2023D19880 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit hebben de onderstaande fracties de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister voor Natuur en Stikstof over de brief van 4 april 2023 «Aantal ontwikkelingen op het gebied van soortenbeleid» (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 120).

De ondervoorzitter van de commissie,

A. Podt

De adjunct-griffier van de commissie,

Dekker

Inhoudsopgave

  • I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

    Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

    Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

    Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

  • II Antwoord / Reactie van de Minister

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderliggende stukken. Op dit moment hebben deze leden geen verdere vragen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de onderliggende stukken. Deze leden hebben nog enkele opmerkingen en vragen. Deze leden ondertekenen het belang van het advies dat aan de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) is gevraagd omtrent de wolf. Bij het tweede onderwerp, zijnde de beschermde status en positie van de wolf in de Nederlandse natuur, vragen deze leden of hierbij ook de beschermde status in relatie tot Europese wetgeving zal worden overwogen.

De leden van de D66-fractie hebben betreffende jacht en faunabeheer drie vragen. Te beginnen met de wildbeheereenheden (WBE’s). Data afkomstig van de WBE’s wordt gebruikt ter onderbouwing van de provinciale faunabeheerplannen. Echter worden deze gegevens niet door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) goedgekeurd, vanwege het twijfelachtige telprotocol. Ondanks dat deze leden de inzet van de Minister voor Natuur en Stikstof (NenS) ondersteunen om met de WBE’s het protocol te versterken, zijn deze leden benieuwd waarom deze gegevens tot op heden wel geschikt zijn geacht voor de provinciale faunabeheerplannen? Ten tweede zijn deze leden benieuwd waarom de jacht op de houtduif, fazant en wilde eend niet is gesloten voor dit jaar, ondanks dat er in het Sovon-rapport wordt geconstateerd dat de afnemende populaties van deze soorten leiden tot een matig ongunstige staat van instandhouding. Ten derde vragen deze leden waarom de houtduif en de overwinterende populaties van de kauw nog op de landelijke vrijstellingslijst staan als schadesoorten, gelet op hun ongunstige staat van instandhouding volgens het Sovon-rapport over de staat van instandhouding van vogelsoorten op de landelijke vrijstellingslijst.

De leden van de D66-fractie hebben ten slotte enkele vragen over de ontwikkelingen op het gebied van vogelgriep. Wanneer zal de Kamer worden geïnformeerd over de genoemde oplossing om terreinen beschikbaar te stellen voor robuuste ecosystemen ter hervestiging van kolonievogels na massale sterfte? De Minister verwijst naar een adequate reactie omtrent sterfte onder kwetsbare soorten. Betekent dit een intensieve en structurele monitoring van vogelgriep onder wilde vogels? Hoe zal de Minister aan het herstel van getroffen soorten werken? Worden hier soortenbeschermingsplannen voor uitgewerkt en uitgevoerd, zo vragen deze leden. In een eerder aangenomen motie van het lid Tjeerd de Groot (Kamerstuk, 29 683, nr. 268) vallen de kosten gemaakt door vrijwilligers en hulporganisaties bij het ruimen van vogels deels onder het Diergezondheidsfonds, gezien een effectieve ruiming ook bijdraagt aan besparing in het fonds. Geldt deze financiering ook voor terreinbeherende organisaties die vergelijkbaar werk doen? Zo nee, kan de Minister haar afweging daarin toelichten?

