Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 2023D32557 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 2023D32557 |
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de op 21 juni 2023 ontvangen brief Impactanalyses concept-stelselontwerp financieringsstelsel kinderopvang (Kamerstuk 31 322, nr. 506)
De voorzitter van de commissie,
Kuzu
De adjunct-griffier van de commissie,
Meester-Schaap
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken met betrekking tot de impactanalyses over het concept-stelselontwerp financieringsstelsel kinderopvang. Deze leden hebben hier nog een aantal vragen en opmerkingen over.
De leden van de VVD-fractie merken op dat uit berichten uit Zweden blijkt dat het op lange termijn vasthouden aan de arbeidseis voor de kinderopvang de arbeidsparticipatie aldaar omhoog heeft gebracht. Hoe neemt de Minister dit mee?
Wat betreft de onderzoeken uit de toegestuurde stukken over de arbeidseis, merken de leden van de VVD-fractie op dat deze onderzoeken zijn gebaseerd op oude cijfers en plaatsvonden in het oude, inkomensafhankelijke systeem. Hoe weegt de Minister dit mee?
Tot slot merken de leden van de VVD-fractie op dat volgens de stukken de implementatietijd van het nieuwe systeem, als het wetsvoorstel wordt aangenomen, drie tot zes jaar is. Hoe kijkt de Minister hiernaar?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Omdat de leden van de D66-fractie het belang van goede en toegankelijke kinderopvang zien, zowel voor de ontwikkeling van jonge kinderen als voor de mogelijkheden van hun ouders om te werken, hebben deze leden met belangstelling kennisgenomen van de impactanalyses die zijn uitgebracht over het concept-stelselontwerp van het nieuwe financieringsstelsel voor de kinderopvang. Zij kijken uit naar de hoofdlijnenbrief waarin het kabinet op deze impactanalyses zal reageren en hebben nog een aantal vragen en opmerkingen.
Impactanalyse ouders
Ook de leden van de D66-fractie zien de voordelen van de beschikbaarheid van ondersteuning voor ouders die moeite hebben met het (proces van het) nieuwe stelsel. Ziet de Minister deze voordelen ook en op welke manier kan dergelijke ondersteuning bij bestaande loketten worden vormgegeven, idealiter via de kinderopvangorganisaties denken deze leden, vragen de leden van de D66-fractie.
Impactanalyses kinderopvangorganisaties (KOO’s) en gastouders
Naast ondersteuning van ouders voor het (proces van het) nieuwe stelsel, kunnen de leden van de D66-fractie zich voorstellen dat ook (kleinschalige) organisaties ondersteuning kunnen krijgen bij de inrichting van de nieuwe administratie en eventueel bij de bewaking van deze processen. Daarom vragen deze leden hoe ondersteuning van organisaties en diversiteit van het aanbod onderdeel blijven van de stelselherziening.
Impactanalyse werknemers
Niet alleen zien de leden van de D66-fractie het belang van betrokkenheid van medewerkers bij de stelselherziening, ook zien deze leden kansen voor deze medewerkers. Daarom vragen zij op welke termijn alle pedagogisch medewerkers een gesprek kunnen hebben gehad over de voordelen en mogelijkheden van meer uren werken, op de kinderopvang waar zij al werken, op een andere opvang (buitenschoolse in plaats van peuteropvang of vice versa) of in het onderwijs.
Impactanalyse uitvoerders
Vanwege de verschillen die de leden van de D66-fractie zien in de uitvoering van gemeentelijke regelingen rond kinderopvang voor kinderen met een sociaal-medische indicatie, vragen deze leden naar een duiding van de Minister van de redenen voor deze verschillen en de impact van de stelselherziening op de toegankelijkheid voor deze kinderen.
Impactanalyse realiseerbaarheid en uitvoerbaarheid
Over de uitvoerbaarheid lezen de leden van de D66-fractie dat het enkel achteraf mogelijk is om te controleren of de kinderopvangorganisatie de vergoeding kinderopvang volledig heeft doorgegeven aan de ouders. Ziet de Minister net als deze leden dat een mogelijke uitvoering van de controle kan plaatsvinden via een vergunning om kinderopvang aan te bieden, in aansluiting op de kwaliteitsmonitor voor de kinderopvang, zo vragen deze leden.
