2023D07771 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

De vaste commissie voor Financiën heeft op 22 februari 2023 enkele vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en aan de Minister van Financiën voorgelegd over zijn op 8 februari 2023 toegezonden brief inzake Reactie op verzoek commissie inzake het nieuwsbericht van RTL-nieuws van 26 januari 2023 over het achterhouden van informatie voor de rechter door de Belastingdienst (Kamerstuk 31 066, nr. 1168) en over de op 7 februari 2023 toegezonden brief van de Minister van Financiën inzake Reactie op verzoek commissie over het bericht «Belastingdienst houdt informatie achter voor rechter: «Je staat met 1–0 achter»»(Kamerstuk 31 066, nr. 1169).

De voorzitter van de commissie,

Tielen

De adjunct-griffier van de commissie,

Kling

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brieven van de Staatssecretaris en de inspecteur-generaal en hebben enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie kijken uit naar de nadere zienswijze van de inspecteur-generaal later dit voorjaar en vragen wanneer de toets van de Inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD), samen met een kabinetsreactie, met de Kamer wordt gedeeld.

De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze de Kamer geïnformeerd wordt over de gevallen die worden geëvalueerd door het landelijk vaktechnisch overleg formeel recht.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van de Staatssecretaris en de IBTD op het bericht van RTL-nieuws. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie maken zich grote zorgen over de constante stroom aan signalen over onjuist handelen van de Belastingdienst. Zij begrijpen dat de Belastingdienst met gigantische hoeveelheden burgers en bedrijven te maken heeft en dat uitzonderlijke situaties kunnen ontstaan. Desalniettemin zijn de signalen van onjuist handelen individueel zeer ernstig.

De leden van de D66-fractie spreken met enige regelmaat mensen die aangeven zeer hardhandig te zijn behandeld door de Belastingdienst en onder grote druk zijn gezet om een vaststellingsovereenkomst (VSO) te sluiten voordat de feiten achter het onderzoek van de Belastingdienst op tafel lagen. Deze leden vragen hoe vaak het voorkomt dat dergelijke onenigheden geëscaleerd moeten worden naar de directeur-generaal (DG) Belastingdienst. Zit er een verschil in hoe vaak dit soort zaken voorkomen tussen de verschillende belastingkantoren en de verschillende ketens? De leden van de D66-fractie geloven in de ambitie van de Belastingdienst om een cultuurverandering door te maken, maar vinden het lastig om in te schatten in hoeverre deze ambitie geworteld is binnen alle onderdelen van de dienst.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van

de SP

De leden van de SP-fractie vinden het uitermate ongepast dat de Staatssecretaris in de media heeft gezegd dat er weinig aan de hand is en dat de Staatssecretaris dit in de brief blijft volhouden. Welk onderzoek heeft de Staatssecretaris gedaan waarop hij dit antwoord kan geven? Hoe lang lagen de vragen van de journalist van RTL op het Ministerie van Financiën te wachten voor een reactie? Was er in die tussentijd geen mogelijkheid geweest om de reactie zorgvuldiger te onderbouwen? Hoe reageert de Staatssecretaris op de kritiek dat het onderzoek waar hij naar verwijst niet afdoende is?1 Kan de Staatssecretaris ingaan op de vraag waarom er alleen naar inhoudsindicaties is gekeken, mede omdat deze niet altijd de zoektermen hoeft te behelzen terwijl de uitspraak wel relevant kan zijn? Heeft de Staatssecretaris de medewerking van de Raad voor de Rechtspraak gevraagd voor een onderzoek in de interne rechtspraakdatabase Porta Iuris? Is de Staatssecretaris alsnog bereid dat te doen?

