2023D34589 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 29 augustus 2023 een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Financiën over het door de Minister van Buitenlandse Zaken op 18 augustus 2023 toegezonden fiche Digitale Euro (Kamerstuk 22 112, nr. 2651).

De voorzitter van de commissie,

Tielen

De griffier van de commissie,

Weeber

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorstellen voor de Verordening Digitale Euro en voor de Verordening Dienstverlening Digitale Euro. Zij hebben daarbij nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de ECB een bevoegdheid krijgt om grenzen te stellen aan het gebruik van de digitale euro als spaarproduct. Welke begrenzingen voor dit mandaat worden in het wetgevende voorstel gegeven? Acht het kabinet het verstandig om hiervoor een ongeclausuleerde bevoegdheid bij de ECB te leggen, gezien eerdere ervaringen waarbij de ECB de randen van haar mandaat opzoekt? Is het volgens het kabinet ook voorstelbaar dat limieten in de verordening zelf worden vastgesteld, waarbij de ECB een adviserende rol heeft? Klopt het dat ook spaarproducten niet rentedragend (positief noch negatief) zijn, aangezien het fiche verderop spreekt van betaalmiddelen die niet-rentedragend zijn? Hoe en door welke partij wordt gecontroleerd of een gebruiker binnen de gestelde limiet aan digitale-eurorekeningen blijft en hoe worden daarbij de privacywaarborgen gerespecteerd?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de Europese Commissie voorstelt een acceptatieverplichting op te nemen voor de digitale euro als wettig betaalmiddel. Klopt het dat op dit moment voor geen enkel wettig betaalmiddel in Nederland een acceptatieverplichting geldt? Is het kabinet van mening dat het al dan niet instellen van een wettelijke acceptatieverplichting aan de lidstaten zelf dient te blijven? Zo nee, waarom niet? Is het kabinet bereid om voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) een algemene uitzondering in de acceptatieverplichting te bepleiten, om te voorkomen dat een groot aantal kleine winkeliers moet investeren in middelen om betalingen in digitale euro’s te accepteren, terwijl er op dit moment geen duidelijk zicht is op de bereidheid van consumenten om hiermee te betalen?

Hoe is de bevoegdheid voor de Commissie om grenzen te stellen aan het aantal offline betalingen binnen de conceptverordening begrensd? Kan de Commissie hierbij in theorie overgaan tot het volledig stoppen van offline betalingen? Zo nee, welke beperkingen voorkomen dit?

In het verlengde hiervan vragen de leden van de VVD-fractie ook hoe het kabinet de mogelijkheden voor de ECB om «oppotten» tegen te gaan beziet. Is het kabinet van mening dat deze bevoegdheid ongeclausuleerd is in de concept verordening? Welke limiet heeft het kabinet zelf voor ogen bij het begrenzen van deze beide punten? Hoe wordt het toezicht op overige regelgeving ten aanzien van de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering uitgevoerd? Wordt hierbij op dezelfde wijze toezicht gehouden via de financiële poortwachters als bij het overige betalingsverkeer of wordt hier (op onderdelen) van afgeweken?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de gevolgen voor de kosten van DNB en het effect op seignorage-inkomsten volgens het fiche nog worden onderzocht. Wanneer zijn de uitkomsten van dit onderzoek beschikbaar? Wat is daarnaast de reikwijdte van het begrip «gebruikers» waarvoor de digitale euro gratis zou moeten zijn? Betekent dit dat kosten indirect op winkeliers die een acceptatieplicht hebben kunnen worden afgewenteld door banken? Kan het kabinet daarnaast aangeven hoe de kosten voor het betalingsverkeer in Nederland zich verhouden tot die in de rest van de EU? Betekent een uniforme kostenverdeling over de EU dat de kosten voor Nederlandse gebruikers stijgen?

