidsinkomensquote (aiq)?

51

Wat is de ontwikkeling van de aiq sinds 1956?

52

Wat is de ontwikkeling van de aiq sinds 2001?

53

Welke effecten (positief en negatief) zijn in de literatuur bekend voor een verhoging van het Wml (inclusief bronnen)?

54

Welke mate van extra consumptie treed op bij lage inkomens voor een verhoging van het Wml?

55

Wat zijn de budgettaire consequenties van het verhogen van het Wml naar 16 euro per uur met behoud van de koppeling aan de uitkeringen? Kan dit ook aangegeven worden voor 14, 17, 18, 20 euro per uur Wml?

56

Wat is de stijging van de arbeidsproductiviteit voor de afgelopen vijftig jaar?

57

De variant verhogen van het Wet op het kindgebonden budget (WKB) komt neer op het gelijktrekken van de bedragen voor alle kinderen en een verdere ophoging naar 2.295 euro per jaar, wat zou het budgettair beslag gemoeid zijn bij het alleen gelijktrekken, zonder verhoging?

58

Wat is de stijging van de arbeidsproductiviteit voor de afgelopen vijftig jaar afgezet in een grafiek tegen de stijging van het Wml de afgelopen vijftig jaar?

59

Wat is het verschil in beloning tussen mannen en vrouwen?

60

Wat is het verschil tussen absolute/relatieve hoeveelheden mannen/vrouwen in beroepen met 100% Wml? Wat is dit voor 110, 120, 130% Wml?

61

Welk effect heeft de verhoging van het Wml voor het verschil in beloning tussen mannen en vrouwen? Welk effect heeft dit voor een 5, 10, 20, 40% verhoging?

62

Wat is de leeftijdsopbouw van mensen op 100, 110, 120, 130% Wml?

63

Hoeveel ouderen verdienen het Wml?

64

Wat is de verdeling over opleidingsniveaus van mensen op 100, 110, 120, 130% Wml?

65

Welke effecten zijn er op werkgelegenheid van het verhogen van het Wml met 5, 10, 20, 40%? Wat zijn deze effecten uitgesplitst op leeftijdscategorieën, sectoren, man/vrouw, opleidingsniveau, regio in Nederland?

66

Wat is het effect op de internationale concurrentiepositie van een verhoging van het Wml met 5, 10, 20, 40%?

67

Wat is de gemiddelde stijging van de lonen in de afgelopen veertig jaar per jaar?

68

Wat is de gemiddelde stijging van de collectieve arbeidsovereenkomst (cao-) lonen in de afgelopen veertig jaar per jaar?

69

Wat zijn de kosten voor de private sector van het verhogen van het Wml met 5, 10, 20, 40, 50%?

70

Wat zijn de kosten voor het bedrijfsleven van het verhogen van het Wml naar 14, 16, 17, 18, of 20 euro per uur?

71

Wat zijn de kosten voor het bedrijfsleven van het verhogen van het Wml naar 14, 16, 17, 18, of 20 euro per uur? Kunnen deze kosten uitgesplitst worden voor bedrijven tot 50 medewerkers, bedrijven tot 100 medewerkers, bedrijven tot 250 medewerkers, bedrijven boven de 250 medewerkers?

72

Hoeveel bedrijven zijn er in Nederland? Hoeveel hiervan zijn tot 50, 100, 250, >250 medewerkers?

73

Wat is de totale winst van bedrijven per jaar van de afgelopen tien jaar?

74

Welke mogelijke regelingen, flankerend beleid, etc. zijn mogelijk om de kosten van de verhoging van het Wml in de eerste een, twee, drie, vier, vijf jaar te verzachten voor bedrijven tot 50, 100, 250 medewerkers? Kan hiervan een lijst met mogelijke alternatieven gegeven worden en wat hiervan de geschatte budgettaire consequenties zijn?

75

Welke bijkomende kosten treden op voor de overheid en welke voor de private sector als gevolg van de verhoging van het Wml? Regeldruk, administratieve lasten etc.?

76

Wat voor effect heeft het afschaffen van het jeugdloon vanaf 18 op armoede onder studenten?

