2023D27494 LIJST VAN VRAGEN

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft een aantal vragen voorgelegd aan de leden Van der Plas en Eppink over hun initiatiefnota «Snel weg uit de stikstofcrisis» (Kamerstuk 36 296, nr. 2).

De voorzitter van de commissie,

Amhaouch

De adjunct-griffier van de commissie,

Dekker

Nr

Vraag

   

1

Erkent u dat er momenteel geen alternatief is voor het verwijderen of vervangen van de omgevingswaarde op basis van de kritische depositiewaarde (KDW) uit de Wet natuurbescherming (Wnb), waarmee kan worden geborgd dat aan de Vogel- en Habitatrichtlijnen (VHR) wordt voldaan? Zo ja, waarom stelt u dat dan voor?

2

Erkent u dat de aanwezigheid van een negatieve trend in de stikstofdepositie op een overbelast Natura 2000-gebied gedurende 12 maanden geen garantie is dat de natuurdoelen, op termijn, zullen worden gehaald, onder andere omdat niet kan worden gegarandeerd dat de dalende trend zich voortzet? Erkent u dat per hectare per jaar? Zo ja, waarom stelt u dat dan voor?

3

Erkent u dat het instellen van een drempelwaarde slechts mogelijk is wanneer de overheid met een robuust pakket van maatregelen kan garanderen dat Natura 2000-gebieden in een gunstige staat van instandhouding zullen worden gebracht en dat vrijwillige maatregelen hiervoor onvoldoende zekerheid bieden, zoals de Raad van State (RvS) ook heeft gesteld in de uitspraak over de bouwvrijstelling?

4

Indien u volhoudt dat u een drempelwaarde wilt instellen, erkent u dan dat er verplichte, dwingende maatregelen nodig zijn om de stikstofdepositie met zekerheid en daadwerkelijk terug te dringen? Gaat u zich hiervoor inspannen? Zo nee, waarom niet?

5

Welk doel beoogt u met het vervangen van de term «stikstof» door «ammoniak en stikstof»? Wilt u suggereren dat ammoniak, voornamelijk afkomstig uit de veehouderij, geen schadelijke stikstofverbinding zou zijn? Erkent u dat dit niet klopt?

6

Hoopt u hiermee te bewerkstelligen dat in de politieke en maatschappelijke discussie de term «ammoniak» zal worden vergeten en de «stikstofdiscussie» zich daardoor alleen nog maar zou richten op stikstofoxiden uit verbrandingsprocessen?

7

Kunt u bevestigen dat in Nederland jaarlijks 7.500 tot 9.000 mensen vroegtijdig sterven door fijnstof in de lucht en dat de landbouwsector is betrokken bij ruim de helft van deze fijnstofconcentraties, zoals ook beschreven door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) in Kamerstuk 2022D44810?

8

Kunt u bevestigen dat deze betrokkenheid van de landbouwsector bestaat uit de ammoniakuitstoot (bij secundair fijnstof) en uit deeltjes van mest, veren, huid, haar, voer en strooisel (primair fijnstof), zoals ook beschreven door het Kennisplatform Veehouderij en humane gezondheid?

9

Kunt u bevestigen dat fijnstof PM2,5, dat kan leiden tot verminderde longfunctie, astma, COPD, longkanker en hart- en vaatziekten, kan worden gevormd door zowel ammoniak als stikstofoxiden? Zo ja, waarom schrijft u dan alleen over de gezondheidsrisico’s als gevolg van stikstofoxiden? Erkent u dat u daarmee een verkeerd beeld schetst?

10

Op basis waarvan denkt u dat het wederom ter discussie stellen van de Europese doelen en regels of de interpretatie hiervan, deze keer tot andere uitkomsten zal leiden?

11

Erkent u dat de reden dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) sneuvelde, ligt in het gebrek aan vertrouwen van de rechtspraak in de kans dat het gevoerde beleid op basis van de bestaande wettelijke regeling tijdig tot voldoende bescherming van de natuur gaat leiden? Zo ja, waarom zou een minder dwingende aanpak, zoals u voorstelt, dan wel op voldoende vertrouwen van de rechterlijke macht kunnen rekenen?

12

Bent u zich ervan bewust dat het sturen op emissies een manier is om emissies te vergunnen? Dus dat ecologische metingen (planten en dieren tellen) een controle achteraf is, die niet kan leiden tot vergunningverlening van emissies vooraf?

