Niet-dossierstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 2023D31546 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Nummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | 2023D31546 |
In de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid bestond bij enkele fracties de behoefte een aantal vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de op 3 juli 2023 ontvangen Geannoteerde Agenda Informele Raad WSB van 13 en 14 juli 2023 (Kamerstuk 21 501-31, nr. 716).
De voorzitter van de commissie,
Kuzu
De adjunct-griffier van de commissie,
Van den Broek
Inhoudsopgave
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
II Antwoord/Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de Geannoteerde Agenda Informele Raad WSB van 13–14 juli 2023. Deze leden hebben hierover enkele verdiepende vragen.
Nationale en Europese ervaringen met de sociale dialoog
De leden van de VVD-fractie delen de positieve impact die een goed functionerende sociale dialoog heeft op het in consensus adresseren van grote vraagstukken en doorvoeren van hervormingen. Deze leden lezen in de Nederlandse inzet dat belangrijke trajecten, zoals de aangekondigde hervorming van de arbeidsmarkt, in samenspraak met werkgevers en werknemers worden opgepakt. Zij nemen aan dat het feit dat zelfstandigen in deze opsomming niet genoemd worden een onbedoelde omissie van de Minister is. Klopt dat? Zal de Minister verder gedurende de discussie het belang van het betrekken van zelfstandigen bij de vormgeving van wet- en regelgeving op Europees niveau onderstrepen?
De leden van de VVD-fractie lezen eveneens dat er een Europese overeenkomst over telewerken en het recht op onbereikbaarheid wordt nagestreefd. Kan de Minister hier nader op ingaan? Welke contacten zijn er tot dusver geweest tussen Nederlandse ambtenaren en de Europese Commissie over de inhoud van dit voorstel? Zo ja, kan de Minister aangeven wanneer deze contacten hebben plaatsgevonden en welke informatie door de Europese Commissie gedeeld is over de inhoud van dit voorstel? Zo nee, is de Minister bereid om nader te informeren bij de Europese Commissie over de inhoud van dit voorstel en de Kamer hierover te informeren? In hoeverre passen dergelijke Europese voorstellen in de bevoegdheidsverdeling zoals deze is overeengekomen in de Europese verdragen?
Nationale ervaringen en vooruitgang in het zorgbeleid van de EU in relatie tot de sociale dialoog en het maatschappelijk middenveld
De leden van de VVD-fractie onderschrijven het voornemen van de Minister om in Europees verband te delen dat de Nederlandse inzet langdurige zorgverlening gericht is op kosteneffectiviteit en kwaliteit. Zij hechten er waarde aan om te benoemen dat zorgverlening primair een nationale aangelegenheid is. Het uitwisselen van gedachten en kennis moedigen deze leden aan, maar wel onder vermelding van het feit dat Europese wet- en regelgeving over de wijze waarop zorg dient te worden verleend geen Europese bevoegdheid is. Deelt de Minister dit en is zij bereid dit standpunt uit te dragen gedurende de gedachtewisseling?
Korte-termijn uitdagingen en middellange termijn opbrengsten van sociale bescherming
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de gedachtewisseling onder het Spaanse voorzitterschap over sociale bescherming zich verhoudt tot de onderhandelingen rondom de Richtlijn Platformwerk, en de Nederlandse ontwikkelingen op het zelfstandigen zonder personeel (zzp-)dossier. Deze leden vragen de Minister of zij de best practices van bescherming (o.a. van België, Denemarken, Spanje) van zelfstandigen en de wijze waarop zij betrokken worden in de sociale dialoog mee kan nemen, erop kan reflecteren, en kan delen met de Kamer.
Kan de Minister een Europese vergelijking maken met sociale zekerheidsstelsels in de andere lidstaten, waarbij ingegaan wordt op 1) de risico’s die in het stelsel worden afgedekt (zoals werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, geen arbeidsdeelname), 2) de hoogte van de uitkeringen (zowel absoluut als relatief) 3) de duur van de uitkeringen en 4) hoe de verplichtingen die het Nederlandse stelsel aan uitkeringsgerechtigden oplegt zich verhouden tot de verplichtingen in andere landen? Voorgenoemde leden menen met deze vergelijking de te voeren discussie in Nederland en binnen Europa over sociale bescherming in een betere context te kunnen plaatsen.