De leden van de D66-fractie hebben ten slotte op dit onderwerp enkele vragen over de landelijke voorlichtingscampagne. Waarom gaat deze campagne zo traag? Wordt de gewenste effectiviteit behaald? Welke lessen kunnen de Ministers trekken uit de landelijke voorlichtingscampagne over de varkenspest? Op welke wijze draagt de huidige lage snelheid bij aan oplopende tijd en risico’s, zo vragen deze leden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van onderliggende stukken en hebben nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben na het lezen van de stukken vragen over de uitvoering van de eerder ingediende motie van het lid Boswijk c.s. (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 40). Deze leden benadrukken dat deze breed aangenomen motie is ingediend ná casu quo naar aanleiding van de eerder al door de Minister aangekondigde actie op het punt van telprotocollen en dat de motie zodoende een aanvulling en bijsturing van de eerdergenoemde actie betreft. Kan de Minister aangeven waarom in de nieuwe brief uitsluitend aan de eerdergenoemde acties wordt gememoreerd, waardoor dus geen uitvoering aan de motie wordt gegeven? Voornoemde motie gaat echter niet alleen over een gezamenlijk te ontwikkelen, breed gedragen telprotocol, maar verzoekt daarnaast ook om een breed gedragen analyse- en beoordelingssystematiek om de staat van instandhouding van algemeen voorkomende soorten te beoordelen. Kan de Minister aangeven op welke manier hieraan wordt gewerkt, hoe het afwegingsproces tussen de diverse beschikbare methoden gaat worden vormgegeven en hoe daarbij zorg wordt gedragen voor een goede aansluiting op de doelsoortgroepen en doelstellingen van de diverse door de Europese Unie (EU) en International Union for Conservation of Nature (IUCN) vastgestelde methoden?

De leden van de CDA-fractie lezen in de brief dat hbo-instellingen samen met partners aan een voorstel voor het ontwikkelen van een nieuwe telsystematiek werken, welke voor 20 april 2023 moet worden ingediend. Aangezien deze datum inmiddels is verstreken vragen deze leden wat hiervan de huidige stand van zaken is. Is of wordt de call for proposals naar aanleiding van de recente moties al voorzien van een aanvullende opdracht om ook de beoordelingssystematiek voor de Staat van Instandhouding te onderzoeken? Graag ontvangen deze leden een toelichting van de Minister.

De leden van de CDA-fractie willen tot slot nogmaals benadrukken bezorgd te zijn over de situatie omtrent de wolf in Nederland. Deze leden zien uit naar het advies van de RDA en zullen vervolgens een standpunt innemen. Kan de Minister aangeven wanneer het advies van de RDA wordt verwacht?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Plezierjacht, landelijke vrijstelling en schadebeheersing

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van de onderliggende stukken en hebben hierover kritische vragen.

De leden van de PvdD-fractie merken op dat hazen, konijnen, fazanten, houtduiven en wilde eenden zelfs zonder aangetoond(e) nut of noodzaak mogen worden geschoten, mits de soorten in een goede staat van instandhouding zijn. Als aan die voorwaarde niet wordt voldaan verbiedt de wet de plezierjacht. Hoewel dit (deels) is gebeurd bij hazen en konijnen, wordt de wet nog lang niet goed nageleefd. De houtduif, bijvoorbeeld, een in ons land overwinterende vogel, mag nog worden bejaagd terwijl ook die volgens de cijfers van het Sovon Vogelonderzoek een zeer ongunstige staat van instandhouding heeft. De regering erkent dat het op grond van verdragen verboden is om te jagen op soorten die er slecht voor staan. Kan de Minister aangeven op welke wettelijke gronden de houtduif, de wilde eend en de fazant nog steeds mogen worden bejaagd, ook voor plezier (zonder nut of noodzaak), terwijl hun staat van instandhouding dit volgens de wet niet toestaat? Kan de Minister tevens aangeven op basis van welke wettelijke grond de landelijke vrijstelling schadebestrijding wordt vergeven voor soorten die zich evenmin in een goede staat van instandhouding bevinden? Deze zouden eveneens niet mogen worden geschoten, op grond van welke overweging gebeurt dit dan toch, zo vragen deze leden. Deze leden vinden het opmerkelijk dat de Minister in dergelijke gevallen tegen gerechtelijke uitspraken in hoger beroep gaat, in plaats van de staat van instandhouding van de soorten te verbeteren. Waarom zet de Minister niet in op het verbeteren van de staat van instandhouding van de soorten die niet zouden mogen worden geschoten, maar waarbij dit desondanks wel gebeurt? Is de Minister zich ervan bewust dat hiermee de wet wordt overtreden? Is de Minister bereid hier onverwijld verandering in te brengen? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, kan de Minister helder uiteenzetten waarom niet?