De leden van de VVD-fractie vragen tot slot hoe het kabinet de juridische implicaties en aansprakelijkheid rondom de verwerking van transactie bij de digitale euro ziet. Klopt het dat de ECB in de conceptverordening geen aansprakelijkheid hiervoor draagt, maar betalingen wel via de betaalsystemen van de ECB lopen? Wie is in de ogen van het kabinet op basis van de conceptverordening verantwoordelijk bij de operationele afwikkeling van betalingen in digitale euro’s en is dit in de ogen van het kabinet voldoende juridisch verankerd in het voorstel van de Commissie?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Volgens de leden van de D66-fractie is het positief dat de «politieke en maatschappelijke discussie over een digitale euro» in Nederland momenteel al verder is «gevorderd dan in veel andere lidstaten.» Zo kunnen belangrijke vragen in een vroeg stadium worden gesteld, nu het voorstel nog verder uitgewerkt zal moeten worden. Daarom hebben deze leden met interesse kennisgenomen van het BNC-fiche en hebben zij hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.

Ook de leden van de D66-fractie zien dat toenemende digitalisering in het betalingsverkeer ervoor zorgt dat de rol van (publiek) contant geld terugloopt. Daarbij zien zij dat er Europese bedrijven zijn die een grote rol hebben in het betalingsverkeer, zoals Adyen, maar dat deze bedrijven vaak nog altijd te maken hebben met niet-Europese bedrijven om betalingen te verwerken, zoals Mastercard. Deze leden vragen daarom aan het kabinet in hoeverre de introductie van een publiek alternatief voor commercieel digitaal geld een oplossing biedt voor de niet-Europese betalingsinfrastructuur, of het kabinet de noodzaak ziet van strategische autonomie voor de betaalinfrastructuur en zo ja, welke stappen er (naast de digitale euro) worden gezet om die strategische autonomie te bereiken.

Voorts vragen de leden van de D66-fractie naar de acceptatieplicht voor de digitale euro. In de eerste plaats vragen zij of deze acceptatieplicht enkel ziet op de transactie of ook op het aanhouden van een digitale-euro-rekening. Ook vragen deze leden naar de wenselijkheid van een bredere acceptatieplicht voor financiële producten volgens de kabinet en hoe wordt voorkomen dat banken (ook bij digitale-euro-rekeningen) klanten categoraal (gaan) uitsluiten. Specifiek vragen deze leden wanneer er wordt gehandhaafd op categorale uitsluiting, net zoals wordt gehandhaafd op gebrekkige witwascontroles. Daarbij vragen zij hoe het kabinet de afhankelijkheid van bestaande commerciële banken voor de verspreiding van de digitale euro beziet en welke alternatieven daarvoor zijn of worden onderzocht.

Over het voorkomen van witwassen en financiering van terrorisme vragen de leden van de D66-fractie naar de balans tussen toegankelijkheid (via prepaidkaarten) en de veiligheid. Welke waarborgen worden voorgesteld om te voorkomen dat criminelen prepaid digitale-euro-kaarten kunnen gebruiken voor criminele transacties, dus wat zijn «passende maatregelen»? Hoe kijkt het kabinet naar de toereikendheid van de voorgestelde beperking aan het aantal offline betalingen en het totaalbedragen waarmee offline betalingen kunnen worden gedaan om witwassen en financiering van terrorisme te voorkomen, vragen deze leden verder.

Over de verklaring waarin de lidstaten de belangrijkste voorwaarden hebben genoemd waar de voorstellen van de Commissie aan moeten voldoen zijn de leden van de D66-fractie positief. Deze leden vragen naar de waarborgen om deze voorwaarden doorlopend vast te houden in het vervolgproces. Kan het kabinet schetsen hoe het vervolgproces rond de digitale euro eruit ziet en op welke termijn er vervolgstappen gezet zouden kunnen gaan worden? Ook vragen deze leden naar de termijn waarop de digitale euro niet alleen een betaalmiddel voor retail en corporate betalingen zou kunnen worden, maar ook voor internationale transacties kan worden gebruikt.