Voortgangsrapportage: herziening Coördinatieverordening Sociale Zekerheid (883/2004)
De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister spreekt over een variant op de gewenste herziening 883/2004, waarbij er onder andere gefocust wordt op een zo kort mogelijke exportduur van uitkeringen, maatregelen gericht op activering richting arbeid en verbetering van handhaving. Deze leden delen deze inzet van de Minister. Zij hechten er veel waarde aan dat de eventuele herziening van de Coördinatieverordening er niet toe leidt dat de mogelijkheden om uitkeringen te exporteren uitgebreid worden, met alle nadelige gevolgen van dien. Voorgenoemde leden ontvangen signalen dat er behoefte is aan een snellere informatie-uitwisseling ten aanzien van bijvoorbeeld verhuizing of overlijden van uitkeringsgerechtigden. Is de inzet van de Minister er eveneens op gericht om, in het voortdurende proces om tot herziening van de coördinatieverordening te komen, de verbeterde informatie-uitwisseling ten aanzien van deze punten te agenderen? Daarnaast onderschrijven zij de noodzaak van het tegengaan van fraude met A1-detacheringen, hetgeen een ongelijk speelveld, oneerlijke concurrentie en uitbuiting van arbeidsmigranten in de kaart speelt. Voorgenoemde leden menen dat de inzet van de Minister er in de komende periode in ieder geval op gericht zou moeten zijn om met name de fraude rondom detachering van derdelanders tegen te gaan door enerzijds de handhaving te intensiveren en anderzijds te blijven aandringen op een adequate herziening van de regels rondom A1-detachering. Deelt de Minister deze analyse? Zo ja, hoe is zij van plan om deze inzet vorm te geven?
Voortgangsrapportage t.a.v. het EU-voorstel Richtlijn Platformwerk
De leden van de VVD-fractie vragen welke onderwerpen, buiten het weerlegbaar rechtsvermoeden, de Minister verwacht in de trilogen rondom de Richtlijn Platformwerk, en welke daarvan de voornaamste geschilpunten zullen zijn.
De leden van de VVD-fractie willen graag weten hoe de Minister het Europees Parlement de komende maanden gaat benaderen om een positief eindakkoord over platformwerkers te realiseren. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat het minder evenwichtige parlementsvoorstel in de triloog landt op een wijze die wenselijk is voor Nederland? Deze leden vinden de afzijdige positie van Duitsland bijzonder en vragen hoe onze oosterburen zich manoeuvreren in deze discussie. Kan de Minister hierop ingaan? Ondanks hun afzijdigheid vragen deze leden wat voor Duitsland een gewenste uitkomst is voor deze richtlijn. Ziet de Minister mogelijkheden om de Duitsers meer richting de Nederlandse lijn te laten bewegen?
Deze leden vragen de Minister te reflecteren op het verschil tussen het Zweedse en het Spaanse voorzitterschap op dit dossier.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken ten behoeve van de Informele Raad van 13 en 14 juli. Deze leden zijn verheugd dat er een akkoord is bereikt wat betreft het akkoord aangaande het richtlijnvoorstel verbeteren arbeidsvoorwaarden platformwerkers en hopen dat de triloogonderhandelingen voorspoedig verlopen. Zij hebben wel nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd hoe de Minister het bereikte akkoord apprecieert. Deze leden vinden het bijvoorbeeld belangrijk dat schijnzelfstandigheid wordt aangepakt en dat kwetsbaren op de arbeidsmarkt beschermd worden, maar ze vinden het ook belangrijk dat echte zelfstandigen de ruimte krijgen. Ook zien deze leden de risico’s van bepaalde platforms, maar zeker ook de toegevoegde waarde van platforms aan onze economie. Zij maken zich in die zin wat zorgen over het behaalde akkoord, aangezien het lijkt alsof een platform in dat akkoord al heel snel als werkgever wordt gezien. Hoe weegt de Minister dit en deelt zij de mening dat sommige platforms juist van grote toegevoegde waarde kunnen zijn in de nieuwe economie? Acht de Minister het mogelijk dat op dit gebied toch nog meer naar het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie bewogen wordt? Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd welke andere onderwerpen, naast het weerlegbare rechtsvermoeden, de meeste discussie op zullen leveren.