De leden van de PvdD-fractie merken tevens op dat de meeste onderzoeken die momenteel worden gedaan met betrekking tot de jacht, aantonen dat er veel te weinig basaal ecologisch onderzoek is gedaan naar de staat van instandhouding van soorten op de wildlijst. Daarbij komt dat er de afgelopen jaren geen cijfers zijn bijgehouden over de «schade» door hazen en konijnen, omdat ze zijn aangewezen als «wildlijstsoorten». Daardoor ontbreekt nu de wettelijke onderbouwing voor de stelling dat deze soorten significante schade aanrichten. Ontheffingen die worden afgegeven in het kader van schadebestrijding zijn dus op drijfzand gebaseerd. Er is immers geen schadehistorie. Of er (significante) schade is of zal optreden, is bij gebreke van deugdelijke onafhankelijke vastgestelde onderzoeksgegevens pure speculatie. Toch is de verwachting van deze leden dat veel provincies, juist door het sluiten van de plezierjacht op hazen en konijnen, veel ontheffingen zullen afgeven in het kader van het voorkomen of bestrijden van schade. Herkent de Minister deze trend? Wat vindt de Minister ervan om ontheffingen voor deze soorten zeer strikt te monitoren? Is de Minister bereid om provincies te verzoeken dit te doen? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdD-fractie merken hierbij op dat het ontbreken van langjarige data over «schade» door andere diersoorten eveneens ontbreekt. Deze leden constateren dat Nederland veel te weinig aandacht heeft besteed aan ecologische onderbouwingen voor het vergeven van ontheffingen van het jachtverbod op grond van veronderstelde schade. Herkent de Minister deze constatering? Erkent de Minister dat geen enkele soort altijd en overal als schadelijk kan worden aangemerkt? Is de Minister het ermee eens dat er geen data zijn over de effectiviteit van dit beleid of over alternatieve vormen van beheer? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de Minister van plan hieraan te doen?

De leden van de PvdD-fractie willen weten welke maatregelen de Minister gaat nemen om de stand van de konijnen en hazen in het landelijke gebied te verbeteren in lijn met het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) Wat is de relatie tot de basiskwaliteit natuur en het NPLG, zo vragen deze leden.

Jachtkaarten

De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister op de hoogte is van het feit dat jachtkaarten, waarop jagers de grootte van hun aaneengesloten jachtgebied aangeven, wel bij de politie worden gedeponeerd, maar niet vrij ter inzage zijn voor belanghebbenden en belangstellenden. Op welke wijze wordt toezicht uitgeoefend op de correcte weergave van jachtgebieden in jachtkaarten? Hoe kan worden zeker gesteld dat particuliere of institutionele grondeigenaren die geen toestemming geven voor jacht op hun terreinen, desalniettemin worden opgenomen in de jachtkaarten alsof ze wel toestemming zouden hebben gegeven? Is het strafbaar wanneer jagers zonder toestemming terreinen opnemen in de jachtkaart en voorgeven dat de eigenaar daarmee zou hebben ingestemd? Welke strafmaat staat daarop en is de Minister bereid elke grondeigenaar toegang te bieden tot de gegevens rond de in jachtkaarten opgenomen gebieden? Zo nee, waarom niet en hoe kunnen grondeigenaren dan controleren of hun terreinen niet zonder toestemming zijn opgenomen in de jachtkaart? Zo ja, op welke termijn en wijze? Deze leden vragen of de Minister ook nader beleid kan ontwikkelen op de hoogte van de strafmaat voor mensen die ten onrechte aangeven dat bepaalde terreinen worden opgenomen in een jachtkaart zonder toestemming van de eigenaar van die terreinen.

Bever

De leden van de PvdD-fractie hebben kennisgenomen van een evenement waarbij mogelijk de beschermde bever werd geserveerd. Klopt het dat het doden van beschermde bevers op grond van een ontheffing van de Wet natuurbescherming (Wnb) mogelijk is? Zo ja, op basis van welke argumenten wordt deze ontheffing gegeven? Zijn er ook voorschriften over wat er moet worden gedaan met het dode dier? Is het mogelijk om geschoten beschermde bevers te consumeren? Zo ja, op basis van welke (wettelijke) voorschriften? Zo nee, is een organisatie die bever serveert hiermee in overtreding? Is het überhaupt mogelijk om wilde dieren, die worden geschoten in het kader van schadebeheersing of populatiecontrole, te consumeren of te serveren? Kan worden aangegeven welke soorten mogen worden geschoten en geconsumeerd en welke niet, zo vragen deze leden.

