2023D17415 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Binnen de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat hebben verschillende fracties de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de Rapport Waterbeschikbaarheid voor de bereiding van drinkwater tot 2030 – knelpunten en oplossingsrichtingen (Kamerstuk 27 625, nr. 622).

De voorzitter van de commissie,

Tjeerd de Groot

De adjunct-griffier van de commissie,

Meedendorp

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inhoudsopgave

Inleiding

VVD-fractie

D66-fractie

PVV-fractie

GroenLinks-fractie

PvdD-fractie

ChristenUnie-fractie

BBB-fractie

Inleiding

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor het toezenden van het rapport Waterbeschikbaarheid voor de bereiding van drinkwater tot 2030 – knelpunten en oplossingsrichtingen (hierna: rapport Waterbeschikbaarheid). Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met verontrusting kennisgenomen van het rapport Waterbeschikbaarheid. Het rapport laat zien dat er enorme uitdagingen zijn om ervoor te zorgen dat er in 2030 nog voldoende drinkwater beschikbaar is. Het is een alarmerend rapport en deze leden zijn van mening dat waterkwaliteit en -kwantiteit een prominenter thema van de Minister zou moeten zijn.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de betreffende beleidsbrieven en willen de Minister nog enkele vragen voorleggen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het onderzoek en de brief van de Minister. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben kennisgenomen van het rapport Waterbeschikbaarheid van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en onderschrijven de zorgen over drinkwaterbeschikbaarheid (en waterbeschikbaarheid in het algemeen) in de komende jaren. Deze leden hebben enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het rapport Waterbeschikbaarheid voor de bereiding van drinkwater tot 2030 – knelpunten en oplossingsrichtingen en hebben hierover nog enkele vragen.

Het lid van de BBB-fractie heeft kennisgenomen van de brief van de Minister betreffende het Rapport Waterbeschikbaarheid voor de bereiding van drinkwater tot 2030. Dit lid heeft nog wel een aantal vragen.

VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie constateren dat de drinkwatersector voor diverse uitdagingen staat en het tijdig aanwijzen, beschikbaar maken en beschermen van nieuwe (drink)waterbronnen noodzakelijk is om deze uitdagingen aan te kunnen. Deze leden vragen zich af hoe de Minister drinkwaterbedrijven de ruimte gaat bieden om deze bronnen ook daadwerkelijk te benutten en hoe hij provincies hierin zal ondersteunen.

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat drinkwaterbedrijven meer ruimte nodig hebben als het gaat om vergunningverlening voor waterwinning. Deze leden zijn benieuwd op welke manier de Minister kan helpen om hierin een versnelling tot stand te brengen.

De leden van de VVD-fractie concluderen dat drinkwaterbedrijven momenteel te maken hebben met lange en complexe procedures voor het realiseren van nieuwe winningcapaciteit. Deze leden vragen zich af welke acties de Minister op korte termijn voor ogen heeft om deze procedures te versnellen.

De leden van de VVD-fractie stellen vast dat een extra gezamenlijke inspanning nodig is vanuit drinkwaterbedrijven, de provincies, het Rijk, de waterschappen en andere belanghebbenden om aan de stijgende drinkwatervraag in 2030 te kunnen voldoen. Deze leden vragen zich af hoe zich dit verhoudt tot het Actieplan Leveringszekerheid. Ook zijn deze leden benieuwd naar de middelen en mogelijkheden vanuit de Minister voor een effectieve en goede uitvoering van het Actieplan Leveringszekerheid. Deze leden vragen zich ook af hoe de Minister gaat sturen op de uitvoerbaarheid van dit Actieplan Leveringszekerheid en welke rol hij hierin voor zichzelf ziet. Verder zijn deze leden benieuwd of en op welke wijze de Minister dit Actieplan Leveringszekerheid gaat verankeren in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG).

De leden van de VVD-fractie constateren dat er een grote opgave ligt om de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater, ten behoeve van de bereiding van drinkwater, te verbeteren richting 2027 om aan de doelen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW) te voldoen. Deze leden vragen zich af of de Minister verwacht extra maatregelen te moeten treffen, bovenop de reeds bestaande maatregelen, teneinde de KRW-doelen in 2027 te halen.