13

Hoe verhoudt de door de u voorgestelde regeling zicht tot het voorzorgbeginsel, zoals geïnterpreteerd door het Europees Hof?

14

Hoe denkt u emissievergunningen voor stikstof te kunnen verlenen als de KDW minder relevant wordt, maar de natuurkwaliteit alleen achteraf kan worden gemeten en het voorzorgbeginsel verdere verslechtering niet toestaat?

15

Hoe denkt u dat een verdere vergroting van technische maatregelen en daarmee een meer kapitaalintensieve landbouw gaat uitwerken op de kapitaaleisen en dus de schaalvergroting en dus het aandeel familiebedrijven?

16

Bent u zich ervan bewust dat Nederland sinds de PAS-uitspraak geen drempelwaarde heeft en dat de rekenwaarde van 0,005 een meetgrens is, die niet is bedoeld voor vergunningverlening? Zo ja, waarom dan de vergelijking met landen die wel een drempelwaarde hanteren voor het verlenen van vergunningen?

17

Bent u zich ervan bewust dat dat het verminderen van andere drukfactoren op de natuur, zoals versnippering, droogte et cetera, niet uitwisselbaar is met de reductie van stikstofdepositie?

18

Kunt u ingaan op de veel relevantere verzadiging (stikstofaccumulatie) van de bodem in relatie tot de KDW? Hoe moet dit volgens u worden gewogen bij het vaststellen van wat een goede drempelwaarde zou kunnen zijn? Hoezo is dit niet betrokken bij de vergelijking van drempelwaardes tussen landen?

19

Op welke wijze zou u een trend willen vast stellen voor de stikstofdepositie over een periode van slechts 12 maanden, gegeven het feit dat de depositie ook bij gelijkblijvende emissies over de jaren heen door klimatologische omstandigheden sterk kan fluctueren?

20

Waarom acht u een drempelwaarde van één mol in combinatie met een reductie van de depositie in de afgelopen 12 maanden juridisch houdbaar, ondanks dat er geen garanties kunnen worden gegeven voor het doorzetten van deze depositiedaling in de toekomst en de Nederlandse rechter zich weinig gelegen laat liggen aan drempelwaarden, zoals die in het buitenland worden gehanteerd?

21

Hoe wilt u, gegeven de grote onzekerheden wat betreft de juridische houdbaarheid van (generieke) drempelwaarden, voorkomen dat opnieuw knelgevallen, zoals de PAS-melders, ontstaan?

22

Hoeveel depositiereductie zou jaar op jaar moeten worden gerealiseerd om een zodanig dalende trend in de depositiereductie te realiseren dat het kan worden gebruikt om een drempelwaarde van één mol te onderbouwen?

23

Denkt u dat alleen het verwijderen van de KDW uit artikel 1.12a van de Wnb voldoende is voor het veranderen van de sturende rol van de KDW bij de toetsing van vergunningaanvragen c.s., gegeven het feit dat zij deze sturende rol al hadden voordat de KDW in de wet waren opgenomen? Zo niet, welke maatregelen acht u verder nodig?

24

Wat is uw reflectie op de verschillende uitspraken van de RvS, waaruit blijkt dat de enige oplossing is dat we zo snel mogelijk stikstofreductie reduceren zonder vrijblijvendheid?

25

Hoe verhoudt uw uitspraak dat meerdere factoren van invloed zijn op de staat van de natuur zich met een advies van de landsadvocaat van 12 mei 2022, waarin wordt aangegeven dat reductie van de stikstofdepositie nodig is met oog op de verplichtingen van artikel 6, eerste en tweede lid van de Habitatrichtlijn, om toestemmingverlening weer op gang te brengen?

26

In welke verhouding moet het voorstel tot het verlagen van de drempelwaarde worden geapprecieerd, met oog op juridische borging, ten aanzien van het advies van de Landsadvocaat van 23 december 2022 omtrent handhaving van PAS-melders?

27

Hoe gaat het voorstel van het verwijderen van de omgevingswaarde als resultaatverplichting zorgen voor juridische sluiting ter voorkoming van bijvoorbeeld handhaving van PAS-melders, maar ook het wederom kunnen uitgeven van vergunningen?

28

Wat is de waarde van de neerwaartse lijn waaraan een aanvrager die depositie veroorzaakt de voorliggende 12 maanden aan moet hebben voldaan om een drempelwaarde van één mol per hectare per jaar te kunnen introduceren in het betreffende Natura 2000-gebied?

Naar boven