77

Wat zijn de kosten van het afschaffen van het jeugdloon vanaf 18?

78

Hoe heeft de commissie armoede onder studenten onderzocht?

79

Welk effect op armoede heeft het afschaffen van de btw op voedsel?

80

Zijn er gerichtere maatregelen onderzocht om huishoudens tegemoet te komen in gestegen prijzen van voedsel?

81

Welk effect heeft het gratis maken van het openbaar vervoer op het voorkomen van armoede?

82

Is er onderzocht hoeveel minder geld gemeenten beschikbaar hebben voor schuldhulpverlening?

83

Is er onderzocht hoeveel minder geld gemeenten beschikbaar hebben voor de bestrijding van armoede?

84

Is er onderzocht hoeveel minder geld gemeenten beschikbaar hebben voor het actief opzoeken van personen met armoedeproblematiek?

85

Stelt de commissie vast dat armoede een uit te bannen probleem is en komt zij hiervoor ook met concrete oplossingen? Zo nee, wat is dan de opdracht geweest van de commissie?

86

In het rapport worden voorstellen genoemd die op korte termijn de meest kosteneffectieve maatregelen zijn om armoede en specifiek kinderarmoede naar beneden te brengen, zijn er ook al een aantal maatregelen te noemen voor de lange termijn die specifiek de groeiende kinderarmoede tegen kunnen gaan?

87

De commissie adviseert om de kinderbijslag of het kindgebonden budget te verhogen en dan in het bijzonder de bedragen voor oudere kinderen, waar moet aan precies aan worden gedacht en om welke leeftijdsgroep gaat dit precies?

88

Is er een indicatie van kosten te geven wanneer het minimumloon omhoog gaat, en daaraan gekoppeld alle bovenminimale uitkeringen, dus zonder AOW?

89

Op basis waarvan acht de commissie het realistisch dat een koppel met een bijstandsuitkering slechts enige tientallen euro’s per maand kwijt is aan vervoerskosten?

90

In een aantal gemeenten wordt gratis openbaar vervoer aangeboden voor ouderen, kunt u een indicatie geven wat dit gemiddeld kan schelen per maand voor ouderen met AOW?

91

Is de commissie tijdens het onderzoek ook tegengekomen in hoeverre er verschillen zijn in reiskostenvergoeding bij banen met een laag inkomen en hogere inkomens en wat het effect hiervan is?

92

De commissie geeft aan dat voorspelbaarheid van belang is, is er nu al iets te zeggen over het mogelijke effect van het niet ontvangen van (1.300 euro) energietoeslag komend jaar?

93

De commissie geeft aan dat gemeenten veel spreiding vertonen in het minimabeleid, waar ziet de commissie die spreiding voornamelijk in terug, geografisch en waar de grootste knelpunten zitten?

94

Soms zijn er onuitlegbare verschillen tussen gemeenten, bijvoorbeeld als het gaat om statushouders (vergoeding reiskosten, inrichtingskrediet en inkomensgrens), kan de commissie iets zeggen over de financiële positie van deze doelgroep? Kan de commissie ook toelichten welke doelgroepen voornamelijk mogelijk nog meer last hebben van verschillen tussen gemeenten?

95

Deeltijdwerken is onaantrekkelijk, ingewikkeld en loont vaak niet voor sociale minima, bijvoorbeeld jongeren met een beperking en een betaalde baan, wat zou helpen om deeltijdwerken onder meer voor deze groep aantrekkelijker te maken?

96

Gerichte maatregelen zijn meer kosteneffectief, maar gaan vaak gepaard met meer complexiteit, een hoger niet-gebruik en hogere uitvoeringskosten, kunt u hier voorbeelden van geven?

97

De commissie adviseert in te zetten op een verlaging van niet-gebruik van voorzieningen, is er gedurende het onderzoek meer helderheid gekomen over specifieke doelgroepen die nu niet goed worden bereikt?

98

Kunt u meer inzicht geven in de specifieke armoedesituatie in Caribisch Nederland?