De leden van de VVD-fractie lezen dat schoner grond- en oppervlaktewater en schonere drinkwaterbronnen ervoor zorgen dat er minder zuiveringsinspanning nodig is om drinkwater te maken. Deze leden vragen zich af op welke manier de Minister – samen met omgevingsdiensten en waterschappen – lozingsvergunningen gaat aanpassen om de waterkwaliteit te verbeteren.

De leden van de VVD-fractie lezen in de aansluitende brief van de Minister op het rapport dat drinkwaterbelang daar waar nodig en onder strikte voorwaarden prioriteit moet krijgen. Deze leden zijn benieuwd naar hoe de Minister gaat waarborgen dat deze prioriteit voor drinkwater in de praktijk naar voren komt en vragen de Minister of hij verwacht te moeten bijsturen als de prioriteit lager uitvalt dan het streven is.

D66-fractie

De leden van de D66-fractie lezen dat er vele knelpunten zijn die een bedreiging vormen voor de waterbeschikbaarheid. Als eerste is dat de waterkwaliteit. Hoe viezer de drinkwaterbron, hoe groter het risico dat er geen water kan worden gewonnen of hoe hoger de kosten. Hoe rijmt de Minister de analyse van het RIVM dat in 2030 100 miljoen m3 meer drinkwater moet worden gemaakt, terwijl 99% van het water niet voldoet aan de normen van de KRW? Welke stoffen vervuilen drinkwaterbronnen het meest en wat is de bron van die stoffen? Hoeveel extra kosten zullen de drinkwaterbedrijven in 2030 hebben als gevolg van het schoonmaken van vervuild water? Hoeveel m3 water wordt er nu onttrokken door grondwaterputten die uit een drinkwaterbron onttrekken?

De leden van de D66-fractie merken op dat er meerdere moties zijn aangenomen om de waterkwaliteit in het algemeen, en specifiek bij (drink)waterbronnen, te verbeteren en waterbeschikbaarheid te vergroten. Zij vragen hoe het staat met de uitvoering van de volgende moties:

  • Motie 27 858, nr. 587 over het gebruik van bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden stoppen;

  • Motie 36 200 XII, nr. 27 over het verminderen van laagwaardig gebruik van drinkwater nadrukkelijk betrekken bij de verdere uitwerking van het industriebeleid;

  • Motie 34 682, nr. 117 over de bestaande doelen voor het verminderen van verontreiniging van drinkwaterbronnen meenemen in het NPLG.

De leden van de D66-fractie merken op dat de beschikbaarheid van lokale vergunningen voor grondwaterbedrijven een knelpunt lijkt te zijn en het feit dat deze vergunningen niet altijd volledig benut mogen worden in verband met de convenanten die natuur en het watersysteem waarborgen. Hoe kijkt de Minister naar de beperkte beschikbare vergunningsruimte? Is de Minister het met de leden van de D66-fractie eens dat drinkwaterwinning niet ten koste zou moeten gaan van natuur en dat intensivering van de drinkwaterwinning daarom zou moeten plaatsvinden bij bronnen waar dat geen negatieve effecten op de natuur heeft? Hoeveel bronnen zijn dat? De leden van de D66-fractie lezen in de brief van de Minister dat, om de extra winningscapaciteit te realiseren, een Actieplan Leveringszekerheid wordt opgesteld. Hoe zal dit Actieplan Leveringszekerheid de convenanten in acht nemen? Deze leden lezen ook dat dit Actieplan Leveringszekerheid is opgesteld om de levering van drinkwater in de periode tussen 2023 tot 2030 te waarborgen. Hoe gaat de Minister de levering van drinkwater ook voor na 2030 waarborgen?