Wolf

De leden van de PvdD-fractie zien een mogelijke tegenstrijdigheid in de uitwerking van de aangenomen moties over de beschermde status van de wolf van respectievelijk het lid Vestering c.s. (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 69) en het lid Van der Plas (Kamerstuk 33 576, nr. 338). Deze leden beschouwen hun aangenomen motie als niet uitgevoerd wanneer na advies van de RDA aan de beschermde status van de wolf zal worden getornd. Is de Minister het ermee eens dat de huidige wetgeving voldoende opties biedt om de status van de wolf niet heilig te maken, zoals de aangenomen motie van het lid Van der Plas oproept? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister de opvatting van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) deelt, zoals gecommuniceerd op social media, dat veehouders die geen wolfwerende beschermingsmaatregelen nemen (nog) niet in overtreding zouden zijn. Is de wet op dit punt tijdelijk buiten werking gesteld of is mogelijk hooguit besloten de handhaving tijdelijk op dit punt op te schorten? Deelt de Minister de mening dat artikel 1.6 lid 3 van de Wet dieren onverkort van kracht is? Wanneer is de Minister bereid de NVWA op te dragen de handhaving in gang te zetten nu het publieke debat in toenemende mate de wolf als schuldige aanwijst in situaties waarin deugdelijke wolfwerende maatregelen ter voorkoming van schade ontbreken? Zo ja, op welke termijn en wijze? Zo nee, waarom niet en gebaseerd op welke wettelijke uitzonderingsgrond, zo vragen deze leden,

Dassen

De leden van de PvdD-fractie merken op dat er plannen zijn om op de hogere zandgronden zonnepanelen te plaatsen. Vaak zijn deze gronden waardevolle foerageergebieden voor dassen. Dit, omdat ze zich dichtbij kraamburchten bevinden waar dassenjongen afhankelijk zijn van (het foerageren van) hun moeder. Onduidelijk is welke invloed het plaatsen van zonnepanelen heeft op het voedsel voor de das en daarmee op de functionaliteit van de burcht. Deze leden merken op dat hoge zandgronden cruciaal zijn voor de das. Klopt het dat de Wageningen University en Research (WUR) momenteel onderzoek laat doen naar de effecten van de panelenvelden op flora- en fauna? Hoe wordt de impact van zonnevelden op soorten die (in)direct afhankelijk zijn van flora en fauna en die mogelijk worden aangetast door plaatsing van zonnepanelen meegenomen? Worden de mogelijke effecten van zonnepanelen op voedselbeschikking en op de das in het algemeen onderzocht? Zo nee, waarom niet en is de Minister bereid om de WUR te verzoeken de das expliciet mee te nemen in het onderzoek?

Natuurcompensatie Tweede Maasvlakte

De leden van de PvdD-fractie merken op dat de rechter afgelopen november 2020 heeft geëist dat het kabinet binnen zes weken met een plan voor natuurcompensatie op de Tweede Maasvlakte, het uitbreidingsproject van de Rotterdamse haven, moet komen. De natuurcompensatie zou in eerste instantie worden gerealiseerd door in de Voordelta een bodembeschermingsgebied in te stellen ter grootte van tien keer de omvang van de Tweede Maasvlakte. In dit bodembeschermingsgebied zou minder worden gevist met sleepnetten om onderwaternatuur de kans te geven te herstellen. Uit onderzoek is gebleken dat in de praktijk van bodemrust geen sprake is. Met name garnalenvisserij is in de afgelopen 14 jaar juist flink toegenomen. De rechtbank suggereerde eind vorig jaar een verbod op bodemberoerende visserij in het gebied om aan de natuurcompensatie te voldoen. De Minister heeft besloten om bodemberoerende visserij alsnog binnen zes maanden te verbieden in het bodembeschermingsgebied.

De leden van de PvdD-fractie merken op dat in die gebieden waar niet wordt gevist, zoals rond de Brouwersdam, nu al zichtbaar is wat een rijke natuur dit oplevert. Hier herstelt de natuur zich richting de oorspronkelijke soortenrijkdom met wel 150 soorten op de zeebodem, zoals natuurlijke riffen van oesters- en mosselbanken met sponzen, anemonen, kreeftachtigen, schelpkokerwormen en allerhande bijbehorend zeeleven. In zo’n rijke biotoop ontstaat een kraamkamer voor veel soorten en ook trekvissen, zeevogels en grotere zeezoogdieren profiteren daarvan.