Ook de leden van de D66-fractie verwelkomen de waarborgen om de privacy van gebruiker te borgen en de gepseudonimiseerde verwerking van gegevens. Deze leden vragen welke partijen betrokken zijn bij de verwerking van één transactie en of consumenten keuzemogelijkheden hebben voor welke partijen een transactie verwerken en zien. Kan een consument er bijvoorbeeld voor kiezen om alleen Europese partijen inzicht te geven in transacties?

De leden van de D66-fractie steunen de inzet van het kabinet om stevige privacywaarborgen te behouden en kijken met interesse naar de weging van de waarborgen in de uitwerking van de digitale euro. Hoe ziet het kabinet de privacywaarborgen in de digitale euro ten opzichte van de privacy bij transacties met commerciële banken?

Ten aanzien van de financiële stabiliteit en monetaire aspecten vragen de leden van de D66-fractie naar de mogelijkheid voor consumenten om over te stappen. Hoe kijkt het kabinet naar de eenvoud van overstappen op dit moment (met de overstapservice en renteverschillen op spaartegoeden) en de eenvoud van overstappen met een digitale eurorekening (waarbij het rekeningnummer meegenomen zou kunnen worden, maar waarbij er ook een link zou kunnen zijn met de commerciële bankrekening)? Ziet het kabinet dat consumenten beter geïnformeerd zouden moeten worden over de eenvoud van overstappen om de concurrentie tussen banken, zoals rond de spaarrente, goed te laten functioneren?

Daarbij vragen deze leden ook naar de gevolgen van het aanbieden van een digitale eurorekening voor de concurrentie tussen banken, bijvoorbeeld als gevolg van mogelijkheden voor een meer geharmoniseerde Europese betaalmarkt waarbij Nederlanders ook een bankrekening bij een bank uit een andere lidstaat zouden kunnen kiezen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van het BNC-fiche bij het wetgevende voorstel van de Europese Commissie betreffende de digitale euro. De digitale euro wordt enerzijds gepresenteerd als een soort redmiddel om het eroderende vertrouwen in de euro tegen te gaan. Anderzijds mag de digitale euro er niet voor zorgen dat de financiële stabiliteit wordt aangetast en wordt het gebruik van de digitale euro daardoor in zekere mate beperkt. Het nut en de noodzaak van de digitale euro zijn niet aangetoond: wat voegt het toe? Deze leden vinden het zeer teleurstellend dat het demissionaire kabinet positief staat ten opzichte van de introductie van de digitale euro en een geringe kritische houding heeft.

De leden van de PVV-fractie stellen voorts de volgende vragen over het BNC-fiche.

Algemeen

Allereerst heeft het kabinet op 2 februari 2023 in het verslag van een schriftelijk overleg in antwoord op vragen van de leden van de PVV-fractie aangegeven dat de digitale euro moet voldoen aan de volgende voorwaarden: (1) duidelijke voordelen voor consumenten, bedrijven en brede economie; (2) waarborging van privacy; (3) overeenstemming met het anti-witwasraamwerk; (4) waarborgen voor de financiële stabiliteit en (5) een niet-programmeerbare digitale euro. Het demissionair kabinet heeft daarbij aangegeven dat dit harde voorwaarden zijn.

De leden van de PVV-fractie vragen het demissionair kabinet of in het huidige voorstel ten aanzien van de digitale euro aan al deze punten wordt voldaan en op welke wijze. Kan het kabinet per punt aangeven op welke wijze het kabinet tot de conclusie is gekomen dat hieraan is voldaan?

Essentie voorstel

Voorts vragen de leden van de PVV-fractie naar alle bevoegdheden die de ECB, de Commissie, financiële toezichthouders, betaaldienstverleners, handelaren en andere betrokkenen zullen hebben ten aanzien van de digitale euro. Graag een duidelijk overzicht.

Verder willen de leden van de PVV-fractie weten onder welke voorwaarden de digitale-eurobetaaldiensten aangeboden kunnen worden aan natuurlijke personen of rechtspersonen in andere lidstaten van de EU of landen buiten de EU.