Ook hebben de leden van de D66-fractie nog enkele vragen over Verordening 883. Eerder heeft de Minister aangegeven dat de inzet van een reflectieperiode hier wellicht oplossing kan bieden. De leden van de D66-fractie zijn, zoals eerder gesteld, geïnteresseerd in de variant waarbij deze reflectieperiode alleen wordt toegepast op de controversiële hoofdstukken. Deze leden horen graag van de Minister of alleen Nederland deze optie overweegt, of dat ook gelijkgezinde lidstaten deze variant overwegen. Daarnaast zijn deze leden benieuwd of, mocht het niet voor de Europees Parlement (EP-)verkiezingen tot een akkoord komen, de Minister al nagedacht heeft over een strategie richting de nieuwe Europese Commissie.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de inzet van de Minister aangaande de sociale dialoog. Deze leden zijn het met de Minister eens dat een goed werkende polder van grote waarde is voor een land. Wel merken deze leden op dat polderen ook nadelen kent, zoals een mogelijke vertraging van de besluitvorming in sommige gevallen. Deze leden zijn daarom benieuwd of de Minister van plan is om, naast de uiteraard positieve punten van de polder, ook mogelijke nadelen te schetsen.
Ook is het voor een goed functionerende polder van belang dat de partijen aan tafel voldoende representatief zijn, zo denken de leden van de D66-fractie. Volgens deze leden is het de vraag of dit nu het geval is. Hoe beoordeelt de Minister de representativiteit van de polder, specifiek de Sociaal-Economische Raad, op dit moment in relatie tot de diversiteit van de huidige arbeidsmarkt en bijvoorbeeld de positie van flexwerkers, jongeren en zelfstandigen, zo vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie zijn enthousiast te lezen dat het Spaans voorzitterschap een gedachtewisseling heeft georganiseerd over het zorgbeleid in de Europese Unie (EU). Eerder heeft het lid Sahla schriftelijke vragen ingediend (12-6-2023) over de uitvoering van het Europese voorstel over long-term care. Kunnen de antwoorden op die vragen in het verslag van dit schriftelijk overleg meegenomen worden, zo vragen deze leden. Aanvullend zien de leden van de D66-fractie graag een korte toelichting tegemoet over wat er 19 juni jl. besproken is tijdens de bijeenkomst voor nationaal coördinatoren in Brussel. Meer specifiek vragen deze leden of er goede voorbeelden zijn gedeeld vanuit andere lidstaten, die aansluiten bij de voorstellen uit het voorstel van de Europese Commissie. Zijn er bijvoorbeeld lidstaten die al enige ervaring hebben opgedaan met creëren van legale routes voor arbeidsmigratie voor de long-term care? Tenslotte, kan de Minister toelichten met welke aanbevelingen uit het voorstel Nederland op korte termijn aan de slag gaat?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie maken van de gelegenheid gebruik om inbreng te leveren naar aanleiding van de agenda voor de fractie Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 13–14 juli 2023.
De leden van de CDA-fractie lezen dat tijdens de Raad WSB van 12 juni jl. de Sociale Zaken en Werkgelegenheid-lidstaatministers een akkoord («algemene oriëntatie») hebben bereikt over een compromistekst aangaande het richtlijnvoorstel verbeteren arbeidsvoorwaarden platformwerkers. De Raad heeft nu een mandaat om de eindonderhandelingen («trilogen») met het Europees Parlement te starten. Naar aanleiding van een toezegging aan het lid Palland van het CDA heeft de Minister in het verslag over de Raad in maart jl. haar appreciatie gegeven van het mandaat waarmee het Europees Parlement de eindonderhandelingen zal ingegaan. De mandaten waarmee de Raad en het Europees Parlement de eindonderhandelingen («trilogen») aangaan liggen inhoudelijk vrij ver uit elkaar. Deze leden vragen of de Minister het mogelijk acht dat de inzet van het Europees Parlement kan helpen om in een eindakkoord voor wat betreft het weerlegbaar rechtsvermoeden werknemerschap platformwerkers dichter bij de tekst te komen van het oorspronkelijke Commissievoorstel zoals Nederland in de Raad nastreefde. Op welke onderwerpen verwacht de Minister dat in de trilogen tussen Raad en het Europees Parlement de voornaamste geschilpunten zullen zijn?