99

Kunt u aangeven hoeveel geld een alleenstaande in de bijstand ontvangt aan kindgebonden budget en kinderbijslag per jaar wanneer zij moeder wordt?

100

Kunt u aangeven hoeveel geld een echtpaar (zonder kinderen) in de bijstand ontvangt wanneer zij een kind krijgen aan kindgebonden budget en kinderbijslag per jaar?

101

Wat zijn de kosten van een kind (0–2 jaar) volgens de Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud-) normen?

102

Heeft de commissie ook onderzocht hoeveel mensen door hardheden een inkomen hebben onder het huidige bijstandsniveau? Hoeveel mensen zijn dat ongeveer?

103

De commissie gaat er bij alle berekeningen vanuit dat mensen op of rond het sociaal minimum in een huurwoning wonen, kan zij aangeven in hoeverre dat strookt met de werkelijkheid (bijvoorbeeld voor mensen met een uitkering onder de toeslagenwet)?

104

In de motie-Omtzigt (Kamerstuk 35 845, nr. 17) wordt een aantal specifieke groepen genoemd (o.a. jongeren en mensen in een Wet langdurige zorg (Wlz)-instelling), kan de commissie voor die groepen berekeningen laten zien over al dan niet toereikendheid van het huidige minimum?

105

De commissie adviseert het ophogen van bijstand en Wml, voorziet de commissie en/of u ook risico’s in het implementeren van deze maatregelen omdat de concurrentiepositie van werkgevers met duurder personeel negatief wordt beïnvloed?

106

Bij wie komt het flexbudget in beheer? Is dat bij werkgever, instantie of bij de burger zelf?

107

Kan de commissie de zin «Betaalbaarheid vergt dat overheidsgeld zo veel mogelijk terecht moet komen bij mensen die dat nodig hebben» nader uitleggen?

108

De commissie geeft aan dat alle huishoudtypen met kinderen geld tekort komen voor noodzakelijke uitgaven, met uitzondering van de alleenstaande ouder met één kind, wat verstaat de commissie precies onder noodzakelijke uitgaven?

109

Wat bedoelt de commissie met «incidentieel beleid» in tabel 1 op pagina 20?

110

In tabel 3 op pagina 23 rekent de commissie met het huishoudsaldo zonder maatregelen in een ondergemiddelde gemeente, hoe ziet de berekening eruit in een bovengemiddelde gemeente?

111

Hoe verhoudt de passage dat de commissie stelt dat de overheid aan de hand van de Grondwet verplicht is om Nederlanders te helpen als men niet in hun bestaan kan voorzien zich tot mensen die in de bijstand zitten maar die wel zouden kunnen werken?

112

Kan de commissie uiteenzetten wat zij bedoelt met het kernbegrip «een zinvol leven» op pagina 33?

113

Kan de commissie de zin «De Commissie ziet arbeidsparticipatie gedeeltelijk in het verlengde van inkomensbescherming» op pagina 36 nader uiteenzetten?

114

Wat zijn de lessen uit het SEO Economisch Onderzoek met betrekking tot de situatie aangaande het sociaal minimum in België, Denemarken, Duitsland, Engeland en Frankrijk?

115

De commissie spreekt van het feit dat afgelopen decennia fors gesneden is in re-integratiebudgetten, met hoeveel euro is afgelopen decennia gesneden? Hoeveel procent van de Nederlanders is naar schatting door deze benoemde forse devaluatie van de re-integratiebudgetten onnodig in de bijstand blijven hangen?

116

Kan de commissie toelichten hoe het «sterker en realistischer beleid» eruit moet zien?

117

Hoeveel Nederlanders en hoeveel huishoudens geven aan moeite en zeer veel moeite te hebben met rondkomen, over de periode 2012–2023, in absolute aantallen totaal en uitgesplitst per jaar?

118

Wat is het percentage huishoudens dat aangeeft moeite en zeer veel moeite te hebben met rondkomen, over de periode 2012–2023, totaal en uitgesplitst per jaar?

119

Hoeveel Nederlanders en hoeveel huishoudens hebben te maken met problematische schulden, over de periode 2012–2023, in absolute aantallen totaal en uitgesplitst per jaar?