De leden van de SP-fractie vragen of de Staatssecretaris erkent dat bij het achterhouden van stukken sprake is van misbruik van macht om de inhoud van een rechtszaak te beïnvloeden? Mocht de Staatssecretaris dat niet zo zien, hoe ziet hij het dan wél? De stelling in de brief, dat er geen definitie zou bestaan over welke stukken onder het adagium «op de zaak betrekking hebbende stukken» valt, is volgens de leden van de SP-fractie geen legitiem argument. Waarom maakt de Staatssecretaris hier een definitiekwestie van? Hoort het credo niet te zijn: we geven alle stukken die met de zaak te maken hebben áltijd en de rechter beslist of het voor de zaak relevant is? Welke uitsluitgronden hanteert de Belastingdienst nu voor het niet verstrekken van op de zaak betrekking hebbende stukken? Kan u deze informatie, wat in werkinstructies staat of anderszins, naar de Kamer sturen? Erkent u dat het ontbreken van een definitie nooit mag betekenen dat stukken naar eigen inzicht van de Belastingdienst wel of niet verstrekt worden?

De leden van de SP-fractie zijn ontstemd over de herhaling van zetten die lijkt op te treden als het gaat om de terughoudendheid van het verstrekken van op de zaak betrekking hebbende stukken en dat het overkomt alsof er geen lessen zijn geleerd uit het toeslagenschandaal en hoe is omgegaan met de stukken in de CAF-11 Hawaii-zaak. Kan de Staatssecretaris aangeven op welke wijze het onderzoek van de Landsadvocaat over welke stukken in de CAF-11 Hawaii-zaak overhandigd dienden te worden (daar was zelfs discussie over telefoonnotities) de interne werkwijze heeft beïnvloed als het gaat om het blauwe gedeelte van de Belastingdienst? Heeft daar enige reflectie plaatsgevonden? Is er op de in de brief genoemde themadagen aandacht geweest voor het rapport «Ongekend Onrecht» en het advies van de Landsadvocaat als het gaat over de te verstrekken stukken in de rechtszaken van CAF-11 Hawaii?

De leden van de SP-fractie zouden graag zien dat we alle werkinstructies krijgen die gebruikt worden in rechtszaken, zoals de werkinstructie op de Fraudesignaleringsvoorziening (FSV) die we eerder ontvingen. Kan de Staatssecretaris die sturen aan zowel de Kamer als de IBTD?

Tot slot vragen de leden van de SP-fractie een overzicht van opsporingsmiddelen die de Belastingdienst, al dan niet samen met FIOD. Klopt het dat de Belastingdienst gebruik maakt van foto’s welke zijn gemaakt door derden om bewijzen rond te krijgen en zo ja, verzoekt de Belastingdienst dan ook tot het maken van de foto’s? Klopt het dat de Belastingdienst spyware op computers plaatst als zij denkt dat een organisatie of een individu fraude faciliteert? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de opsporingsmiddelen zijn en wanneer deze mogen worden ingezet? Hoe wordt getoetst of de inzet van middelen proportioneel is? Tot slot vragen de leden of het inzetten van opsporingsmiddelen behoren tot de informatie die de Belastingdienst deelt in rechtszaken?

Vragen en opmerkingen van het lid van de fractie van

de BBB

Het lid van de BBB-fractie heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 8 februari 2023 en van de brief van Minister van Financiën van 7 februari 2023.

Het lid van de BBB-fractie hoort graag van de Staatssecretaris wie het genoemde onderzoek, naar het aantal gevallen waarin aantoonbaar sprake is geweest van het achterhouden van informatie, heeft uitgevoerd en ontvangt graag het bijbehorende onderzoeksrapport.

Daarnaast gaan deze resultaten over het aantal zaken waarin is aangetoond dat informatie is achtergehouden en dit in een gerechtelijke uitspraak is aangegeven. Echter is het probleem toch juist dat er bij het achterhouden van informatie pas gerechtigheid plaats kan vinden als tijdens het proces aantoonbaar is dat er informatie is achtergehouden? Het resultaat van het onderzoek zegt dan volgens het lid van de BBB-fractie helemaal niet dat in alle andere gevallen wel alle informatie op tafel lag. Kan de Staatssecretaris duiden hoe een belastingplichtige kan weten dat er informatie is achtergehouden?

In de beslisnota wordt gemeld: «Graag uw akkoord voor het openbaar maken van bijgevoegde eerdere nota’s en de nu voorliggende nota conform de beleidslijn Actieve openbaarmaking nota’s».

Het lid van de BBB-fractie vraagt de genoemde eerdere nota’s ook aan de Kamer toe te sturen.