De leden van de D66-fractie lezen met interesse dat er veel aandacht wordt besteed aan de mogelijke toepassing van ontzilting. Ook lezen deze leden in de brief van de Minister dat dit op de korte termijn geen significante bijdrage zal leveren. Hoe ziet de Minister dit voor op de lange termijn? Denkt de Minister dat er na 2030 wel gebruik kan worden gemaakt van ontzilting in Nederland? Zo ja, wat is de extra energievraag van ontzilting en waar verwacht de Minister de nodige, duurzame energie hiervoor vandaan te halen? En wat zou inzet op ontzilting betekenen voor de kosten van drinkwater?

De leden van D66-fractie merken op dat zowel in de brief als in het rapport weinig aandacht wordt besteed aan waterbesparing. Waterbesparing zou de prioriteit moeten zijn wanneer er wordt gekeken naar mogelijke oplossingen voor de waterbeschikbaarheid. Als eerste moet worden gekeken naar waterbesparing in de industrie (zie ook motie 36 200 XII, nr. 27), waar de watervraag flink is toegenomen. Kan de Minister met zekerheid stellen dat nieuwe industriële bedrijven een alternatief moeten gaan zoeken voor proceswater en dat hier geen drinkwater meer voor zal kunnen worden gebruikt? Kan de Minister daarbij toezeggen dat grondwaterputten door bedrijven vergunningsplichtig worden, zodat niet via die weg alsnog schaars (drink)water wordt gebruikt? Is de Minister het met de leden van de D66-fractie eens dat beprijzing een goede besparingsprikkel is en dat daarom de Belasting op leidingwater herzien moet worden zodat ook boven de 300 m3 per jaar belasting wordt betaald? Wat doet de Minister al om in de gebouwde omgeving water te besparen, op te slaan en te recyclen? Is de Minister voornemens om samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening te kijken naar aanpassingen in het Bouwbesluit, om zo die wateropslag en waterrecycling in de gebouwde omgeving mogelijk te maken? En hoe ver is de Minister met normen voor grijswatersystemen in woningen, zodat het toilet niet langer doorgespoeld hoeft te worden met drinkwater? Heeft de Minister kennisgenomen van de prijswinnende innovatie Hydraloop en ziet hij potentie voor grootschalige inzet van dit soort innovaties voor waterbesparing?

De leden van de D66-fractie geven tot slot mee dat het twee voor twaalf is wat betreft waterkwaliteit en waterkwantiteit in Nederland en roepen de Minister op om hier een zichtbaar thema van te maken. Zij kijken dan ook uit naar de waterbewustzijnscampagne die de Minister zal starten (Kamerstuk 27 625, nr. 606).

PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie constateren dat drinkwaterbedrijven tegen problemen met vergunningen en/of afspraken ten aanzien natuurherstel aan lopen. Vitens heeft aangegeven dat er in 2030 extra productiecapaciteit nodig is om een drinkwatertekort te voorkomen en dat zij hiervoor meer vergunningen en waterwinlocaties nodig hebben. Deze leden vragen aan de Minister hoe hij daar zorg voor gaat dragen.

De leden van de PVV-fractie constateren dat de Minister wil dat Nederlanders 20% minder drinkwater per dag gaan gebruiken. Deze leden vragen op welke manier de Minister dit wil gaan bereiken en of het verhogen van de prijs en/of belasting van drinkwater tot de mogelijkheden behoort.

De leden van de PVV-fractie merken op dat het IJsselmeer een mega zoetwaterbuffer is. Deze leden zijn dan ook verheugd dat er een onderzoek gaande is naar de mogelijkheden om meer drinkwater te winnen en hoe het IJsselmeer daar nog beter aan kan bijdragen. Daarom vragen deze leden hoe het staat met dat onderzoek en wanneer de resultaten daarvan verwacht worden.

De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd naar hoe het staat met de vervuiling uit andere landen in onze rivieren. Deze leden willen weten of er sprake is van een toename of een afname van de vervuilingsgraad en of andere landen dus voldoende hun best doen om de vervuiling tegen te gaan.

GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie concluderen in de eerste plaats dat Nederland voor hele grote uitdagingen staat om ook op de middellange termijn voldoende drinkwater te produceren om aan de vraag te voldoen. De aanwijzingen uit eerdere onderzoeken en de noodkreten van de waterleidingbedrijven zijn hiermee bevestigd. Er is nu beter inzicht in de beschikbaarheid van water, en het winningspotentieel. Maar wellicht ligt daar niet de oorzaak en is dat dus niet de oplossing van het probleem. De noodzaak om in te grijpen wordt wel alsmaar groter. Wat deze leden betreft moet dit op meerdere niveaus gevolgen hebben. In de eerste plaats de manier waarop er met drinkwater en drinkbaar water om wordt gegaan en in de tweede plaats hoe er in het algemeen met water wordt omgegaan in Nederland.

Wat de leden van de GroenLinks-fractie betreft moet er goed worden gekeken naar hoe het verspillen van drinkwater en drinkbaar water kan worden voorkomen. Kan de Minister voor de Kamer samenvatten hoeveel en waar drinkwater of drinkbaar water wordt verbruikt voor toepassingen anders dan om te drinken of voor huishoudens om te koken? Deze leden denken dan aan ander huishoudelijk gebruik, industrieel gebruik van de voedselindustrie, waarbij het water uiteindelijk wel wordt gebruikt voor menselijke consumptie, ander industrieel gebruik, als koelwater, spoelwater, beregening, land- en tuinbouw, etc. En kan de Minister daarbij dan aangeven of er technisch gezien alternatieven zijn voor het gebruik van drinkwater, en of die ook praktisch zijn? En kan de Minister aangeven hoeveel deze verbruikers betalen voor het water? Met beter inzicht komen we wellicht tot een betere en eerlijkere verdeling van het drinkwater en tot een afname van de vraag. En is er een instrumentarium (denkbaar) waarmee grootverbruikers van drinkwater en drinkbaar water voor andere doelen dan consumptie kunnen worden overgehaald of gedwongen om hun verbruik te beperken of te beëindigen?

Verder zijn de leden van de GroenLinks-fractie van mening dat Nederland veel meer water moet bergen en laten infiltreren in de bodem, om zo vast te houden voor droge periodes. Dat voorkomt droogte in de zomer, bodemdaling, verlies van natuur, schade aan huizen en infrastructuur, en het biedt buffers voor de bereiding van drinkwater. Gelukkig wordt dit inmiddels breed erkend en gesteund. Helaas heeft dat nog tot onvoldoende nieuw beleid geleid. Het is natuurlijk ook een flinke stap en een forse cultuurverandering. Dit vereist ook een andere omgang met hoe we het land gebruiken en bots daarbij regelmatig op andere belangen. De uitgangspunten van Water en bodem sturend moeten overal nog worden omgezet en de weg naar een geheel ander gebruik van het land (en water) in Nederland is lang. Maar is de Minister het met de leden van de GroenLinks-fractie eens, dat dit RIVM-rapport vraagt om extra inspanningen om zoet water voor Nederland te behouden? Het Deltaplan Zoetwater vraagt bijvoorbeeld om zoetwater voorrang te geven bij ruimtelijke inrichting. Gebeurt dat ook? En wordt het belang van zoetwaterbehoud en -berging ook overal voorrang gegeven als dat kan betekenen dat we soms schade moeten accepteren, zoals het Deltaplan voorschrijft? Wie ziet hierop toe? En hoe worden deze principes toegepast in gebieden waar geen nieuwe ruimtelijke plannen worden gemaakt en voorlopig alles blijft zoals het al decennia of eeuwen is?

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het belangrijk om erop te wijzen dat de inspanningen die voor het behoud van voldoende water moeten worden geleverd, veel verder gaan dan het volumen en het beperken van het verlies aan water. We hebben vooral ook behoefte aan schoon water. Water dat niet wordt vervuild, hoeft ook niet te worden gezuiverd. Kan de Minister aangeven hoe het met onze drinkwaterknelpunten zou staan, als Nederland overal aan de normen van de KRW zou voldoen? Kan de Minister ingaan op de relatie tussen water, schoon water en drinkwater, waar het grootste knelpunt zit en waar wat hem betreft de oplossing gezocht moet worden?