De leden van de PvdD-fractie merken op dat Rijkswaterstaat het bevoegd gezag is. De provincies Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant zijn mede-bevoegd gezag voor de Deltawateren. Voor de Voordelta is een individueel beheerplan opgesteld en per 1 maart 2022 verlengd met instemming van gedeputeerde staten (GS) van Zuid-Holland en Zeeland. De andere gebieden zijn opgenomen in het beheerplan Deltawateren, dat is verlopen op 17 november 2022. Vanwege de ecologische druk op de gebieden is er vanuit de provincie Zuid-Holland, op zowel ambtelijk als bestuurlijk niveau, aangegeven dat een snellere procedure en een andere volgorde in de afhandeling van de gebieden de voorkeur heeft. Rijkswaterstaat geeft aan dat dit om praktische redenen, met name vanwege capaciteit, niet haalbaar is. De provincie Zuid-Holland heeft aangegeven dat zij het bijzonder spijtig vindt dat het niet lukt om eerder nieuwe beheerplannen op te stellen, want het betekent dat het noodzakelijk is om langer te werken volgens de vigerende beheerplannen, die nu al verouderd zijn.1 De provincie moet zich nu conformeren aan de planning zoals Rijkswaterstaat voorstelt, inclusief verlenging zonder herziening, omdat een periode zonder beheerplan ook zeer onwenselijk is. De verantwoordelijkheid om nog maximaal zes jaar op basis van verouderde beheerplannen te werken, ligt dan ook bij Rijkswaterstaat. Deelt de Minister de mening dat de nieuwe beheerplannen versneld dienen te worden opgesteld? Welke maatregelen gaat de Minister treffen om ervoor te zorgen dat bodemberoerende visserij binnen zes maanden wordt verboden? Op welke wijze zal de handhaving worden gerealiseerd? Hoe vaak en waar vindt handhaving plaats of gaat zij plaatsvinden in het bodembeschermingsgebied van de Voordelta? Welke planning en aanpak wordt hiervoor gehanteerd?

De leden van de PvdD-fractie merken op dat GS heeft ingestemd met het verzoek van Rijkswaterstaat tot een verlenging van het beheerplan van Natura 2000-gebied Voordelta (dat op 17 november 2016 is vastgesteld) voor een periode van maximaal zes jaar. Kan de Minister aangeven welke soorten en habitattypen in de afgelopen tien jaar zijn afgenomen, bijvoorbeeld tureluurs, kluten, kuifduikers, toppers en zwarte zee-eend? Wat is de aanpak om deze soorten in een goede staat van instandhouding te brengen? In hoeverre heeft de (beroeps)visserij rondom dit gebied een negatieve impact gehad op de vismigratie voor bijvoorbeeld vissoorten als zalm, paling, steur, houting en fint? Wat is de huidige stand van het kierbesluit, te weten dat de Haringvlietsluizen op een kier staan om vismigratie een kans te geven? In hoeverre wordt het kierbesluit conform afspraak uitgevoerd en wat zijn de resultaten? Wat is de stand van zaken ten aanzien van de gemaakte afspraken: over het uitwerken van een gezamenlijke planning voor het beheer tijdens de verlengingsperiode, die gericht dient te zijn op zo snel mogelijke realisatie van de beheerplannen? Het oprichten van een bestuurlijke stuurgroep waarin die planning wordt afgestemd en vastgesteld? Het uitwerken en afstemmen van plannen van aanpak per gebied in gezamenlijke ambtelijke regiegroepen? En de (handhavings-)maatregelen om de natuur binnen de vigerende beheerplannen zo goed mogelijk te beschermen?