De staatsecretaris geeft in zijn brief ook aan dat: «Die gevallen waarin er toch iets niet goed is gegaan en waar verbetering mogelijk is, worden geëvalueerd in het landelijk vaktechnisch overleg formeel recht. Hier worden lessen uit getrokken, zodat het in de toekomst niet meer voorkomt.»

Daarom was het lid van de BBB-fractie nogal verbaasd over de bijlage bij de brief van de Minister van Financiën.

In de brief van de Minister verwijst zij naar de brief van de Inspectie Belastingen, Toeslagen en Douane van 6 februari 2023 die voor het gevoel van het lid van de BBB-fractie een ander beeld schetst. Namelijk dat er al een verkenning is uitgevoerd en dat men gaat toetsen hoe de werkinstructie binnen de Belastingdienst wordt gevolgd en dat men wil bezien wat er wordt geleerd van rechterlijke uitspraken en of de werkinstructie hierop wordt aangepast. Kan de Minister deze verkenning aan de Kamer doen toekomen?

Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt

Op basis van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB) is de inspecteur verplicht om alle op de zaak betrekking hebbende stukken naar de bestuursrechter toe te zenden. Echter blijft het onduidelijk wat daaronder precies moet worden verstaan, volgens de Belastingdienst dan.

Herinnert het kabinet zich bijvoorbeeld, zo vraagt het lid Omtzigt, dat het achterhouden van stukken, het niet voldoen aan artikel 8:42 van de AWB aan de basis lag van het toeslagenschandaal? Herinnert het kabinet zich ook hoe lang het duurde om het gehele schandaal boven tafel te krijgen?2. Veel ouders konden procederen wat ze wilden maar ze hoorden niet dat ze in een CAF-zaak verzeild geraakt waren, van fraude verdacht waren en meer. Doordat ze de op de zaak betrekking hebbende stukken niet hadden, waren ze dus kansloos.

Het is nog erger dat veel mensen niet weten dat ze de op de zaak betrekking hebbende stukken niet hebben, want ze weten niet wat de Belastingdienst weet. Dat laat ook precies zien waarom de (proces)houding van de Belastingdienst zo funest kan zijn.

Het lid Omtzigt leest in de brief3 dat het bereik van artikel 8:42 AWB nader moet worden ingevuld en dat daartoe binnen de Belastingdienst themadagen worden georganiseerd en evaluaties worden opgesteld. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat de uitkomsten van deze themadagen en evaluaties zorgvuldig worden vastgelegd en kenbaar worden gemaakt, zodat ook de belastingplichtigen weten wat het bereik van dit artikel is?

Kan hij aangeven welke conclusies tot nu toe getrokken zijn in die gesprekken en kan hij deze publiceren?

De inspecteur-generaal van de Belastingdienst geeft in zijn brief die als bijlage van de brief4 is gevoegd aan dat de Belastingdienst hecht aan rechtsbescherming en dat hij op de hoogte is van het ontbreken van relevante informatie voor de rechter. Het lid Omtzigt constateert dat de inspecteur-generaal zelfs stelt dat als dat verschaffen van informatie niet goed gaat, dat het fundamenteel beginsel van het procesrecht wordt geraakt. Het lid Omtzigt onderschrijft dit standpunt volledig.

De inspecteur-generaal heeft de landelijke werkinstructie van de Belastingdienst voor het verstrekken van relevante stukken aan de rechter opgevraagd en zal gaan toetsen hoe deze werkinstructie binnen de Belastingdienst wordt gevolgd. Het lid Omtzigt vraagt of deze werkinstructie ook aan de Kamer verstrekt kan worden. Bovendien vraagt hij zich af of dat onderzoek niet beter buiten de Belastingdienst geplaatst zou kunnen worden omdat zo de onafhankelijkheid en objectiviteit beter geborgd wordt.

Het lid Omtzigt verzoekt de regering vooruitlopend op het openbaar maken van de werkinstructie alvast aan te geven of het volgende ondertussen wel al tot de werkinstructies behoort: als iemand in de FSV stond, wordt dan automatisch het hele FSV-dossier als op de zaak betrekking hebbend beschouwd, ook als die persoon niet expliciet naar het FSV dossier vraagt? Kan de regering aangeven welke stukken het FSV-dossier dan bevat? Graag een reactie hierop.