Tenslotte hebben de leden van de GroenLinks-fractie gekeken naar de passages in de brief over waterontzilting. Nederland heeft gedurende het jaar een fors regenoverschot en we zijn een delta waar meerdere grote rivieren het water uit half Europa aanvoeren. Er is amper een land in de wereld dat over zoveel water zou kunnen beschikken als Nederland. Het probleem is vooral management: hoe houden we voldoende water en voldoende schoon water voor ons verbruik? Dat zit hem in het verbruik, in niet vervuilen en in behouden. Om nu enorme hoeveelheden energie te gaan verbruiken zodat we geen regels en beperkingen aan het gebruik hoeven te stellen, zodat we niet slimmer om hoeven te gaan met wat we hebben, is wat deze leden betreft echt de verkeerde route. Er zijn talloze stappen die we kunnen en moeten zetten voordat we beginnen aan technieken die in woestijnlanden zijn ontwikkeld. Zolang er mais wordt geteeld op zandgrond en datacenters worden gekoeld met drinkwater, is er wat deze leden betreft geen noodzaak voor ontziltingsinstallaties.

Partij voor de Dieren-fractie

De problematiek die het RIVM schetst kan wat de Partij voor de Dieren-fractie niet snel genoeg worden aangepakt. Hiervoor zal een integrale visie nodig zijn op water(beschikbaarheid), natuur en milieu. De oproep om het watersysteem klimaatrobuuster te maken onderschrijven deze leden dan ook van harte. Zij voegen hier nog wel aan toe: maak het systeem ook vooral natuurinclusief. In het rapport komen de risico’s van vervuiling voor water indringend naar voren, maar deze leden willen ook de risico’s voor natuur, milieu en volksgezondheid benadrukken. Deze leden zijn dan ook van mening dat we snel aan de slag moeten gaan met het aanpakken van watervervuiling door Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS), gif vanuit de industrie en de landbouw, mest en andere vervuilingsbronnen.

De leden van de fractie van de Partij voor de Dieren lezen dat het RIVM aangeeft dat er knelpunten zijn doordat het te winnen water (tijdelijk) van onvoldoende kwaliteit is. Deze problematiek heeft zich de afgelopen jaren meerdere keren voorgedaan en is wat deze leden betreft enorm zorgwekkend. Deze leden vragen de Minister of het klopt dat het hierbij vaak gaat om overschrijdingen van chemische vervuiling door de industrie, en dat de industrie daarbij ook de lozingsvergunning overtreedt? Kan de Minister hierop reageren? Daarnaast lezen deze leden dat als het beschikbare water voor de drinkwatervoorbereiding van mindere kwaliteit is, dat dit een grotere zuiveringsinspanning vergt zoals bijvoorbeeld de inzet van omgekeerde osmose. De noodzaak van het moeten inzetten op steeds zwaardere zuiveringsmiddelen, waarbij grotere productieverliezen geleden worden (en dus meer water nodig is), is zorgwekkend. De noodzaak hiervoor is logisch: het water is steeds verder vervuild aan het raken. Daarom vragen deze leden waarom de Minister niet inzet op water écht schoonhouden? Dat zou inhouden: stop met lozingen op oppervlaktewater en treed hard op tegen overtredingen, trek indirecte lozingsvergunningen in, en zorg ervoor dat mest en gifstoffen niet het grondwater kunnen infiltreren en pak het gifgebruik dan ook daadkrachtig aan. Wat deze leden betreft moeten we natuur, water, en gezondheid op één gaan zetten om in de toekomst voldoende drinkwater te hebben.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het RIVM het ministerie en de drinkwaterbedrijven adviseert om tot concrete doelstellingen voor bewust en zuinig watergebruik te komen in alle sectoren. Deze leden vragen of hiervoor dwingende maatregelen getroffen gaan worden. Hierbij zou niet alleen aan zuinig watergebruik gedacht kunnen worden, maar ook aan preventie in watergebruik. Wat deze leden betreft mogen er scherpe keuzes gemaakt worden over waar we welk water voor gebruiken. Maar er kan ook gekeken worden naar hoe we extra water opvangen. Is de Minister bereid om bijvoorbeeld in te zetten op verplichte regenwateropslag bij nieuwbouw? Of op verplicht grijswatergebruik voor de industrie en landbouw (waar dit vanuit volksgezondheid mogelijk is), zodat deze niet langer aanspraak hoeven te maken op kostbaar drinkwater? Ziet de Minister hier zelf ook aanvullende mogelijkheden voor?