Impactanalyse herbruikbaarheid
De leden van de D66-fractie sluiten zich volledig aan bij het pleidooi voor een stabiel beeld van de richting waarop de kinderopvang zich ontwikkelt en een duidelijke koers op de langere termijn. Daarom vragen deze leden de Minister om, in navolging van de regel uit het coalitieakkoord over «de ambitie om het vergoedingspercentage op te hogen naar 100%», een proces te schetsen over wanneer vervolgstappen richting gratis kinderopvang gezet zouden kunnen worden.
Impactanalyse van Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) en Centraal Planbureau (CPB)1
De leden van de D66-fractie lezen dat de planbureaus in hun analyse diverse malen schrijven over voorwaarden waaraan moet worden voldaan om voor positieve effecten van bijna-gratis kinderopvang op de ontwikkeling van kinderen en de arbeidsparticipatie van ouders te zorgen. Kan de Minister bevestigen dat ernaar wordt gestreefd om aan deze voorwaarden te voldoen en dat zodra het stelsel aan deze voorwaarden voldoet, bijna-gratis kinderopvang voor een toename zorgt van de kansengelijkheid voor kinderen en mogelijkheden om te werken voor ouders, zo vragen deze leden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de impactanalyse over het concept-stelselontwerp voor het financieringsstelsel van de kinderopvang. Voor deze leden staat voorop dat zij werk willen maken van een toegankelijke, goede kinderopvang en een eenvoudiger systeem waarbij onder andere het risico op terugvorderingen voor ouders wordt weggenomen. Zij hebben naar aanleiding van de impactanalyses daarbij de volgende vragen.
De leden van de CDA-fractie lezen dat uit de analyse naar voren komt dat het voorgestelde financieringsstelsel voor een groot deel van de ouders (10 tot 25%) onvoldoende hanteerbaar is en dat dit met name wordt veroorzaakt door de arbeidseis. Dit geldt vooral voor ouders zonder vaste arbeidsrelatie, bij verlies van een baan of een laag en fluctuerend inkomen. Wat is de reactie van de Minister op deze constatering, zo vragen deze leden. En wat doet de Minister met de aanbeveling om nader onderzoek te doen om de grootte en impact van doenlijkheidsrisico’s te bepalen?
De leden van de CDA-fractie constateren dat uitvoeringsorganisaties aangeven kansen te zien vanuit het perspectief van vereenvoudiging om verschillende financieringsmodellen uit te werken, onder andere het gratis maken van dagdelen voor (eventueel specifieke groepen) kinderen. Wat gaat het kabinet daarmee doen? Wordt daarbij de motie Palland c.s. betrokken inzake toegankelijk maken voor twee dagdelen voor alle peuters van 2 (of 2,5) tot 4 jaar?2
Voorts vinden de leden van de CDA-fractie het zorgelijk te moeten constateren dat uit de impactanalyse blijkt dat de impact van het voorgestelde financieringsstelsel het grootst is voor kleinschalige organisaties door het moeten aanvragen van de kinderopvangvergoeding en de driemaandelijkse toetsing van het recht op de vergoeding. Deze leden vinden dat voorkomen moet worden dat er voor kleinere kinderopvangorganisaties en gastouderbureaus geen plaats meer is in het toekomstige stelsel. Hoe denkt de Minister dit risico tegen te gaan? Hoe borgt de Minister een pluriform aanbod voor ouders en evenwichtige spreiding (bereikbaarheid/beschikbaarheid) over wijken en dorpen, ook met een lagere sociaaleconomische status?