Zorgelijk vindt het lid Omtzigt het dat slechts 25 procent van de uitspraken in hoger beroepszaken gepubliceerd wordt en de andere 75 procent niet. Er is al lang een belofte van het kabinet om ervoor te zorgen dat rechterlijke uitspraken gepubliceerd worden. Voor een burger die een geschil heeft met de Belastingdienst is dit zeer nadelig want hij kent niet alle jurisprudentie, terwijl de Belastingdienst wel op de hoogte is van alle jurisprudentie en dus ook op de voor de Belastingdienst gunstige jurisprudentie kan wijzen. Kan het kabinet uitleggen waarom het kabinet het maar niet lukt om deze belofte gestand te doen?

Het lid Omtzigt leest dat van de hoger beroepszaken 25 procent gepubliceerd wordt, maar hij vermoedt dat dit percentage in de praktijk aanzienlijk lager is bij beroepszaken. Hij verzoekt daarom het kabinet aan te geven in hoeveel beroepszaken er in 2022 een uitspraak is gedaan door de rechter en in hoeveel beroepszaken die uitspraak ook daadwerkelijk gepubliceerd is (in belastingzaken).

Het lid Omtzigt leest dat in de centrale beroepenadministratie niet wordt bijgehouden wat de geschilpunten zijn. Hij is echter geïnteresseerd in wat in de uitspraken de geschilpunten zijn waarover een uitspraak heeft plaatsgevonden. Kan het kabinet daar iets over zeggen?

Het kabinet houdt die beroepenadministratie echt niet bij om het later niet te kunnen gebruiken. Dus heeft het kabinet een database van de uitspraken of niet en welke velden zitten er in die database zo vraag het lid Omtzigt.

En dan zijn er nog de zaken die geschikt worden voordat de uitspraak is gedaan. Dat gebeurde bij toeslagenzaken nogal vaak wanneer de Belastingdienst besefte dat zij zouden verliezen. Zo wist de Belastingdienst te voorkomen dat er jurisprudentie zou ontstaan. Zo is het lid Omtzigt niet vergeten dat de Belastingdienst in 4.000 zaken geschikt heeft, meestal vlak voor de zitting5. Dat waren de zaken waarin ouders zo duidelijk gelijk hadden, dat de dienst niet doorzette.

Ofwel weinig uitspraken tegen de Belastingdienst betekende niet dat de burger geen gelijk had.

Kan het kabinet aangeven in hoeveel beroepszaken er geschikt is voor de uitspraak in 2022? Kan het kabinet aangeven op basis waarvan dat gebeurd is?

Wat is het aantal beroepszaken op basis van artikel 8:42 AWB?

Op basis van het veronderstelde aantal gepubliceerde beroepszaken komt de Staatssecretaris tot de conclusie dat maar in 45 beroepszaken sprake is van een geschil over artikel 8:42 AWB. Het lid Omtzigt twijfelt of hier geen misrekening wordt gemaakt. Kan het kabinet op basis van het daadwerkelijke aantal gepubliceerde uitspraken een nieuwe schatting maken van het aantal zaken waarin artikel 8:42 AWB in het geding is, inclusief dus de niet gepubliceerde uitspraken en de geschikte zaken?

Tot slot vraagt het lid Omtzigt of het kabinet bereid is, om na de beantwoording van al deze vragen, opnieuw aan te geven of zij denkt dat het achterhouden van stukken een uitzondering is bij de Belastingdienst? Graag een uitgebreide reactie hierop.


X Noot
1

Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht (NTFR), NTFR 2023/315 – IBTD toetst de werkinstructie van de Belastingdienst voor het verstrekken van relevante stukken aan de rechter, https://www.ndfr.nl/content/p1–652463.

X Noot
2

Antwoord op vragen van het lid Omtzigt over het bericht «Fiscus blijft informatie achterhouden in rechtszaken om kinderopvangtoeslag» 2018Z16328

X Noot
3

Kamerstuk 31 066, nr. 1169

X Noot
4

Kamerstuk 31 066, nr. 1168

X Noot
5

Kamerstuk 31 066, nr. 550

Naar boven