Koraal

De leden van de PvdD-fractie merken op dat de stony coral tissue loss disease (SCTLD) nu ook Bonaire heeft bereikt. De ziekte heeft zich al verspreid naar veertien verschillende riffen en tast zogenaamde «reef builder» soorten aan. Mogelijk gaat het in de regio om twintig verschillende soorten hard koraal die door SCTLD worden aangetast. Dat is ongeveer een derde van de harde koraalsoorten rond de eilanden. De verwachting is dat grote delen van dit rif zullen afsterven. Deze leden merken op dat een concrete ziekteverwekker nog niet is gevonden. Wel wordt er gedacht aan een bacterie als ziekteverwekker, misschien nadat het koraal eerst is aangetast door een virus. Deze leden vragen of de Minister kan aangeven of er extra middelen beschikbaar worden gesteld om de ziekte te bestrijden en verdere verspreiding te voorkomen? Deelt de Minister de mening dat de aanwezigheid van deze ziekte het des te belangrijker maakt dat andere drukfactoren, zoals afvalwater en kusterosie, zo snel mogelijk worden aangepakt? Zo ja, hoe is de Minister van plan om de eilanden te helpen deze drukfactoren te verminderen en per wanneer? Is de Minister bereid om meer middelen vrij te maken om zorg te dragen voor het koraal dat van cruciaal belang is voor de eilanden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, per wanneer?

De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister de mening deelt dat moet worden voldaan aan de vergunningsplicht van art. 14 Eilandsbesluit Onderwaterpark Bonaire. Zo nee waarom niet? Zo ja, is de Minister op de hoogte van de hoeveelheid bedrijven die zonder vergunning opereren in het Onderwaterpark Bonaire? Zo ja, hoeveel bedrijven zijn dit? Deelt de Minister de mening dat er geen of niet voldoende zicht is op bedrijven die gebruikmaken van het Onderwaterpark, waardoor dus ook minder zicht is op drukfactoren in het water? Deelt de Minister de mening dat een snelle handhaving van de vergunningsplicht nodig is om de druk op het Onderwaterpark af te laten nemen? Is de Minister bereid om te investeren in meer capaciteit bij het Openbaar Lichaam Bonaire (OPB), de Directie Ruimte en Ontwikkeling (DRO), in de vorm van natuurbeleidsmedewerkers en natuurvergunningverleners om aanvragen op grond van art. 14 Eilandsbesluit Onderwaterpark Bonaire sneller af te laten handelen? Welke samenwerking is er tussen inspecteurs van de Directie Toezicht en Handhaving (DTH) en de rangers van Stichting Nationale Parken Bonaire (STINAPA) op het gebied van toezicht en handhaving op deze vergunningsplicht? Kan de Minister bevestigen dat er al jarenlang wordt gedoogd dat ieder bedrijf, ook na incidenten, kan opereren in het onderwaterpark?

De leden van de PvdD-fractie vragen of de Minister kan aangeven wat het huidige beleid is ten aanzien van het sargassumwier, een andere drukfactor voor bedreiging van het zeeleven. Hoe wordt het wier bestreden? Hoeveel geld is er vanuit het Ministerie van LNV naar STINAPA gegaan om het wier te bestrijden? Kunt u aantonen dat het geld via het OLB is uitbetaald aan STINAPA? Uit welk potje was het geld afkomstig? Klopt het dat dit geld was bedoeld voor natuur en dat hiermee in totaal minder geld beschikbaar was voor bijvoorbeeld het uitvoeren van het Natuur- en milieubeleidsplan Caribisch Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe kan de Minister effectieve uitvoering van de plannen garanderen met minder middelen? Kunnen in aanloop naar de voortgangsrapportages, de uitvoeringsagenda’s van het Natuur en Milieubeleidsplan Caribisch Nederland 2020–2030 (NMBP) met de Kamer worden gedeeld, opdat duidelijk wordt wat het verband is tussen projecten die nu plaatsvinden en het beoogde doelbereik?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen over het besluit om de jacht op de konijn en het haas opnieuw niet of slechts gedeeltelijk te openen. Deze leden hebben begrepen dat hierover geen overleg is geweest met organisaties van jagers en grondeigenaren. Zij horen graag waarom niet. Deze leden lezen dat het proces om te komen tot een toekomstbestendig stelsel van faunabeheer, de ontwikkeling van telprotocollen en impactanalyses meerdere jaren gaat duren. Wat acht de Minister nodig te hebben om tot een heroverweging van haar besluit te komen of om, met het oog op de opening van het jachtseizoen in 2024, een verlenging van het besluit te voorkomen?