De leden van de CDA-fractie vinden het verontrustend te moeten constateren dat de vier uitvoeringsorganisaties de Minister afraden om met de gekozen vorm van het nieuwe financieringsstelsel verder te gaan, omdat zij deze niet uitvoerbaar vinden vanuit het oogpunt van doelmatigheid, doeltreffendheid en rechtmatigheid. Het toetsen van de arbeidseis vraagt volgens deze organisaties om een fors uitvoeringsapparaat en om een implementatie van minimaal drie jaar. Wat vindt de Minister van deze bevindingen? Graag een uitgebreide reactie.
Uit impactanalyses blijkt dat de arbeidseis een forse druk legt op de uitvoering met kwetsbaarheid en/of gevraagd doenvermogen voor groepen als zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers), flexwerkers et cetera.
Begrijpen de leden van de CDA-fractie goed uit de impactanalyses dat het desgewenst alsnog invoeren van een inkomensafhankelijke bijdrage lijkt te kunnen in verschillende (toekomst)scenario’s? Zou een eerste stap kunnen zijn een minder inkomensafhankelijk en een eenvoudiger systeem via een staffel? Hoe kijkt het kabinet aan tegen suggesties vanuit het veld over het verminderen van het aantal inkomensschijven en om te werken met het inkomen van twee jaar terug?
Hoe kijkt het kabinet aan tegen het verschil in kosten tussen het eerste en tweede kind? De leden van de CDA-fractie ontvangen signalen dat dit verschil in kosten nu onvoorspelbare vergoedingen en terugvorderingen oplevert. Wat zouden de gevolgen zijn als dit verschil wordt afgeschaft?
De leden van de CDA-fractie constateren dat uit de analyses blijkt dat als het streven is om in de toekomst te komen tot één samenhangend stelsel van financiële kindregelingen (gezinsbijslag) voor ouders, het aan te raden is om vanaf het begin aansluiting te zoeken bij de (juridische) begrippen uit het sociale domein en deze te harmoniseren; dat lijkt een no-regret maatregel. Deelt het kabinet deze lezing?
De leden van de CDA-fractie lezen dat uitvoeringsorganisaties een herbezinning adviseren op de waardering van verschillende doelstellingen en kaders van het coalitieakkoord; hoe ziet het kabinet dit?
De leden van de CDA-fractie lezen dat in de impactanalyses wordt aangegeven dat eerste inspanningen nu verricht kunnen worden middels aanbesteding van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en inkoop van softwarepakketten voor betere gegevensleveringen met kinderopvangorganisaties; gaat het kabinet daar wel of niet al mee aan de slag? Zijn daarvoor al voldoende duidelijk kaders bepaald?
Er loopt nu een pilot in Zeeland met toegang tot kinderopvang zonder arbeidseis, dit gelet op specifieke grenseffecten met België in de regio. De leden van de CDA-fractie vragen of deze pilot gecontinueerd kan worden en of de lessen en ervaringen gedeeld worden met de Kamer.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie bedanken de Minister voor het toezenden van de impactanalyses. Deze leden hebben deze met verwondering gelezen en hebben enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie lezen dat de impactanalyses zeer kritisch zijn over de gemaakte keuzes in het concept-stelselontwerp. Daarbij valt op dat twee dingen in het bijzonder terugkomen in verschillende impactanalyses: de extra complexiteit die de arbeidseis oplevert en de verwachte vraagtoename door de uitbreiding van de financiering, met als gevolg mogelijk hogere prijzen en daarmee verminderde toegankelijkheid voor de groep ouders die nu al het grootste deel van de kosten voor kinderopvang vergoed krijgt. Deelt de Minister de analyse dat dit de voornaamste knelpunten zijn bij het concept-stelselontwerp? En is zij het ermee eens dat het hier gaat om politieke keuzes, die niet per se noodzakelijk zijn?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het stelsel zoals het nu voorligt wat de uitvoerders betreft zelfs «onuitvoerbaar» is vanwege de gemaakte keuzes. Hoe beoordeelt de Minister deze stelling? Deze leden vragen de Minister om toe te lichten wat zij precies gaat doen met de aanbevelingen die in de verschillende impactanalyses zijn gedaan. Is zij van plan deze aanbevelingen over te nemen? Is zij bereid de arbeidseis te laten vallen, gegeven de problemen die deze oplevert voor zowel ouders als uitvoeringsorganisaties?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie merken op dat ook de mogelijk hogere kosten voor sommige ouders een politieke keuze zijn, omdat het ook mogelijk is de prijzen van kinderopvang te begrenzen in plaats van volledig vrij te laten. Ziet de Minister dit als een optie? Is zij bereid een onderzoek te laten uitvoeren naar de verschillende mogelijkheden op dit gebied? Hoe kijkt zij aan tegen kinderopvang als een publieke voorziening die zonder winstoogmerk uitgevoerd wordt?