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie lezen dat het RIVM onder andere adviseert om nieuwe winlocaties te zoeken en vergunningen uit te breiden. Ondanks dat deze leden begrijpen waarom dit geadviseerd wordt, hebben zij toch punten van zorg hierbij. Door meer waterwinning toe te staan, kan op korte termijn een probleem verholpen worden, maar zorgen we voor problemen op de lange termijn. Vanwege klimaatverandering krijgen we steeds meer te maken met droogte, het is dus volgens deze leden van belang dat we op natuurlijke wijze zoveel mogelijk water gaan vasthouden. Kan de Minister toelichten hoe een eventuele verruiming van het aantal winlocaties en het uitbreiden van vergunningen te rijmen is met de droogteproblematiek die we de afgelopen jaren al hebben gezien? En hoe gaan we hierbij rekening houden met het toenemende aantal «flitsdroogtes» en de daarbij horende problemen voor de natuur? Kan de Minister dit toelichten? Wat deze leden betreft moeten we namelijk bij het oplossen van de problemen van vandaag, de kosten en risico’s niet afwentelen op de toekomst.

De leden van de Partij voor de Dieren-fractie plaatsen vraagtekens bij het inzetten op ontzilting van water, om in Nederland over voldoende drinkwater te beschikken. In een rijk en (zoet)waterrijk land zou er niet ingezet moeten worden op technische lapmiddelen om voldoende drinkwater te hebben voor de bevolking, omdat de andere bronnen te vervuild zijn door menselijk handelen. Wat deze leden betreft zetten we dus in op, zoals hierboven betoogd, het beschermen van water en natuur zodat dit soort maatregelen niet nodig zijn. Dit naast het feit dat voor ontzilting enorme hoeveelheden energie nodig zijn, die we volgens deze leden momenteel niet hebben in Nederland voor dergelijke projecten. We kunnen in een klimaat- en biodiversiteitscrisis namelijk niet inzetten op energieslurpende en daarmee vervuilende maatregelen, terwijl er nog een wereld te winnen is door de natuur en water écht te beschermen tegen vervuiling.

ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de drinkwatervoorziening een essentiële randvoorwaarde is voor het functioneren van de samenleving. De beschikbaarheid van water voor de bereiding van drinkwater staat echter onder druk. Een groeiende vraag, veroorzaakt door grotere watervraag vanuit de industrie en door bevolkingsgroei en een immer groeiend gebruik per hoofd van de bevolking, en een minder voorspelbaar aanbod, gevoed door klimaatverandering, dragen daaraan bij. Deze leden zijn daarbij altijd voorstander geweest van een doelmatig gebruik van ons drinkwater, bijvoorbeeld door onnodig gebruik in datacenters tegen te gaan, en een geopolitieke, strategische blik op ons «blauwe goud», zoals onlangs bevestigd in de motie Grinwis/Van der Plas (27 625 nr. 616).