De leden van de SGP-fractie constateren dat wat betreft het haas verschil wordt gemaakt tussen provincies. Klopt de veronderstelling dat de Netwerk Ecologische Monitoring (NEM)-data voor het vaststellen van landelijke trends voor het haas en de konijn zijn gevalideerd door het CBS? Zijn de provinciale NEM-data en populatietrends voor wat betreft hazen en konijnen ook gevalideerd door het CBS?

De leden van de SGP-fractie zetten grote vraagtekens bij de wijze waarop de staat van instandhouding van het haas en de konijn wordt beoordeeld (beoordelingswijze Habitatrichtlijn). Deze leden hebben hier enkele vragen over. Hoe wordt de staat van instandhouding van algemeen voorkomende soorten, zoals hazen en konijnen in andere lidstaten beoordeeld? Hoe verschilt de landelijke hazenpopulatiestand (index) tussen 1994 (Punt-Transect-Tellingenproject (PTT)-tellingen CBS) en 2021 (NEM-tellingen CBS)? Wat is de landelijke trend voor de hazenpopulatie bezien over de afgelopen twaalf jaar en die bezien over de afgelopen zes jaar? Zijn dergelijke gegevens meegewogen bij de besluitvorming?

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie heeft een vraag over de tellingen van de wildlijstsoorten. De Minister geeft aan dat de data afkomstig zijn uit het NEM. De gegevens van de WBE’s worden niet meegenomen voor het bepalen van de landelijke populatietrend. De reden hiervoor is dat ze niet kunnen worden gevalideerd door het CBS. Het lid waardeert de inzet van de Minister om in de toekomst ook de gegevens van de WBE’s mee te gaan nemen, maar wil aandacht vragen voor het feit dat WBE’s op hele andere aantallen uitkomen dan het NEM.

Het lid van de BBB-fractie is zelf bijvoorbeeld mee geweest met het tellen van hazen met infraroodcamera’s. In een gebied waar weinig hazen zouden zitten werden er honderden geteld. Wat doet de Minister met dit signaal? Is de telling vanuit het NEM dan wel zo accuraat? Zijn er bijvoorbeeld wel genoeg tellers? Het voldoen aan telprotocollen wil immers niet zeggen dat het ook om tellingen gaat die de situatie daadwerkelijk goed in beeld brengen.

Het lid van de BBB-fractie vraagt of de Minister ervan op de hoogte is dat het CBS in haar kwaliteitsrapportage uit 2021 concludeert dat betrouwbare provinciale trends niet voor alle provincies beschikbaar zijn. Hoe kan de Minister garanderen dat de tellingen die nu gebruikt worden accuraat zijn? Hoe gaat de Minister hiermee om als zij op basis van deze tellingen beleidsbeslissingen moet nemen?

Het lid van de BBB-fractie vraagt verder of de Minister ervan op de hoogte is dat jagers nu met een nieuw protocol gaan werken dat tegemoetkomt aan de bezwaren die het CBS had tegen het telprotocol. Welke acties onderneemt de Minister om de tellingen van de WBE’s wel mee te nemen en vanaf wanneer kan dat effectief worden en is de Minister daarover met de WBE’s in gesprek?

Het lid van de BBB-fractie vraagt de Minister of zij weet dat, volgens de nieuwste editie van Telganger, de provinciale populatietrend van de haas in Utrecht sinds 1997 stabiel blijkt te zijn, terwijl vorig jaar nog een afname werd gerapporteerd? Als deze gegevens eerder bekend waren geweest, had dit dan invloed gehad op de beslissing om de jacht op de haas in Utrecht niet te openen? Zo nee, waarom niet?

Het lid van de BBB-fractie heeft vernomen dat het NEM-Meetprogramma Dagactieve Zoogdieren met ernstige vrijwilligerstekorten kampt en dat daardoor bijvoorbeeld in Limburg de telinspanning sinds 2012 met maar liefs 77 procent is afgenomen vergeleken met de voorliggende periode. Is de Minister daarvan op de hoogte en kan zij hierop reageren? Speelt dit probleem in meerdere regio’s? Hoe denkt de Minister dit probleem op te lossen en wanneer?

II Antwoord / Reactie van de Minister

Naar boven