In de impactanalyses worden ook enkele doelstellingen voor de stelselherziening genoemd, constateren de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie. Kan de Minister benoemen welke doelstellingen wat haar betreft van belang zijn? Gaat het hierbij vooral om het stimuleren van arbeidsdeelname, of deelt de Minister de mening van deze leden dat kinderopvang kan bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen en het vergroten van kansengelijkheid? Is zij het er ermee eens dat gratis kinderopvang ook als belangrijk doel heeft de kinderopvangtoeslag af te schaffen en het stelsel veel minder complex te maken voor ouders?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie zijn in dit licht benieuwd naar hoe de Minister aankijkt tegen de impactanalyse voor ouders, waarin aangegeven is dat het stelsel voor sommige ouders complex en «onvoldoende doenlijk» blijft, met name door de arbeidseis. Deze betekent immers «voor een deel van de ouders dat ze veel handelingen moeten verrichten». Is de Minister het eens met voorgenoemde leden dat dit niet wenselijk is?
Kan de Minister daarnaast toelichten waarom het noodzakelijk is dat ouders zowel te maken hebben met de kinderopvangtoeslagorganisatie als met de uitvoerder, zo vragen de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie. Zou het niet wenselijker zijn als ouders slechts met de kinderopvangtoeslagorganisatie te maken hebben? Welke aanpassingen aan het concept-stelselontwerp zouden daarvoor nodig zijn?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister ook te reflecteren op de in de impactanalyse geschetste onzekerheid voor ouders. Hoe kan de onzekerheid over of de financiering toegewezen wordt zo veel mogelijk verkleind worden? En vindt de Minister het redelijk dat de vergoeding slechts drie maanden doorloopt als ouders hun baan verliezen, gegeven het feit dat niet iedereen binnen drie maanden een nieuwe baan weet te vinden? Hoe beoordeelt de Minister het risico dat het voor ouders juist moeilijker wordt een nieuwe baan te vinden op het moment dat ook de vergoeding voor kinderopvang stopt, waardoor deze ouders mogelijk met extra stress te maken krijgen? Hoe beoordeelt zij de gevolgen hiervan voor de betreffende kinderen?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister tot slot om toe te lichten hoe veelzeggend de huidige impactanalyses wat haar betreft zijn. In de impactanalyse voor ouders wordt immers aangegeven dat veel details niet zijn uitgewerkt, waardoor «onderzoekers, experts en ouders» zich «niet altijd even goed [konden] inleven in het nieuwe stelsel». Daarnaast is aangegeven dat «veel details van het nieuwe financieringsstelsel nog niet concreet of volledig uitgewerkt» waren, en dat «vanwege de beperkte doorlooptijd van het onderzoekstraject» het niet mogelijk was om «een breed en diepgaand onderzoek onder ouders uit te voeren». In de impactanalyse wordt daarom een vervolgonderzoek geadviseerd. Voorgenoemde leden zijn benieuwd waarom dit eerste onderzoek niet gedaan kon worden op basis van volledige informatie, en met een langere doorlooptijd, en of er inderdaad een vervolgonderzoek gaat komen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van de impactanalyses. Deze leden maken zich zorgen over de effecten van bijna-gratis kinderopvang in het huidige ontwerp voor ouders, kinderopvangorganisaties, gastouder(bureau)s en uitvoerders. Daarnaast vragen zij aandacht voor het feit dat uit onderzoek van SCP en CPB naar voren komt dat het bijna gratis maken van kinderopvang weinig effect heeft op arbeidsparticipatie maar kansenongelijkheid vergroot. Zij hebben hierover een aantal vragen.