120

Hoeveel Nederlanders en hoeveel gezinnen (inclusief percentages) geven aan moeite en zeer veel moeite te hebben met het betalen van de huur, de boodschappen, de zorgkosten en de energierekening, uitgesplitst per onderwerp? Totaal en uitgesplitst per jaar over de periode 2013–2023?

121

Hoeveel Nederlanders en hoeveel gezinnen (inclusief percentages) geven aan moeite en zeer veel moeite te hebben met rondkomen en niet meer alles te kunnen doen wat ze vijf jaar geleden nog wel konden doen, graag over de periode 2012–2023?

122

Hoeveel Nederlanders en hoeveel huishoudens geven aan te moeten bezuinigen op de uitgaven om financieel het einde van de maand te halen? Op welke zaken wordt er binnen het huishouden bezuinigd?

123

Wat is het percentage huishoudens dat aangeeft in ieder geval niet genoeg geld te hebben voor de volgende zaken: om de dag een warme maaltijd, regelmatig nieuwe kleren kopen, verwarmen van het huis, vervangen van kapotte meubels, uit eten gaan met vrienden of familie, onverwachte noodzakelijke uitgaven?

124

Wat zijn de huidige kosten voor de maatschappij aangaande individuen met schulden?

125

Hoe weegt de commissie het gestelde feit dat de kans om in armoede te verkeren het grootst is voor bijstandsgerechtigden af ten opzichte van haar advies om juist de bijstandsuitkering te verhogen?

126

Van alle arme personen in 2021 had ongeveer de helft een migratieachtergrond (53%), hoeveel procent van deze groep had op dit meetmoment werk en hoeveel procent zat in de bijstand?

127

Wat verstaat de commissie onder «recreatie»?

128

Met welk verbruik zijn de bedragen vastgesteld voor «energie» in tabel 3.1 onder uitgaven aangeduid per huishoudsamenstelling?

129

In tabel 3.1 staat «telefoon, televisie en internet» onder het kopje uitgaven, welke berekening heeft de commissie uiteengezet om tot deze bedragen per huishoudsamenstelling te komen?

130

Wat verstaat de commissie onder «kleine tegenslagen of misrekeningen»? Zijn deze incidenteel of kan dit ook structureel zijn?

131

Hoe komt de commissie tot de indicatieve percentages van drie, zes en negen met betrekking tot het flexbudget?

132

Heerst er angst bij de commissie dat het uitvoeren van haar advies de onoverzichtelijkheid bij burgers niet doet verminderen?

133

Is de huidige krapte op de arbeidsmarkt meegenomen in de afweging van de commissie?

134

Voorziet de commissie problemen wanneer het minimumloon en de bijstandsuitkering gelijkwaardig aan elkaar stijgen in het kader van de hoge marginale druk/armoedeval?

135

Het rapport noemt de verhoging van de bijstand door aanpassing van de verhouding 100:70 tussen netto referentieminimumloon en netto bijstand; welke wet moet hiervoor worden gewijzigd en wat zou de doorlooptijd zijn? Welke effecten heeft dit voorstel?

136

Hoe duidt de commissie de tekst in het rapport: «een nadeel van een verhoging van de bijstand zonder minimumloonsverhoging is dat de stap van uitkering naar werk financieel minder aantrekkelijk wordt (grotere armoedeval)»?

137

Kan de commissie een reactie geven op het feit dat het CPB ervan uitgaat dat bij een verhoging van de bijstand ongeveer zestig procent van het extra budget opgaat aan mensen die instromen in de bijstand als gevolg van een verminderde prikkel tot werken?

138

De commissie heeft voorkeur voor zeker inkomen boven onzeker inkomen, hoe ziet de commissie dit in het kader van de krappe arbeidsmarkt?

139

Wat zijn voorbeelden van onverwachte uitgaven, onvermijdelijke uitgaven en kleine misrekeningen waardoor een flexbudget de oplossing kan zijn? Zijn dit incidentele of structurele omstandigheden?

Naar boven