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat voor de periode tot 2030, «maar vooral op de langere termijn de verwachting is dat voor bijna elk drinkwaterbedrijf meer winningscapaciteit en/of vergunningsruimte nodig is (...)». Deze leden merken op dat de Minister zich in zijn brief vooralsnog richt op de periode tot 2030. Deze leden vinden de winningscapaciteit echter een voornaam strategisch vraagstuk en vragen de Minister daarom naar diens visie op de winningscapaciteit na 2030 en hoe de Minister nu al inzet op de beschikbaarheid van drinkwater in de periode tot 2050. Zij vragen zich af op welke wijze de Minister de Kamer in zijn overwegingen betrekt.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat in de Kamerbrief Water en bodem sturend al lijnen zijn uitgezet voor het garanderen van de beschikbaarheid van drinkwater tot 2030 en daarna. Zij vragen of de conclusies en aanbevelingen uit het RIVM-rapport Waterbeschikbaarheid leiden tot wijzigingen in de uitgangspunten zoals geformuleerd in de Kamerbrief Water en bodem sturend.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister of en hoe hij gereageerd heeft op de Verkenning robuuste drinkwatervoorziening van het Interprovinciaal Overleg (IPO) en Vewin uit 2021.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Minister hoe de vergunningsprocedure voor een nieuw winningsgebied vereenvoudigd kan worden, en of en hoe de Minister hieraan werkt. Zij vragen tevens hoe de Minister inzet van flexibele winvergunningen door de bevoegd gezagen stimuleert.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister de toepassing van ontzilting van zeewater in verband met benodigde planvorming, investeringen en infrastructuur, en beperkte ruimte op het energienet op korte termijn, nog geen oplossing acht voor de drinkwaterbeschikbaarheid. Zij constateren dat dit geen fundamentele argumenten tegen deze vorm van drinkwaterwinning zijn. Deze leden vragen de Minister daarom deze optie wel te betrekken bij planvorming voor strategische drinkwaterbeschikbaarheid ná 2030.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Minister samen met IPO en Vewin tot een Actieplan Leveringszekerheid drinkwater wil komen. Zij vragen de Minister hoe hij zijn regietaak in dezen oppakt om tot een voldoende concreet actieplan te komen.

BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie leest dat het RIVM aanbevelingen heeft gedaan om op korte termijn waterbeschikbaarheid te garanderen. Daar valt onder andere te belezen dat het RIVM betrokken partijen aanbeveelt om gezamenlijk na te denken over het verkrijgen van meer inzetbare bronnen voor de korte en middellange termijn. Dit lid vraagt zich af of deze aanbeveling door de verschillende partijen ter harte is genomen en al is opgepakt. En als dat niet het geval is, wanneer wordt er begonnen met het gezamenlijk denken over het verkrijgen van inzetbare bronnen?

Ook leest het lid van de BBB-fractie over waterbesparing. De intentie is om alle drinkwatergebruikers hun gebruik met 20% te laten reduceren. Tegelijkertijd leest dit lid niet erg veel over wat de overheid kan doen om deze reductie te bewerkstelligen. Wordt er ook nagedacht om drinkwater te besparen door bijvoorbeeld geen drinkwater meer te gebruiken voor het doorspoelen van toiletten of andere soortgelijke manieren om drinkwater te reduceren, zonder dat er geappelleerd moet worden naar het watergebruik van de inwoners?

Als laatste leest het lid van de BBB-fractie dat het toepassen van ontzilting technisch mogelijk is, maar het aan drinkwaterbedrijven is om met behulp van deze techniek in een deel van de drinkwatervraag te willen voorzien. Is er bekend hoe de drinkwaterbedrijven aankijken tegen het gebruik van deze techniek? Zijn de obstakels die in de brief genoemd worden ook de obstakels die de drinkwaterbedrijven aanhalen?

Daarnaast leest en begrijpt het lid van de BBB-fractie dat ontzilting onder andere door benodigde planvorming, investeringen, infrastructuur en beperkte ruimte op het net op de korte termijn niet zal gaan helpen in het voldoen aan de drinkwatervraag. Tegelijkertijd mag dit geen excuus zijn wat dit lid betreft om het dan maar opzij te schuiven. Hoe kijkt de Minister tegen het idee aan om een strategisch plan te ontwikkelen waarmee er, in samenwerking met drinkwaterbedrijven, kan worden toegewerkt naar ontzilting van zeewater, waarbij we eventueel ook samenwerking kunnen zoeken met landen die het vandaag de dag al toepassen, zoals Israël?

Naar boven