Onderzoek SCP en CPB
De leden van de SGP-fractie hebben van meet af aan hun kritiek geuit op het kabinetsplan. In hun ogen is het plan geldverspilling, contraproductief, onhaalbaar en dupeert het de laagstbetaalden. Ook SCP en CPB verwijzen het plan nu terug naar de tekentafel, vanwege «het beperkte rendement van de investering en de maatschappelijke risico’s». Wat is de reactie van het kabinet op deze fundamentele kritiek op de plannen? Gaat de Minister het plan op basis van deze uitkomsten heroverwegen, zoals SCP en CPB adviseren?
De leden van de SGP-fractie lezen dat SCP en CPB concluderen dat de plannen nauwelijks tot een hogere arbeidsparticipatie leiden en dat het kansenongelijkheid vergroot, terwijl het bevorderen van arbeidsparticipatie en het vergroten van kansengelijkheid uitgangspunten van het Nederlandse kinderopvangstelsel zijn. Hoe beoordeelt de Minister deze kritiek in het licht van genoemde doelstellingen? Is de Minister het met de leden van de SGP-fractie eens dat een nieuw stelsel in ieder geval moet bijdragen aan het vergroten in plaats van verkleinen van kansengelijkheid?
Impactanalyse ouders
De leden van de SGP-fractie vragen of het kabinet nader onderzoek gaat doen naar de doenlijkheidsrisico’s bij ouders, zoals aanbevolen in de impactanalyse ouders. Wordt daarbij ook gekeken naar de noodzakelijkheid van de arbeidseis? Deze leden zouden graag nader onderzoek zien naar het al dan niet schrappen van de arbeidseis en de gevolgen daarvan op de doenlijkheid. Is de Minister daartoe bereid?
De leden van de SGP-fractie vinden het van belang dat de positie van ouders goed geborgd is in het nieuwe stelsel. Er lijkt sprake te zijn van een achteruitgang ten opzichte van het huidige stelsel, aangezien ouders niet voortdurend zeker zijn van een gesubsidieerde plek bij de kinderopvangorganisatie. Bij bezwaar en beroep tegen een afwijzing van de kinderopvangtoeslag moeten zij de kinderopvang (tijdelijk) zelf bekostigen of kunnen zij hun kinderopvangplek verliezen. Klopt dit? En ziet de Minister met deze leden het risico van selectie aan de poort met een voorkeur voor kapitaalkrachtige ouders of ouders met vaste dienstverbanden? Is de Minister het met hen eens dat dit onwenselijk is, mede gelet op eerder genoemd uitgangspunt ten aanzien van kansengelijkheid?
Impactanalyse kinderopvangorganisaties en gastouder(bureau)s
De leden van de SGP-fractie willen specifiek aandacht vragen voor de gastouderopvang. Vanwege een gebrek aan (financiële) data is er onvoldoende duidelijkheid over de effecten van het nieuwe stelsel ten aanzien van gastouder(bureau)s. Deze leden vragen aandacht voor het belang van gastouderopvang en de relatieve kwetsbaarheid van deze ouders/bureaus ten opzichte van kinderopvangorganisaties. Zo is de verwachting dat de financiële impact bij gastouder(bureau)s wellicht nog hoger is vanwege de twee betaalstromen, maar dit vraagt nader onderzoek. Is de Minister bereid nader onderzoek te doen naar de effecten van het nieuwe stelsel op de gastouderopvang? Is de Minister het met deze leden eens dat de financiële impact voor gastouder(bureau)s niet hoger zou moeten zijn dan bij andere opvangvormen, aangezien de positie van gastouder(bureau)s in veel gevallen al onder druk staat? Hoe voorkomt de Minister dat zij er in het nieuwe stelsel op achteruit gaan?