Vervolgens merken de leden van de PVV-fractie op dat het voorstel ook regels bevat over het aanbieden van de digitale euro aan mensen die niet online bankieren, maar op een andere manier toegang moeten of willen krijgen tot de digitale euro. Hoe gaat dit in zijn werking; kan het kabinet dit nader toelichten? Zijn er andere voorbeelden te geven, anders dan het gebruik van prepaid kaarten?

De leden van de PVV-fractie merken voorts op dat de kosten die gepaard gaan met de digitale euro worden gedragen door het Eurosysteem, waarbij er wordt gewezen op seigniorage-inkomsten. Deze leden willen weten waarom er gekozen is voor deze financieringsmethode. Wat waren de alternatieven en in hoeverre zijn ze onderzocht en uitgewerkt? Tevens willen zij weten wat voor effect het financieren van de digitale euro met seigniorage-inkomsten heeft op de inflatie. Het in omloop brengen van meer geld leidt namelijk tot een hogere inflatie. In hoeverre is dit wenselijk, gelet op het gegeven dat de inflatie in de EU-landen relatief hoog is op dit moment?

Verder lezen de leden van de PVV-fractie dat de digitale euro voldoende wordt beperkt om ervoor te zorgen dat de liquiditeitspositie van banken niet wordt afgezwakt en de financieringskosten niet worden verhoogd. Deze leden willen weten in hoeverre er daadwerkelijk wordt gewaarborgd dat de liquiditeitspositie van banken niet verder wordt gezwakt door de introductie van de digitale euro. Wat is dan nog de toegevoegde waarde van deze digitale euro als hij op een bepaalde manier moet worden begrensd?

Vervolgens lezen de leden van de PVV-fractie dat in het voorstel van de Commissie genoemd staat dat «public entities (local or regional authorities or postal offices) should also distribute the digital euro to natural persons that do not wish to open a digital euro account at credit institutions or other payment services providers». Deze leden willen weten wat dit betekent en hoe dit wordt uitgewerkt.

Nederlandse positie t.a.v. het voorstel

De leden van de PVV-fractie lezen dat het kabinet steeds heeft benadrukt dat een digitale euro voordelen moet hebben voor de consumenten, bedrijven en de bredere economie. Deze leden vragen wat de toegevoegde waarde is voor de Nederlandse consumenten, bedrijven en de bredere economie, gelet op het gegeven dat het Nederlandse betalingsverkeer al bekend staat als zeer effectief en efficiënt.

Voorts lezen de leden van de PVV-fractie dat de huidige digitale online betaalopties vaak maar beschikbaar zijn in een of een beperkt aantal lidstaten (bijvoorbeeld iDeal, Payconiq of Giropay) en niet te gebruiken zijn in de hele eurozone. Deze leden willen weten waarom de bestaande betaalopties niet op Europees niveau worden uitgewerkt en er een introductie van een (nieuwe) digitale euro nodig is. Zijn de huidige betaalopties eerder op Europees niveau uitgewerkt?

Het demissionaire kabinet geeft verder aan dat een grotere rol voor de digitale euro voor het kabinet alleen op de lange termijn en gefaseerd mogelijk is. De leden van de PVV-fractie willen weten aan welke rol en welke termijn het demissionaire kabinet zat te denken en of dit ook betekent dat een programmeerbare digitale euro op de lange termijn wel mogelijk is.

Verder vragen de leden van de PVV-fractie of het demissionaire kabinet van mening is dat de kosten van de digitale euro op dit moment in verhouding staan tot de voordelen ervan.

Daarnaast willen de leden van de PVV-fractie weten met welke transitieperiode het demissionaire kabinet rekening wil houden bij de eerste uitgifte van de digitale euro.