Wat de leden van de CDA-fractie betreft is er een belangrijke stap gezet richting een betere bescherming van platformwerkers en het tegengaan van schijnzelfstandigheid. De tijd die voor de trilogen rest is gering met het aankomende wisseljaar in Brussel naar aanleiding van de Europese verkiezingen en de benoeming van een nieuwe Europese Commissie. Concreet betekent dit dat nu lopende dossiers uiterlijk vroeg in 2024 dienen te zijn afgerond, acht de Minister dit haalbaar? Wanneer er een akkoord is, op welke termijn kan de richtlijn in Nederland geïmplementeerd worden?
Op de Geannoteerde Agenda lezen de leden van de CDA-fractie de inzet van de Minister over een variant op de door haar gewenste herziening van de Verordening coördinatie sociale zekerheid. Is dit een oplossingsrichting waar alleen Nederland voor pleit of is dit door meerdere van de gelijkgezinde lidstaten bedacht en wordt dit gesteund?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fracties hebben met interesse kennisgenomen van de aan de Kamer toegezonden stukken voor de Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 13 en 14 juli. Voornoemde leden hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fracties lezen in de Geannoteerde Agenda Informele Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 13 en 14 juli dat in februari 2023 een rapport gepresenteerd is door een High Level Group bestaande uit onafhankelijke academici inzake de toekomst van de sociale bescherming en de welvaartsstaat in de EU.1 Voorgenoemd rapport roept lidstaten onder andere op tot het bieden van sociale zekerheid voor iedere werkende. Hoe ziet de Minister deze oproep in het licht van het eerste deel van het rapport «Een zeker bestaan: naar een toekomstbestendig stelsel van het sociaal minimum» dat op 30 juni 2023 is gepresenteerd? Hoe verhouden de bevindingen van het rapport van de Commissie sociaal minimum zich tot de Europese normen omtrent het sociaal minimum? In hoeverre ziet zij in de oproep uit het rapport van de High Level Group aanleiding om over te gaan tot verhoging van het wettelijk minimumloon, omdat dit volgens de Commissie Sociale Zekerheid bijdraagt aan de sociale zekerheid van werkenden?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinksfracties constateren dat in 2024 het mandaat van de Europese Arbeidsautoriteit (ELA) wordt geëvalueerd. Ziet de Minister net als deze leden potentie om de ELA meer te laten doen op het gebied van uitbuiting van grenswerkers en arbeidsmigranten? Deelt zij de visie dat hiervoor een gewijzigd mandaat noodzakelijk is? In hoeverre deelt de Minister de visie van voornoemde leden dat het huidige mandaat van de ELA beperkt is en dat de competenties van de ELA uitgebreid dienen te worden om problemen rondom uitbuiting effectiever aan te kunnen pakken? Zo ja, op welke manier is de Minister voornemens dit in te brengen bij de evaluatie in 2024?
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinksfracties constateren dat de general escape clause van het Stability and Growth Pact eind 2023 afloopt. Deze leden hechten veel waarde aan het actieplan voor de Europese pijler van sociale rechten, met als belangrijke doelen werkgelegenheid bevorderen, meer onderwijs en trainingen beschikbaar stellen en armoede bestrijden. Bij de herijking van de begrotingsregels zouden naar mening van deze leden deze sociale doelen bevorderd moeten worden. Onderschrijft de Minister het belang van deze doelen? Hoe weegt zij het standpunt dat deze doelen opgenomen zouden moeten worden bij de herijking van de begrotingsregels? Indien de Minister de visie van deze leden deelt, op welke wijze gaat zij zich hiervoor inzetten?
Daarnaast constateren de leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie dat de Minister aangaande platformwerk schrijft dat zij zich ook in de triloog blijft inzetten voor een effectieve richtlijn die een goede balans biedt tussen de duurzame ontwikkeling van platformbedrijven en de daadwerkelijke bescherming van werknemers. Op welke wijze is de Minister voornemens zich hiervoor te blijven inzetten? Deze leden hebben ook met interesse kennisgenomen van het «Statement by like-minded Member States for an ambitious platform work directive». Op welke wijze is de Minister van plan om de positie van de Raad van Werkgelegenheid en Sociaal Beleid te verbeteren, juist ook met het oog op de ambitie om de positie van platformwerkers te versterken?
High Level Group, februari 2023, Report of the High-Level Group on the future of social protection and of the welfare state in the EU, (https://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=en&catId=88&eventsId=2057&furtherEvents=yes).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/nds-tk-2023D31546.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.