De leden van de SGP-fractie vragen de Minister om nader in te gaan op de gevolgen voor de lastendruk in de sector. Onder andere door het creëren van een extra (subsidie)relatie tussen uitvoerder en kinderopvangorganisatie wordt het stelsel onnodig complex met hoge administratieve lasten. Is de Minister het met deze leden eens dat een nieuw stelsel geen toename van de lastendruk met zich mee mag brengen, aangezien de ambitie van dit kabinet is de regeldruk in de private en (semi)publieke sector te verlagen? Hoe gaat de Minister daarvoor zorg dragen? En hoe reageert de Minister op de conclusies van het onderzoek op dit punt? In hoeverre ziet zij het risico van vertrek van personeel bovenop de al forse personele uitdaging van de sector als gevolg van verminderde werklust door meer administratieve rompslomp?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het nieuwe stelsel leidt tot groei. De vraag naar personeel en huisvesting zal alleen maar toenemen, terwijl dat nu al een groot probleem is. Is de Minister het met deze leden eens dat het realiseren van voldoende personeel en huisvesting een absolute randvoorwaarde is voor de invoering van de stelselherziening? Hoe wil de Minister hier op lange termijn optimale invulling aan geven? Kan zij daarbij ook specifiek ingaan op de positie van de gastouderopvang?
Impactanalyse uitvoerders
De leden van de SGP-fractie lezen dat het stelsel in de huidige vorm niet uitvoerbaar wordt geacht door de uitvoerders. Hoe reageert de Minister op deze conclusie? En wat betekent dit voor haar plannen?
De leden van de SGP-fractie lezen dat de doorlooptijd door de uitvoerders wordt ingeschat op minimaal drie jaar en in het meest ongunstige geval zelfs zes jaar. Deze leden vragen de Minister wat dit betekent voor het genoemde invoeringsjaar van 2027. Is dit nog reëel volgens de Minister?
De uitvoerders bestempelen uitvoering van de arbeidseis als een risico. Uit de verkenning blijkt dat de risico’s slechts zeer beperkt zijn weg te nemen door aanpassingen binnen de kaders van het stelselontwerp of aanpassingen maken het stelsel zelf nog ingewikkelder. De leden van de SGP-fractie vernemen graag of de Minister bereid is te verkennen de arbeidseis te schrappen uit het voorstel, gelet op deze conclusies.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de uitvoerders zich zorgen maken over de rechtmatigheid en doeltreffendheid van het stelsel. Deze leden hebben hier eerder reeds op gewezen. Hoe reageert het kabinet op dit serieuze kritiekpunt en welke verbeteringen is de Minister voornemens aan te brengen om deze problemen te verhelpen?
De leden van de SGP-fractie constateren dat de uitvoerders in gezamenlijkheid een advies hebben uitgebracht. Wanneer is de Minister voornemens een besluit te nemen over wie het nieuwe stelsel gaat uitvoeren?
Herbruikbaarheid concept stelselontwerp Greenfield financiering kinderopvang
De leden van de SGP-fractie hebben vernomen dat verkend wordt of de kindregelingen vereenvoudigd kunnen worden. Deze leden hebben hier eerder een voorstel voor gedaan, waarbij de kindregelingen zouden worden teruggebracht tot één kinderbijdrage. Zij zouden graag zien dat het Vlaamse model met een gezinsbijslag voor ouders (zoals genoemd onder punt 4 bij de «Toekomstbeelden») wordt betrokken bij genoemde verkenning, met daarbij de vraag welke mogelijkheden dit model biedt ten opzichte van de Nederlandse kindregelingen. Is de Minister daartoe bereid?
CPB en SCP, 21 juni 2023, «Herziening financieringsstelsel kinderopvang. Maatschappelijke effecten van het voorgenomen kabinetsplan», (https://www.scp.nl/publicaties/publicaties/2023/06/21/kennisnotitie-ex-ante-evaluatie-kinderopvang).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2023D32557.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.