Voorts lezen de leden van de PVV-fractie dat er een acceptatieplicht komt ten aanzien van de digitale euro. Deze leden willen weten in hoeverre acceptatiedwang wenselijk is. Daarnaast willen zij weten waarom er op dit moment geen acceptatieplicht is van betalingen met contant geld en/of pinbetalingen. Wat maakt de digitale euro zo bijzonder dat er wel een acceptatieplicht hiervoor komt? Wat zijn uitzonderingsgronden voor het niet accepteren van betalingen met de digitale euro (graag allen opnoemen)?

Vervolgens lezen de leden van de PVV-fractie dat de digitale euro zowel account-based als token-based eigenschappen heeft. Deze leden willen weten waarom de wens van de Kamer om de privacy te waarborgen middels enkel een token-based applicatie niet is ingewilligd. Hoe wordt de privacy van burgers en bedrijven met het huidige voorstel gewaarborgd met een account-based applicatie, aangezien je hiervoor een rekening moet openen en de persoonsgegevens kenbaar moeten worden gemaakt?

Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

De leden van de PVV-fractie willen weten of de uitgifte van een digitale euro binnen het mandaat van de ECB valt, gelet op het gegeven dat de ECB zich bezig dient te houden met het handhaven van prijsstabiliteit.

Voorts vragen de leden van de PVV-fractie naar een complete analyse van wat de digitale euro gaat kosten en opleveren. Hoe kan het demissionaire kabinet instemmen met de digitale euro als een inzicht in de kosten ervan nog ontbreekt?

Ten slotte willen de leden van de PVV-fractie weten of het demissionaire kabinet bereid is de digitale euro als controversieel te verklaren. Zo nee, waarom, niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het BNC-fiche over het voorstel voor de Digitale Euro Verordening, waarin de appreciatie en de inzet van het kabinet staan met betrekking tot dit EU-voorstel. Deze leden betreuren de vergenoegde houding van het kabinet en betwijfelen of dit voorstel voor een digitale euro de broodnodige veranderingen teweeg zal brengen in de Nederlandse bankensector. Zij vrezen dat de huidige oligopolie zal blijven voortbestaan. Deze leden hebben met name hier veel kritische vragen over, evenals de toegevoegde waarde, de privacyaspecten en het democratisch proces.

De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat «de digitale euro publiek geld een rol kan geven in het domein van digitale betalingen; een rol die er voor publiek geld nu nog niet is. Al het digitale geld is nu immers privaat geld: vorderingen op commerciële banken.» Deze leden delen in beginsel deze analyse, maar vragen waarom er niet is aangedrongen om alternatieven te overwegen. Had dit doel niet beter bereikt kunnen worden door bijvoorbeeld nationale publieke banken op te richten, die zich louter richten op betalen en sparen? Waarom is er gekozen voor een Europese CBDC? Is geld alleen «publiek» als het door de centrale bank wordt uitgegeven, of kan het ook door andere publieke instellingen worden uitgegeven, zoals publieke spaarbanken?

Verder vragen de leden van de SP-fractie of het doel om publiek geld een rol te geven in de digitale wereld met het huidige voorstel überhaupt bereikt kan worden, als commerciële bedrijven in beginsel nodig blijven voor het functioneren van de digitale euro? Waarom heeft het kabinet zich niet gekeerd tegen het voornemen om te werken met private intermediairs?

De leden van de SP-fractie lezen in de verordening dat voor mensen die geen betaalrekening hebben en die ook niet een rekening willen openen bij een commerciële bank of betaaldienstaanbieder, lidstaten specifieke entiteiten dienen aan te wijzen die verplicht zouden zijn de basisbetalingsdiensten in digitale euro’s op een laagdrempelige manier aan te bieden. Lokale overheden en postkantoren worden hierbij als voorbeelden genoemd. Deze leden vragen om een appreciatie van het kabinet van dit voorstel. Welke entiteiten in Nederland zouden in staat zijn deze taak uit te voeren?

De leden van de SP-fractie constateren dat veel voorzieningen in de buurt zijn verdwenen, ook bankfilialen en postkantoren, en zouden het toejuichen als deze deels terugkeren. Deze leden hadden graag gezien dat het kabinet zelf tot de conclusie was gekomen dat dit een belangrijke voorziening is, die thans wordt gemist in de Nederlandse samenleving. Deelt het kabinet de mening dat bijvoorbeeld de Volksbank deze taak zou kunnen krijgen, mits die structureel in publieke handen blijft?

De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet voorstander is van de begrenzingen die in het voorstel worden gesteld aan de digitale euro als middel van waardeopslag. Deze leden betreuren dit en constateren dat het kabinet hiermee een belangrijke functie van geld, namelijk een spaar-/oppotmiddel, ernstig beperkt. Deze beperking geldt immers niet voor de reeds bestaande vormen van geld. Zij vragen of het kabinet de mening deelt dat deze begrenzing met de tijd minder streng zou moeten worden, en het limiet dus zou moeten stijgen, om uiteindelijk wellicht geheel te verdwijnen. Deze leden lezen dat het kabinet zich zorgen maakt over kredietverlening door commerciële banken, als er geen limiet zou zijn op de digitale euro. Deelt het kabinet de mening dat het mondiale schuldenniveau nu te hoog is en sowieso zou moeten dalen, en dat minder kredietverlening niet alleen daarom een positieve ontwikkeling zou kunnen zijn, maar ook om oververhitting, inflatie en bubbelvorming tegen te gaan?

De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid adviseerde een publiek verankerd alternatief voor betalen en sparen. De leden van de SP-fractie constateren dat ervoor wordt gekozen om de digitale euro hier niet aan te laten voldoen en betreuren dit. De toegevoegde waarde van de digitale euro wordt zo onzeker, terwijl er gekozen wordt om de belangen van commerciële banken niet of nauwelijks te schaden. Zo lezen deze leden dat de inwisselbaarheid tussen publiek en privaat geld, zogeheten pariteit, belangrijk wordt gevonden door de Europese Commissie en het kabinet. Dit wordt als argument voor een digitale euro gebruikt. Zij vragen in wiens belang deze pariteit precies is. Zijn het niet de commerciële banken die hier het meeste van profiteren, omdat de waarde van hun girale tegoeden anders in waarde zouden dalen ten opzichte van het veilige publieke geld? Deze leden bestrijden alle soorten van impliciete en expliciete staatssteun aan commerciële banken en betreuren dat die in stand blijven.

De leden van de SP-fractie zijn tevreden met het feit dat programmeerbaarheid van de digitale euro, zowel door de centrale bank als door andere overheden, is uitgesloten. Bestedingsvoorwaarden en/of vervaldata van geld zouden een grote inbreuk zijn op de vrijheid van mensen. Deze leden vragen om toelichting op welke waarborgen er zijn om te voorkomen dat dit in de toekomst, onder andere omstandigheden, tóch wettelijk mogelijk wordt gemaakt. Zij lezen dat het voorstel voorschrijft dat maatregelen moeten worden genomen om te voorkomen dat gegevens die voor het afwikkelen van betalingen aan de ECB en de nationale centrale banken of andere ondersteunende dienstverleners worden verstrekt, herleidbaar zijn tot individuele gebruikers. Deze leden vragen hoe dit precies zal werken in de praktijk, en of in uitzonderlijke gevallen een herleiding tot een individu tóch mogelijk wordt, bijvoorbeeld bij een strafrechtelijk onderzoek. Wie zal in zo een geval dan bepalen dat een transactie aan een individu gekoppeld mag worden? Is dat de rechter, of wordt zo een koppeling in alle gevallen onmogelijk?

De leden van de SP-fractie lezen dat consumenten in geen enkel geval gedwongen mogen worden om een digitale euro via de zogenaamde European Digital Identity-wallet te gebruiken. Op welke manier wordt dit gewaarborgd in het huidige voorstel? Deze leden vragen hierbij om toelichting op mogelijkheden voor zowel drang als dwang in praktijk, nu en in de toekomst.

De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet onderschrijft dat online betalingen met een digitale euro onderworpen moeten zijn aan hetzelfde wettelijke regime als andere digitale betalingen via private partijen. Deze leden vragen hoe dit principe in de praktijk te combineren is met de mogelijkheid om anoniem offline-betalingen te doen, tot een bepaald limiet. Betalingen via private partijen worden nu immers altijd gemonitord, en elke cent van een transactie is te linken aan een individu. Zij vragen of verschillende regimes daarom niet onvermijdelijk zijn. Of zijn de offline-betalingen met de digitale euro in de praktijk niet geheel anoniem?

De leden van de SP-fractie vinden het opmerkelijk dat het kabinet zich jarenlang heeft verzet tegen een acceptatieplicht voor contant geld, maar zich nu lijkt neer te leggen bij de wens van de Europese Commissie voor een acceptatieplicht voor de digitale euro. Deze leden lezen dat het kabinet vindt dat er moet worden gestreefd naar een digitale euro die dermate interessant is voor handelaren en winkeliers dat zij deze graag accepteren als betaalmiddel, maar wat als dat niet het geval blijkt te zijn? Blijft het kabinet dan achter een acceptatieplicht én een distributieplicht van de digitale euro staan? Voorts vragen deze leden hoe het kabinet nu tegen een acceptatieplicht voor contant geld aan kijkt.

De leden van de SP-fractie betreuren dat er geen unanimiteit benodigd is voor besluitvorming in de Raad en betreuren ook het positieve oordeel van het kabinet over de rechtsgrondslag. Individuele lidstaten en nationale parlementen hebben daardoor minder formeel invloed op een dergelijke potentieel ingrijpende ontwikkeling. Deze leden vragen of het kabinet bereid is zich in te zetten voor mogelijkheden voor een opt-out door lidstaten.

De leden van de SP-fractie hebben ervaren hoeveel tijd en energie het kost om als nationale volksvertegenwoordiging in de huidige machtsverhoudingen tóch in een vroeg stadium informeel invloed te krijgen op het besluitvormingsproces, bij gebrek aan formele invloed. Het is onmogelijk om een dergelijke inspanning bij alle Europese dossiers te verwachten, terwijl de sector wél al in een vroeg stadium aan tafel zit en invloed heeft. Bovendien constateren deze leden dat Europese instellingen eigen bevoegdheden krijgen in het voorstel, die ook in de toekomst moeilijk te controleren zijn. Zij vragen ter illustratie hoe de democratische controle zou moeten plaatsvinden op twee belangrijke aspecten, namelijk het vaststellen van de bestedingslimieten door de ECB, en daarnaast het toekennen van uitzonderingen op de acceptatieplicht door de Europese Commissie. Wat is de rol van nationale parlementen hierbij in de toekomst?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie bij het wetgevende voorstel van de Europese Commissie betreffende de digitale euro. Deze leden zijn niet overtuigd van de toegevoegde waarde van een digitale euro in deze vorm. Zij vragen zich nog steeds af voor welk probleem de digitale euro in de vorm waarvoor nu gekozen wordt nu eigenlijk een oplossing is. Hierom stellen zij het kabinet een aantal vragen. Evenwel spreken deze leden hun waardering uit voor het feit dat in het voorstel gekozen wordt om geen directe klantrelatie tussen de ECB en de burger te implementeren, geen deling toe te staan van transactiegegevens die herleidbaar zijn naar personen en programmeerbaarheid uit te sluiten. Deze leden achten het ook positief dat lidstaten ruimte houden voor uitzonderingen op de acceptatieplicht van de digitale euro, en dat er geen verplichte koppeling komt met de EDI-wallet.

De leden van ChristenUnie-fractie lezen dat het kabinet van mening is dat in Europa moet worden «voorkomen dat de rol van de euro te veel onder druk komt te staan door digitale centralebankmunten van andere landen of door munten die worden uitgegeven door private partijen (bijvoorbeeld cryptomunten, waaronder stablecoins)». Deze leden zien het belang van deze overweging, maar missen een analyse van de grootte van dat gevaar, over welke CBDC’s of cryptovaluta dit dan precies gaat, en hoe de digitale Euro in de voorgestelde vorm (namelijk bedoeld als primair betaalmiddel) daar een oplossing voor zal zijn. Deze leden verzoeken het kabinet alsnog om deze analyse. Zou een wholesale vormgegeven digitale euro niet een passender stap zijn als dit het probleem is dat wordt aangepakt? Voorts vragen deze leden om een onderbouwing van de stelling dat privaat uitgegeven digitale euro’s (i.e., de digitale euro’s die burgers nu op hun bankrekening hebben) «niet dezelfde ankerfunctie» hebben als publiek geld. Ligt het deze ankerfunctie niet veeleer besloten in het depositogarantiestelsel, de onder Basel IV verplichte kapitaalbuffers en de andere regelgeving waar de bankensector aan moet voldoen? Wat ontbreekt er nu precies aan de huidige «monetaire ankers» en wat zijn eventuele alternatieve oplossingen hiervoor, anders dan de voorgestelde digitale euro?

Tevens lezen de leden van de ChristenUnie-fractie dat in het huidige voorstel de ECB grenzen mag stellen aan de hoogte van de tegoeden die in digitale euro’s mogen worden aangehouden. Hierbij legt het kabinet de link naar de liquiditeitspositie van banken. Deze moeten immers deposito’s aantrekken om kredieten te kunnen uitgeven. De door de ECB te stellen grens beperkt de het eventuele ondermijnende vermogen van de digitale Euro ten aanzien van banken. Deze leden vragen welke «holding limit» wordt overwogen; zij vragen het kabinet om een kwantitatieve onderbouwing dat een limiet van drie- tot vijfduizend euro (bedragen die recent genoemd zijn) de depositiestroom naar banken niet significant beperkt.

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het verstandig dat programmeerbaarheid van de digitale euro in dit voorstel wordt uitgesloten. Deze leden vragen welke waarborgen er zijn om te voorkomen dat dit in de toekomst niet alsnog wordt toegevoegd. Is dit ooit voor honderd procent uit te sluiten? Krijgt de Europese Commissie, bijvoorbeeld in het kader van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), de bevoegdheid om parameters voor offline betalingen met de digitale euro vast te stellen (e.g., de frequentie waarmee bedragen mogen worden opgenomen, en hoe groot die bedragen mogen zijn). Hoe verhoudt dit zich tot de uitgesloten programmeerbaarheid van de digitale euro? En wil het kabinet zich ervoor beijveren dat als inderdaad sprake is van deze bevoegdheid, deze niet op Europees niveau, maar op het niveau van de lidstaten wordt gesteld?

De leden van ChristenUnie-fractie onderkennen dat Europa op dit moment voor het betaalverkeer afhankelijk is van grote, niet-Europese betaaldiensten (zoals MasterCard en Visa). Deze leden vragen het kabinet waarom de digitale euro hiervoor een oplossing zou zijn. In de sector wordt immers als gewenst aan een alternatief systeem, het European Payments Initiative (EPI). Waarom wordt er niet op dit initiatief gewacht? Deze leden lezen in de appreciatie dat de digitale euro en EPI «complementair» zijn. Zij vragen het kabinet dit nader toe te lichten. Wat maakt de toegevoegde waarde van de digitale euro dusdanig groot dat het EPI niet volstaat? En waarom is het volgens het kabinet in dit geval proportioneel om naast dit private initiatief een publiek betaalmiddel te introduceren?

Als laatste wijzen de leden van de ChristenUnie-fractie op de aangenomen motie-Grinwis/Heinen (Kamerstuk 27 863, nr. 114) die de regering verzoekt om de voorkeur voor een account-based digitale euro te laten varen ten gunste van een token-based oplossing. Is het kabinet van mening dat deze motie volledig is uitgevoerd, daar het voorstel nog steeds een account based toepassing bevat?

Naar boven